Voortgangsrapportage 2016 Fieldlab Oost

advertisement
Voortgangsrapportage 2016 FLO – CL Dapperbuurt
Eltje Bos, Aafke Brinkhuijsen, , Eveline Huijghe, Pieter van Vliet
3 November 2016
1
Inhoudsopgave
Inleiding................................................................................................................................................... 4
1.
De start ............................................................................................................................................ 5
Onderzoeksopzet ................................................................................................................................. 6
De Dapperbuurt als onderzoeksgebied ............................................................................................... 8
Studenten betrekken ........................................................................................................................... 8
Opvolging n.a.v. eerste onderzoeksresultaten..................................................................................... 9
2. De Dapperbuurt ................................................................................................................................ 10
Cijfers en positionering...................................................................................................................... 10
Bewonersinitiatieven ......................................................................................................................... 12
3. Fieldlab Oost: samenwerking tussen HvA en Amsterdam-Oost ..................................................... 16
Illustratie: de Dappermarkt ............................................................................................................... 16
4. De kleinere cases .............................................................................................................................. 18
De Sinterklaasoptocht ....................................................................................................................... 18
Buurtrestaurant De Gooijer ............................................................................................................... 18
Commelinstraat ................................................................................................................................. 19
5. De grotere cases ................................................................................................................................ 21
De Dapperschool ............................................................................................................................... 21
Gezond gewicht ................................................................................................................................. 22
6. Handelen: Improvisatie .................................................................................................................... 24
7. En nu verder ...................................................................................................................................... 25
Onderzoek ......................................................................................................................................... 25
Co-creatie .......................................................................................................................................... 25
Rollen ................................................................................................................................................. 26
Processen........................................................................................................................................... 26
Rol en betrokkenheid van studenten ................................................................................................ 26
Vooruitblik ......................................................................................................................................... 26
Bronvermelding .................................................................................................................................... 29
2
3
Inleiding
Fieldlabs zijn unieke experimenteeromgevingen voor onderzoek en kennisontwikkeling (HvA,
2016).
“Fieldlab Oost biedt een experimenteeromgeving om met praktijkgericht onderzoek nieuwe
concrete oplossingen, acties en samenwerkingsvormen te ontdekken voor maatschappelijke
vraagstukken in de buurt.”
Met deze zin in ons achterhoofd zijn we vanuit het lectoraat Culturele en Sociale Dynamiek in
september 2015 gestart met het project ‘Collaborative Learning in Wijkontwikkeling’ in de
Dapperbuurt, met bewoners, gebiedsmakelaars, andere sleutelfiguren in de buurt en studenten.
We zijn nu ruim een jaar verder én wijzer. Niet alleen het project, maar ook de samenwerking met
alle betrokkenen vanuit onder andere de HvA en stadsdeel zijn een proces van gezamenlijk
leren. Het levert enerzijds nieuwe inzichten op en anderzijds brengt het niet meteen zichtbare
dilemma’s in beeld, die wijkontwikkeling met zich mee brengt. Het benadrukt hoe belangrijk het is
om de ruimte te krijgen om te kunnen experimenteren. Het doen van experimenten vraagt om
ruimte voor onzekere uitkomsten en een zekere beschutting tegen het afrekenen op prestaties.
Tegelijkertijd wordt dit vaak bemoeilijkt door gerichtheid op korte termijn prestaties. Experimenten
vragen tijd, maar dat staat op gespannen voet met politiek die zekerheid wil, zelf wil sturen en
snelle en aantoonbare resultaten wil zien. Zo ontstaat een spanning tussen snelheid van het
bereiken van doelen en de aantoonbaarheid van de resultaten. Belangrijk is te accepteren dat
experimenten (per definitie) mogen mislukken.” (Van der Steen, Scherpenisse, Hajer, Van
Gerwen en Kruitwegen, 2014, pag 58)
In deze publicatie worden de bevindingen op inhoudsniveau (aan de hand van cases) en op
procesniveau (percepties, rollen en ervaringen) beschreven en geanalyseerd. Na een jaar
onderzoek doen en experimenteren zijn er eerste bevindingen met betrekking tot de
communicatie en samenwerking tussen de verschillende actoren (lokale overheid, bewoners,
sociale instellingen, ondernemers) in de Dapperbuurt, mogelijke verschuivingen in
verantwoordelijkheid (eigenaarschap) en kansen en dilemma’s voor de toekomst. “Zo is er dus in
de verhouding tussen overheid en samenleving niet alleen een verschuiving van het zwaartepunt,
maar ook een verschuiving van het initiatief. Waar voorheen werd gesproken van
burgerparticipatie, kan nu beter gesproken worden van overheidsparticipatie. Het gaat niet over
optimale benutting van de energie van de overheid, maar om het benutten, aanboren en
aanjagen van de energie in de samenleving voor het bereiken van maatschappelijke doelen en
publieke waarde”. (Van der Steen, Scherpenisse, Hajer, Van Gerwen en Kruitwegen, 2014, Pag.
7).
In het laatste gedeelte van deze voortgangsrapportage komen deze onderdelen samen en wordt
de visie bepaald voor aankomend jaar.
4
1. De start
We zijn van start gegaan met een ambitieus plan. Doel van het onderzoek was om door middel
van het creëren van (en experimenteren met) een leeromgeving kennis, inzicht, digitale tools en
andere handreikingen te bieden aan bewoners, professionals en de overheid, om zodoende
samenwerking in hun netwerk vorm te geven. Daarnaast wilden we kijken of die samenwerking
verbeterd kan worden.
Het onderzoeksproject is geformuleerd in de context van de veranderingen in de samenleving die
zich voltrekken in Nederland, net als andere westerse landen. Als gevolg van de digitale
revolutie, worden we steeds meer een netwerksamenleving (Castells, 2000, 2014). Dat betekent
dat in de relatie van de overheid met burgers een top-down ordening plaats maakt voor een
ordening met meer ruimte voor bottom-up initiatieven en meer losse verbanden. Daarnaast zorgt
de virtuele en fysieke mobiliteit van mensen dat de werelden van mensen, die hier als gevolg van
immigratie zijn komen wonen ook meeleven in de omgeving waar ze nu leven. Dit verschijnsel
wordt aangeduid als glokalisering (Robertson 1994). In Nederland spelen zich bovendien, ook als
gevolg van de veranderingen in de arrangementen van de welvaartstaat, drie transities af: een
van staat naar markt, een van taken en bevoegdheden van centrale overheid naar lokale
overheid en een verschuiving van taken van overheden naar burgers.
In “Leren door doen”, een essay over Overheidsparticipatie in een energieke samenleving (vd
Steen-red- NSOB, 2014) wordt deze relatie als volgt voorgesteld:
Figuur 1 brengt de beweging in de productie van publieke waarde in beeld. Van bovenaf spelen
privatisering en burgerparticipatie, van onderaf actief burgerschap en sociaal ondernemerschap.
5
Onderzoeksopzet
De opzet was om te werken met bestaande bewonersinitiatieven. Het was de bedoeling om
samen met het stadsdeel en met instemming van bewoners een leeromgeving te kiezen.
Voorafgaand aan de interventies zouden we onderzoek doen naar handelingsperspectieven van
betrokkenen. Ook de manier waarop en de mate waarin dat tot daadwerkelijk handelen leidt zou
worden onderzocht. Na de interventies zouden we dit herhalen. Op basis van de uitkomsten
daarvan en van de ervaringen van de betrokkenen zouden we beschrijven wat er gebeurd was
en wat er al dan niet veranderd zou zijn. Dit zouden we beschrijven op het niveau van de
inrichting van het proces, en op het niveau van het effect van gezamenlijk geformuleerde en
uitgevoerde interventies voor het collectief en voor de (groepen) van actoren.
Concreet waren de onderzoeksvragen:
- Hoe kunnen burgers/bewoners het eigenaarschap over hun fysieke en sociale omgeving
vergroten en daarmee publieke waarden creëren?
- Wat kunnen processen van collaboratief leren daaraan bijdragen?
De deelvragen voor de te onderzoeken initiatieven luidden:
Hoe ontwikkelen deze samenwerkingsverbanden zich als het gaat om gedeeld
eigenaarschap en het individueel-en groepsempowerment dat daarvoor nodig is.
En meer specifiek:
Wat zijn de handelingsperspectieven en feitelijke handelingen van de betrokkenen aan
het begin van ons onderzoek, en hoe zijn die na een periode van collaboratief leren?
-
Wat zijn de kansen en knelpunten voor elk van die actoren aan het begin van het
onderzoek en gedurende en na een periode van collaboratief leren?
Nadat een uitvoerig onderzoeksplan was geschreven en nadat dit plan door een groot aantal
interne en externe commissies was bekeken en aangepast (inclusief duidelijke deliverables) en
uiteindelijk goed bevonden was, zijn we van start gegaan.
De opzet van het fieldlab was dat de financiering, van in totaal €100.000,- er als volgt uit zou
zien: 25% vanuit project Urban Management (UM), 25% door het betrokken stadsdeel, 25% door
de betrokken lectoraten en de overige 25% zou door de lector nader worden geworven.
6
7
Aan de slag
In de praktijk bleek dat we met deels verwachte ingewikkeldheden en verrassingen te maken
kregen. Dit waren verrassingen bij het stadsdeel, bij onze eigen organisatie, in ons
onderzoeksteam en in de communicatie tussen stadsdeel en HvA. Binnen het onderzoeksteam
vanuit het lectoraat hadden we te kampen met ziekte, waardoor de onderzoeksleider vervangen
moest worden.
Allereerst bleek het niet eenvoudig om tot de keuze van de te onderzoeken initiatieven te komen.
Binnen het stadsdeel speelde zich tijdens deze periode een grote reorganisatie af, mede als
gevolg van het invoeren van het gebiedsgericht werken. Aanvankelijk kregen wij met steeds
wisselende ambtenaren te maken, die - afkomstig van verschillende afdelingen- het niet altijd
eens waren. In een belangrijke ontmoeting met de gebiedsmanager werd er vanuit het stadsdeel
op aangedrongen om ook projecten te betrekken waarvan het initiatief bij de overheid lag en
waarbij de betrokkenheid van bewoners onontbeerlijk is. Vanuit deze bijeenkomst volgden nog
een aantal sessies met betrokken ambtenaren. Uiteindelijk hebben wij een voorstel geformuleerd
en heeft het stadsdeel, na het aanbrengen van wijzigingen, ermee ingestemd. Dit alles heeft veel
vertraging en onduidelijkheid opgeleverd. Inmiddels zijn de contacten en aanspreekpunten veel
stabieler. Het iteratieve karakter van het onderzoek, gekenmerkt door het constant reflecteren op
de gang van zaken binnen het onderzoek, het in dialoog blijven met verscheidene betrokkenen
en het continu bijschaven van het onderzoek, maken dat er gevoelens van vertraging en
onduidelijkheid ontstaan, terwijl deze met name kenmerkend zijn voor het doen van een
praktijkgericht onderzoek (Migchelbrink, 2006).
De eerste selectie te onderzoeken cases bestond uit:
1. Bewonersinitiatieven
2. De Dapperschool
3. Gezond gewicht (implementatie)
Bij het formuleren van deze cases hebben een aantal ontwikkelingen en overwegingen gespeeld
met betrekking tot de keuze voor het onderzoeksgebied, het betrekken van studenten bij het
uitvoeren van het onderzoek en de manier waarop er vanuit het lectoraat invulling gegeven wordt
aan de op de eerste opgedane onderzoeksresultaten volgende vervolgstappen.
De Dapperbuurt als onderzoeksgebied
Het stadsdeel heeft aanvankelijk aangegeven voorkeur te hebben voor de Dapperbuurt als
onderzoeksgebied. In vergelijking met andere buurten in Amsterdam Oost (Transvaal-, Indische
Buurt) is er in de Dapperbuurt minder duidelijk sprake van bewonersinitiatieven en er zijn ook
geen duidelijk aanspreekbare partijen vanuit de bewoners om mee samen te werken. Er zijn in de
Dapperbuurt weinig bewonersinitiatieven met een wat langere adem. Dat heeft het opzetten en
uitvoeren van ons aanvankelijke onderzoeksplan ingewikkeld gemaakt. Door het leggen van de
focus op deze buurt gaat het onderzoek niet in de eerste plaats over bewonersinitiatieven, maar
meer over het versterken van krachten in de buurt door samenwerking met bewoners, overheid
en professionals. Dat werd versterkt door het verzoek van het stadsdeel om ons ook bezig te
houden met initiatieven waar bewoners een belangrijke rol in spelen, maar die door het stadsdeel
gestart zijn.
Studenten betrekken
Daarbij kwam dat wij, nog voor wij echt begonnen waren, vanuit de HvA gevraagd werden om
minorstudenten een plek te geven in het onderzoek. Dat was ingewikkeld en tegelijkertijd de
sleutel tot een deel van de aanpak. In overleg met de gebiedsmakelaar hebben de studenten een
onderwerp ter bestudering gekozen: de sinterklaasoptocht. De wederwaardigheden daarvan zijn
hieronder beschreven. Het werken met de minorstudenten bracht aan het licht dat de eisen die
aan de minor worden gesteld niet altijd op één lijn liggen met wat er voor dit onderzoek nodig is.
Bovendien bleek dat de studenten in hun observaties nog wel eens belangrijke zaken misten. Dat
is hen niet direct aan te rekenen, ervaren onderzoekers zien nu eenmaal (meestal) meer dan
8
studenten. De vraag rees hoe wij minorstudenten op zo’n manier kunnen begeleiden dat hun
bevindingen ten goede komen aan het fieldlabonderzoek.
Opvolging n.a.v. eerste onderzoeksresultaten
Na soortgelijke ervaringen met onderzoek van minor studenten bij buurtrestaurant de Gooijer en
de Commelinstraat hebben we daarvoor een elegante oplossing gevonden. De keuze van het
project gebeurt samen met de gebiedsmakelaar, het onderzoeksteam en de leiding van de minor,
de studenten leveren een resultaat conform de voorwaarden van de minor en wij kijken of die
bevindingen aanleiding geven om verder onderzoek te doen, zoals dat in ons voorstel
geformuleerd is. Dit gebeurt momenteel binnen het kader van de verdieping van de buurtfunctie
van de Gooijer. In de begeleiding van de minorstudenten wordt hen geleerd hoe en waarnaar zij
moeten kijken.
De Dapperschool; De rol van de school in de buurt is een belangrijk issue voor het stadsdeel, dat
geen directe zeggenschap heeft over de school, maar wel belang heeft bij een florerende school
waar mensen elkaar ontmoeten en allerlei initiatieven georganiseerd kunnen worden.
Gezond Gewicht is een groot meerjarig stedelijk programma dat raakt aan verschillende
landelijke beleidsprogramma's Het stadsdeel is benieuwd hoe het programma gestalte krijgt in de
Dapperbuurt, wat de bewoners ervan vinden en hoe de implementatie eventueel versterkt kan
worden.
9
2. De Dapperbuurt
Cijfers en positionering
De Dapperbuurt is een van de buurten in Oud-Oost. De Dapperbuurt grenst aan de Indische
Buurt en vertoont daar ook overeenkomsten mee. Er zijn veel woningen met een lage huurprijs
en er is sprake van armoede in de buurt. De Dapperbuurt is een gemengde buurt, waarin veel
gezinnen met een lager inkomen maar ook studenten en jongeren zich huisvesten. In de jaren
’80 is er veel stadsvernieuwing geweest. Er staan relatief veel middelgrote sociale huurwoningen,
die goed worden gewaardeerd. De Dappermarkt is een dagelijkse markt, die als trekpleister werkt
voor mensen uit de wijdere omgeving (Gebiedsanalyse 2015, 2016). In onderstaande box gaan
we dieper in op een aantal maatschappelijke kenmerken.
Veiligheid
Hoewel de objectieve veiligheid is toegenomen (tussen 2003-2013), ligt het in Oud-Oost nog relatief hoog in
vergelijking met de andere gebieden in Oost. De Dapperbuurt heeft het laagste cijfer van Oost op de
Veiligheidsindex 2015 (Veiligheidsindex, 2015). Specifiek voor de Dapperbuurt worden nog relatief veel
misdrijven gepleegd (gerapporteerd slachtofferschap), is er veel overlast van jongeren (21%) en
drugsproblematiek (20%). Prioriteit in de overlastaanpak hebben het worden lastiggevallen op straat en
dronken mensen op straat (Prio’s overlastaanpak 31 buurten Oost, …). Men voelt zich ook vaker onveilig in de
buurt (subjectieve veiligheid) ten opzichte van het gemiddelde van Oud-Oost (Gemeente Amsterdam, OI&S,
2014, Bewoners over hun buurt in Oost).
Jongeren
Jongeren hebben relatief vaak een achterstandspositie en hebben te maken met schooluitval, een tekort aan
stageplaatsen en perspectief op betaald werk. Ook laat een aanzienlijk aantal jongeren zich in met
criminaliteit.
Economie, dienstverlening en gezondheid
Terwijl Oud-Oost zich gemiddeld op economisch gebied positief ontwikkelt, wordt duidelijk dat met de
ontwikkeling van Oostpoort de Eerste van Swindenstraat in de Dapperbuurt achter lijkt te blijven. Met
betrekking tot de sociaal-economische positie zijn er daarnaast meer huishoudens met een
minimuminkomen, in vergelijking met de rest van Amsterdam.
Gemiddeld wordt er in Oud- Oost door 45% van de huishoudens gebruik gemaakt van minstens één regeling
(bv. op het gebied van werk of zorg). In de Dapperbuurt stapelen de regelingen zich relatief veel op. Ten slotte
komt in de Dapperbuurt overgewicht vaker voor (29%) dan andere buurten, zoals de Weesperzijde en
Oosterparkbuurt (17%) (Gebiedsanalyse 2016).
Leefbaarheid en sociale kwaliteit
Opvallend is dat, vergeleken met andere buurten in Oost, buurtbewoners aangeven relatief weinig andere
buurtbewoners te kennen, 22 % (tov 35% in heel Oost). De score op sociale kwaliteit ligt lager dan in de rest
van Oost en Amsterdam (Gemeente Amsterdam, OI&S, 2014, Bewoners over hun buurt in Oost).
10
In een interview met een bewoner van de Dapperbuurt werd duidelijk dat de Dappermarkt zowel
als spil en als breukvlak kan worden gezien. Als het markt is gebeurt er veel, trekt het mensen
aan en bewoners zijn er trots op. Maar op andere momenten is het een kale straat en juist door
de Dappermarkt kan er weinig worden gedaan met de straat. Het straatpatroon bestaat uit
woonstraten die haaks op de Dapperstraat liggen, met als gevolg dat de straten als het ware
gesplitst worden door de Dappermarkt.
11
Portret Dorette Evers
Dorette Evers is een zeer actieve bewoonster in de Dapperbuurt. Zij is betrokken bij
verschillende projecten en vindt haar drijfveren in dat iedereen er mag zijn en dat de
Dapperbuurt meer één buurt wordt: veiligheid, buurtgevoel en betrokkenheid bij elkaar. Zij
heeft verschillende projecten opgezet, zoals het maken van ‘silhouetten van buurtbewoners’.
Dit is een kunstproject om meer verbinding onderling te creëren. Daarnaast ook de Buurtuin,
de Natuurkaart, een brandnetelproject om textiel van te maken en het Kunsthek, waar
kunstenaars kunnen exposeren. Ze vertelt dat elke straat eigen kenmerken heeft en dat ze
door de projecten buurtbewoners op een andere manier naar hun buurt wil laten kijken. Ze
heeft dan ook een fotocursus georganiseerd om meer bewustzijn te creëren. Nu gaat ze haar
betrokkenheid op een lager pitje zetten, omdat het te veel is geworden, door logge processen
het veel energie kost (zoals voor 1 project drie aanvragen schrijven en verslag, omdat het uit
verschillende potjes komt) en ze alleen vrijwilligerswerk doet (financiering krijgt ze alleen voor
onkosten). Ze geeft aan dat organisaties zoals de gemeente en welzijn wel graag willen,
betrokken zijn, verbindingen leggen en meedenken, maar ook log zijn (mbt vergunningen en
aanvragen) en er organisatorisch niet altijd klaar voor zijn (bv. bij het brandnetelproject werd
telkens het stukje grond gemaaid, terwijl was afgesproken dat dit zou blijven staan). In een
overleg met veel professionals zijn de verhouding niet altijd recht (als enige bewoonster) en
daarnaast mist ze een sparringpartner. Ze geeft aan dat het belangrijk is dat er geld blijft voor
bewonersinitiatieven want het is goed voor de buurt en ondanks het vele werk krijg je er ook
enthousiaste buren, een veiliger gevoel en nieuwe contacten voor terug.
Bewonersinitiatieven
In de Dapperbuurt gebeurt veel, alleen is het niet altijd zichtbaar, aldus een actieve bewoonster.
Het onderzoek van minorstudenten bevestigt dat er veel gebeurt met betrekking tot
bewonersinitiatieven. Zij hebben een overzicht gemaakt van 28 bewonersinitiatieven in de
Dapperbuurt, weergegeven in een Sociale Kaart. De kaart is te bereiken via
12
www.google.nl/mymaps Inloggen met naam: [email protected] en wachtwoord:
socialekaartdapperbuurt!
De volgende bewonersinitiatieven zijn weergegeven:
Dapperbloesems,
Kunsthek,
Vrouwenruimte de Kat,
Dapper natuurlijk,
Geheugen van Oost,
Bewonerscommissie de Roomtuintjes,
Facebookgroep Domselaerstraat,
Post Oost,
Wensplein,
Natuurspeeltuin,
Het Karel Appel huis,
Schaakbord Tropenmuseum,
13
-
Dynamo,
Interlinguals,
Dappertuin,
Sport- en Ontspanningsvereniging Pontania,
Kids van Amsterdam Oost,
Academie van de Stad,
Facebookgroep Commelinstraat,
De Commelinstraat beheergroep,
HeartlinQ,
Reinwardtstraat Oase,
OBS De Dapper,
De Gooyer: Buurtrestaurant,
Nieuwland,
Club Junior Dapper,
Domselaerstraat groen beheergroep,
Jungle Amsterdam (voorheen Muiderpoorttheater).
Door op het icoontje te klikken wordt er meer informatie zichtbaar, zie onderstaand
voorbeeld:
14
Het geeft een beeld van de mogelijkheden van een digitale sociale kaart (DSK). Het doel van een
dergelijk project is het maken en onderhouden van een toegankelijk instrument, waarin alle
kennis en informatie over alle activiteiten in de Dapperbuurt gedeeld kan worden door
betrokkenen. Voorwaarde is wel dat de DSK up-to date blijft en regelmatig bijgehouden en
uitgebreid wordt. Binnen een jaar zijn er immers al veranderingen zichtbaar. Het actueel houden
van de DSK vereist continuïteit in de organisatie en beheer ervan.
In het fieldlab Nieuw west is een professionelere versie van een DSK ontwikkeld:
http://maps.amsterdam.nl/hva_fieldlab_nw/
We gaan bekijken waar de gegevens van het prototype sociale kaart Dapperbuurt ondergebracht
kunnen worden. Daarbij zal ook een organisatie- en beheermodel ontwikkeld moeten worden om
de informatie actueel te houden en liefst zo ‘levend’ mogelijk. Dat wil zeggen dat hierin gegevens
worden opgenomen van zoveel mogelijk personen en hun kwaliteiten. Een uitgebreide en
‘levende’ digitale sociale kaart kan een nuttige tool zijn om mensen met elkaar in verbinding te
brengen die iets met en in de buurt willen ondernemen. Momenteel wordt er gedacht aan
samenwerking met de Academie van de Stad en de pas opgerichte Buurtbalie in de Dapperbuurt.
Zij hebben het voornemen om een digitale sociale kaart te ontwikkelen, waarbij de door de
minorstudenten gegenereerde data als startpunt. In analogie van de website www.halloijburg.nl is
nu ook de website www.onsgebied.nl gestart, waarbinnen wellicht mogelijkheden gezocht kunnen
worden om voor actualiteit en praktische toepasbaarheid te zorgen.
Portret Stephany van Veen
In de Dapperbuurt kun je het zomaar treffen dat je Stephany van Veen tegenkomt. Stephany is
gebiedsmakelaar in de buurt, wat inhoudt dat zij voor de Gemeente de oren en ogen is van
Stadsdeel Oost, en daarmee de schakel tussen bewoners en gemeente. Daar waar een
traditionele ambtenaar voorheen met name binnen de muren van het stadsdeelkantoor te
vinden was, tref je Stephany vooral vaak in de buurt. Door aanwezig te zijn bij evenementen
die belangrijk zijn voor de buurtbewoners, maakt Stephany het mogelijk om goed op de hoogte
te zijn van het wel en wee van de buurt. Het achterliggende idee dat hieraan ten grondslag ligt
is dat de gemeente het eigen initiatief van bewoners moet gaan faciliteren, in plaats van te
sturen, zoals tot kort geleden meer het geval was. De recent georganiseerde
Dappertiendaagse is hier een goed voorbeeld van: ter voorbereiding op het formuleren van het
Gebiedsplan 2017 organiseerde Stephany gedurende tien dagen een aantal dialogen met
buurtbewoners. Hierdoor konden bewoners meedenken aan de plannen voor volgend jaar en
kan het stadsdeel haar plannen baseren op de wensen van de buurtbewoners. Naast deze
dialogen, die een officieel tintje hadden, is Stephany ook te vinden bij feestelijkheden die
buurtbewoners organiseren, bijvoorbeeld bij het straatfeest in de Commelinstraat. Stephany
geeft aan zich zo nu en dan te verbazen over de kracht van haar werkwijze: 'sommige mensen
kunnen het niet laten om te omhelzen als ze me bij hun activiteit zien.'
15
3. Fieldlab Oost: samenwerking tussen HvA en Amsterdam-Oost
Het stadsdeel/gebiedsmanagement richt zich op wijkontwikkeling: “het gaat om het versterken
van sociale veerkracht dat leidt tot meer zelf- en samenredzaamheid” (Jasper Boesveldt). In hun
vraag naar de bijdrage van het fieldlabonderzoek zoeken zij vooral naar manieren om hun beleid
meer succesvol te laten zijn en naar meer kennis van die aspecten van het buurtleven waar ze
weinig zicht of greep op hebben. De casus bij de Dapperschool is hier een voorbeeld van. De
gebiedsmakelaar(s) hebben wel een groot aantal kleine initiatieven in beeld, maar missen
zichtbare en sterke bewonersorganisaties die als gesprekspartners kunnen dienen. Tijdens de
Dappertiendaagse (16 – 27 september 2016) worden meningen en ideeën van bewoners
‘opgehaald’ tijdens een serie door het gebiedsmanagement georganiseerde bijeenkomsten. De
thema’s zijn vooraf door het Algemeen Bestuur van de bestuurscommissie vastgesteld en het
doel is om input te verzamelen voor het gebiedsplan 2017. Hieruit maken wij op dat de wijze
waarop betrokkenheid van bewoners wordt gerealiseerd, behoorlijk beleid gestuurd en top-down
georganiseerd is. Dit is gezien de geschiedenis van de relatie tussen burger en overheid niet
verwonderlijk. Het omschakelen naar een vraaggerichte manier van werken staat onder druk
door verschillende belemmeringen. “Woorden als participatie en coproductie zijn gemakkelijk
uitgesproken, maar om tot de kern ervan te komen is niet zo eenvoudig. Het zijn woorden die in
beleid eenvoudig opgeschreven zijn, maar daarmee nog niet vanzelf worden gerealiseerd. Eigen
kracht en meer eigen verantwoordelijkheid zijn niet direct te ‘implementeren’, er kan geen
programmabureau, regeling of wet voor gemaakt worden. Participatie is iets anders dan een van
bovenaf opgelegde activiteit, laat staan een uit huis geplaatste uitvoeringstaak. Participatie
ontstaat immers niet als de overheid zegt dat het moet, maar als mensen vinden dat het kan.”
(Van der Steen, Scherpenisse, Hajer, Van Gerwen en Kruitwegen, 2014, pag. 5)
Illustratie: de Dappermarkt
De Dappermarkt, die een belangrijk onderdeel van het alledaagse leven in de Dapperbuurt
representeert, wordt eerder als probleem gezien dan als een kans om de buurt levendig te
houden en de leefbaarheid van de buurt een impuls te geven. Dat komt voor een deel doordat de
markt de buurt in tweeën snijdt en dat het na sluitingstijd een rommelige en desolate indruk
maakt, die dan ’s avonds makkelijk het domein van drugsgebruikers en dealers kan worden. Dit
beeld wordt ons vanuit het stadsdeel regelmatig geschetst. Onze eerste indruk vanuit gesprekken
16
in de buurt, vooral gebaseerd op het contact met en in de Gooijer, is dat er ook veel positieve
kanten zijn aan het bestaan van de Dappermarkt: het draagt bij aan de levendigheid in de buurt
(in ieder geval overdag) en is ook een drager van een oude Amsterdamse buurtcultuur die op een
aantal plekken in de buurt voor ouderwetse Amsterdamse gezelligheid zorgt. De markt is in ieder
geval een plek waar meerdere culturen (oude Amsterdammers en nieuwkomers) elkaar
tegenkomen. Nader onderzoek is wenselijk om de positieve en negatieve aspecten van de markt
beter in beeld te krijgen en hoe buurtbewoners eigenlijk tegen de markt aankijken. Het is
interessant om verder uit te zoeken hoe verschillende ervaringen wat betreft kansen en nut naast
elkaar bestaan.
17
4. De kleinere cases
Studenten beginnen; onderzoekers gaan verder
De Sinterklaasoptocht
Studenten van de minor Inspirerend Leiderschap zijn op zoek gegaan naar een casus om
collaborative learning toe te passen en evalueren. Zij stelden zich ten doel om een bijdrage te
leveren aan het vergroten van de sociale cohesie in de Dapperbuurt. In het proces zijn duidelijke
stappen gezet: het in kaart brengen van de partijen in de buurt die van invloed zijn op de sociale
cohesie, een casus zoeken die raakt aan de samenwerking tussen deze partijen, het vervolgens
bedenken van een interventie en naar aanleiding van een Veranderplan het uitvoeren en
evalueren van deze interventie. Na vooronderzoek is er gekozen voor de Sinterklaasoptocht,
geïnspireerd door de goed bezochte optocht bij Sint Maarten. Er is samengewerkt met de
marktondernemers van de Dappermarkt (de organisatoren van de Sinterklaasoptocht), de
Dapperschool en ouders en kinderen van deze school, de gemeente en welzijnsorganisatie Accu.
Als interventie is gekozen voor het instuderen van een dansje met de kinderen van de
basisschool. Uiteindelijk zijn er bij de optocht geen kinderen en ouders op komen dagen. In het
rapport van de studenten staat het volgende: “Er waren geen kinderen en vrijwilligers aanwezig
om het dansje op de markt uit te voeren en het contact voor evaluatiemomenten met de
betrokken partijen verliep moeizaam. Het is niet gelukt om buurtbewoners genoeg te activeren en
een samenwerking die zou zorgen voor collaborative learning, is niet goed tot stand gebracht. Dit
is te wijten aan een korte tijdsplanning, negatieve externe invloeden zoals slecht weer en de
zwartepietendiscussie en een verkeerd beeld van de sociale cohesie op dit moment.” Vragen zijn
dan: ‘Waar hebben de bewoners behoeften aan?’ ‘Waarom is het wel druk bij Sint Maarten en
niet bij de Sinterklaasoptocht?’ ‘Wat zijn voorwaarden om een interventie goed te laten verlopen?’
De verzonden brief met de aankondiging van de uitvoering van het dansje bleek niet voldoende.
Dit roept de volgende vragen op: ‘Hoe is de samenwerking verlopen met de Dapperschool?’
‘Welke rol zou een welzijnsorganisatie als Accu hierin kunnen spelen?’ ‘Hoe komt het dat
samenwerking met de gemeente niet goed verloopt?’ ‘Welke rol spelen ouders als succesfactor
van deze interventie?’
Het is onduidelijk wat de Sinterklaasoptocht voor betekenis heeft in de buurt. Ook is het
onduidelijk hoe de verschillende partijen nu met elkaar samenwerken en wat ze nodig zouden
hebben om dit te verbeteren. Het onderzoek van de studenten kan gezien worden als
vooronderzoek, waarin een aantal punten aan bod zijn gekomen die vragen om verder
onderzoek.
Buurtrestaurant De Gooijer
Studenten van de minor Urban Management hebben voor hun opdracht onderzocht wie er bij het
buurtrestaurant in de De Gooijer komt. De Gooijer is onderdeel van Stichting Cordaan, gevestigd
in de Dapperbuurt te Amsterdam. In de Gooijer wonen zowel mensen met een licht verstandelijke
beperking als kwetsbare ouderen. In het kader van de inclusieve samenleving wil De Gooijer
haar buurtfunctie te versterken. Dit gebeurt onder andere door ‘het restaurant’ op dinsdagavond
open te stellen voor buurtbewoner. Dit gebeurt door vrijwilligers onder regie van Dynamo, een
Amsterdamse organisatie voor opbouwwerk. De minorstudenten vonden in hun onderzoek dat
het lekker vol was (aantallen) op dinsdagavond, maar dat er eigenlijk geen mensen uit de buurt
waren. De bezoekers waren meestal kennissen van de organisatoren, die ooit wel in de buurt
gewoond hadden, maar nu niet meer. Een tweede nader onderzoek door een student in de
afstudeerfase leverde op dat er wel degelijk buurtbewoners waren, maar geen bewoners van de
Gooijer. Bij een bezoek van senior onderzoekers aan de Gooijer viel hen op dat het Café (voor
18
bewoners/cliënten) op de benedenverdieping van de Gooijer ook dienst doet als buurtcafé. Dit
was een reden om met een ervaren onderzoeker als leider nog eens nader te kijken hoe het komt
dat de benedenverdieping van de Gooijer deze functie heeft. Vragen zijn dan: Wat komen die
buurtbewoners daar doen? Hoe komen ze daar? Waarom zitten ze daar? Oftewel, wat zijn de
werkzame bestanddelen van ‘het café’ en hoe kan inzicht hierin ‘het restaurant’ helpen haar
buurtfunctie te versterken? Kortom wat betekent de Gooijer voor de bezoekers en wat vinden de
betrokken organisaties daarvan? En hebben de betrokkenen er zin in om mee te denken over
hoe ze het zo kunnen houden en wat er eventueel te verbeteren zou zijn?
Commelinstraat
In samenspraak tussen de studenten van de minor Inspirerend Leiderschap, ons als lectoraat en
gebiedscoördinator Stephany van Veen is besloten om de Commelinstraat als casus te
bestuderen. Stephany van Veen had geconstateerd dat de ene helft van de straat, die door de
haaks daarop gelegen Dapperstraat doorsneden wordt, actiever en meer met elkaar betrokken is
dan de andere helft. Zij vroeg zich af hoe dit kon en stelde de studenten de vraag om uit te
zoeken hoe de twee straathelften dichterbij elkaar konden komen. De studenten hielden
enquêtes met buurtbewoners, voerden participerende observaties uit en begeleidden het
opzetten van een bewonersinitiatief: een buurtfeest. De groep studenten concludeerde dat hun
interventie succesvol was, want er kwamen meer bewoners op de door de studenten
georganiseerde informatieavond. Daarbij kwamen zij ook tot de conclusie dat het organiseren
van een buurtfeest staat of valt bij de persoonlijkheid van een trekkende buurtgenoot.
Het beeld van wat ‘onderzoek doen’ inhoudt verschilt per student. Studenten van agogische
opleidingen zijn meer dan studenten van niet-agogische studies gewend dat een interventie een
belangrijk onderdeel van het doen van praktijkgericht onderzoek is. We hebben de ervaring
opgedaan dat studenten van niet-agogische studies ten opzichte van hun agogische
medestudenten een achterstand hebben in het doen van praktijkgericht onderzoek. Dit komt
doordat zij niet gewend zijn in het denken in agogische processen en de functie van het
begeleiden van vraagarticulatie. Dit terwijl die vraagarticulatie en het leren aanvoelen van ‘hoe de
hazen lopen’ in de interactie tussen burger en overheid de kern van het onderzoek zijn.
De studenten, ongeacht hun al dan niet agogische studieachtergrond, ervaren het als lastig dat
het vraagarticulatieproces vrij veel tijd vergt: welke casus gaan zij precies bestuderen, hoe zit het
onderzoek nou precies in elkaar, wie zijn de belangrijkste betrokkenen? Daar waar het in de
vingers krijgen van de onderzoeksvraag en het vinden van de juiste weg daarin een belangrijk
onderdeel is van het onderzoek, hebben de studenten het gevoel dat zij achter lopen (ten
opzichte van andere groepjes binnen hun minor, die een concrete onderzoeksvraag als startpunt
19
krijgen) en maar niet van start kunnen gaan. Het iteratieve karakter van praktijkgericht onderzoek
wordt door de studenten niet als vanzelfsprekend ervaren.
20
5. De grotere cases
De Dapperschool
De Dapperschool, officieel OBS de Dapper, is een zwarte school met teruglopend aantal
leerlingen (nu 187, was tegen de 400); de leerlingen zijn vooral Marokkaanse en Turkse
kinderen, wat Surinaamse en Antilliaanse kinderen en verder leerlingen uit allerlei overige landen.
Een enkel autochtoon wit kind van ouders die altijd in de Dapperbuurt gewoond hebben. De
(witte) kinderen van hoger opgeleide ouders, die overigens steeds meer in de Dapperbuurt
komen wonen, gaan naar (witte) scholen buiten de buurt. Klaas de Roij, voormalig directeur van
de Dapperschool, wijt dit aan de voorscholen, die volgens hem “gesubsidieerde segregatie” in de
hand werken. Bij de voorschool van de Dapperschool kunnen kinderen vanaf 2 jaar terecht
tussen 8.30 en 11.30 uur. Kinderen van hoogopgeleide ouders komen daar niet, omdat hun
ouders daar niets aan hebben. Zij kiezen voor “Kinderrijk Oosterpark”, waar de hele dag opvang
geboden wordt. Daar zit van de 250 kinderen geen enkel kind uit de Dapperschool.
Doorslaggevend is volgens De Roij het mechanisme ‘soort zoekt soort’, of “het feest der
herkenning” tussen ouders. De kinderopvang van Dynamo is er voor de ‘arme mensen’ en helpt
dus niet om witte kinderen van hoogopgeleide ouders aan te trekken. Het lijkt er op dat specifiek
beleid voor ouders met een minder brede beurs leidt tot het ongewenste effect van segregatie.
Kinderopvang vanaf jonge leeftijd voor iedereen (wit/zwart, hoog/laag opgeleid, arm/rijk) zou
helpen, zodat kinderen vanaf jonge leeftijd leren samenwerken en samenleven. Dat is de enige
manier om de toenemende segregatie tegen te gaan. “Het gaat erom mensen bij elkaar te
brengen en met elkaar te verbinden”. En dat begint bij de allerkleinsten. Helaas zit het tij niet
mee, geeft de voormalig directeur aan. Op school wordt door iedereen Nederlands gesproken,
maar je kunt niet voorkomen dat Turkse of Marokkaanse moeders hun moedertaal spreken
wanneer ze elkaar tegenkomen op het schoolpijn. Wat volgens De Roij nodig is, zijn witte ouders
die hun kinderen weer in de buurt op school doen. Het is de grote vraag wat er voor nodig is
zodat witte/hoog opgeleide ouders hun kinderen naar de Dapperschool brengen.
De Dapperschool is de eerste ‘Jump-In’ school van Amsterdam-Oost. D.w.z dat ze alle 8 doelen
van het Gezond Gewicht programma realiseert (zie: Jump-In school ). De voormalig directeur
gaf aan graag alle kinderen een gezonde lunch op school te willen aanbieden. Datgene wat de
kinderen nu meenemen in hun lunch-doos is namelijk tamelijk ongezond. Hij dacht er aan dat er
een overeenkomst kan komen met ondernemers Dappermarkt, die dagelijks gezonde
lunchpakketen leveren. Moeders van de kinderen kunnen de lunch vervolgens klaarmaken en
uitserveren. In combinatie met een educatief programma over gezond eten zou dit een mooi
project kunnen zijn. Het plan ligt er, alleen de middelen ontbreken. De directeur gaat zelf naar de
Rotary N-Holland om fondsen te werven. Hoe dit er na zijn vertrek voor staat is niet duidelijk.
Flankerend onderzoek is nuttig om te kijken wat zo’n programma na 2 of 3 jaar oplevert aan
toegenomen gezondheid, afgenomen gewicht, toegenomen leervermogen, etc.
21
Het gebouw
De Dapperschool is gevestigd in een gebouw waarin ook een theaterruimte en gymzaal zitten.
Het theater heette voorheen Muiderpoorttheater en gaat voortaan verder onder de naam Jungle
Amsterdam. Het theatergedeelte van het pand is in eigendom van Stichting Oostblok. Zij beheren
ook het theater aan het Sajetplein. Zij ondervonden dat het lastig was om naar Oostblok ook het
Muiderpoorttheater te exploiteren. Het heeft vervolgens een tijd leeg gestaan, nadat de huurder
Act-to-Act het pand hadden verlaten. Klaas de Roij gaf in de tijd dat hij nog directeur van de
Dapperschool was aan dat prachtig zou zijn als de school het beheer zou krijgen, het liefst om
door de school zelf te gebruiken en om het voor de buurt open te stellen. De gymzaal wordt
beheerd door het stadsdeel en wordt nu veelal verhuurd aan clubs van buiten de buurt. De
school zou daar zelf meer zeggenschap over willen hebben, zodat het ook meer voor de buurt
gebruikt kan worden. De buurt moet weer trots worden op de school; dat heeft ook met uitstraling
te maken. Van binnen ziet het er mooi uit, maar van buiten kan het nog wel aangepakt worden.
Inmiddels is het beheer van het theater gegund aan Jungle Amsterdam. Zij zijn de voormalige
uitbaters van de voormalige Badcuyp, dat tot 6 juli 2016 gevestigd was in de Pijp. Zij proberen
het theater nieuw leven in te blazen. In overleg met de huidige beheerders kunnen we een
onderzoeksvraag ontwikkelen op welke wijze de programmering van het theater aansluiting kan
vinden bij de Dapperbuurt.
Uit deze eerste beschrijving van de positie van de Dapperschool, voornamelijk gebaseerd op een
gesprek met de directeur Klaas de Roij, laten zich een drie-tal vragen formuleren:
•
Hoe kan de school in gesprek met jonge hoogopgeleide ouders over wat er moet gebeuren
zodat ze hun kinderen weer in de buurt op school doen?
•
Hoe kan het lunch op school project gerealiseerd worden en hoe kunnen de effecten daarvan
worden onderzocht.
•
Hoe kan de school zeggenschap krijgen over beheer/gebruik van het theater en de gymzaal,
zodat deze weer een functie en betekenis voor de buurt krijgen.
Jan-Joris Hoefnagel is de nieuwe directeur van de Dapperschool. Binnenkort zal een
kennismakingsgesprek gepland worden met hem. Tijdens dit gesprek zal bekeken worden welke
samenwerkingsmogelijkheden er liggen en waar van de kant van de Dapperschool behoefte aan
is.
Vanuit het stadsdeel (gebiedscoördinator) is aangegeven dat zij veel waarde hechten aan een
goed verhaal over het belang van een buurtschool voor de leefbaarheid en sociale samenhang in
de buurt. Een basisschool is vaak de (enige) plek waar ouders aangesproken kunnen worden.
Gezond gewicht
Het programma Gezond Gewicht (GG) van de gemeente Amsterdam is een ambitieus
stadsbreed meerjarenplan om een gezonde levensstijl te bevorderen bij kinderen en jongeren en
overgewicht terug te dringen. Het programma wordt per stadsdeel ingekleurd en aangestuurd.
Stadsdeel Oost geldt als één van de drie stadsdelen waar de problematiek het grootst is. De
Indische buurt, grenzend aan de Dapperbuurt, staat in de top 5 van de zwaarste buurten van
Amsterdam.
Binnen het programma wordt een brede aanpak beoogd, waarbij naast kinderen en jongeren ook
ouders, professionals als buurtbewoners aangesproken worden door middel van verschillende
deelprojecten. Meer bewonersinitiatieven om een gezonde levensstijl te promoten worden
verwacht. Tot nu toe gebeurt dit via het inzetten van professionele intermediairs die bewoners via
bijscholing een voorbeeldrol geven. Voorbeelden hiervan zijn het inzetten van Gezond Gewichtambassadeurs, het betrekken van vaders in vaderdebatten en het delen van best practices op de
facebookpagina van GG-Oost. Het beleid sluit impliciet aan bij de capability approach (Sen,
1999; Nussbaum, 2011). Het gaat erom mogelijkheden van mensen op het gebied van nieuw
gezond gedrag te benutten en om hen ervan te doordringen ongezonde gewoontes achterwege
22
te laten. Er wordt specifiek ingezet op de zwakste doelgroepen waarbij de leefwereld specifiek
bekeken wordt om te ontdekken wat de mogelijkheden van mensen zijn. Het werken met
rolmodellen binnen de eigen subcultuur is bijvoorbeeld een methode om dit te bereiken.
Het vinden van geschikte projecten om te onderzoeken bleek ook binnen deze casus een lastige
zaak. Het programma Gezond Gewicht lijkt vaak benaderd te worden door studenten voor
onderzoekswerkzaamheden waardoor de verantwoordelijke buurtmanager voor dit project de
boot afhield. Zij wil vanuit haar functie de betrokken buurtbewoners beschermen tegen
overvraging door onderzoekers. De taak van de onderzoekers beperkte zich in de eerste
maanden tot het van buitenaf informeren van de betrokken medewerkers over de
werkzaamheden van het fieldlab. Het bleek belangrijk dat alle betrokkenen van het stadsdeel
elkaar eerst intern informeerden en op één lijn kwamen te staan, voordat enige medewerking
vanuit Gezond Gewicht aan het fieldlabonderzoek mogelijk werd.
Door de moeizame contactlegging tussen onderzoekers en programmaleiding blijft het
vooralsnog onduidelijk hoe het contact met een bewonersinitiatief ingezet wordt vanuit de
programmaleiding. Een eerste formele oproep voor initiatieven van januari 2016 zou nader
onderzocht kunnen worden. Daarnaast blijft onduidelijk hoe opgeleide buurtbewoners hun
voorbeeldrol oppakken, wat van hen verwacht wordt of hoe vrijblijvend hun inzet is. Hiervoor zal
contact opgenomen worden met de buurtpartners die binnen deelprojecten de opleiding van
bewoners verzorgen. Binnen het programma Gezond Gewicht is het expliciet de bedoeling om
een lerende aanpak te verzorgen waarbij zowel feitenmateriaal verzameld wordt, als inhoudelijke
informatie om de aanpak per doelgroep te optimaliseren.
23
6. Handelen: Improvisatie
In het afgelopen jaar is er in dit project veel flexibiliteit aan de dag gelegd, op het niveau van
keuze voor en de eisen aan de casussen, de contacten met het stadsdeel, het contact leggen
met de Dapperschool en het programma Gezond Gewicht en binnen de HvA, met het
fieldlabprogrammamanagement, de vaardigheden van en de eisen aan de minorstudenten, en
ziekte en vervanging binnen het onderzoeksteam. Voor het komende jaar wordt er ingezet op het
bereiken van een betere balans.
Terugblikkend en bij nader inzien
Om dieper in te gaan op de werking en versterking van bewonersinitiatieven was een keuze voor
een ruimer gebied in Oost beter geweest. Voor een vergelijking van cases overwegen wij toch om
hierover nog eens met het stadsdeel te spreken. De keuze voor de Dapperbuurt heeft het
opzetten en uitvoeren van ons aanvankelijke onderzoeksplan ernstig bemoeilijkt en heeft achteraf
gezien ook onduidelijkheid veroorzaakt over onze rol. Daarover gaan we expliciet in gesprek met
het stadsdeel.
Nu we ruim een jaar bezig zijn kunnen we zeggen dat het accent meer is gaan liggen op de
versterking van de buurt, vanuit betrokken bewoners, dan op onderzoek naar
bewonersinitiatieven. De bewonersinitiatieven zijn nu een van de manieren, naast door de
overheid geïnitieerde initiatieven/instellingen, die daaraan bij kunnen dragen. Dat heeft een
gevolg voor de onderzoeksinstrumenten tot nu toe. In het kader van de procesmatige benadering
van een op de praktijk gericht onderzoek wordt hier momenteel aan gewerkt.
Daarbij komt dat we in de onderzoeksopzet in ons enthousiasme uitgegaan zijn van verbetering
van bestaande initiatieven. Daarin zit een bias, want sommige initiatieven zijn al
krachtig/veerkrachtig en hoeven geen versterking/verbetering. Wij gaan nu uit van het
beschrijven van de werkzame bestanddelen bij initiatieven en van een eventuele –latente- vraag
naar versterking van het initiatief om de veerkracht te versterken. Dit vraagt om een gedeeltelijke
aanpassing van de onderzoeksvraag en van de onderzoeksinstrumenten.
Discussie is en blijft wanneer een initiatief kansrijker is. Is er sprake van een kansrijk initiatief
wanneer het door bewoners wordt georganiseerd of juist eerder wanneer het door de overheid
geïnitieerd is? In het eerste geval is er meer intrinsieke motivatie bij de initiatiefnemers, en gaat
het vaak om een relatief besloten groep, in het tweede geval is het meestal bestemd voor een
brede groep mensen, maar moet bekeken worden of mensen ook echt gemotiveerd raken. Het
idee is dat geen van beide uitgangspunten per definitie slecht is, maar onze interesse gaat uit
naar waar de balans ligt en aan welke voorwaarden voldaan moet(en) worden om een kans van
slagen te hebben.
Op het niveau van de verwachtingen van de input van studenten gaan we voort op de ingeslagen
weg. Minor- en andere studenten kunnen in de context van dit project onderzoek doen dat aan
de eisen voldoet die de opleiding aan hen stelt. In plaats van de verwachting te hebben dat dit
één op één spoort met wat voor dit onderzoek nodig is, kunnen hun bevindingen opgevat worden
als een basis voor nadere verdieping door en/of onder de leiding van ervaren onderzoekers.
24
7. En nu verder
Onderzoek
Misschien wel de belangrijkste bevinding na een jaar onderzoek is dat we als onderzoekers een
meer bescheiden vraagstelling moeten gebruiken. Niet meer: ”Hoe kan de samenwerking tussen
verschillende partijen verbeteren waardoor de initiatieven beter gaan functioneren”, maar “wat
gebeurt er eigenlijk en hoe verloopt de samenwerking tussen verschillende partijen”, om van
daaruit te kijken naar wat werkt en wat tegenwerkt om de leefbaarheid, veerkracht en samenhang
in de buurt te versterken. Iets netter geformuleerd kunnen we voor de komende periode uitgaan
van de vraag:
“Welke initiatieven vinden plaats in de Dapperbuurt waar bewoners, sociale organisaties,
ondernemers en/of overheid proberen de leefbaarheid, samenhang en veerkracht in de
buurt te stimuleren, hoe wordt er samengewerkt en hoe kan die samenwerking
geoptimaliseerd worden En welke vormen van collaboratief leren zijn dan behulpzaam.”
Co-creatie
Inzetten op co-creatie met de actoren in de buurt is van belang. Actief en pro-actief met elkaar
werken aan Amsterdam-Oost. We hebben allemaal dezelfde opdracht, maar werken vanuit
andere rollen en zichtpunten. We kunnen beginnen bij de samenwerking tussen de HvA en het
stadsdeel en proberenmeer samen op te trekken. Samenwerking lijkt voor de hand liggend, maar
gaat niet altijd van zelf. Er zal meer in geïnvesteerd moeten worden om elkaars positie en
werkelijkheid te ‘begrijpen’ en vanuit daar samen te werken aan de buurt. Het afgelopen jaar zijn
er situaties geweest waarin de onderzoekers van de HvA graag aanwezig wilden zijn, omdat
verwacht werd dat er botsingen en wrijvingen en dus interessante ontmoetingen zouden
plaatsvinden. Het ‘gebiedsmanagement’ wilde daar liever geen HvA onderzoekers bij hebben,
omdat de situatie te kwetsbaar was (interpretatie van de onderzoekers). Dergelijke situaties
zouden explicieter benoemd moeten worden. Ook kunnen we wat systematischer reflecteren op
de samenwerking tussen HVA en stadsdeel. Wij zien dan ook kansen in de gemaakte afspraak
om regelmatiger contact en overleg te hebben. Afgesproken is dat dit plaatsvindt tijdens en
aansluitend op de gebiedsmonitor op dinsdagochtend.
25
Rollen
Samenhangend met het vorige: Bij wie bestaat de wens om een bepaald initiatief te
onderzoeken? Bij ons, het stadsdeel of de betrokkenen bij het initiatief? We zullen continu in
gesprek moeten blijven met deze drie-eenheid om te bepalen of en waarom er behoefte is aan
onderzoek en wie welke rol invult. Afgelopen jaar heeft ons inzicht gegeven in dat de HvA kan
monitoren, onderzoeken, evalueren, reflecteren en interveniëren. Maar wie gaat er initiëren,
faciliteren of verleiden? Dit zullen we in continu gesprek met elkaar vaststellen. Het is belangrijk
dat het een continu gesprek is omdat elke situatie weer anders is.
Processen
Processen zijn complex en amper te voorspellen. Geen resultaat zien in de initiatieven betekent
niet dat er geen resultaten zijn. Er gebeurt namelijk veel. Dat zie je terug in afgelopen jaar. Door
een brede en continue beschrijving van interacties, kunnen inzichten ontwikkeld worden die van
betekenis zijn voor een duurzame ontwikkeling. Het lijkt van belang om vooral de relaties tussen
betrokkenen op micro niveau te beschrijven en te analyseren om zo te achterhalen welke
‘elementen’ van samenwerking van belang zijn voor de betekenis en ontwikkelingsmogelijkheden
van een project of initiatief.
Rol en betrokkenheid van studenten
Studenten kunnen enerzijds deuren openen: ze komen vaak ‘makkelijker’ binnen en vinden
sneller en laagdrempelig aansluiting. Daarnaast gebeurt er meestal ook iets als studenten iets in
de buurt gaan doen. Anderzijds hebben studenten duidelijke kaders nodig om
onderzoeksresultaten te verkrijgen. Afgelopen jaar hebben de studentengroepen input voor een
verder gesprek gegeven. Met de juiste begeleiding kan hier nog meer uitgehaald worden.
Vooruitblik
Voor het komende jaar blijven een aantal thema’s/casussen van belang en zullen er enkele
nieuwe thema’s/casussen toegevoegd worden:
-
De implementatie van het programma Gezond Gewicht in de Dapperbuurt : Actoren Didi
Spieksma (Gezond gewicht) en Eveline Huijghe (Hva). Dit najaar gaat Eveline (na overleg
met Didi Spieksma) bekijken wat de rol van de ambassadeurs van gezond gewicht in
praktijk is, of het ze lukt om bewoners te bereiken en te verleiden en waarom dat wel of
niet lukt (werkzame bestanddelen) en of en hoe de samenwerking tussen bewoners en
ambassadeurs verbeterd zou kunnen worden.
-
Daarnaast bekijkt Eveline de rol van de vadergroep(en) in het proces om anders te eten
en actiever te worden. Vinden de vaders gedragsverandering nodig, en zo ja op welke
manier kunnen ze daar naar hun idee aan bijdragen , als individu en als groep,
beïnvloeden ze elkaar? Leren ze van elkaar? En kunnen wij daar behulpzaam bij zijn?
-
De positie en perspectieven van de Dapperschool
Op korte termijn (november 2016) wordt er een afspraak gemaakt voor een
kennismakingsgesprek met Jan-Joris Hoefnagel, de nieuwe directeur van OBS De
Dapper. Onderzocht zal worden wat zijn voornaamste vragen zijn aan en over het fieldlab
en wat de perspectieven zijn van samenwerking op het terrein van ‘Gezond Gewicht’.
Pieter van Vliet en Eveline Huijghe nemen dit op zich.
-
De mogelijkheden van het Muiderpoorttheater/Jungle Amsterdam voor de Dapperbuurt
Jungle Amsterdam wordt ook in november 2016 benaderd met de vraag om
opdrachtgever te willen zijn voor een onderzoek naar de perspectieven van Jungle
26
Amsterdam om een intensievere relatie met de buurt te ontwikkelen en meer voor de
buurt te programmeren (contact is inmiddels gelegd). Pieter van Vliet en Aafke
Brinkhuijsen nemen dit op zich.

De betekenis van de Gooijer als instelling en als ‘open ruimte’ voor de buurt.
In de Gooijer is dagelijks een levendig café met een groot aantal vaste bezoekers van
buiten en bewoners van de Gooijer. Op dit moment observeren onderzoekers op de
middagen in het Gooijer café. We achterhalen wie er komen, waarom ze komen en welke
netwerken van bezoekers er zijn. We vragen ook waarom ze blijven komen. Daarnaast
willen we weten hoe er een relatie met de bewoners van de Gooijer is. Wie van de
bewoners komen wel en wie niet? Het web van verhalen zal een beeld opleveren van wat
de bezoekers denken. We spreken natuurlijk ook met de vrijwilligers achter de bar.
Daarnaast spreken we het management van Cordaan, hoe ze tegen het café aankijken
en wat ze doen en laten aan het functioneren van het café. Ook gaan we na wat
mogelijke contextuele en historische factoren zijn die ervoor zorgen voor het levendige
karakter van het café.
In het plan van aanpak is met is met het management overeengekomen dat we onze
bevindingen aan hen en de bezoekers terugkoppelen, omdat er vanaf november een
aantal minorstudenten meedraaien ziet dat proces er zo uit: De studenten houden in
januari een presentatie in het kader van de minoropdracht, over hun bevindingen volgt
een focusgesprek met bewoners en management. Dat is met de bevindingen van de
meer senior onderzoekers het uitgangspunt voor een verdere analyse en een workshop
voor de betrokkenen. Zowel in het focus gesprek als in de workshop wordt gezamenlijk
geleerd. Nader te bepalen is welke methode we daarbij inzetten.
Onderzoekers Sylvia Hamersma en Eltje Bos, bewoners en bezoekers van de Gooijer, de
vrijwilligers en medewerkers van Cordaan en HvA-studenten nemen deel aan dit proces.
-
Doorontwikkeling van de sociale kaart Dapperbuurt
Voor het ontwikkelen van de sociale kaart wordt gedacht aan het leggen van verbanden
met de Academie van de Stad en de recentelijk geopende Buurtbalie. Studenten van
Academie van de Stad zijn bezig met het ontwikkelen van een toegankelijke digitale
27
applicatie waarin bewoners informatie met elkaar kunnen delen. Hieruit kan een mooie
wisselwerking ontstaan. Pieter van Vliet en Aafke Brinkhuijsen nemen dit op zich.
-
Incidentele onderzoeken door minor studenten: nog te formuleren door studenten het
komende voorjaar in samenwerking met Stephany van Veen
-
Betekenis van Nieuwland voor de Dapperbuurt. Twee studenten van CMV doen uit eigen
beweging een eindopdracht bij Nieuwland. Dit is een initiatief van jonge hippe
Amsterdammers. Een van de aandachtspunten is hoe de bewoners van Nieuwland een
verbinding maken met de buurt.
28
Bronvermelding
Castells, M. (2014). ‘The Impact of the Internet on Society: A Global Perspective’. MIT
Technology Review, September 8, 2014
Migchelbrink, F. (2006). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
NSOB (2013). Nussbaum, M.C. (2011). Creating Capabilities: The Human Development
Approach. Cambridge: Harvard University Press.
Robertson, R. (1994). ‘Globalisation or Glocalisation?’. Journal of International Communication, 1
(1), pp. 33-52.
Sen, A.K. (1999). Development as Freedom. New York: Oxford University Press.
Steen, M. van der, Scherpemisse, J., Hajer, M., Gerwen, O. & Kruitwagen, S. (2014). Leren door
doen. Overheidsparticipatie in een energieke samenleving. NSOB en Planbureau voor de
Leefomgeving.
Eindrapport van studenten van de minor Inspirerend Leiderschap inzake casus toepassing en
evaluatie ‘collaborative learning’ met doel een bijdrage te leveren aan het vergroten van de
sociale cohesie in de Dapperbuurt.
29
Download