woestijnwereld De rode planeet Mars is een koude, droge steenwoestijn, geteisterd door stofstormen. HFDST 11 de binnendelen van het zonnestelsel 136 het zonnestelsel deel 4 Het ontstaan van de planeten P laneten zijn de bijproducten van de vorming van de zon. Alle planeten, planetoïden en kometen bij elkaar bevatten slechts één procent van de totale massa van het zonnestelsel; de overige 99% is voor rekening van de zon. Net als alle andere sterren is de zon ontstaan uit een samentrekkende wolk van gas en stof; de planeten – inclusief de aarde – zijn niet meer dan de restproducten van dat proces. Wanneer een ijle wolk van gas- en stofdeeltjes onder zijn eigen gewicht ineen begint te storten, zal hij steeds sneller gaan roteren en bovendien sterk afgeplat raken (zie ook pag. 182). Ruim vierenhalf miljard jaar geleden leidde dat tot de vorming van de zonnenevel: een compacte protoster die onder invloed van de zwaartekracht nog steeds aan het inkrimpen is, omgeven door een platte, ronddraaiende schijf van materie die hooguit tien procent van de totale massa bevat. De dichtheid en de temperatuur van die schijf nemen van binnen naar buiten toe af. In de binnendelen bestaat hij als gevolg van de hoge temperatuur uit vaste stofdeeltjes en vluchtige gasatomen; in de buitendelen, waar het veel kouder is, is een groot deel van het gas gecondenseerd tot ijskristallen. Het zijn de vaste deeltjes die al snel beginnen samen te klitten en uiteindelijk leiden tot de vorming van de planeten. In korte tijd – hooguit een paar honderdduizend jaar – ontstaan in de zonnenevel vele triljoenen zogeheten planetesimalen: kleine objecten, met afmetingen van hooguit een paar kilometer. In de binnendelen van het zonnestelsel zijn dat planetesimalen die uit metalen en gesteenten bestaan; in de buitendelen van het zonnestelsel komen ook talloze ijsplanetesimalen voor. aardse planeten De aarde, gezien vanaf de maan. Beide hemellichamen hebben een vast oppervlak en bestaan uit gesteenten en metalen. + + + Pluto wordt sinds 2006 officieel niet meer als een planeet beschouwd, maar als een van de grootste bewoners van de hfdst 11 de binnendelen van het zonnestelsel Twee soorten planeten Van de stenige planetesimalen zijn er veel minder: de zonnenevel bevat verhoudingsgewijs maar weinig zware elementen en hoewel de oppervlaktedichtheid van de nevel in het centrum groter is dan in de buitengebieden, is de totale hoeveelheid materie toch vrij klein, omdat het centrum nu eenmaal minder oppervlak beslaat. Uit dat relatief geringe aantal stenige planetesimalen ontstaan uiteindelijk de vier aardse planeten: Mercurius, Venus, de aarde en Mars, die een vast oppervlak en een kern van ijzer en nikkel hebben. Het aantal ijsplanetesimalen in de buitendelen van het zonnestelsel is veel en veel groter. Zij klonteren samen tot de kernen van de reuzenplaneten: Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. Die grote kernen weten met hun zwaartekracht ook enorme hoeveelheden gas uit de zonnenevel aan zich te binden, waardoor de planeten uitgroeien tot ware gasreuzen. Kort daarna blaast de steeds heter wordende zon al het resterende gas uit de nevel weg en blijft een prille versie van het huidige zonnestelsel over. Niet alle planetesimalen groeien samen tot volwaardige planeten. Buiten de baan van Mars (de buitenste aardse planeet) komt een brede gordel voor van overgebleven stenige planetesimalen: de planetoïden (zie pag. 164). In de buitenste regionen van het zonnestelsel zwerven overgebleven ijsplanetesimalen: de ijsdwergen (zie pag. 167). Zwaartekrachtsstoringen van de reuzenplaneten, die kort na Kuipergordel. + + + reuzenplaneten Gasreuzen zoals Jupiter bestaan voor het grootste deel uit waterstof en helium. hun ontstaan vermoedelijk chaotische baanveranderingen ondergingen, slingeren de meeste kometen het zonnestelsel uit, waar ze nu twee gebieden bevolken: de Kuipergordel, buiten de baan van Neptunus, en de Oortwolk, op vele biljoenen kilometers afstand van de zon. Sommige kometen en planetoïden bewegen in langgerekte banen door de binnendelen van het zonnestelsel, waar ze af en toe in botsing komen met een van de planeten. 137 acht op een rij De acht planeten van het zonnestelsel, Grootste elongaties van Mercurius 2012-2017 onderling op de juiste schaal. De banen van de planeten 14 mrt 2014: 27,6°w 18 apr 2016: 19,9°o 18 apr 2012: 27,5°w 25 mei 2014: 22,7°o 5 jun 2016: 24,2°w 1 jul 2012: 25,7°o 12 jul 2014: 20,9°w 16 aug 2016: 27,4°o 16 aug 2012: 18,7°w 21 sep 2014: 26,4°o 28 sep 2016: 17,9°w 26 okt 2012: 24,1°o 1 nov 2014: 18,7°w 11 dec 2016: 20,8°o 4 dec 2012: 20,6°w 14 jan 2015: 18,9°o 19 jan 2017: 24,1°w 16 feb 2013: 18,1°o 24 feb 2015: 26,7°w 1 apr 2017: 19,0°o 31 mrt 2013: 27,8°w 7 mei 2015: 21,2°o 17 mei 2017: 25,8°w 12 jun 2013: 24,3°o 24 jun 2015: 22,5°w 30 jul 2017: 27,2°o 30 jul 2013: 19,6°w 4 sep 2015: 27,1°o 12 sep 2017: 17,9°w 24 nov 2017: 22,0°o Gemiddelde afstand tot de zon Omlooptijd Baansnelheid Baanexcentriciteit Baan­helling 57.900.000 km 88 dagen 47,9 km/s 0,206 7,0° 9 okt 2013: 25,3°o 16 okt 2015: 18,1°w Venus 108.200.000 km 225 dagen 35,0 km/s 0,001 3,4° 18 nov 2013: 19,5°w 29 dec 2015: 19,7°o Aarde 149.600.000 km 1 jaar 29,8 km/s 0,017 0,0° 31 jan 2014: 18,4°o 7 feb 2016: 25,6°w Mars 228.000.000 km 1,88 jaar 24,1 km/s 0,094 1,8° Jupiter 778.200.000 km 11,86 jaar 13,1 km/s 0,049 1,3° 1.433.500.000 km 29,46 jaar 9,7 km/s 0,057 2,5° Uranus 2.862.000.000 km 84,02 jaar 6,8 km/s 0,050 0,8° Neptunus 4.480.100.000 km 164,77 jaar 5,4 km/s 0,010 1,8° Planeet Mercurius Saturnus het zonnestelsel 138 W = grootste westelijke elongatie: ochtendverschijning aan de oostelijke horizon O = grootste oostelijke elongatie: avondverschijning aan de westelijke horizon kraterwereld Fotomozaïek van Mercurius, gemaakt door de Amerikaanse ruimtesonde Messenger. deel 4 hfdst 11 de binnendelen van het zonnestelsel Kennismaking met het zonnestelsel Mercurius lle planeten in het zonnestelsel draaien in dezelfde richting om de zon, waarbij de baansnelheid kleiner wordt naarmate de afstand tot de zon toeneemt. De planeetbanen liggen min of meer in hetzelfde vlak; alleen de kleine planeet Mercurius heeft een baan die behoorlijk scheef ligt ten opzichte van de baan van de aarde. De meeste planeetbanen zijn min of meer cirkelvormig; opnieuw is het Mercurius die een forse baanexcentriciteit heeft. Planeten die binnen de aardbaan om de zon draaien (Mercurius en Venus) worden binnenplaneten genoemd. Vanaf de aarde kun je een binnenplaneet nooit tegenover de zon aan de hemel zien staan. Mercurius en Venus zijn dan ook altijd min of meer in de buurt van de zon te vinden, waardoor ze ’s morgens voor zonsopkomst of ’s avonds na zonsondergang zichtbaar zijn. Staat een binnenplaneet tussen de aarde en de zon in, dan staat hij in benedenconjunctie en is hij niet zichtbaar. Een poosje later is hij zo ver mogelijk ten westen van de zon zichtbaar (grootste westelijke elongatie aan de ochtendhemel). Nog weer later bevindt hij zich ‘achter’ de zon (bovenconjunctie) en daarna staat hij in zijn grootste oostelijke elongatie, en is hij ’s avonds te zien. Planeten die buiten de aardbaan om de zon draaien ercurius is de planeet die het dichtst bij de zon staat. Vanwege zijn snelle verplaatsing aan de sterrenhemel is hij genoemd naar de Romeinse boodschappergod. Hij is al sinds de oudheid bekend, al kan hij niet gemakkelijk waargenomen worden. Mercurius staat altijd min of meer in de buurt van de zon aan de hemel. De maximale elongatie (hoekafstand tussen de zon en de planeet) bedraagt 28°. Dat betekent dat hij soms kort voor zonsopkomst in het oosten zichtbaar is (tijdens de grootste westelijke elongatie) en soms kort na zonsondergang in het westen (tijdens de grootste oostelijke elongatie). Niet alle ochtend- en avondverschijningen van Mercurius zijn even gunstig. Vanwege de wisselende hoek tussen de baan van de planeet Mercurius in cijfers en de horizon is een middellijn 4880 km ochtendverschijning rotatieperiode 58d 15h 31m in het najaar of een ashelling 0° avondverschijning massa (aarde = 1) 0,055 in het voorjaar het dichtheid 5,43 g/cm3 gunstigst. De planeet zwaartekracht aan het is dan met het blote 0,37 oppervlak (aarde = 1) oog te zien, als je ontsnappingssnelheid 4,25 km/s precies weet waar je –200 °C / temperatuur +400 °C moet kijken. A 5 mrt 2012: 18,2°o M (Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus) worden buitenplaneten genoemd. Zij staan soms ook in (boven)conjunctie met de zon, maar ze kunnen ook tegenover de zon aan de hemel staan: in oppositie. Rond de oppositiedatum is een buitenplaneet de gehele nacht zichtbaar, en is de afstand tot de aarde het kleinst, waardoor de helderheid van de planeet juist maximaal is. Ook beschrijft de planeet dan een oppositielus, waarbij hij enige tijd van oost naar west tussen de sterren beweegt in plaats van andersom. planetaire stellingname Binnenplaneten staan altijd in de buurt van de zon aan de hemel; buitenplaneten kunnen ook midden in de nacht worden waargenomen. conjunctie boven­conjunctie oostelijke kwadratuur grootste oostelijke elongatie beneden­ conjunctie oppositie aarde grootste westelijke elongatie baan binnenplaneet baan aarde baan buitenplaneet westelijke kwadratuur + + + Hoe verder een planeet van de zon af staat, hoe langer zijn omlooptijd is: de planeet moet een grotere baan afleggen, en Kijktip Mercurius werd in 1974 en 1975 van nabij bestudeerd door de Amerikaanse ruimtesonde Mariner 10, die ongeveer de helft van de planeet fotografeerde. Sinds maart 2011 draait de Amerikaanse planeetverkenner Messenger in een baan rond Mercurius, om de planeet volledig en gedetailleerd in kaart te brengen. Net als de maan heeft Mercurius een zwaar bekraterd oppervlak. Ook is er een reusachtig inslagbekken ontdekt. Mercurius heeft geen dampkring, maar in permanent beschaduwde kraters in de poolgebieden komt misschien wel ijs voor. Mercurius heeft een verhoudingsgewijs zeer grote kern van ijzer en nikkel. Mogelijk was de hele planeet vroeger veel groter dan nu en is een aanzienlijk deel van de rotsachtige mantel in de begindagen van het zonnestelsel weggeslagen bij een zware kosmische inslag. Probeer Mercurius te vinden wanneer hij dicht bij de smalle maansikkel staat, of dicht bij de planeet Venus, die meestal een stuk helderder is. hij beweegt bovendien langzamer doordat de zwaartekracht van de zon op grotere afstand minder sterk is. + + + 139