De ingang in het Koninkrijk van God Ds. C. Harinck – Mattheüs 7:13-14 Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen: Psalm 119: 3, 5 Mattheüs 7: 13-29 Psalm 25: 2, 4, 6 Psalm 1: 1, 3 Psalm 17: 3 Gemeente, in het evangelie naar de beschrijving van Lukas kunnen we lezen van een man, die tot de Heere Jezus kwam en Hem vroeg: Zijn er ook weinigen die zalig worden? (Luk.13:23) Dat was een vraag over de verborgen raad van God. Die man wilde graag wat meer weten van Gods verborgen gedachten en besluiten. De Heere Jezus is op die vraag niet ingegaan. Christus heeft hem gezegd: Strijdt om in te gaan door de enge poort; want velen, zeg Ik u, zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen (Luk.13:24). Of er nu veel of weinig zalig worden, dat was voor die man persoonlijk van weinig betekenis. De Heere Jezus wil als het ware zeggen: Uw roeping is duidelijk. Voor u is belangrijk: Strijdt om in te gaan door de enge poort. Het is over deze enge poort en het ingaan daardoor, dat wij met u spreken willen. Onze tekst kunt u vinden in Mattheüs 7 de verzen 13 en 14: Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort en breed is de weg, die tot het verderf leidt en velen zijn er die door dezelve ingaan. Want de poort is eng en de weg is nauw, die tot het leven leidt en weinigen zijn er die dezelve vinden. Onze tekst spreekt over: De ingang in het Koninkrijk van God. We letten op: 1. De mogelijkheid om het Koninkrijk van God in te gaan 2. De moeilijkheid om het Koninkrijk van God in te gaan 1. De mogelijkheid om het Koninkrijk Gods in te gaan Gemeente, onze tekstwoorden zijn genomen uit de zogeheten bergrede. Zo noemen we deze preek van Christus, omdat hij is uitgesproken terwijl de Heere Jezus op de berg gezeten was. Niet één preek van de Heere Jezus is zo uitvoerig opgetekend als juist die bergrede. De Heilige Geest heeft dat nodig gekeurd. Want in deze bergrede vinden we als het ware de grondwet van het Koninkrijk van God. Daar vinden wij de wetten en de regels, naar welke de burgers van dat Koninkrijk leven moeten. Maar ook blijkt uit de bergrede dat het Koninkrijk dat Christus op aarde kwam stichten, een geestelijk Koninkrijk is; dat Hij als Koning regeert in de harten van Zijn onderdanen. Hij zegt: Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden. Zalig zijn die hongeren en dorsten naar www.prekenweb.nl 1/10 Ds. C. Harinck – De ingang in het Koninkrijk van God de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden (Matth.5:4-6). Dit zijn de onderdanen van Gods Koninkrijk. Aan het einde van de preek heeft de Heere Jezus ook een toepassing uitgesproken. En die toepassing lezen wij hier: Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort en breed is de weg die tot het verderf leidt en velen zijn er die door dezelve ingaan. Christus begint aan het einde van de bergrede alles wat Hij gezegd heeft meer toe te spitsen en op het hart van de hoorders te brengen. Hij vermaant en dringt hen: Gaat in door de enge poort. Christus was bevreesd dat de mensen nu wel tot elkander zeiden: ‘Nog nooit heeft een mens tot ons gesproken zoals deze Mens’, maar niet zouden doen naar Zijn woorden. Hij was bevreesd dat zij nu wel ontzet waren over Zijn leer, maar dat ze morgen weer zouden gaan, de één tot zijn akker en de ander tot zijn koopmanschap en dat men zou vergeten te handelen overeenkomstig wat ze van Hem gehoord hadden. Daarom dringt Hij aan op de persoonlijke bekering, op het persoonlijk ingaan in het Koninkrijk van God. Hij zegt: Gaat in door de enge poort. Ongetwijfeld had Bunyan deze tekst in gedachten toen hij in zijn ‘Christenreis’ de enge poort tekende, waardoor Christen gaan moest om op de weg te komen die naar de hemelse stad Sion leidde. En ook weten we dat Christen onderweg mensen ontmoette die niet door de enge poort waren gekomen, maar die over de muur geklommen waren. Die mensen waren ogenschijnlijk ook op weg naar de hemelstad Sion, maar ze waren nooit door de enge poort van de waarachtige bekering gegaan. Dit gevaar ziet de Heere Jezus ook. Daarom spoort Hij Zijn hoorders aan: Gaat in door de enge poort. De Heere Jezus spreekt over een enge poort. Ook spreekt Hij over een nauwe weg. Nu zijn wij gewoon om alleen te letten op de woorden ‘eng’ en ‘nauw’ en te vergeten dat er een poort en een weg is. Wij staren zo op de woorden ‘eng’ en ‘nauw’, dat we het wonder niet zien dat er een poort is waardoor mensen kunnen ingaan in het Koninkrijk der hemelen. Dat er een weg is, die tot het eeuwige leven leidt. Wat is dat een wonder, gemeente. Niet alleen dat er een Koninkrijk Gods is, maar dat er een poort is waardoor men dat Koninkrijk kan binnengaan. Niet alleen dat er een eeuwig leven, een eeuwige zaligheid is, maar dat er een weg is die tot dat eeuwige leven leidt. Christus verkondigt hier dus een groot genadewonder. Aan de zijde van God is die poort zo eng niet en die weg zo nauw niet. Op de pinksterdag zijn er drieduizend mensen op één dag door die enge poort gegaan! En de apostel schrijft: Het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt van alle zonde (1 Joh.1:7). O, welk een groot genadewonder wordt hier verkondigd; Christus verkondigt hier de mogelijkheid om het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Dat is een wonder van de liefde Gods! Toen engelen zondigden bleef er voor hen niets anders over dan eeuwige duisternis en donkerheid. Toen de mens zondigde en een deelgenoot werd in het zondigen met satan, opende God een nieuwe weg, een genadeweg. Hij beloofde Zijn Zoon te geven. Hij heeft Christus in de volheid des tijds gezonden. Voor mensen is er een weg van ontkoming, van redding en herstel in Gods gemeenschap. Boven die enge poort in Bunyans Christenreis, zag Christen, toen hij daar aankwam, dat er geschreven stond: Klopt en u zal opengedaan worden (Matth.7:7). www.prekenweb.nl 2/10 Ds. C. Harinck – De ingang in het Koninkrijk van God Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed is de weg die tot het verderf leidt. We hebben hier een vermaning van Christus, een gebod en een waarschuwing. Maar ook een nodiging van de Zaligmaker. Het is een nodiging die verpakt is in een vermaning, in een bevel. Want als Christus zegt: Gaat in door de enge poort, dan klinkt dat als een bevel. En als Hij zegt: Want wijd is de poort en breed is de weg die tot het verderf leidt, dan is dat een waarschuwing. Maar wij mogen niet vergeten dat achter de boodschap van de Heere Jezus, Gaat in door de enge poort, Zijn verlangen ligt, Zijn begeerte klopt, dat mensen zouden ingaan. Hij zegt immers: Gaat in! Gemeente, zo stond de Zaligmaker midden in de schare met een bewogen hart en gemoed. Zo drong Hij Zijn hoorders: Gaat in door de enge poort. Tegelijkertijd bevat Christus’ boodschap een ontzettende waarheid. Want als Hij tot de mensen zegt: Gaat in door de enge poort, dan betekent dit dat deze schare buiten het Koninkrijk was. Hij sprak deze boodschap niet tot de heidenen, maar tot de besneden Joden, tot kinderen van Abraham. Wanneer Hij dan de schare buiten dat Koninkrijk ziet want alle mensen zijn van nature buiten het Koninkrijk van God - dan dringt Hij en vermaant: Gaat in door de enge poort. Dat spreekt van Christus’ mededogen. Dat spreekt van Zijn barmhartigheid. Als Hij de hele wereld buiten dat Koninkrijk in ellende en in de vloek ziet, dan dringt Hij de mensen: Gaat in door de enge poort. Dat geeft Zijn begeerte te kennen, namelijk niet dat ze buiten zouden blijven staan en verloren gaan, maar dat ze zouden ingaan door de enge poort en behouden worden. Maar waarom dringt Hij zo aan dat ze zouden ingaan? Wel, gemeente, omdat er een ontzettend gevaar is! Want, zo zegt Hij: Wijd is de poort en breed is de weg die tot het verderf leidt en velen zijn er die door dezelve ingaan. Er is een wijde poort, er is een brede weg. Een brede en gemakkelijke weg, die de mens van nature geneigd is te gaan en te kiezen, maar waarvan het einde uitmondt in het eeuwige verderf, in het voor eeuwig van God verstoken zijn, in het voor eeuwig verkeren in het gezelschap van duivelen en spotters. En omdat Christus dat gevaar ziet, dat mensen voor eeuwig in het verderf zouden komen, daarom dringt Hij: Gaat in door de enge poort. Hij leert ons hier: Om tot het leven in te gaan, moeten wij door de enge poort en moeten wij de nauwe weg bewandelen. Daarop letten wij in de tweede gedachte, als we spreken over: 2. De moeilijkheid om het Koninkrijk Gods in te gaan Gemeente, nadat Christus de mogelijkheid om in te gaan heeft aangewezen en Zijn hoorders gedrongen heeft: Gaat in door de enge poort, lezen we verder dat Hij hen gewezen heeft op de moeilijkheid van de ingang in het Koninkrijk Gods. Want er staat in vers 14: De poort is eng en de weg is nauw, die tot het leven leidt en weinigen zijn er die dezelve vinden. Waarschijnlijk had de Heere Jezus in gedachten de kleine deur, die in de grotere stadspoort aanwezig was, zoals boerderijen een kleinere deur bezitten in de grote deur. Die kleine deur was bedoeld om een late reiziger, die kwam nadat de poort gesloten was, toch binnen te laten. Zo iemand moest zijn bagage en rijdier buiten laten, want hij kon www.prekenweb.nl 3/10 Ds. C. Harinck – De ingang in het Koninkrijk van God door die kleine poort alleen maar persoonlijk binnengaan. Als zodanig vergelijkt de Heere Jezus de ingang in het Koninkrijk met een gaan door de enge poort. Het is alsof Hij zeggen wil: U zult niet alles mee kunnen nemen, op weg naar de hemel. Wanneer we het rijk van God hopen binnen te gaan, zullen we de zonde, de wereld en ons eigen vlees moeten achterlaten en kruisigen. Ingaan in Gods Koninkrijk vereist: verloochening van het ‘ik’, de wereld de rug toekeren, afzien van deugden en gerechtigheden en zich uit louter genade door Christus laten zaligen. Gemeente, ik denk dat er veel boodschappen van kansels verkondigd worden, die niet met deze boodschap van Christus overeenstemmen. Er blijkt een evangelie zonder een enge poort, zonder een kruisiging van het vlees te zijn, een evangelieverkondiging zonder de noodzaak van bekering, van boetvaardigheid en geloof. Maar is dat het echte evangelie? Het evangelie van Christus is het evangelie van de enge poort en van de nauwe weg. Zeker, het is een evangelie van zaligheid om niet; van het welkom aan iedere zondaar, die met berouw tot God vlucht. Maar tegelijkertijd is het evangelie van Christus een evangelie van de enge poort en van de nauwe weg. Christus zegt: ‘Die Mijn discipel wil zijn die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij.’ De Heere Jezus is niet zoals vroeger een werfofficier van het leger, die tot de jonge mannen sprak van het prachtige uniform dat ze zouden dragen, van de roem die ze zouden verwerven, maar die verzweeg dat er loopgraven zouden zijn, dat er kogels zouden vliegen en dat er doden zouden vallen. Nee, Christus zegt aan het begin waar we op moeten rekenen. Hij zegt: ‘Die Mijn discipel wil zijn, die verloochene zichzelf, neme zijn kruis op en volge Mij.’ Jezus zegt dat er een enge poort is, waardoor we moeten ingaan om het Koninkrijk Gods te beërven. Want niets grijpt dieper in het leven van een mens in dan de waarachtige bekering. Het is een ingaan door de enge poort en het betreden van een smalle weg. Het ingaan door de enge poort vereist dan ook ten eerste het achterlaten van de wereld. Gemeente, jongens en meisjes, door de enge poort gaan betekent de schare achter zich laten; iets doen wat de menigte van de mensen niet doet. Want de menigte der mensen gaat door de wijde poort en wandelt op de brede weg. Wanneer men door de enge poort gaat, doet men dus iets ongewoons. Dan doet men anders en wordt men anders dan de menigte. Het is tegen de stroom ingaan. Het betekent dikwijls alleen staan, slagen ontvangen, kruis ontmoeten. Ingaan door de enge poort betekent een breuk, een breuk met de zondige wereld. Wie de wereld vast wil houden kan niet ingaan door de enge poort. Wie twee heren dienen wil, kan het Koninkrijk Gods niet beërven. Ingaan door de enge poort vereist niet alleen een achterlaten van de wereld, maar het vereist ook een breuk met de zonde in het algemeen en met uw boezemzonde in het bijzonder. De Heere Jezus leert ons dat ingaan in het Koninkrijk Gods van ons vereist een afhouwen van de rechterhand, het uitrukken van het rechteroog. Hij beveelt dat we zelfs onze rechterhand, ons rechteroog niet mogen sparen, wanneer die ons verhinderen het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Onze zonden zijn ons dikwijls even lief als ons rechteroog en onze rechterarm. O, wij houden er aan vast. Wij kleven aan onze boezemzonde. Dat is een zonde, het woord zegt www.prekenweb.nl 4/10 Ds. C. Harinck – De ingang in het Koninkrijk van God het, die we aan onze boezem koesteren. De rijke jongeling was bereid om alles te doen om het Koninkrijk Gods in te gaan, totdat Christus zijn boezemzonde aanraakte en zei: Ga heen, verkoop wat gij hebt, en geef het de armen, en gij zult een schat hebben in de hemel; en kom herwaarts, volg Mij (Matth.19:21). Toen bleek dat de rijke jongeling niet door de enge poort kon gaan, dat de ingang tot het Koninkrijk Gods hem te eng was. Hij wilde al zijn geld en goederen meenemen. Evenzo willen wij onze boezemzonden en de wereld meenemen. Maar ingaan in het Koninkrijk vereist een breuk met de zonde en de wereld en een verloochenen van onszelf. Niet alleen ons wereldse ‘ik’ moet gekruisigd worden, maar ook ons vrome ‘ik’. Het vereist een verlaten van onze hoge troon. Een afdalen tot de ootmoed en tot de boetvaardigheid, zo noemt Calvijn dat. Ingaan in het Koninkrijk is: ootmoed en boetvaardigheid leren. Het betekent: al de ijdele gedachten die de mens over zijn eigen goedheid en zijn eigen vroomheid heeft, terzijdestellen. Het houdt in: al het steunen op eigengerechtigheden en plichten, een wegwerpelijk kleed achten. Ingaan door de enge poort betekent: belijden dat het bij ons verloren en kwijt is. Het betekent: als een schuldige, een verlorene en naakte zondaar tot Christus vluchten om zalig te worden. Zie, dat is ingaan door de enge poort. Gemeente, jongens en meisjes, u ziet de poort. Het is een enge poort. Noodzakelijk is de breuk met de wereld, met de zonde en een verloochenen van het eigen ‘ik’. Wat is dat moeilijk, ja, onmogelijk voor de gevallen mens. Want wij sparen ons vlees en wij houden vast aan de wereld. Wij willen geen breuk met onze vorige genietingen en zonden. Wij hebben hierin onszelf tegen én de duivel. Want de duivel laat nooit een prooi zomaar los. En het moeilijkste van alles is, het vrome ‘ik’ te verloochenen; tot onze gerechtigheden te zeggen: het is een wegwerpelijk kleed. O, wat een vernedering voor de hoogmoed van de gevallen mens, om het voor God te belijden dat het kwijt en verloren is, dat we in onszelf alleen maar schuldig, ja, als verdoemelijk zijn. Wanneer we dit alles overdenken, gemeente, wanneer we bedenken dat de doorgang laag is, dat de poort eng is, dat er bukken vereist wordt, dat er een achterlaten van wereld en zonden vereist wordt, dan moeten we zeggen: ‘Wie kan er dan zalig worden?’ Maar ook hier geldt het: Wat onmogelijk is bij de mensen, is mogelijk bij God. Het werk van Gods genade doet de zondaar door de enge poort gaan. De natuurlijke mens wordt afgeschrikt als hij hoort dat de poort eng is en de weg smal. De natuurlijke mens wil de wereld en de zonde en het eigen ‘ik’ niet verloochenen. De natuurlijke mens ergert zich er aan, dat Christus spreekt over een enge poort en een smalle weg. Maar wat nu onmogelijk is bij de mensen, dat is mogelijk bij God. Als God in het hart begint te werken, dan ergert de mens zich er niet meer aan dat de poort eng is. Dan is het een groot wonder dat er nog een poort is. Dan ergert hij zich er niet meer aan dat de weg smal is. Dan is het een steeds groter wonder, dat er nog een weg is. Het genadewerk van God in het hart van de mens, doet de mens gaan door de enge poort. Het doet de mens de zonde en de wereld achter zich laten. Wanneer een mens ontwaakt en zijn verloren staat gevoelt, kan hij het in het gezelschap der spotters niet www.prekenweb.nl 5/10 Ds. C. Harinck – De ingang in het Koninkrijk van God meer houden. Dan kan hij het niet meer houden in de wereld en haar genietingen. Stad Verderf wordt dan verlaten. Wanneer God Zijn liefde in uw hart uitstort (en dit gebeurt in de wedergeboorte), dan werkt dat in uw hart een droefheid tot God. En vanaf de dag dat de liefde tot God in uw hart is gekomen, moet de liefde tot de wereld uw hart verlaten. O, dan zien we de wereld als leeg en ijdel. Dan krijgt God zo’n waarde. U krijgt een lust in de dienst des Heeren en een dorst om Gods Woord te horen, gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen. Van nature is de zonde voor de mens een zoete bete. Maar vanaf de dag waarop genade in het hart begint te werken, wordt de zonde u tot bitterheid. Dan beginnen we te gevoelen hoe bitter het is om tegen de Heere gezondigd te hebben. Dan worden we week van tranen, dat we zo Gods wetten hebben overtreden en zoveel goedheid hebben vertrapt. Er komt een breuk met de wereld en de zonde. Dan leren we roepen tot alle zonden: ‘Henen uit, henen uit!’ Maar om door de poort te gaan, moet er niet alleen zijn een breken met de wereld, een breken met de zonde, een van harte geneigd zijn om wereld en zonde te verlaten, maar er moet ook zijn een verloochening van alle eigen goedheid, een terzijdestellen van alle eigengerechtigheid. Het is een verloren zondaar die door het zaligmakend werk van Christus de enge poort doorgaat. O, als er iets tegen onze natuur is, dan is het dit laatste wel. Zodra een mens door de gezegende werking van Gods Geest in zijn hart begint te gevoelen dat hij een verloren zondaar is, zegt hij: ‘Ik moet God ontmoeten en ik kan Hem niet ontmoeten. Ik heb tegen de Heere gezondigd. God is vertoornd op mij.’ En wat doet zo iemand dan? Dan vlucht die mens tot het verbroken werkverbond. Hij belooft de Heere dat hij het beter zal maken. Hij begint zijn leven te reformeren en te veranderen en hoopt nog eens zover te komen, dat hij als een waarlijk goed mens, als een waarlijk godzalig christen door de enge poort zal gaan en het Koninkrijk Gods zal beërven. Maar gemeente, zó kan een mens niet door de enge poort gaan. Een mens gaat niet door de enge poort als één die goed is, die godzalig is, als één die zeggen kan: ‘Wat ontbreekt mij nog?’ Nee, integendeel, een mens moet door de enge poort gaan als een schuldig, een ellendig en een arm zondaar. Wat een arbeid van de Heilige Geest is er nodig om een mens te vernederen. Want er zijn vele christenen, zegt Calvijn, die nog nooit ootmoed en boetvaardigheid geleerd hebben. Wat een arbeid is er nodig om een zondaar te verootmoedigen. Nodig is: zelfkennis, kennis van het eigen hart. Nodig is: een blik te slaan op de heiligheid en de majesteit van God. Om te gevoelen: voor die God ben ik een onreine, voor die God zijn onze gerechtigheden als een wegwerpelijk kleed. Nodig is dat een mens leert verstaan: Ik kan de schuld bij God niet betalen. Ik kan geen verzoening tot stand brengen. Ik kan de schuld alleen maar dagelijks meerder maken. Zo komt de zondaar tot de belijdenis dat het aan zijn kant kwijt en verloren is. Dat brengt hem tot een buigen, een vernederen, een verootmoedigen voor de Heere. En zo gaat de www.prekenweb.nl 6/10 Ds. C. Harinck – De ingang in het Koninkrijk van God mens door de enge poort, door de enge poort van bekering en geloof, in het Koninkrijk van God. Maar dan ondervinden we, als we zó voor God bukken en ons vernederen, dat de poort open is, dat die poort aan de zijde van God ruim is. En dat we eigenlijk alleen altijd onszelf in de weg gestaan hebben. O, dan ondervinden we dat er ruimte en kracht is in Christus en in Zijn bloed! Dat de Zaligmaker vriendelijk is en zeer barmhartig. Dan mogen we daar Hem ontmoeten, Die de zondaars en de tollenaars ontvangen wil, Die van Zijn bloed en van Zijn gerechtigheid wil spreken en het de zondaar toeroept: ‘Al waren uw zonden als scharlaken, Ik maak ze wit als de sneeuw.’ En wat volgt er dan, gemeente? Christus zegt ons dat er dan een nauwe weg volgt. Wanneer iemand door de poort van bekering en geloof is gegaan, wanneer hij Christus gevonden heeft aan het einde van de wet, wanneer in zijn leven dat wonder heeft plaatsgevonden, dat hij als een vernederde en verlorene in Christus rust mocht vinden en door het geloof rusten mocht in de voldoening, dan denkt zo iemand: Nu is alle strijd voorbij! Nu zal ik nooit meer twijfelen! Nu zal ik verder een gemakkelijke weg hebben, want ik ben door de enge poort gegaan. Ik ben tot de kennis van Christus en van het zalig worden uit genade gebracht; ik heb op Christus leren bouwen en steunen. Dan zal de weg nu verder wel gemakkelijk zijn... Het juk is afgenomen en de weg ligt voor mij open. Maar Christus zegt ons dat de enge poort ons brengt op de smalle weg. Op de smalle weg van evangelische heiligmaking. Een sterven aan de oude mens en een opstaan van de nieuwe mens. De weg van de dagelijkse strijd tussen vlees en geest; de weg van het zichzelf verloochenen, het kruis dagelijks op zich nemen en Christus navolgen. Dat is de smalle weg, de enige weg, die ten leven leidt. De Bijbel kent geen andere weg naar de hemel, dan de weg van het kruis opnemen en zichzelf verloochenen. De weg waarin de zondaar minder wordt en Christus steeds meerder voor hem wordt. Het is zelfs zo dat het enig bewijs dat de mens heeft dat hij waarlijk door de enge poort gegaan is, is dat hij nu op de smalle weg gaat. Als iemand zegt dat hij door de poort gegaan is, maar op de brede weg wandelt en blijft wandelen, die bedriegt zichzelf. De enge poort brengt ons op de smalle weg. En het einde daarvan is: het eeuwige en zalige leven met God. Laten we nu eerst zingen van Psalm 1, het eerste en het derde vers: Welzalig hij, die in der bozen raad Niet wandelt, noch op ‘t pad der zondaars staat, Noch nederzit, daar zulken samenrotten, Die roekeloos met God en godsdienst spotten; Maar ‘s HEEREN wet blijmoedig dag en nacht Herdenkt, bepeinst, en ijverig betracht. Gans anders is ‘t met hem, die ‘t kwaad bemint; Hij is als kaf, dat wegstuift voor de wind; Geen zondaar zal ‘t gewis verderf ontkomen, Als in ‘t gericht door God wordt wraak genomen; www.prekenweb.nl 7/10 Ds. C. Harinck – De ingang in het Koninkrijk van God Hij, die van deugd en godsvrucht is ontaard, Zal niet bestaan, waar ‘t vrome volk vergaârt. Gemeente, jongens en meisjes, bent u, ben jij al door de enge poort gegaan? Want het is niet genoeg om de enge poort te zien, in de enge poort te geloven, of te zeggen: ‘Zo zal het moeten en niet anders.’ Nodig is: Gaat in door de enge poort. ‘Ja maar’, zegt u, ‘die poort is zo eng en die weg is zo nauw!’ Maar wat maakt die poort dan zo eng en die weg zo nauw? Voor wie is die poort nu zo eng en die weg zo nauw? Als je de wereld mee wilt nemen naar de hemel, ja, dan is die poort te eng. En als je je vlees en je zonden sparen wilt, ja, dan is die poort eng. En als je op je eigengerechtigheden vertrouwt en die mee wil nemen, dan is die poort ook te eng om er door te gaan. Maar als je een zondaar bent die voor God belijden moet dat hij alles verzondigd heeft, dat hij niets heeft dan lege handen en schuld, och, dan is die poort zo eng niet meer. Dan is er bij de Heere veel vergeving. Dan is er in Christus een ruimte van behoudenis. Wat maakt die poort dan eng? Het niet willen prijsgeven van de wereld en zonde en het niet willen zeggen tegen de eigengerechtigheden dat ze een wegwerpelijk kleed zijn. Er is een weg, gemeente, en er is een poort. En Christus dringt u: Gaat in door de enge poort. En waarom dringt Hij zo aan? Hij zegt: Want wijd is de poort en breed is de weg, die tot het verderf leidt. Er dreigt groot gevaar, het gevaar van het eeuwig verderf! En de weg erheen is zo breed en zo gemakkelijk. Op welke weg bent u, ben jij? Jongens, meisjes, Christus waarschuwt alle mensen, maar Hij waarschuwt vooral jongeren. Weet je waarom? Omdat satan weet dat we in de jeugd van ons leven onze levenskoers bepalen. En welke richting zal ons leven nu uitgaan? De brede weg naar het eeuwig verderf? Of de smalle weg naar het eeuwige leven? Bunyan tekent langs de brede weg allerlei dingen. Een kermis, een theater. En ik denk als hij in deze tijd geleefd had, dat hij ook een bar aan de zijde van de weg getekend had, of een disco en noem maar op. Mag ik vragen: Waar waren jullie gisteravond, jongelui? Op de brede weg? Daar staat bijvoorbeeld het barbezoek getekend. Of op de smalle weg? De weg van Gods geboden en het geloof in Christus? Wijd is de poort en breed is de weg die tot het verderf leidt. Christus had Zijn hoorders daar niet voor over. Hij zei niet: ‘Nu, als jullie dat dan zo graag willen, ga je gang maar.’ Nee, Christus drong Zijn hoorders: Gaat in door de enge poort. Dat dan ook wij, in de naam van Christus, u dringen mogen en daarom u toeroepen: Gaat toch in door de enge poort, want er dreigt zo’n ontzettend gevaar. Wijd is de poort en breed is de weg, die tot het verderf leidt. Op welke weg bent u? Misschien zijn er wel mensen hier die zeggen: ‘Dat interesseert me helemaal niet.’ Is dat niet vreselijk dwaas, gemeente? Stelt u zich voor: iemand die in de trein stapt en die helemaal niet weet waar die trein naar toegaat. Zo’n mens bent u dan! U bent op weg en u weet helemaal niet waar die weg naar toe gaat. O, kom tot bezinning! Gaat in door de enge poort! Jezus zei tot die man: Strijdt om in te gaan door de enge poort. Nu zijn er heel wat mensen die gelukkig nooit vloeken, nooit stelen en nooit lasteren; mensen die nooit een bar bezoeken, die een goed christelijk leven leiden. En dat is een www.prekenweb.nl 8/10 Ds. C. Harinck – De ingang in het Koninkrijk van God zegen en een genade. Maar... één ding doen ze niet: strijden om in te gaan! Gemeente, dan ben je óók op de brede weg, met al je rechtzinnigheid, met al je uiterlijk houden van Gods geboden en je precies weten voor een ander hoe het moet. Strijdt om in te gaan door de enge poort. Gaat in, zegt Christus, gaat in door de enge poort. Het is alsof Hij zegt: ‘En laat alles achter wat u hindert in te gaan!’ Bedenk, gemeente, het is één van beide: u houdt uw zonden en de wereld vast en u komt met uw zonden en de wereld in het eeuwig verderf. Of u breekt met de zonde en de wereld, u vlucht tot de Zaligmaker en komt met Christus in de eeuwige heerlijkheid. Andere wegen zijn er niet. Er zijn er maar twee: een wijde poort met een brede weg en een enge poort met een smalle weg. Gemeente, als we eerlijk zijn, dan staat de prediking van Jezus ons niet aan. We zouden een poort willen die wijd genoeg was, zodat we alles konden meenemen wat we graag zouden willen. Wij willen een godsdienst waarbij we alles kunnen meenemen wat van de wereld en van ons eigen ik is. Mag ik u eens een voorbeeld geven? Er was eens een boom, een zeldzame boom. Deze was helemaal overgroeid door een klimopplant. En de tuinman had geen keuze. Het was: of de klimopplant moet eruit, of de boom zal eraan gaan. Hij pakte zijn bijl en hij hakte de klimopplant bij de wortel af. Kijk, gemeente, nu zouden wij willen dat God het anders deed. Nu zouden wij willen dat God het klimop van zonde en wereld en eigen ik spaarde. Maar dan zal de mens verloren gaan. Als God iets goeds met u voorheeft, dan hakt Hij in het klimop dat uw levensboom dreigt te verderven. Als je de tekst goed leest, kom je twee keer drie dingen tegen. Drie dingen die bij elkaar behoren. Een wijde poort, een brede weg en het eeuwig verderf; die drie behoren bij elkaar. En weet je ook de drie andere dingen? Enge poort, smalle weg, eeuwig leven. Die drie behoren ook bij elkaar. U ziet de twee poorten, de twee wegen, de twee einden. U is voorgesteld: dood en leven, vloek en zegen. O zondaar, kies toch het leven, opdat u leeft! Moge de Heere dit woord zegenen en geven dat zondaren en zondaressen met de verloren zoon tot zichzelf zouden komen en zouden zeggen: ‘Het gaat zo niet goed. Ik ben op de brede weg. En ik zal, als ik zo voortga, in het eeuwige verderf komen.’ Dat we zouden opstaan en tot God wederkeren en door de enge poort van bekering en geloof, van verootmoediging en boetvaardigheid, zouden ingaan in het Koninkrijk Gods. Dat we de smalle weg van de strijd van een christen zouden gaan, om eenmaal te mogen beërven het eeuwige leven. Amen. www.prekenweb.nl 9/10 Ds. C. Harinck – De ingang in het Koninkrijk van God Slotzang: Psalm 17: 3 Ik zet mijn treden in Uw spoor, Opdat mijn voet niet uit zou glijden; Wil mij voor struikelen bevrijden, En ga mij met Uw heillicht voor. Ik roep U aan, ‘k blijf op U wachten, Omdat G’, o God, mij altoos redt, Ai, luister dan naar mijn gebed, En neig Uw oren tot mijn klachten. Deze preek is eerder gepubliceerd in de prekenserie ‘Een zaaier ging uit…’ (deel 5) www.prekenweb.nl 10/10