capita selecta Optische-coherentietomografie: een belangrijke aanwinst voor het onderzoek van het netvlies W.R.Bijlsma en J.S.Stilma – Optische-coherentietomografie (OCT) is een nieuwe techniek die sinds korte tijd veelvuldig binnen de oogheelkunde gebruikt wordt om de verschillende lagen van het netvlies te visualiseren. – Bij OCT wekt men een interferentiesignaal op door de reflectie in de retina van een smalle bundel nabijinfrarood, laagcoherent licht te laten interfereren met de reflectie van dezelfde lichtstraal in een spiegel. De sterkte van het signaal is een maat voor de reflectie van de retinale laag die zich op dezelfde afstand van de lichtbron bevindt als de spiegel. Door de spiegel nauwkeurig te verplaatsen verkrijgt men een transversaal beeld van het netvlies met een axiale resolutie van 10 μm, waarmee de resolutie van een histologische coupe wordt benaderd. – OCT wordt toegepast bij oogheelkundige ziektebeelden zoals maculaoedeem, maculagaten en andere afwijkingen op de overgang netvlies-glasvocht, na fotodynamische therapie en bij glaucoom. – Met OCT kan men de dikte van de retinale zenuwvezellaag meten, zodat glaucoom in een vroeg stadium opgespoord kan worden. – OCT en fluorescentieangiografie vullen elkaar als diagnostische methoden aan, maar OCT is superieur bij de diagnostiek van maculaoedeem en maculagaten. – Zowel oogartsen als patiënten zijn enthousiast over het gemak waarmee retina-afwijkingen gevisualiseerd en geïnterpreteerd kunnen worden met behulp van OCT. Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:1884-91 De optische-coherentietomografie (OCT) werd in 1991 door Huang et al. in de oogheelkunde geïntroduceerd om de structuur van het transparante netvlies van patiënten zichtbaar te maken.1 Nu de techniek verder is ontwikkeld en er een commercieel apparaat beschikbaar is, wordt OCT sinds 2003 gebruikt in een aantal Nederlandse academische oogheelkundige centra. Het enthousiasme van oogartsen en patiënten is groot. De techniek vormt niet alleen een aanvulling op de huidige diagnostiek, maar heeft ons ook nieuwe inzichten in de pathofysiologie van netvliesafwijkingen gegeven. In dit artikel beschrijven wij de techniek en wij illustreren het gebruik ervan aan de hand van een aantal ziektebeelden. de techniek van optische-coherentietomografie Met OCT worden tweedimensionale, transversale doorsneden van de retina en de onderliggende structuren gemaakt op een manier analoog aan de ultrasonografie. Een smalle bundel nabij-infrarood, laagcoherent licht beschijnt door Universitair Medisch Centrum Utrecht, F.C.Donders Instituut voor Oogheelkunde, E03.136, Postbus 85.500, 3508 GA Utrecht. Hr.W.R.Bijlsma, assistent-geneeskundige; hr.prof.dr.J.S.Stilma, oogarts. Correspondentieadres: hr.W.R.Bijlsma ([email protected]). 1884 de pupil de retina en wordt door de verschillende retinale lagen teruggekaatst. Door de reflectie van het licht waarmee de retina wordt beschenen te laten interfereren met de reflectie van dezelfde lichtstraal in een spiegel ontstaat een interferentiesignaal. De sterkte van het signaal is een maat voor de reflectie van alleen de retinale laag die zich op exact dezelfde afstand van de lichtbron bevindt als de spiegel (figuur 1). Door de spiegel zeer nauwkeurig te verplaatsen kan men van een andere retinale laag de reflectie meten. De computer verwerkt 1000 scans in de diepte en 500 in de breedte tot een dwarsdoorsnede van het netvlies.2 Aangezien gebruik wordt gemaakt van licht, wordt de techniek beperkt door mediatroebelingen zoals staar. De nieuwste generatie OCT-apparaten (Stratus OCT; Carl Zeiss Meditec Inc., Dublin, CA, VS) kan metingen verrichten met een axiale resolutie van 10 μm, waarmee de resolutie van een histologische coupe wordt benaderd. De beelden zijn zo verfijnd dat de belangrijkste histologische lagen van het netvlies goed van elkaar te onderscheiden zijn.3 De software biedt mogelijkheden om de beelden nader te analyseren en om driedimensionale reconstructies te maken. De OCT heeft meerwaarde bij de diagnostiek van maculaoedeem, van afwijkingen op de overgang netvlies-glasvocht en van glaucoom; op dit gebied kan OCT concurreren met fluorescentieangiografie. Bij fluorescentieangiografie wordt een fluorescerende vloeistof in de bloedbaan gespoten, waarna gedurende 5 min meerdere foto’s met flitslicht wor- Ned Tijdschr Geneeskd 2005 20 augustus;149(34) spiegel lichtbron oog spiegel detector figuur 1. Schematische weergave van de werking van optische-coherentietomografie. Het nabij-infrarode, laagcoherente licht wordt gesplitst en enerzijds op een beweegbare spiegel en anderzijds op het oog gericht. Het van beide plaatsen weerkaatste licht wordt samengebracht in de detector, die de sterkte van het interferentiesignaal meet. den gemaakt. Een OCT-onderzoek is aanmerkelijk minder belastend. De patiënt zit achter het apparaat en fixeert op een lichtobject (figuur 2). Het onderzoek vergt slechts enkele minuten, het netvlies wordt niet overmatig belicht en er is geen sprake van de potentiële risico’s van intraveneuze fluoresceïne. Daarnaast zijn de OCT-beelden voor patiënten duidelijk interpreteerbaar, waardoor ze goed bruikbaar zijn bij patiëntenvoorlichting. Fluorescentieangiografie en OCT vullen elkaar voor een groot deel aan: waar fluorescentieangiografie een dynamisch beeld in het platte vlak geeft, geeft OCT een statisch, digitaal, kwantificeerbaar beeld in het transversale vlak. Een OCT-beeld van een normale retina is weergegeven in figuur 3. Toepassingen van OCT buiten de oogheelkunde worden gevonden in de gastro-enterologie, de cardiologie en de dermatologie, waar de techniek gebruikt wordt voor noninvasieve biopsie.4 toepassingen van optische-coherentietomografie Maculaoedeem. Wanneer de lekkage uit de retinale capillairen de absorptie overstijgt, ontstaat oedeem in het netvlies. Dit gebeurt voornamelijk in de macula en houdt dan vaak verband met diabetes, uveïtis of een idiopathische reactie na intraoculaire ingrepen: het syndroom van Irvine-Gass. Maculaoedeem is soms waar te nemen met biomicroscopie en vrijwel altijd met fluorescentieangiografie. Echter, deze methoden hebben het nadeel dat het oedeem maar beperkt kwantificeerbaar is. Op OCT-beelden is retinaoedeem zicht- figuur 2. Apparaat voor optische-coherentietomografie van de retina (Stratus OCT; Carl Zeiss Meditec Inc., Dublin, CA, VS): links de patiënt, rechts de onderzoeker. De patiënt plaatst zijn kin in de steun en fixeert op een lichtobject recht voor hem terwijl de retina wordt gescand. Ned Tijdschr Geneeskd 2005 20 augustus;149(34) 1885 250 µm log reflexion 1 2 3 4 5 6 7 8 9 500 µm figuur 3. Optische-coherentietomogram van een niet-afwijkende retina. In het centrum van de fovea zijn alleen fotoreceptoren aanwezig, waardoor een depressie ontstaat: van binnen naar buiten zijn aangegeven (1) glasvochtruimte; (2) hoogreflectieve zenuwvezellaag; (3) middelmatig-reflectieve ganglioncellaag; (4) hoogreflectieve binnenste plexiforme laag, bestaande uit de synapsen van bipolaire cellen en amacriene cellen; (5) middelmatig-reflectieve binnenste nucleaire laag van bipolaire cellen; (6) hoogreflectieve buitenste plexiforme laag, bestaande uit de synapsen van bipolaire cellen en horizontale cellen; (7) middelmatig-reflectieve buitenste nucleaire laag met de binnenste segmenten van staafjes en kegeltjes; (8) fotoreceptorlaag bestaande uit de buitenste segmenten van de fotoreceptorcellen, als een afzonderlijke dunne laag van matige reflectiviteit zichtbaar ter plaatse van de fovea; (9) pigmentblad-choroideacomplex. baar als een verdikking van de retina met mogelijk cystoïde ruimten. Deze verdikking is meetbaar en het verloop kan worden gevolgd. Op deze wijze kan bijvoorbeeld het effect van intravitreaal triamcinolon en van laserbehandeling bij diabetisch maculaoedeem gemeten worden (figuur 4).5 6 Dat OCT en fluorescentieangiografie elkaar aanvullen blijkt wanneer maculaoedeem bij fluorescentieangiografie aanwezig lijkt, maar toch niet met OCT aantoonbaar is, en omgekeerd. Afwijkingen op de overgang netvlies-glasvocht. In de loop van het leven degenereert het glasvocht en laat de achterste glasvochtmembraan los van het netvlies. Bij dit proces kan een aantal dingen misgaan. Bekend is te sterke adhesie aan het netvlies, waarbij een defect in het neurosensibele netvlies ontstaat met het risico op een netvliesloslating. Wanneer het glasvocht te sterke adhesie aan de macula vertoont, kan het vitreomaculaire-tractiesyndroom of een maculagat ontstaan. Bij het vitreomaculaire-tractiesyndroom veroorzaakt tractie van het glasvocht aan de macula een vochtophoping onder of in het neurosensibele netvlies. OCT toont vaak heel duidelijk de tractie van de achterste glasvochtmembranen alsmede het intra- en subretinale vocht.7 Bij een maculagat trekt waarschijnlijk het glasvocht ter plaatse van de fovea aan de retina, waardoor uiteindelijk een opening in de neurosensibele retina ontstaat (figuur 5). OCT heeft niet alleen bijgedragen aan het inzicht in de pathogenese van dit ziektebeeld, maar men kan er ook 1886 onderscheid mee maken tussen het voorstadium van een maculagat, waarbij nog spontane verbetering mogelijk is door loslating van de achterste glasvochtmembraan, en een maculagat dat in aanmerking komt voor chirurgische behandeling.8 Van een epiretinale membraan (‘macula pucker’) spreekt men wanneer gliaweefsel prolifereert aan de binnenzijde van het netvlies en door contractie daarvan het netvlies plooit. Er is een idiopathische vorm van dit ziektebeeld, maar het komt ook voor na behandelde ablatio retinae en na uveïtis. Op de OCT-plaatjes is de membraan zichtbaar als een hoogreflectieve preretinale membraan met vaak retinaal oedeem (figuur 6). OCT na fotodynamische therapie. Bij de exsudatieve vorm van leeftijdsgebonden maculadegeneratie groeit er een choroïdale, neovasculaire membraan onder de neurosensibele retina. De bloedvaten in deze membraan lekken en zorgen uiteindelijk voor destructie van de fotoreceptoren. Fotodynamische therapie wordt steeds vaker gebruikt bij deze vorm van maculadegeneratie.9 10 Na intraveneuze toediening van de fotodynamische stof verteporfine neemt de neovasculaire membraan deze stof op. Fotodynamische activatie bereikt men door selectief de neovasculaire membraan met laserlicht te beschijnen, waarna er trombose van bloedvaten en destructie van weefsel optreden.11 Na de fotodynamische therapie gebruikt men OCT om de reactie op de behandeling te volgen. Door fotodynamische schade aan de Ned Tijdschr Geneeskd 2005 20 augustus;149(34) a b microaneurysmata maculaoedeem verdikte buitenste retinalagen cystoïde ruimte c 372 561 438 541 645 486 376 488 399 e 0 d 100 200 300 400 500 µm subretinaal oedeem f figuur 4. Oogheelkundige beelden bij een 68-jarige vrouw met nieuw-ontdekte diabetes mellitus type 2. Na een staaroperatie van het linker oog trad snelle progressie op van de diabetische maculopathie met visusdaling tot 0,3: (a) fundusfoto van het linker oog met verspreid door de achterpool microaneurysmata, bloedinkjes en harde exsudaten; de venen zijn verdikt en er zijn pathologische arterioveneuze overkruisingen; (b) late-faseangiogram met in de macula uitgebreid diabetisch maculaoedeem; (c) verticaal optische-coherentietomogram met in de buitenste retinalagen duidelijk oedeem, zichtbaar als ophelderingen, en centraal subretinaal vocht en een grote retinale cyste; de foveadikte is 645 μm; (d) de diktekaart van de retina toont in kleur de gemeten dikte van de neurosensibele retina en tevens de dikte in getallen; (e) verticaal optische-coherentietomogram 1 maand na injectie met triamcinolon 4 mg in 0,1 ml in het corpus vitreum, waardoor het diabetisch maculaoedeem afnam; de dikte van de retina is geslonken en er zijn minder cysteuze ruimten (ophelderingen) zichtbaar; het subretinale vocht is verdwenen; de dikte van de fovea is 289 μm; patiënte kreeg een aanvullende gridlaserbehandeling om het oedeem verder te verminderen, waarna de visus 0,5 was; (f ) verticaal optische-coherentietomogram 2 maanden na de gridlaserbehandeling: de dikte van de retina is verder geslonken en er is enig herstel van de foveacontour; de foveadikte is 264 μm. Ned Tijdschr Geneeskd 2005 20 augustus;149(34) 1887 a b retinaoedeem maculagat maculagat c figuur 5. Oogheelkundige beelden bij een 80-jarige man met sinds 6 maanden klachten van verminderde gezichtsscherpte (visus: 0,1) en metamorfopsie – bij het lezen vielen telkens de middelste letters weg; wanneer men een smalle lichtbundel van de spleetlamp over de fovea liet schijnen, zag patiënt deze bundel in het midden versmallen (Watzke-test): (a) fundusfoto van het linker oog met ter plaatse van de fovea een donkere vlek van het blootliggende pigmentblad en daaromheen retinaoedeem; (b) late fase van het fluorescentieangiogram met centraal in de fovea hyperfluorescentie door afwezige blokkade door het netvlies, en daaromheen lekkage in het oedeem (normaliter zorgt de dichte pigmentatie van het netvlies ter plaatse van de fovea voor blokkade van het choroïdale vaatbed op een fluorescentieangiogram; door het gat in de neurosensibele retina is er toch fluorescentie van dieper choroideaweefsel zichtbaar); (c) verticaal optische-coherentietomogram met een maculagat door alle lagen van het neurosensibele netvlies heen en omgevend cystoïd oedeem (zwarte ophelderingen); het dak van het maculagat wordt gevormd door de binnenste retinale laag; na een vitrectomie met achterlaten van intraoculair gas kan dit maculagat herstellen tot de normale contour als in figuur 3. 1888 Ned Tijdschr Geneeskd 2005 20 augustus;149(34) epiretinale membraan intraretinale vochtophoping figuur 6. Verticaal optische-coherentietomogram van een epiretinale membraan: aan de binnenzijde van het netvlies is een strakgespannen membraan zichtbaar die tractie uitoefent op het netvlies en die deels boven het netvlies verloopt; midden in de fovea zijn de retinaverdikking en de intraretinale vochtophoping zichtbaar. neovasculaire membraan zal, na een initiële toename, een afname van sub- en intraretinaal vocht zichtbaar zijn. In een latere fase verschijnt subretinale fibrose als een hoogreflectieve band. Met OCT kan het effect reeds snel worden waargenomen, terwijl de beelden van fluorescentieangiografie de eerste tijd na behandeling minder goed interpreteerbaar zijn.12 Glaucoom. Bij glaucoom worden de retinale zenuwvezels beschadigd die via de papil de informatie van de fotoreceptoren in de richting van het brein vervoeren. Deze schade leidt tot specifieke uitval van het gezichtsveld. Men veronderstelt dat er al langere tijd schade aan de retinale zenuwvezellaag bestaat voordat vezelbundeldefecten bij gezichtsveldonderzoek zichtbaar worden. Door deze schade op te sporen zou men glaucoom in een vroeger stadium kunnen herkennen. Aangezien op het OCT-beeld de zenuwvezellaag als afzonderlijke laag binnen het netvlies te onderscheiden is, kan aantasting ervan worden gemeten met deze techniek.13 Met de OCT meet men de dikte van de zenuwvezellaag op een vaste afstand rondom de papil. Door de gemeten dikte te vergelijken met niet-afwijkende zenuwvezellaagdikten in een database kan men bepalen of de zenuwvezellaag lokaal of diffuus verdund is, wat kan passen bij glaucoom (figuur 7). Men kan het onderzoek herhalen om na te gaan of er progressie is van de zenuwvezellaagverdunning. beschouwing OCT heeft de laatste jaren een hoge vlucht genomen in de oogheelkundige diagnostiek van maculaoedeem, van afwijkingen op de overgang netvlies-glasvocht, en van glaucoom. Het succes is te danken aan de snelle, niet-invasieve manier waarop dwarsdoorsnedebeelden van het netvlies verkregen worden. OCT maakt het mogelijk op een eenvoudige, kwantificeerbare manier verschillende lagen van het netvlies diagnostisch te onderzoeken. Tevens kan de patiënt het effect van een behandeling aflezen uit de inzichtelijke plaatjes. Na verdere verfijning van de techniek zijn nieuwe toepassingen te verwachten bij retina-aandoeningen met fijne morfologische afwijkingen, zoals erfelijke opticusatrofie van Leber en juveniele retinoschisis.14 15 Daarnaast wordt OCT geschikt gemaakt voor diagnostiek van het voorsegment van het oog. Aangezien toepassingen vooral gevonden worden in de superspecialistische oogheelkundige deelgebieden en omdat de huidige commercieel verkrijgbare apparatuur nogal kostbaar is, zal de OCT de komende jaren waarschijnlijk alleen in de academische centra en de grotere algemene ziekenhuizen beschikbaar zijn als aanvulling op de huidige diagnostiek. Ned Tijdschr Geneeskd 2005 20 augustus;149(34) 1889 cup cup splinterbloeding a b 300 micron 86 100 OD OD 0 20 40 60 TEMP NAS INF 34 39 97 119 100 OS 0 OS 0 20 40 60 TEMP 80 100 120 140 160 180 200 220 240 SUP NAS INF TEMP 113 T 33 82 50 T 38 93 30 141 59 I 52 47 N 112 70 85 d 45 109 68 200 S 72 108 TEMP 300 micron 66 47 80 100 120 140 160 180 200 220 240 SUP 104 96 56 200 0 c 130 S 67 N I 91 figuur 7. Oogheelkundige beelden bij een 68-jarige vrouw met klachten van mouches volantes: bij fundoscopie werd een cup-diskratio van 0,5 gevonden met in het linker oog een splinterbloeding op de papilrand. De oogdrukken bedroegen 14 en 17 mmHg. De familieanamnese was positief voor glaucoom. Aangezien bij herhaling normale oogdrukken werden gemeten, ging het om normale-drukglaucoom: (a) fundusfoto van de oogzenuw rechts (links weergegeven) en links; links temporaal onder op de papilrand is een splinterbloeding zichtbaar; (b) gezichtsveldonderzoek middels statische perimetrie toont rechts (links weergegeven) geen duidelijke afwijkingen en links een beginnend vezelbundelscotoom aan de bovenzijde; (c) weergave van verticale optische-coherentietomogrammen van de zenuwvezellaag rond de papil in vergelijking met de situatie bij de gemiddelde bevolking (zwarte lijn): er is in het linker oog een verdunning onder (INF = inferior) en temporaal (TEMP), waar de zwarte curve in het rode gebied loopt (SUP = superior; NAS = nasaal) (elk plaatje is opgebouwd uit 256 circulair gemaakte scans); (d) de cirkeldiagrammen tonen in rood, geel en groen de percentages van de normale bevolking die een zenuwvezellaag van dezelfde dikte in die sector hebben (respectievelijk < 1, 1-5 en > 95%) (T = temporaal; I = inferior; N = nasaal; S = superior); de zenuwvezellaag van het linker oog is onder (I) in de afbeelding sterk verdund, passend bij het vezelbundelscotoom dat boven zichtbaar is op het gezichtsveld in (b). 1890 Ned Tijdschr Geneeskd 2005 20 augustus;149(34) Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: de aanschaf van het OCT-apparaat werd financieel ondersteund door de F.P.Fischerstichting. Aanvaard op 21 april 2005 Literatuur 1 Huang D, Swanson EA, Lin CP, Schuman JS, Stinson WG, Chang W, et al. Optical coherence tomography. Science 1991;254:1178-81. 2 Schuman JS, Puliafito CA, Fujimoto JG. Optical coherence tomography of ocular diseases. 2nd ed. Thorofare, NJ: Slack; 2004. 3 Toth CA, Narayan DG, Boppart SA, Hee MR, Fujimoto JG, Birngruber R, et al. A comparison of retinal morphology viewed by optical coherence tomography and by light microscopy. Arch Ophthalmol 1997;115: 1425-8. 4 Fujimoto JG, Pitris C, Boppart SA, Brezinski ME. Optical coherence tomography: an emerging technology for biomedical imaging and optical biopsy. Neoplasia 2000;2:9-25. 5 Hee MR, Puliafito CA, Duker JS, Reichel E, Coker JG, Wilkins JR, et al. Topography of diabetic macular edema with optical coherence tomography. Ophthalmology 1998;105:360-70. 6 Sutter FK, Simpson JM, Gillies MC. Intravitreal triamcinolone for diabetic macular edema that persists after laser treatment: threemonth efficacy and safety results of a prospective, randomized, double-masked, placebo-controlled clinical trial. Ophthalmology 2004;111:2044-9. 7 Gallemore RP, Jumper JM, McCuen 2nd BW, Jaffe GJ, Postel EA, Toth CA. Diagnosis of vitreoretinal adhesions in macular disease with optical coherence tomography. Retina 2000;20:115-20. 8 Tanner V, Chauhan DS, Jackson TL, Williamson TH. Optical coherence tomography of the vitreoretinal interface in macular hole formation. Br J Ophthalmol 2001;85:1092-7. 9 Verteporfin in Photodynamic Therapy Study Group. Verteporfin therapy of subfoveal choroidal neovascularization in age-related macular degeneration: two-year results of a randomized clinical trial including lesions with occult with no classic choroidal neovascularization – verteporfin in photodynamic therapy report 2. Am J Ophthalmol 2001;131:541-60. 10 Treatment of age-related macular degeneration with photodynamic therapy (TAP) Study Group. Photodynamic therapy of subfoveal choroidal neovascularization in age-related macular degeneration with verteporfin: one-year results of 2 randomized clinical trials – TAP report. Arch Ophthalmol 1999;117:1329-45. 11 Schmidt-Erfurth U, Hasan T. Mechanisms of action of photodynamic therapy with verteporfin for the treatment of age-related macular degeneration. Surv Ophthalmol 2000;45:195-214. 12 Rogers AH, Martidis A, Greenberg PB, Puliafito CA. Optical coherence tomography findings following photodynamic therapy of choroidal neovascularization. Am J Ophthalmol 2002;134:566-76. 13 Bowd C, Zangwill LM, Berry CC, Blumenthal EZ, Vasile C, SanchezGaleana C, et al. Detecting early glaucoma by assessment of retinal nerve fiber layer thickness and visual function. Invest Ophthalmol Vis Sci 2001;42:1993-2003. 14 Barboni P, Savini G, Valentino ML, Montagna P, Cortelli P, de Negri AM, et al. Retinal nerve fiber layer evaluation by optical coherence tomography in Leber’s hereditary optic neuropathy. Ophthalmology 2005;112:120-6. 15 Apushkin MA, Fishman GA, Janowicz MJ. Correlation of optical coherence tomography findings with visual acuity and macular lesions in patients with X-linked retinoschisis. Ophthalmology 2005; 112:495-501. Abstract Optical coherence tomography, an important new tool in the investigation of the retina – Recently optical coherence tomography (OCT) has been introduced into the field of ophthalmology to enhance visualization of the various retinal layers. – OCT uses interference of near infra-red, low-coherent light reflected from the retina and from a reference mirror, to create transverse sections of the retina. The strength of the signal is a measure of the reflection of the retinal layer which is situated at the same distance from the light source as the mirror. Accurate placement of the mirror gives a transverse view of the retina with an axial resolution of 10 μm, with which the resolution of a histological section can be approximated. – OCT is used in ophthalmic diseases such as macular oedema, macular holes and other abnormalities on the retinal-vitreous border, following photodynamic therapy and in treating glaucoma. – OCT has been used to detect early glaucoma by measuring the thickness of the retinal nerve fibre layer. – OCT and fluorescence angiography complement one another as diagnostic methods but OCT is superior in the diagnosis of macular oedema and macular holes. – OCT provides images of retinal pathology which can easily be interpreted by both ophthalmologists and patients. Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:1884-91 Ned Tijdschr Geneeskd 2005 20 augustus;149(34) 1891