De ingang in het Koninkrijk van God

advertisement
De ingang in het Koninkrijk van God
Ds. C. Harinck – Mattheüs 7:13-14
Zingen:
Lezen:
Zingen:
Zingen:
Zingen:
Psalm 119: 3, 5
Mattheüs 7: 13-29
Psalm 25: 2, 4, 6
Psalm 1: 1, 3
Psalm 17: 3
Gemeente, in het evangelie naar de beschrijving van Lukas kunnen we lezen van een
man, die tot de Heere Jezus kwam en Hem vroeg: Zijn er ook weinigen die zalig worden?
(Luk.13:23) Dat was een vraag over de verborgen raad van God. Die man wilde graag wat
meer weten van Gods verborgen gedachten en besluiten.
De Heere Jezus is op die vraag niet ingegaan. Christus heeft hem gezegd: Strijdt om in te
gaan door de enge poort; want velen, zeg Ik u, zullen zoeken in te gaan en zullen niet
kunnen (Luk.13:24). Of er nu veel of weinig zalig worden, dat was voor die man
persoonlijk van weinig betekenis. De Heere Jezus wil als het ware zeggen: Uw roeping is
duidelijk. Voor u is belangrijk: Strijdt om in te gaan door de enge poort.
Het is over deze enge poort en het ingaan daardoor, dat wij met u spreken willen. Onze
tekst kunt u vinden in Mattheüs 7 de verzen 13 en 14:
Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort en breed is de weg, die tot het
verderf leidt en velen zijn er die door dezelve ingaan. Want de poort is eng en de
weg is nauw, die tot het leven leidt en weinigen zijn er die dezelve vinden.
Onze tekst spreekt over: De ingang in het Koninkrijk van God.
We letten op:
1. De mogelijkheid om het Koninkrijk van God in te gaan
2. De moeilijkheid om het Koninkrijk van God in te gaan
1. De mogelijkheid om het Koninkrijk Gods in te gaan
Gemeente, onze tekstwoorden zijn genomen uit de zogeheten bergrede. Zo noemen we
deze preek van Christus, omdat hij is uitgesproken terwijl de Heere Jezus op de berg
gezeten was. Niet één preek van de Heere Jezus is zo uitvoerig opgetekend als juist die
bergrede. De Heilige Geest heeft dat nodig gekeurd. Want in deze bergrede vinden we
als het ware de grondwet van het Koninkrijk van God. Daar vinden wij de wetten en de
regels, naar welke de burgers van dat Koninkrijk leven moeten.
Maar ook blijkt uit de bergrede dat het Koninkrijk dat Christus op aarde kwam stichten,
een geestelijk Koninkrijk is; dat Hij als Koning regeert in de harten van Zijn onderdanen.
Hij zegt: Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Zalig
zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden. Zalig zijn die hongeren en dorsten naar
www.prekenweb.nl
1/10
Ds. C. Harinck – De ingang in het Koninkrijk van God
de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden (Matth.5:4-6). Dit zijn de onderdanen
van Gods Koninkrijk.
Aan het einde van de preek heeft de Heere Jezus ook een toepassing uitgesproken. En
die toepassing lezen wij hier: Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort en breed
is de weg die tot het verderf leidt en velen zijn er die door dezelve ingaan.
Christus begint aan het einde van de bergrede alles wat Hij gezegd heeft meer toe te
spitsen en op het hart van de hoorders te brengen. Hij vermaant en dringt hen: Gaat in
door de enge poort. Christus was bevreesd dat de mensen nu wel tot elkander zeiden:
‘Nog nooit heeft een mens tot ons gesproken zoals deze Mens’, maar niet zouden doen
naar Zijn woorden. Hij was bevreesd dat zij nu wel ontzet waren over Zijn leer, maar dat
ze morgen weer zouden gaan, de één tot zijn akker en de ander tot zijn koopmanschap
en dat men zou vergeten te handelen overeenkomstig wat ze van Hem gehoord hadden.
Daarom dringt Hij aan op de persoonlijke bekering, op het persoonlijk ingaan in het
Koninkrijk van God. Hij zegt: Gaat in door de enge poort.
Ongetwijfeld had Bunyan deze tekst in gedachten toen hij in zijn ‘Christenreis’ de enge
poort tekende, waardoor Christen gaan moest om op de weg te komen die naar de
hemelse stad Sion leidde. En ook weten we dat Christen onderweg mensen ontmoette
die niet door de enge poort waren gekomen, maar die over de muur geklommen waren.
Die mensen waren ogenschijnlijk ook op weg naar de hemelstad Sion, maar ze waren
nooit door de enge poort van de waarachtige bekering gegaan. Dit gevaar ziet de Heere
Jezus ook. Daarom spoort Hij Zijn hoorders aan: Gaat in door de enge poort.
De Heere Jezus spreekt over een enge poort. Ook spreekt Hij over een nauwe weg. Nu
zijn wij gewoon om alleen te letten op de woorden ‘eng’ en ‘nauw’ en te vergeten dat er
een poort en een weg is. Wij staren zo op de woorden ‘eng’ en ‘nauw’, dat we het
wonder niet zien dat er een poort is waardoor mensen kunnen ingaan in het Koninkrijk
der hemelen. Dat er een weg is, die tot het eeuwige leven leidt.
Wat is dat een wonder, gemeente. Niet alleen dat er een Koninkrijk Gods is, maar dat er
een poort is waardoor men dat Koninkrijk kan binnengaan. Niet alleen dat er een eeuwig
leven, een eeuwige zaligheid is, maar dat er een weg is die tot dat eeuwige leven leidt.
Christus verkondigt hier dus een groot genadewonder.
Aan de zijde van God is die poort zo eng niet en die weg zo nauw niet. Op de pinksterdag
zijn er drieduizend mensen op één dag door die enge poort gegaan! En de apostel
schrijft: Het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt van alle zonde (1 Joh.1:7). O,
welk een groot genadewonder wordt hier verkondigd; Christus verkondigt hier de
mogelijkheid om het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Dat is een wonder van de liefde
Gods!
Toen engelen zondigden bleef er voor hen niets anders over dan eeuwige duisternis en
donkerheid. Toen de mens zondigde en een deelgenoot werd in het zondigen met satan,
opende God een nieuwe weg, een genadeweg. Hij beloofde Zijn Zoon te geven. Hij heeft
Christus in de volheid des tijds gezonden. Voor mensen is er een weg van ontkoming, van
redding en herstel in Gods gemeenschap. Boven die enge poort in Bunyans Christenreis,
zag Christen, toen hij daar aankwam, dat er geschreven stond: Klopt en u zal opengedaan
worden (Matth.7:7).
www.prekenweb.nl
2/10
Ds. C. Harinck – De ingang in het Koninkrijk van God
Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed is de weg die tot het verderf
leidt. We hebben hier een vermaning van Christus, een gebod en een waarschuwing.
Maar ook een nodiging van de Zaligmaker. Het is een nodiging die verpakt is in een
vermaning, in een bevel. Want als Christus zegt: Gaat in door de enge poort, dan klinkt
dat als een bevel. En als Hij zegt: Want wijd is de poort en breed is de weg die tot het
verderf leidt, dan is dat een waarschuwing. Maar wij mogen niet vergeten dat achter de
boodschap van de Heere Jezus, Gaat in door de enge poort, Zijn verlangen ligt, Zijn
begeerte klopt, dat mensen zouden ingaan. Hij zegt immers: Gaat in!
Gemeente, zo stond de Zaligmaker midden in de schare met een bewogen hart en
gemoed. Zo drong Hij Zijn hoorders: Gaat in door de enge poort.
Tegelijkertijd bevat Christus’ boodschap een ontzettende waarheid. Want als Hij tot de
mensen zegt: Gaat in door de enge poort, dan betekent dit dat deze schare buiten het
Koninkrijk was. Hij sprak deze boodschap niet tot de heidenen, maar tot de besneden
Joden, tot kinderen van Abraham. Wanneer Hij dan de schare buiten dat Koninkrijk ziet want alle mensen zijn van nature buiten het Koninkrijk van God - dan dringt Hij en
vermaant: Gaat in door de enge poort.
Dat spreekt van Christus’ mededogen. Dat spreekt van Zijn barmhartigheid. Als Hij de
hele wereld buiten dat Koninkrijk in ellende en in de vloek ziet, dan dringt Hij de mensen:
Gaat in door de enge poort. Dat geeft Zijn begeerte te kennen, namelijk niet dat ze
buiten zouden blijven staan en verloren gaan, maar dat ze zouden ingaan door de enge
poort en behouden worden.
Maar waarom dringt Hij zo aan dat ze zouden ingaan? Wel, gemeente, omdat er een
ontzettend gevaar is! Want, zo zegt Hij: Wijd is de poort en breed is de weg die tot het
verderf leidt en velen zijn er die door dezelve ingaan. Er is een wijde poort, er is een
brede weg. Een brede en gemakkelijke weg, die de mens van nature geneigd is te gaan
en te kiezen, maar waarvan het einde uitmondt in het eeuwige verderf, in het voor
eeuwig van God verstoken zijn, in het voor eeuwig verkeren in het gezelschap van
duivelen en spotters.
En omdat Christus dat gevaar ziet, dat mensen voor eeuwig in het verderf zouden
komen, daarom dringt Hij: Gaat in door de enge poort. Hij leert ons hier: Om tot het
leven in te gaan, moeten wij door de enge poort en moeten wij de nauwe weg
bewandelen. Daarop letten wij in de tweede gedachte, als we spreken over:
2. De moeilijkheid om het Koninkrijk Gods in te gaan
Gemeente, nadat Christus de mogelijkheid om in te gaan heeft aangewezen en Zijn
hoorders gedrongen heeft: Gaat in door de enge poort, lezen we verder dat Hij hen
gewezen heeft op de moeilijkheid van de ingang in het Koninkrijk Gods. Want er staat in
vers 14: De poort is eng en de weg is nauw, die tot het leven leidt en weinigen zijn er die
dezelve vinden.
Waarschijnlijk had de Heere Jezus in gedachten de kleine deur, die in de grotere
stadspoort aanwezig was, zoals boerderijen een kleinere deur bezitten in de grote deur.
Die kleine deur was bedoeld om een late reiziger, die kwam nadat de poort gesloten was,
toch binnen te laten. Zo iemand moest zijn bagage en rijdier buiten laten, want hij kon
www.prekenweb.nl
3/10
Ds. C. Harinck – De ingang in het Koninkrijk van God
door die kleine poort alleen maar persoonlijk binnengaan. Als zodanig vergelijkt de Heere
Jezus de ingang in het Koninkrijk met een gaan door de enge poort. Het is alsof Hij
zeggen wil: U zult niet alles mee kunnen nemen, op weg naar de hemel.
Wanneer we het rijk van God hopen binnen te gaan, zullen we de zonde, de wereld en
ons eigen vlees moeten achterlaten en kruisigen. Ingaan in Gods Koninkrijk vereist:
verloochening van het ‘ik’, de wereld de rug toekeren, afzien van deugden en
gerechtigheden en zich uit louter genade door Christus laten zaligen.
Gemeente, ik denk dat er veel boodschappen van kansels verkondigd worden, die niet
met deze boodschap van Christus overeenstemmen. Er blijkt een evangelie zonder een
enge poort, zonder een kruisiging van het vlees te zijn, een evangelieverkondiging zonder
de noodzaak van bekering, van boetvaardigheid en geloof. Maar is dat het echte
evangelie?
Het evangelie van Christus is het evangelie van de enge poort en van de nauwe weg.
Zeker, het is een evangelie van zaligheid om niet; van het welkom aan iedere zondaar,
die met berouw tot God vlucht. Maar tegelijkertijd is het evangelie van Christus een
evangelie van de enge poort en van de nauwe weg. Christus zegt: ‘Die Mijn discipel wil
zijn die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij.’
De Heere Jezus is niet zoals vroeger een werfofficier van het leger, die tot de jonge
mannen sprak van het prachtige uniform dat ze zouden dragen, van de roem die ze
zouden verwerven, maar die verzweeg dat er loopgraven zouden zijn, dat er kogels
zouden vliegen en dat er doden zouden vallen.
Nee, Christus zegt aan het begin waar we op moeten rekenen. Hij zegt: ‘Die Mijn discipel
wil zijn, die verloochene zichzelf, neme zijn kruis op en volge Mij.’ Jezus zegt dat er een
enge poort is, waardoor we moeten ingaan om het Koninkrijk Gods te beërven. Want
niets grijpt dieper in het leven van een mens in dan de waarachtige bekering. Het is een
ingaan door de enge poort en het betreden van een smalle weg.
Het ingaan door de enge poort vereist dan ook ten eerste het achterlaten van de wereld.
Gemeente, jongens en meisjes, door de enge poort gaan betekent de schare achter zich
laten; iets doen wat de menigte van de mensen niet doet. Want de menigte der mensen
gaat door de wijde poort en wandelt op de brede weg. Wanneer men door de enge
poort gaat, doet men dus iets ongewoons. Dan doet men anders en wordt men anders
dan de menigte. Het is tegen de stroom ingaan. Het betekent dikwijls alleen staan,
slagen ontvangen, kruis ontmoeten. Ingaan door de enge poort betekent een breuk, een
breuk met de zondige wereld. Wie de wereld vast wil houden kan niet ingaan door de
enge poort. Wie twee heren dienen wil, kan het Koninkrijk Gods niet beërven.
Ingaan door de enge poort vereist niet alleen een achterlaten van de wereld, maar het
vereist ook een breuk met de zonde in het algemeen en met uw boezemzonde in het
bijzonder. De Heere Jezus leert ons dat ingaan in het Koninkrijk Gods van ons vereist een
afhouwen van de rechterhand, het uitrukken van het rechteroog. Hij beveelt dat we zelfs
onze rechterhand, ons rechteroog niet mogen sparen, wanneer die ons verhinderen het
Koninkrijk Gods binnen te gaan.
Onze zonden zijn ons dikwijls even lief als ons rechteroog en onze rechterarm. O, wij
houden er aan vast. Wij kleven aan onze boezemzonde. Dat is een zonde, het woord zegt
www.prekenweb.nl
4/10
Ds. C. Harinck – De ingang in het Koninkrijk van God
het, die we aan onze boezem koesteren. De rijke jongeling was bereid om alles te doen
om het Koninkrijk Gods in te gaan, totdat Christus zijn boezemzonde aanraakte en zei:
Ga heen, verkoop wat gij hebt, en geef het de armen, en gij zult een schat hebben in de
hemel; en kom herwaarts, volg Mij (Matth.19:21). Toen bleek dat de rijke jongeling niet
door de enge poort kon gaan, dat de ingang tot het Koninkrijk Gods hem te eng was. Hij
wilde al zijn geld en goederen meenemen. Evenzo willen wij onze boezemzonden en de
wereld meenemen. Maar ingaan in het Koninkrijk vereist een breuk met de zonde en de
wereld en een verloochenen van onszelf.
Niet alleen ons wereldse ‘ik’ moet gekruisigd worden, maar ook ons vrome ‘ik’. Het
vereist een verlaten van onze hoge troon. Een afdalen tot de ootmoed en tot de
boetvaardigheid, zo noemt Calvijn dat. Ingaan in het Koninkrijk is: ootmoed en
boetvaardigheid leren. Het betekent: al de ijdele gedachten die de mens over zijn eigen
goedheid en zijn eigen vroomheid heeft, terzijdestellen. Het houdt in: al het steunen op
eigengerechtigheden en plichten, een wegwerpelijk kleed achten. Ingaan door de enge
poort betekent: belijden dat het bij ons verloren en kwijt is. Het betekent: als een
schuldige, een verlorene en naakte zondaar tot Christus vluchten om zalig te worden.
Zie, dat is ingaan door de enge poort.
Gemeente, jongens en meisjes, u ziet de poort. Het is een enge poort. Noodzakelijk is de
breuk met de wereld, met de zonde en een verloochenen van het eigen ‘ik’. Wat is dat
moeilijk, ja, onmogelijk voor de gevallen mens. Want wij sparen ons vlees en wij houden
vast aan de wereld. Wij willen geen breuk met onze vorige genietingen en zonden. Wij
hebben hierin onszelf tegen én de duivel. Want de duivel laat nooit een prooi zomaar los.
En het moeilijkste van alles is, het vrome ‘ik’ te verloochenen; tot onze gerechtigheden
te zeggen: het is een wegwerpelijk kleed.
O, wat een vernedering voor de hoogmoed van de gevallen mens, om het voor God te
belijden dat het kwijt en verloren is, dat we in onszelf alleen maar schuldig, ja, als
verdoemelijk zijn.
Wanneer we dit alles overdenken, gemeente, wanneer we bedenken dat de doorgang
laag is, dat de poort eng is, dat er bukken vereist wordt, dat er een achterlaten van
wereld en zonden vereist wordt, dan moeten we zeggen: ‘Wie kan er dan zalig worden?’
Maar ook hier geldt het: Wat onmogelijk is bij de mensen, is mogelijk bij God. Het werk
van Gods genade doet de zondaar door de enge poort gaan. De natuurlijke mens wordt
afgeschrikt als hij hoort dat de poort eng is en de weg smal. De natuurlijke mens wil de
wereld en de zonde en het eigen ‘ik’ niet verloochenen. De natuurlijke mens ergert zich
er aan, dat Christus spreekt over een enge poort en een smalle weg. Maar wat nu
onmogelijk is bij de mensen, dat is mogelijk bij God.
Als God in het hart begint te werken, dan ergert de mens zich er niet meer aan dat de
poort eng is. Dan is het een groot wonder dat er nog een poort is. Dan ergert hij zich er
niet meer aan dat de weg smal is. Dan is het een steeds groter wonder, dat er nog een
weg is.
Het genadewerk van God in het hart van de mens, doet de mens gaan door de enge
poort. Het doet de mens de zonde en de wereld achter zich laten. Wanneer een mens
ontwaakt en zijn verloren staat gevoelt, kan hij het in het gezelschap der spotters niet
www.prekenweb.nl
5/10
Ds. C. Harinck – De ingang in het Koninkrijk van God
meer houden. Dan kan hij het niet meer houden in de wereld en haar genietingen. Stad
Verderf wordt dan verlaten.
Wanneer God Zijn liefde in uw hart uitstort (en dit gebeurt in de wedergeboorte), dan
werkt dat in uw hart een droefheid tot God. En vanaf de dag dat de liefde tot God in uw
hart is gekomen, moet de liefde tot de wereld uw hart verlaten. O, dan zien we de
wereld als leeg en ijdel. Dan krijgt God zo’n waarde. U krijgt een lust in de dienst des
Heeren en een dorst om Gods Woord te horen, gelijk een hert schreeuwt naar de
waterstromen.
Van nature is de zonde voor de mens een zoete bete. Maar vanaf de dag waarop genade
in het hart begint te werken, wordt de zonde u tot bitterheid. Dan beginnen we te
gevoelen hoe bitter het is om tegen de Heere gezondigd te hebben. Dan worden we
week van tranen, dat we zo Gods wetten hebben overtreden en zoveel goedheid hebben
vertrapt. Er komt een breuk met de wereld en de zonde. Dan leren we roepen tot alle
zonden: ‘Henen uit, henen uit!’
Maar om door de poort te gaan, moet er niet alleen zijn een breken met de wereld, een
breken met de zonde, een van harte geneigd zijn om wereld en zonde te verlaten, maar
er moet ook zijn een verloochening van alle eigen goedheid, een terzijdestellen van alle
eigengerechtigheid. Het is een verloren zondaar die door het zaligmakend werk van
Christus de enge poort doorgaat.
O, als er iets tegen onze natuur is, dan is het dit laatste wel. Zodra een mens door de
gezegende werking van Gods Geest in zijn hart begint te gevoelen dat hij een verloren
zondaar is, zegt hij: ‘Ik moet God ontmoeten en ik kan Hem niet ontmoeten. Ik heb tegen
de Heere gezondigd. God is vertoornd op mij.’
En wat doet zo iemand dan? Dan vlucht die mens tot het verbroken werkverbond. Hij
belooft de Heere dat hij het beter zal maken. Hij begint zijn leven te reformeren en te
veranderen en hoopt nog eens zover te komen, dat hij als een waarlijk goed mens, als
een waarlijk godzalig christen door de enge poort zal gaan en het Koninkrijk Gods zal
beërven.
Maar gemeente, zó kan een mens niet door de enge poort gaan. Een mens gaat niet door
de enge poort als één die goed is, die godzalig is, als één die zeggen kan: ‘Wat ontbreekt
mij nog?’ Nee, integendeel, een mens moet door de enge poort gaan als een schuldig,
een ellendig en een arm zondaar.
Wat een arbeid van de Heilige Geest is er nodig om een mens te vernederen. Want er
zijn vele christenen, zegt Calvijn, die nog nooit ootmoed en boetvaardigheid geleerd
hebben. Wat een arbeid is er nodig om een zondaar te verootmoedigen. Nodig is:
zelfkennis, kennis van het eigen hart. Nodig is: een blik te slaan op de heiligheid en de
majesteit van God. Om te gevoelen: voor die God ben ik een onreine, voor die God zijn
onze gerechtigheden als een wegwerpelijk kleed. Nodig is dat een mens leert verstaan: Ik
kan de schuld bij God niet betalen. Ik kan geen verzoening tot stand brengen. Ik kan de
schuld alleen maar dagelijks meerder maken.
Zo komt de zondaar tot de belijdenis dat het aan zijn kant kwijt en verloren is. Dat brengt
hem tot een buigen, een vernederen, een verootmoedigen voor de Heere. En zo gaat de
www.prekenweb.nl
6/10
Ds. C. Harinck – De ingang in het Koninkrijk van God
mens door de enge poort, door de enge poort van bekering en geloof, in het Koninkrijk
van God.
Maar dan ondervinden we, als we zó voor God bukken en ons vernederen, dat de poort
open is, dat die poort aan de zijde van God ruim is. En dat we eigenlijk alleen altijd
onszelf in de weg gestaan hebben. O, dan ondervinden we dat er ruimte en kracht is in
Christus en in Zijn bloed! Dat de Zaligmaker vriendelijk is en zeer barmhartig. Dan mogen
we daar Hem ontmoeten, Die de zondaars en de tollenaars ontvangen wil, Die van Zijn
bloed en van Zijn gerechtigheid wil spreken en het de zondaar toeroept: ‘Al waren uw
zonden als scharlaken, Ik maak ze wit als de sneeuw.’
En wat volgt er dan, gemeente? Christus zegt ons dat er dan een nauwe weg volgt.
Wanneer iemand door de poort van bekering en geloof is gegaan, wanneer hij Christus
gevonden heeft aan het einde van de wet, wanneer in zijn leven dat wonder heeft
plaatsgevonden, dat hij als een vernederde en verlorene in Christus rust mocht vinden
en door het geloof rusten mocht in de voldoening, dan denkt zo iemand: Nu is alle strijd
voorbij! Nu zal ik nooit meer twijfelen! Nu zal ik verder een gemakkelijke weg hebben,
want ik ben door de enge poort gegaan. Ik ben tot de kennis van Christus en van het zalig
worden uit genade gebracht; ik heb op Christus leren bouwen en steunen. Dan zal de
weg nu verder wel gemakkelijk zijn... Het juk is afgenomen en de weg ligt voor mij open.
Maar Christus zegt ons dat de enge poort ons brengt op de smalle weg. Op de smalle
weg van evangelische heiligmaking. Een sterven aan de oude mens en een opstaan van
de nieuwe mens. De weg van de dagelijkse strijd tussen vlees en geest; de weg van het
zichzelf verloochenen, het kruis dagelijks op zich nemen en Christus navolgen. Dat is de
smalle weg, de enige weg, die ten leven leidt.
De Bijbel kent geen andere weg naar de hemel, dan de weg van het kruis opnemen en
zichzelf verloochenen. De weg waarin de zondaar minder wordt en Christus steeds
meerder voor hem wordt. Het is zelfs zo dat het enig bewijs dat de mens heeft dat hij
waarlijk door de enge poort gegaan is, is dat hij nu op de smalle weg gaat. Als iemand
zegt dat hij door de poort gegaan is, maar op de brede weg wandelt en blijft wandelen,
die bedriegt zichzelf. De enge poort brengt ons op de smalle weg. En het einde daarvan
is: het eeuwige en zalige leven met God.
Laten we nu eerst zingen van Psalm 1, het eerste en het derde vers:
Welzalig hij, die in der bozen raad
Niet wandelt, noch op ‘t pad der zondaars staat,
Noch nederzit, daar zulken samenrotten,
Die roekeloos met God en godsdienst spotten;
Maar ‘s HEEREN wet blijmoedig dag en nacht
Herdenkt, bepeinst, en ijverig betracht.
Gans anders is ‘t met hem, die ‘t kwaad bemint;
Hij is als kaf, dat wegstuift voor de wind;
Geen zondaar zal ‘t gewis verderf ontkomen,
Als in ‘t gericht door God wordt wraak genomen;
www.prekenweb.nl
7/10
Ds. C. Harinck – De ingang in het Koninkrijk van God
Hij, die van deugd en godsvrucht is ontaard,
Zal niet bestaan, waar ‘t vrome volk vergaârt.
Gemeente, jongens en meisjes, bent u, ben jij al door de enge poort gegaan? Want het is
niet genoeg om de enge poort te zien, in de enge poort te geloven, of te zeggen: ‘Zo zal
het moeten en niet anders.’ Nodig is: Gaat in door de enge poort.
‘Ja maar’, zegt u, ‘die poort is zo eng en die weg is zo nauw!’ Maar wat maakt die poort
dan zo eng en die weg zo nauw? Voor wie is die poort nu zo eng en die weg zo nauw? Als
je de wereld mee wilt nemen naar de hemel, ja, dan is die poort te eng. En als je je vlees
en je zonden sparen wilt, ja, dan is die poort eng. En als je op je eigengerechtigheden
vertrouwt en die mee wil nemen, dan is die poort ook te eng om er door te gaan. Maar
als je een zondaar bent die voor God belijden moet dat hij alles verzondigd heeft, dat hij
niets heeft dan lege handen en schuld, och, dan is die poort zo eng niet meer. Dan is er
bij de Heere veel vergeving. Dan is er in Christus een ruimte van behoudenis.
Wat maakt die poort dan eng? Het niet willen prijsgeven van de wereld en zonde en het
niet willen zeggen tegen de eigengerechtigheden dat ze een wegwerpelijk kleed zijn.
Er is een weg, gemeente, en er is een poort. En Christus dringt u: Gaat in door de enge
poort. En waarom dringt Hij zo aan? Hij zegt: Want wijd is de poort en breed is de weg,
die tot het verderf leidt. Er dreigt groot gevaar, het gevaar van het eeuwig verderf! En de
weg erheen is zo breed en zo gemakkelijk.
Op welke weg bent u, ben jij? Jongens, meisjes, Christus waarschuwt alle mensen, maar
Hij waarschuwt vooral jongeren. Weet je waarom? Omdat satan weet dat we in de jeugd
van ons leven onze levenskoers bepalen. En welke richting zal ons leven nu uitgaan? De
brede weg naar het eeuwig verderf? Of de smalle weg naar het eeuwige leven?
Bunyan tekent langs de brede weg allerlei dingen. Een kermis, een theater. En ik denk als
hij in deze tijd geleefd had, dat hij ook een bar aan de zijde van de weg getekend had, of
een disco en noem maar op. Mag ik vragen: Waar waren jullie gisteravond, jongelui? Op
de brede weg? Daar staat bijvoorbeeld het barbezoek getekend. Of op de smalle weg?
De weg van Gods geboden en het geloof in Christus?
Wijd is de poort en breed is de weg die tot het verderf leidt. Christus had Zijn hoorders
daar niet voor over. Hij zei niet: ‘Nu, als jullie dat dan zo graag willen, ga je gang maar.’
Nee, Christus drong Zijn hoorders: Gaat in door de enge poort. Dat dan ook wij, in de
naam van Christus, u dringen mogen en daarom u toeroepen: Gaat toch in door de enge
poort, want er dreigt zo’n ontzettend gevaar. Wijd is de poort en breed is de weg, die tot
het verderf leidt.
Op welke weg bent u? Misschien zijn er wel mensen hier die zeggen: ‘Dat interesseert
me helemaal niet.’ Is dat niet vreselijk dwaas, gemeente? Stelt u zich voor: iemand die in
de trein stapt en die helemaal niet weet waar die trein naar toegaat. Zo’n mens bent u
dan! U bent op weg en u weet helemaal niet waar die weg naar toe gaat. O, kom tot
bezinning! Gaat in door de enge poort! Jezus zei tot die man: Strijdt om in te gaan door
de enge poort.
Nu zijn er heel wat mensen die gelukkig nooit vloeken, nooit stelen en nooit lasteren;
mensen die nooit een bar bezoeken, die een goed christelijk leven leiden. En dat is een
www.prekenweb.nl
8/10
Ds. C. Harinck – De ingang in het Koninkrijk van God
zegen en een genade. Maar... één ding doen ze niet: strijden om in te gaan! Gemeente,
dan ben je óók op de brede weg, met al je rechtzinnigheid, met al je uiterlijk houden van
Gods geboden en je precies weten voor een ander hoe het moet.
Strijdt om in te gaan door de enge poort. Gaat in, zegt Christus, gaat in door de enge
poort. Het is alsof Hij zegt: ‘En laat alles achter wat u hindert in te gaan!’
Bedenk, gemeente, het is één van beide: u houdt uw zonden en de wereld vast en u
komt met uw zonden en de wereld in het eeuwig verderf. Of u breekt met de zonde en
de wereld, u vlucht tot de Zaligmaker en komt met Christus in de eeuwige heerlijkheid.
Andere wegen zijn er niet. Er zijn er maar twee: een wijde poort met een brede weg en
een enge poort met een smalle weg.
Gemeente, als we eerlijk zijn, dan staat de prediking van Jezus ons niet aan. We zouden
een poort willen die wijd genoeg was, zodat we alles konden meenemen wat we graag
zouden willen. Wij willen een godsdienst waarbij we alles kunnen meenemen wat van de
wereld en van ons eigen ik is.
Mag ik u eens een voorbeeld geven? Er was eens een boom, een zeldzame boom. Deze
was helemaal overgroeid door een klimopplant. En de tuinman had geen keuze. Het was:
of de klimopplant moet eruit, of de boom zal eraan gaan. Hij pakte zijn bijl en hij hakte
de klimopplant bij de wortel af.
Kijk, gemeente, nu zouden wij willen dat God het anders deed. Nu zouden wij willen dat
God het klimop van zonde en wereld en eigen ik spaarde. Maar dan zal de mens verloren
gaan. Als God iets goeds met u voorheeft, dan hakt Hij in het klimop dat uw levensboom
dreigt te verderven.
Als je de tekst goed leest, kom je twee keer drie dingen tegen. Drie dingen die bij elkaar
behoren. Een wijde poort, een brede weg en het eeuwig verderf; die drie behoren bij
elkaar. En weet je ook de drie andere dingen? Enge poort, smalle weg, eeuwig leven. Die
drie behoren ook bij elkaar.
U ziet de twee poorten, de twee wegen, de twee einden. U is voorgesteld: dood en
leven, vloek en zegen. O zondaar, kies toch het leven, opdat u leeft!
Moge de Heere dit woord zegenen en geven dat zondaren en zondaressen met de
verloren zoon tot zichzelf zouden komen en zouden zeggen: ‘Het gaat zo niet goed. Ik
ben op de brede weg. En ik zal, als ik zo voortga, in het eeuwige verderf komen.’ Dat we
zouden opstaan en tot God wederkeren en door de enge poort van bekering en geloof,
van verootmoediging en boetvaardigheid, zouden ingaan in het Koninkrijk Gods. Dat we
de smalle weg van de strijd van een christen zouden gaan, om eenmaal te mogen
beërven het eeuwige leven.
Amen.
www.prekenweb.nl
9/10
Ds. C. Harinck – De ingang in het Koninkrijk van God
Slotzang: Psalm 17: 3
Ik zet mijn treden in Uw spoor,
Opdat mijn voet niet uit zou glijden;
Wil mij voor struikelen bevrijden,
En ga mij met Uw heillicht voor.
Ik roep U aan, ‘k blijf op U wachten,
Omdat G’, o God, mij altoos redt,
Ai, luister dan naar mijn gebed,
En neig Uw oren tot mijn klachten.
Deze preek is eerder gepubliceerd in de prekenserie ‘Een zaaier ging uit…’ (deel 5)
www.prekenweb.nl
10/10
Download