De grote ontgroening Basis van het zeeleven ruim 40 procent afgekalfd Noorderlicht.vpro.nl, aug 2010 De afgelopen eeuw zijn de oceanen drastisch veranderd. Zonder dat iemand het merkte is het water veel minder groen geworden, wat erop wijst dat het hele ecosysteem sterk is verarmd. Waarschijnlijk is opwarming van het zeewater de belangrijkste oorzaak. Het water in de meeste oceanen wordt steeds helderder. Voor een leek klinkt dat misschien als goed nieuws, maar in werkelijkheid is het een zich voltrekkende ramp. Het betekent dat er minder fytoplankton is. En die minuscule plantjes zijn de voedselbron waarvan vrijwel al het leven in zee afhankelijk is. Een drietal oceaanonderzoekers komt in Nature met schokkende cijfers. Minstens 40 procent van het plantaardige plankton is sinds 1950 verdwenen en waarschijnlijk zelfs meer. Eigenlijk is het vreemd dat Boris Worm, Daniel Boyce en Marlon Lewis van de universiteit van Dalhousie (Canada) de eersten zijn die zoiets belangrijks boven water weten te krijgen. Misschien omdat het zo’n lastige klus was. Worm: ‘De meeste oceanografen kijken vooral naar satellietbeelden, die direct duidelijkheid geven. Mooi, alleen meten satellieten pas sinds 1979 hoeveel fytoplankton er is, en geven ze pas vanaf 1997 een echt gedetailleerd beeld van de toestand. Hun metingen leken op een daling te wijzen, maar de periode is te kort om daar zeker van te zijn. Dus hebben wij gegevens over de tijd daarvoor bij elkaar gezocht. Dat, en vooral de statistische bewerking daarvan, kostte in totaal drie jaar. Maar nu hebben we dan ook een veel completer beeld.’ Een prachtalg. Daar zijn er dus minder van, nu. (Foto Harry Taylor / Nikon Small World) Algenbloei in de oceaan ten westen van Europa. (Foto NASA Earth Observatory Collection) Cellen zoals deze tellen hoeft niet als je wilt weten hoeveel plantaardig plankton er in de oceaan zit. Je kunt gewoon meten hoe troebel het water is. Dit zijn verschillende soorten diatomeeën, eencellige algen. (Foto Karl Bruun, Nostoca Algae Laboratory / Nikon Small World) Zou het bijna uitroeien van de walvissen ook iets met de teloorgang van het fytoplankton te maken kunnen hebben? Het zuurstofgehalte van de lucht daalt langzaam. Heeft het groene plankton daar de hand in? Diatomeeën, vastgelegd door Wim van Egmond. Nog zo'n prachtportret door Wim van Egmond: de alg Coscinodiscus consinnus. Het belangrijkste meetinstrument waarop Worm en zijn collega’s hun conclusies baseren, is doodsimpel: een witte schijf aan een touwtje, de zogenoemde Secchi-schijf. Laat die in het water zakken, meet de diepte waarop je ‘m nog net kunt zien en je hebt een maat voor de helderheid van het water. Dit soort eenvoudige metingen is sinds het einde van de negentiende eeuw overal ter wereld gedaan. Op open zee is de uitkomst daarvan sterk verbonden aan de hoeveelheid fytoplankton in de bovenste 25 meter water. Het drietal onderzoekers combineerde zulke meetresultaten met directe metingen van de hoeveelheid groene kleurstof in het water, die in 1900 voor het eerst gedaan zijn. In totaal verwerkte het team bijna een half miljoen waarnemingen. Schokkende uitslag De uitslag was ook voor hen een schok. ‘We vonden een opvallend sterke, wereldwijde achteruitgang die minstens 50, en waarschijnlijk al 100 jaar gaande is,’ vertelt Worm. ‘Acht van de tien oceaanregio’s lieten die achteruitgang zien. Van de omvang in de eerste helft van de eeuw zijn we niet zo zeker, omdat daarvan te weinig waarnemingen zijn, maar vanaf 1950 bedraagt die zeker 40 procent. Alleen in de Indische Oceaan nam de hoeveelheid fytoplankton juist toe.’ Over de oorzaken van de grootschalige achteruitgang is wel iets zinnigs te zeggen. Al is niet alles duidelijk, zegt Worm. ‘We vonden regionaal een duidelijk verband met opwarming van de bovenste waterlaag. En we menen ook te snappen waarom. In de oceaan heb je altijd verschillende waterlagen, waarvan de bovenste de warmste is. Hoe groter het temperatuurverschil is met de laag eronder, hoe slechter die twee lagen mengen. Daar gaat het mis, want de diepere waterlagen bevatten voedingsstoffen die het fytoplankton nodig heeft. Is er minder menging, dan zul je ook minder groen zien.’ Aan de polen gaat deze verklaring niet op, want daar is niet voedsel-, maar lichtgebrek de voornaamste rem op de groei van het groene plankton. Toch zijn de minuscule plantjes ook daar in de problemen – al is het aantal waarnemingen van de Zuidpoolregio wat magertjes. Toegenomen wind zou een oorzaak kunnen zijn, zegt Worm, omdat de waterlagen daardoor sterker mengen. ‘Dat is aan de polen ongunstig voor het plankton, omdat het in de diepte minder licht opvangt.’ In de Indische Oceaan ging het ook harder waaien, wat daar juist zou kunnen verklaren dat het water groener werd. Weggevangen walvissen Zou het wegvangen van bijna alle walvissen er ook iets mee te maken kunnen hebben? Voor 1950 wemelde het rond de polen van de zeezoogdieren, en de rondzwemmende kreeftachtigen die zij aten, leefden vooral van fytoplankton. Nu zijn er nauwelijks walvissen meer, dus vreet dit krill misschien meer groen weg. ‘Ja, die suggestie hebben meer mensen gedaan,’ reageert Worm. ‘Het is ook iets waarin we vanaf het begin geïnteresseerd waren: welke effecten hebben de walvisvaart en de visserij gehad op de groenheid van de oceanen? Jammer genoeg is het nog niet gelukt de nodige gegevens bij elkaar te krijgen. Dat wordt ons volgende project.’ Als ver 40 procent minder groenvoer in de oceaan is, wil dat dan ook zeggen dat de rest van het oceaanleven 40 procent achteruit is gegaan? Dat staat volgens Worm nog niet vast. ‘Het is mogelijk dat de omloopsnelheid hoger is geworden door de opwarming. We weten dat kleine zeediertjes actiever worden bij warmte, en dat zou kunnen betekenen dat het fytoplankton sneller wordt opgegeten. In dat geval zijn de effecten voor de rest van het voedselweb kleiner, omdat de productie van het fytoplankton op peil blijft.’ Nog een laatste vraag. Hoe zit het met zuurstof? Minder groen in de oceaan betekent minder zuurstofproductie, terwijl oceanen geacht worden ongeveer de helft daarvan voor hun rekening te nemen. Heeft dat gevolgen voor onze lucht? ‘Er is de laatste decennia een langzame, maar significante daling van het zuurstofgehalte in de oceanen en in de atmosfeer zichtbaar,’ antwoordt de zeeonderzoeker. ‘Die wordt vooral toegeschreven aan het verbranden van fossiele brandstoffen. Maar de achteruitgang van het fytoplankton zou er ook een rol bij kunnen spelen.’