BENELUX KERNCIJFERS EN TRENDS 2014 SECRETARIAAT-GENERAAL SECRÉTARIAT GÉNÉRAL COLOFON Verantwoordelijke uitgever Dr. J.P.R.M. van Laarhoven Secretariaat-Generaal van de Benelux Unie Regentschapsstraat 39 BE-1000 Brussel T +32 (0)2 519 38 11 [email protected] Redactie Secretariaat-Generaal van de Benelux Unie i.s.m. mevr. K. Keller Dankwoord Het College van secretarissen-generaal hecht er zeer aan de heren G. Zacharias (STATEC Luxemburg), M. Broeckaert (AD Statistiek van de FOD Economie, België) en H. de Ruiter (CBS, Nederland) te danken voor hun suggesties en tips. Coördinatie Stafbureau van het Secretariaat-Generaal van de Benelux Unie Vorm en concept fuel. - Brussel - www.fueldesign.be Drukker Profeeling Datum: februari 2014 Deze publicatie is beschermd door auteursrecht •••3 VOORWOORD Beste lezer, De Benelux is vooral bekend als een historisch samenwerkingsverband tussen de regeringen van België, Nederland en Luxemburg en om zijn bijbehorende successen zoals Schengen. De Benelux is daarmee een voorloper op een aantal beleidsterreinen op gebied van de Europese integratie. Bij weinigen is echter bekend wat de cijfers van de Benelux zijn. Om de samenwerking tussen de drie landen vorm te geven en te kunnen begrijpen, is het van belang de verschillende parameters en gegevens van deze samenwerking te kennen en te kunnen vergelijken. Statistieken zijn daarin een belangrijke bouwsteen. Het Gemeenschappelijk Werkprogramma 2013-2016 is ons uitgangspunt geweest bij het opstellen van deze brochure. Wij willen – zonder aanspraak te maken op volledigheid – een reeks grafieken en tabellen weergeven die verband houden met de projecten en acties die door de Benelux worden ondernomen. De statistische gegevens zijn afkomstig van verschillende Europese en nationale bronnen. Het doel is voor de Benelux geconsolideerde en kwantitatieve informatie te geven. Het doel is niet een wetenschappelijk werk af te leveren, noch in de plaats te treden van de werkzaamheden en publicaties van de diensten voor de statistiek van onze drie landen. Deze brochure is gericht tot een breed publiek, tot allen die zich voor de Benelux en de ontwikkeling ervan interesseren en zo iedereen in staat te stellen een beter inzicht te krijgen in de Benelux. Wij willen geïnteresseerden aanmoedigen verdere informatie over de Benelux te zoeken op onze site www.benelux.int Het College van secretarissen-generaal J. van Laarhoven A. de Muyser L. Willems 4••• INHOUDSOPGAVE VOORWOORD 3 INLEIDING5 LIJST VAN AFKORTINGEN 7 1. ALGEMEEN 1.1. Grondgebied 1.2. Bevolking 1.3. Macro-economie 8 10 11 14 2. ENERGIE 20 3. LEEFMILIEU EN RUIMTE 30 4. SOCIALE COHESIE 40 5. ECONOMIE EN KENNIS 50 6. MOBILITEIT 58 7. VEILIGHEID EN PERSONENVERKEER 70 2.1. Energiemarkt 2.2. Energievoorziening 2.3. Hernieuwbare energie 3.1. Milieukwaliteit 3.2. Biodiversiteit 3.3. Ruimtelijke samenhang 4.1. Arbeidsmobiliteit 4.2. Jeugdbeleid 4.3. Welzijn 5.1. Ondernemingen 5.2. Informatie- en communicatietechnologie 5.3. E-government 5.4. Innovatie 5.5. Consumentenzaken 6.1. Transportmodi 6.2. Wegtransport 6.3. Spoorwegtransport 6.4. Transport over het water: goederenvervoer 6.5. Luchttransport 7.1. Veiligheid 7.2. Personenverkeer 22 24 28 32 37 38 42 47 49 52 53 55 56 57 60 61 64 66 68 72 73 8. Fraudepreventie76 •••5 INLEIDING De brochure “BENELUX, KERNCIJFERS EN TRENDS” omvat, naast een voorwoord, deze inleiding en een zo volledig mogelijke lijst van afkortingen, een hoofdstuk “Algemeen”, dat globale cijfers aanreikt over de drie landen, en zeven hoofdstukken overeenkomstig de zeven beleidsterreinen van het Gemeenschappelijk Werkprogramma 2013-2016. In de inleiding bij de zeven prioriteiten wordt herinnerd aan de ambitie van de Benelux voor het betrokken beleidsterrein om de koppeling te leggen met de ingezamelde gegevens. De prioriteiten zijn onderverdeeld in subthema’s om de brochure overzichtelijker te maken. Deze brochure focust op de Benelux-landen. In een aantal gevallen worden ook de cijfers van andere landen opgenomen. Dit zijn de buurlanden van de Benelux, landen waarmee de Benelux een samenwerkingsverband heeft, en andere landen die belangrijk zijn voor het desbetreffende thema. Elk thema bevat de meest recente data. Er worden ook evoluties over de jaren heen getoond en data over de Europese Unie1, dit om de gegevens van de Benelux in een bredere context te plaatsen. De data van deze bundel werden onttrokken uit verscheidene bronnen (in het najaar van 2013). De voornaamste bron is Eurostat, het Statistisch Bureau van de Europese Unie. Deze bron bevat data over zowel de Europese Unie in zijn geheel als over de lidstaten, vaak op landelijk en regionaal niveau. Eurostat werd bovendien gekozen voor zijn vergelijkbaarheid tussen de verschillende landen. Daarnaast hebben de nationale databanken aanvullende gegevens geleverd: Algemene Directie Statistiek (FOD Economie) voor de Belgische statistieken, Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor de Nederlandse statistieken en Institut National de la Statistique et des Etudes Economiques (STATEC) voor de Luxemburgse statistieken. In een aantal gevallen werd gebruik gemaakt van andere internationale instellingen en studies2. Soms werden extra berekeningen toegepast door het Secretariaat-Generaal om gegevens over de gehele Benelux te verkrijgen. De eigen berekeningen zijn vermeld als voetnoot bij de tabellen en/of grafieken. Het Secretariaat-Generaal is als enige verantwoordelijk voor deze publicatie. De meerderheid van de hier voorgestelde data situeert zich op landelijk niveau. Daarnaast worden er in enkele subthema’s data weergegeven op regionaal niveau. De regionale niveaus zijn gebaseerd op het NUTS (Nomenclature of Territorial Units of Statistics) classificatiesysteem van Eurostat. Deze classificatie is een hiërarchisch systeem, dat in drie NUTS niveaus is verdeeld: - NUTS 1: Belangrijke socio-economische regio’s - NUTS 2: Basis regio’s voor de toepassing van regionaal beleid - NUTS 3: Kleine regio’s voor specifieke diagnoses 1 De gegevens voor de gehele actuele samenstelling van de Europese Unie, de EU-28, zijn niet altijd beschikbaar. Wanneer er geen gegevens beschikbaar zijn voor de EU-28 wordt er verwezen naar de EU-27 (dus excl. Kroatië). Tijdreeksen voor de EU-27/EU-28 zijn gebaseerd op de desbetreffende formatie over de gehele periode. Dit betekent dat gegevens van 2000 naar de gehele EU formatie verwijzen, dus ook naar de landen die toentertijd nog geen lid waren van de EU. 2 Bijvoorbeeld: OESO, EMA en studies die gevalideerd zijn door de Europese Commissie of één van haar departementen. 6••• Voor de Benelux-landen en de daaraan grenzende landen is gebruik gemaakt van het NUTS 1- en het NUTS 2-niveau. De volgende tabel geeft de opbouw van de NUTS 1 en de NUTS 2 regio’s weer: LAND NUTS 1 België Brussels Hoofdstedelijk Gewest Vlaams Gewest NUTS 2 Antwerpen Limburg (BE) Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen Waals Gewest Waals-Brabant Henegouwen Luik Luxemburg (BE) Namen Nederland Noord-Nederland Groningen Friesland (NL) Drenthe Oost-Nederland Overijssel Gelderland Flevoland West-Nederland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Zuid-Nederland Noord-Brabant Limburg (NL) Luxemburg Luxembourg Duitsland Niedersachsen Luxembourg Nordrhein-Westfalen Rheinland-Pfalz Saarland Frankrijk Champagne-Ardenne Nord-Pas de Calais Lorraine In België hebben de NUTS 1- en NUTS 2- regio’s een politieke en administratieve betekenis. Dit is echter niet het geval voor Nederland, waar alleen de NUTS 2- regio’s een politieke en administratieve betekenis hebben. In Luxemburg zijn de NUTS 1- en NUTS 2- regio’s gelijk aan het landelijk niveau. Daarom wordt er voor Luxemburg enkel data op landelijk niveau weergegeven. Ook voor de aangrenzende landen werden data verworven op regionaal niveau, maar dan enkel voor de regio’s die aan de Benelux grenzen. Voor Duitsland wordt gekeken naar het niveau van de “Länder”, namelijk Niedersachsen, Nordrhein-Westfalen, Rheinland-Pfalz en Saarland. Voor Frankrijk wordt gekeken naar het niveau van de “Régions”, namelijk Champagne-Ardenne, Nord-Pas de Calais en Lorraine. Het ligt aan het thema en de beschikbaarheid van data of de gegevens op landelijk of op NUTSniveau weergegeven worden. De betekenis van symbolen en de afkortingen van eenheden, landen, instellingen etc. staan vermeld in de lijst van afkortingen. Bovendien staat bij sommige gegevens een definitie of nadere toelichting in een voetnoot. Wij wensen u veel leesplezier toe. •••7 LIJST VAN AFKORTINGEN Tekens : Niet beschikbaar - Niet van toepassing '11/'12 Groei in 2012 ten opzichte van 2011 2011/’12Schoolperiode; beginnend in 2011 en eindigend in 2012 2000-2012 2000 tot en met 2012 Landen en regio’s BNL Benelux Unie: België, Nederland en Luxemburg BE België NLNederland LULuxemburg Intra-BNL Tussen de Benelux-landen DEDuitsland FR Frankrijk AT Oostenrijk BGBulgarije CYCyprus CZ Tsjechië DKDenemarken EEEstland ELGriekenland ESSpanje FI Finland HR Kroatië HUHongarije IEIerland IT Italië LTLetland LVLitouwen MTMalta PLPolen PTPortugal RO Roemenië SEZweden SI Slovenië SKSlowakije UK Verenigd Koninkrijk EU-27Europese Unie van 27 lidstaten vanaf 1 januari 2007 (BE, BG, CZ, DK, DE, EE, IE, EL, ES, FR, IT, CY, LV, LT, LU, HU, MT, NL, AT, PL, PT, RO, SI, SK, FI, SE, UK) EU-28Europese Unie van 28 lidstaten vanaf 1 januari 2013 (EU-27 + HR) CHZwitserland NO Noorwegen Extra EU-27 De landen die niet tot de EU-27 behoren CNChina JPJapan RURusland US Verenigde Staten NUTS Nomenclature of Territorial Units for Statistics Eenheden van metingen % Procent/percentage US$ US Dollars mld.Miljard mln.Miljoen kkpKoopkrachtpariteit (correctie voor prijsverschillen) kmKilometer km² Vierkante kilometer ha Hectare (1 ha = 10.000 vierkante meter) m³ Kubieke meter µgMicrogram kgKilogram pkmPersonenkilometer (1 pkm = het vervoer van 1 passagier over 1 km) tkmTonkilometer (1 tkm = het vervoer van 1 ton over 1 km) teuTwenty-foot equivalent units (aanduiding voor de afmeting van containers, 1 teu = 20 voet lang) kWh Kilowatt-uur MWh Megawatt-uur (mega = 1 miljoen) GWh Gigawatt-uur (giga = 1 miljard) GJ Gigajoule (giga = 1 miljard) TJ Terajoule (tera = 1 biljoen) CO2-eqKoolstofdioxide-equivalent (aanduiding voor de hoeveelheid opwarmend vermogen van broeikasgassen) kgoeKilogram olie-equivalent (rekeneenheid voor de hoeveelheid energie, 1kgoe is ongeveer gelijk aan de nettowarmte-inhoud van 1 kg ruwe aardolie (NBB)) toeTon olie-equivalent (rekeneenheid voor de hoeveelheid energie, 1 toe is ongeveer gelijk aan de nettowarmte-inhoud van 1 ton ruwe aardolie (NBB)) Overige AD Algemene Directie BBIE Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom BBP Bruto Binnenlands Product BHIMBureau voor de Harmonisatie van de Interne Markt/ Office for Harmonization in the Internal Market (OHIM) BTW Belasting toegevoegde waarde CBS Centraal Bureau voor de Statistiek DGDirectorate-General EMAEuropees Milieuagentschap / European Environment Agency (EEA) EOBEuropees Octrooibureau / European Patent Office (EPO) Eurostat Afdeling van de Europese Commissie FOD Federale Overheidsdienst (Economie) IAOInternationale Arbeidsorganisatie / International Labour Organziation (ILO) NBB Nationale Bank van België OESOOrganisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling / Organisation for Economic Cooperation and Development (OECD) RES Renewable Energy Share R&DResearch & Development (Onderzoek & Ontwikkeling) STATECInstitut National de la Statistique et des Etudes Economiques 8••• 1. ALGEMEEN De Benelux is een intergouvernementeel samenwerkingsverband tussen België, Nederland en Luxemburg. Nog tijdens de Tweede Wereldoorlog besloten de regeringen van de 3 landen nauwer te gaan samenwerken. De Benelux ging in 1944 als douane-unie van start. In 1958 zetten België, Nederland en Luxemburg een stap verder met de ondertekening van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, waarin de uitbreiding en verdieping van de economische samenwerking werd verankerd. Op 17 juni 2008 werd een nieuw Benelux-Verdrag ondertekend; dit is in werking getreden op 1 januari 2012. Dit alles onder de naam: de Benelux Unie. •••9 In de Benelux wonen 28,5 miljoen mensen op een landoppervlakte van 74.654 km², ofwel 5,6 % van de Europese bevolking op 1,7 % van de Europese landoppervlakte. De Benelux-bevolking is de laatste jaren vooral toegenomen door een positief migratiesaldo. Voor 2060 wordt de bevolkingsgroei in de Benelux geschat op 10 % ten opzichte van 2013. Op basis van het Bruto Binnenlands Product (BBP) per inwoner neemt de Benelux een hoge welvaartspositie in (36.000 euro/ inwoner). Hoewel de economische groei in de Benelux afnam tijdens de financiële en economische crisis in 2009 (naar gemiddeld -3,4 % van het BBP), is deze na 2009 weer langzaam aan het herstellen. De Benelux-landen zijn belangrijke handelspartners van elkaar. Zo behoren Nederland en België tot de 5 belangrijkste handelspartners van Luxemburg, is België de tweede handelspartner van Nederland en is Nederland de tweede handelspartner van België. Het aandeel van de Benelux in de interne handelsomvang tussen de Europese lidstaten bedraagt 16,6 % van de totale invoer en 22,7 % van de totale uitvoer. Daarmee staat de Benelux op de 2e (invoer) en 1e (uitvoer) plaats van belangrijkste handelspartners in de interne EU-handel. Net als de economische groei, verslechterde ook het begrotingstekort tijdens de financiële en economische crisis in de Benelux (naar gemiddeld 5,4 % van het BBP). Het begrotingstekort is de laatste jaren verbeterd naar gemiddeld 3,9 % van het BBP. De omvang van de staatsschuld verschilt tussen de Benelux-landen, maar gemiddeld genomen ligt deze onder het Europees gemiddelde. 10 • • • 1.1.Grondgebied 1.1.1. Ligging van de Benelux binnen Europa Bron: Secretariaat-Generaal van de Benelux Unie 1.1.2. Totale landoppervlakte, 2012 EU-28* Totaal: 4.394.247 km2 BNL Totaal: 74.654 km2 55,6% 98,3% 1,7% 3,5% 40,9% EU-27 - BNL BE NL LU *Berekening EU-28: oppervlakte EU-27 (Eurostat) + HR (Europese Commissie – Regionaal beleid en stadsontwikkeling) Berekening BNL: oppervlakte BE+NL+LU Bron: Eurostat Oppervlakte (km²) BNL 74.654 BE 30.526 NL 41.542 LU 2.586 EU-28* 4.394.247 • • • 11 1.2.Bevolking 1.2.1.Bevolkingsaantal Totale bevolking, 2013 De bevolkingsomvang op 1 januari 2013. EU-28 Totaal: 507,1 mln. BNL Totaal: 28,5 mln. Bevolking op 1 januari 2013 58,9% 94,4% 5,6% 1,9% BNL 28.478.256 BE 11.161.642 NL 16.779.575 LU 537.039 EU-28 507.069.424 39,2% EU-27 - BNL BE NL LU Berekening BNL: bevolkingsaantal BE+NL+LU Bron: Eurostat Bevolkingsaantal per landsdeel, 2012 Totale bevolking Aandeel van totale bevolking (%) 11.094.850 100,0 Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1.159.448 10,5 Vlaams Gewest 6.372.575 57,4 Waals Gewest 3.562.827 32,1 BE NL 16.730.348 100,0 Noord-Nederland 1.718.896 10,3 Oost-Nederland 3.543.938 21,2 West-Nederland 7.880.753 47,1 Zuid-Nederland 3.586.761 21,4 LU 524.853 100,0 DE 81.843.743 100,0 Niedersachsen 7.913.502 9,7 Nordrhein-Westfalen 17.841.956 21,8 Rheinland-Pfalz 3.999.117 4,9 Saarland FR Champagne-Ardennne 1.013.352 1,2 65.327.724 100,0 1.333.163 2,0 Nord-Pas de Calais 4.049.685 6,2 Lorraine 2.356.585 3,6 Bron: Eurostat 12 • • • 1.2.2. Bevolkingssamenstelling Leeftijdspiramide De bevolking per leeftijdsgroep in verhouding tot de totale bevolking. Leeftijdsgroep BNL EU-27 80+ 70-79 60-69 50-59 40-49 30-39 20-29 10-19 0-9 20 80+ 70-79 60-69 50-59 40-49 30-39 20-29 10-19 0-9 15 10 5 0 5 10 % van de totale bevolking 2000 15 20 20 10 5 0 5 10 % van de totale bevolking 2013 2000 BE Totaal 15 15 20 2012 NL LU 2000 2013 2000 2013 2000 2013 10.239.085 11.161.642 15.863.950 16.779.575 433.600 537.039 Per leeftijdsgroep (% van de totale bevolking) 0-9 jaar 11,7 11,5 12,5 11,1 13,1 11,2 10-19 jaar 11,9 11,2 11,9 12,0 11,3 11,8 20-29 jaar 13,0 12,7 13,4 12,4 13,0 13,2 30-39 jaar 15,4 13,1 16,6 12,2 17,1 15,2 40-49 jaar 14,6 14,4 14,8 15,3 14,9 16,2 50-59 jaar 11,6 13,7 12,6 14,0 11,5 13,3 60-69 jaar 10,2 10,8 8,6 11,9 9,3 9,1 70-79 jaar 8,2 7,3 6,4 6,9 6,7 6,1 80+ 3,5 5,3 3,2 4,2 3,1 3,9 Berekening BNL: bevolkingsaantal per leeftijdsgroep van BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat Buitenlandse bevolking, 2012 Met de buitenlandse bevolking wordt verwezen naar de inwoners met een vreemde nationaliteit. BE NL LU 2008 2012 2008 2012 2008 2012 ᵃ 971.448 1.224.904 688.375 697.741 205.889 229.870 9,1 11,0 4,2 4,2 42,6 43,8 EU-28 67,9 63,6 38,4 52,0 86,0 86,4 BE - - 3,8 4,0 8,0 7,5 Totaal % van de bevolking Waaronder (%): NL 12,7 11,5 - - 1,8 1,7 LU 0,5 0,4 0,0 0,1 - - DE 3,9 3,3 9,1 10,4 5,6 5,3 FR 13,4 12,2 2,2 2,6 12,9 14,4 UK 2,6 2,0 5,8 5,9 2,4 2,4 Noordb 1,7 1,5 2,1 3,0 3,5 3,4 Centraal+Oostb 6,7 11,3 7,3 16,0 2,9 4,1 Zuid 26,5 21,4 8,1 10,0 48,8 47,6 32,1 36,4 61,6 48,0 14,0 13,6 b Niet EU-28 ᵃ Gebaseerd op cijfers van STATEC b Noord = DK+EE+FI+IE+LT+LV+SE Centraal + Oost = AT+BG+CZ+HR+HU+PL+RO+SI+SK Zuid = CY+EL+ES+IT+MT+PT Bron: Eurostat en STATEC • • • 13 1.2.3. Bevolkingsdichtheid, 2011 Het aantal inwoners per km². <=50 Bron: Eurostat 50 - 100 100 - 135 135 - 170 170 - 500 > 500 1.2.4. Bevolkingsgroei Samenstelling bevolkingsgroei De jaarlijkse bevolkingsgroei is opgedeeld in het migratiesaldo en de natuurlijke groei. “Migratiesaldo” is immigranten – emigranten en “natuurlijke groei” is geboorten – sterfgevallen. De groei is uitgedrukt in verhouding tot de totale bevolking aan het begin van het betreffende jaar. BNL % van de bevolking 2,2 1,8 1,4 1,0 0,6 0,2 - 0,2 2004 2006 2008 % van de bevolking Natuurlijke groei Belgie 2,2 2010 Nederland 2,2 1,8 1,8 1,4 1,4 1,4 1,0 1,0 1,0 0,6 0,6 0,6 0,2 0,2 0,2 - 0,2 - 0,2 - 0,2 2006 2008 2010 2012 2004 2006 2008 Luxemburg 2,2 1,8 2004 2012 Migratiesaldo 2010 2012 Berekening BNL: “migratiesaldo” en “natuurlijke groei” van BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat 2004 2006 2008 2010 2012 14 • • • Prognose bevolkingsgroei De prognose is berekend op basis van veronderstellingen die gebaseerd zijn op de nationale netmigratie-, geboorte- en sterftecijfers van de afgelopen jaren (Eurostat). 140 Index 2013=100 130 120 110 100 90 2013 2020 2030 BNL 2040 BE NL 2050 LU 2060 EU-27 Berekening BNL: de geschatte bevolkingsaantallen van BE+NL+LU en daarvan de index berekend Bron: Eurostat 1.3.Macro-economie 1.3.1. Bruto Binnenlands Product (BBP) Het BBP is de totale productie van goederen en diensten in een land. Het is de meest gebruikte indicator voor de economische omvang van een land. Het BBP van verschillende landen kan je met elkaar vergelijken door het te corrigeren voor het aantal inwoners en voor het prijsniveau. Zo krijg je het BBP per inwoner gecorrigeerd voor koopkrachtpariteit (KKP). BBP tegen marktprijzen (mld. euro), 2012 Marktprijzen zijn de lopende prijzen van het desbetreffende jaar. EU-28 Totaal: 12.968 mld. euro BNL Totaal: 1.018 mld. euro 58,9% 7,9% 92,1% 4,2% 36,9% EU-28 - BNL Berekening: BBP/inwoners Berekening BNL: BBP van BE+NL+LU en daarvan het BBP/inwoner berekend Bron: Eurostat BE NL LU BBP (mln. euro) BBP/hoofd* (euro) BNL 28.478.256 35.912 BE 11.161.642 33.879 NL 16.779.575 35.823 LU 537.039 81.736 EU-28 507.069.424 25.549 • • • 15 BBP per landsdeel (mld. euro), 2010 BE Totaal BBP (mld. euro) Aandeel van nationale BBP (%) 357 100,0 Brussels Hoofdstedelijk Gewest 68 19,0 Vlaams Gewest 204 57,2 Waals Gewest 85 23,8 NL 583 100,0 Noord-Nederland 59 10,1 Oost-Nederland 105 18,0 West-Nederland 297 50,9 Zuid-Nederland 122 20,9 LU 40 100,0 DE 2.496 100,0 Niedersachsen 217 8,7 Nordrhein-Westfalen 553 22,1 Rheinland-Pfalz 109 4,4 Saarland 29 1,2 1.937 100,0 Champagne-Ardennne 34 1,7 Nord-Pas de Calais 97 5,0 Lorraine 54 2,8 FR Bron: Eurostat BBP per inwoner (in US dollars3 KKP), 2012 “Omvang van de economie” ten opzichte van enkele internationale economische grootmachten. Om de economische situatie tussen de landen te vergelijken is het “BBP per inwoner” in koopkrachtpariteit weergegeven. LU NO US NL BNL DK DE BE FR UK JP EU-27 X1000 (US$ KKP) RU 0 20 40 60 Berekening BNL: BBP van BE+NL+LU en daarvan het BBP/inwoner berekend Bron: OESO 3 De gemiddelde referentiewisselkoers in 2012 bedroeg: 1 US dollar = 0,7783 euro (Federale Overheidsdienst Financiën, België). 80 16 • • • Groei van het BBP in volume (% ten opzichte van het jaar voordien) Het groeipercentage van het BBP in volume wordt gebruikt om de economische ontwikkeling zowel over een periode als tussen verschillende landen te vergelijken. De berekening is gebaseerd op de vergelijking van het BBP in vaste prijzen met de prijzen van het jaar voordien. “Vaste prijzen” zijn de marktprijzen gecorrigeerd voor inflatie. % 8,0 6,0 4,0 2,0 0,0 -2,0 -4,0 -6,0 2006 2007 2008 2009 BE BNL 2010 NL LU 2011 2012 2013* EU-27 *prognose Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van het BBP van BE, NL en LU Bron: Eurostat Bruto toegevoegde waarde per bedrijfstak, 2012 De bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen is het bedrag dat productiefactoren aan de waarde van de verbruikte goederen en diensten toevoegen. Het totaal van de bruto toegevoegde waarde van alle bedrijfstakken is niet exact gelijk aan het BBP, omdat voor de berekening van het BBP productgebonden belastingen erbij geteld worden en productgebonden subsidies ervan afgetrokken worden. Door de bruto toegevoegde waarde per bedrijfstak weer te geven wordt duidelijk wat de belangrijkste economische activiteit in een land is. 100 80 60 40 20 0 BNL BE Landbouw, jacht & visserij NL Industrie (incl. energiesector) LU Bouw EU-28 Bedrijfsactiviteiten & financiële diensten Overige diensten Handel, transport & communicatiediensten Opslitsing naar sector (% van het totaal) Totale toegevoegde waarde (mln. euro) Landbouw, jacht & visserij Industrie (incl. energiesector) Bouw Bedrijfsactiviteiten & financiële diensten Handel, transport & communicatiediensten Overige diensten BNL 911.885 1,3 17,6 5,3 27,5 23,6 24,7 BE 335.382 0,7 15,9 5,9 28,6 24,1 24,8 NL 538.037 1,7 19,4 4,9 25,6 23,2 25,2 LU 38.466 0,3 6,7 6,2 44,8 24,2 17,8 EU-27 11.576.266 1,7 19,1 5,9 26,9 23,6 22,8 Berekening BNL: bruto toegevoegde waarde van BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat • • • 17 1.3.2. Handel Internationale handel in goederen, 2012 Het handelsaandeel van de totale in- en uitvoer tussen de Benelux-landen en andere landen. Achter het aandeel staat de rangschikking volgens handelsomvang vermeld, daarmee geeft het de belangrijkste handelspartners van de Beneluxlanden weer. BE Totaal (mln. euro) NL LU Invoer Uitvoer Invoer Uitvoer Invoer Uitvoer 341.788 347.326 389.449 429.717 18.936 10.933 Handelspartner (%): BE - - - - 9,7 2 11,3 2 34,8 1 12,8 3 NL 20,6 1 12,5 3 - - - - 5,7 5 5,1 4 LU 0,7 22 1,8 10 0,2 57 0,3 42 - - - - DE 14,1 2 17,4 1 15,9 1 24,7 1 26,7 2 27,9 1 FR 10,5 3 15,5 2 4,5 7 8,4 3 11,8 3 14,8 2 UK 5,4 5 7,0 4 7,0 4 8,1 4 1,6 7 4,1 5 US 6,4 4 5,9 5 6,8 5 4,7 5 7,7 4 3,0 7 CN 4,0 7 2,2 9 8,2 3 1,8 9 0,5 15 1,8 9 RU 2,5 9 1,6 12 5,2 6 1,6 11 0,0 39 1,3 14 JP 2,1 10 1,1 17 2,5 9 0,8 20 0,7 10 0,6 23 Bron: NBB, CBS en STATEC Interne EU-27 handel in goederen en diensten, 2012 De interne EU-27 handel is de totale waarde van de handel in goederen en diensten tussen de EU-27 lidstaten. Invoer Totaal: 2.757 mld. euro Uitvoer Totaal: 2.829 mld. euro 8,4% 8,6% 7,6% 13,7% 0,6% 0,4% 83,4% Bron: Eurostat 77,3% EU-27 - BNL BE NL LU Rangschikking van de Benelux-landen in de interne EU-27 handel, 2012 Invoer Uitvoer BNL 2 1 BE 4 3 NL 5 2 LU 20 21 Berekening BNL: in- en uitvoer van BE+NL+LU Bron: Eurostat 18 • • • 1.3.3. Overheidsfinanciën Begrotingstekort of –overschot (% van het BBP) Het begrotingstekort of –overschot is de eindbalans van de inkomsten min de uitgaven van de overheid en wordt vermeld als percentage van het BBP. De algemene overheidssector bestaat uit de rijksoverheid, deelstaatregering, lokale overheid en sociale zekerheid fondsen (Eurostat). 4 3 2 % van het BBP 1 0 -1 -2 -3 -4 -5 -6 -7 2006 2007 2008 BNL 2009 BE NL 2010 LU 2011 2012 2013* EU-27 *Prognose op basis van het Europese Commissie rapport ‘European Economic Forecast, Autumn 2013’ Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van het BBP van BE, NL en LU Bron: Eurostat Opsplitsing van de overheidsuitgaven, 2011 De classificatie van de functies is gebaseerd op het COFOG-systeem (Classification of the functions of the Government), dat is opgesteld door de OESO. Totaal Als percentage van het BBP BNL BE NL LU EU-27 514.882 51,0 197.072 53,3 299.928 50,1 17.882 42,0 6.211.605 49,0 Opgesplitst naar functie (% van het totaal) Algemeen overheidsbestuur 12,6 15,0 11,2 11,4 13,5 Landsverdediging 2,3 1,8 2,7 1,0 3,0 Openbare orde en veiligheid 3,8 3,4 4,2 2,5 3,9 Economische aangelegenheden 11,4 12,3 10,9 9,9 8,2 Milieubescherming 2,6 1,4 3,3 2,8 1,7 Huisvesting en gemeenschapsvoorziening 1,0 0,7 1,2 1,8 1,7 Volksgezondheid 16,0 14,8 17,0 11,4 14,9 Recreatie, cultuur en religie 3,1 2,4 3,5 4,0 2,2 Onderwijs 11,6 11,6 11,6 12,1 10,9 Sociale zekerheid 35,6 36,6 34,5 43,2 39,9 Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van het BBP van BE, NL en LU Bron: Eurostat • • • 19 Staatsschuld (% van het BBP) De staatsschuld is de nominale waarde (zoals afgedrukt op het schuldbewijs) van de uitstaande brutoschuld aan het eind van het jaar, geconsolideerd tussen en binnen de sectoren van de algemene overheid (Eurostat). 100% % van het BBP 80% 60% 40% 20% 0% BNL BE NL 2006 *Gegevens 2006 zijn gebaseerd op de samenstelling EU-27 Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van het BBP van BE, NL en LU Bron: Eurostat 2010 LU 2012 EU-28* 20 • • • 2. ENERGIE De ambitie van de Benelux is enerzijds te werken aan de vergroting van de competitiviteit van de sector door de al uitgebouwde energiemarkt te verdiepen en te verbreden. Anderzijds wil de Benelux de betrouwbaarheid van de energievoorziening versterken door in te zetten op slimme infrastructuur over de grenzen heen. Om de samenwerking tussen de energiemarkten vorm te geven hebben de Benelux-landen, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk en Zwitserland (waarnemer) het Pentalateraal Energieforum opgericht. De Benelux zet in op het bereiken van de noodzakelijke energietransitie en draagt bij tot het bereiken van de Europese doelstellingen op het vlak van hernieuwbare energie en CO 2-reductie. De landen, grenzend aan de Noordzee, creëerden een gezamenlijk platform North Sea Countries’ Offshore Grid Initiative (NSCOGI), waaraan naast de Benelux-landen ook Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Noorwegen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk deelnemen. • • • 21 De Benelux verbruikt meer energie dan hij produceert: 94 miljoen ton olie equivalent (toe) consumptie tegenover 82 miljoen toe productie. Ten opzichte van het Europees totaal verbruikt de Benelux 8,5 % en produceert hij 10,3 %. De grootste energieverbruikers zijn de transport- en industriesector, met een gezamenlijk aandeel van 60,6 %. Het gros van de primaire energieproductie bestaat uit aardgas (70,2 %), waarvan de Benelux dan ook een netto-exporteur is. De Benelux is daarentegen een netto-importeur van elektriciteit, maar het grootste deel van de totale in- en uitvoer van elektriciteit vindt wel tussen de Benelux-landen plaats. De trends wijzen in de richting van een daling ten koste van “aardgas en kernenergie” en ten gunste van “hernieuwbare energiebronnen en steenkool”. In de laatste tien jaar is de productie van hernieuwbare energie in de Benelux verdrievoudigd. In de Benelux wordt hernieuwbare energie voornamelijk gewonnen uit “biomassa en afval” (85,3 %), gevolgd door “windenergie” (11,3 %). Hoewel een groter aandeel van het energieverbruik nu ook uit hernieuwbare energie gehaald wordt, willen de Benelux-landen dat dit aandeel de komende jaren verder toeneemt in het kader van de “Europa 2020-strategie”. 22 • • • 2.1.Energiemarkt 2.1.1. Energieverbruik Het totale eindenergieverbruik is het energieverbruik van de industrie, transport, huishoudens, diensten, landbouw en dergelijke samen, met uitzondering van de energiesector en het niet-energetisch verbruik (Eurostat). Totale eindenergieverbruik (mln. toe), 2011 EU-27 Totaal: 1.103 mln. toe BNL Totaal: 94 mln. toe 54,0% 91,5% 8,5% 4,6% 41,4% EU-27 - BNL BE NL LU Bron: Eurostat Eindenergieverbruik naar sector (% van het totaal), 2011 100 80 60 40 20 0 BNL BE Industrie Transport NL Huishoudens LU Landbouw/bosbouw EU-27 Diensten Overige Energieverbruik naar sector (%) Totaal (mln. toe) Industrie Transport Huishoudens Landbouw/ bosbouw Diensten Overige BNL 94 30,0 30,6 18,7 4,3 13,9 2,4 BE 39 34,1 27,5 19,0 2,1 11,3 5,9 NL 51 28,0 30,2 19,3 6,4 16,1 - LU 4 15,6 64,0 10,0 0,6 9,9 - EU-27 1.103 26,0 33,0 24,7 2,1 12,7 1,3 Berekening BNL: energieverbruik van BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat • • • 23 2.1.2. Energie-intensiteit van de economie (kgoe/1000 euro) Het bruto binnenlands energieverbruik per 1000 euro BBP geeft een indicatie van het energieverbruik van een economie. Hoe lager de ratio, hoe beter de energie-efficiëntie van een economie. 225 kgoe/1000 euro 200 175 150 125 100 2001 2003 2005 BNL BE 2007 NL LU 2009 2011 EU-27 Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van het BBP van BE, NL en LU Bron: Eurostat 2.1.3. Consumentenprijzen aardgas en elektriciteit (euro, excl. btw) Huishoudens De prijzen zijn weergegeven voor een gemiddeld huishouden dat tussen de 20 en 200 GJ gas en tussen de 2.500 en 5.000 kWh elektriciteit per jaar verbruikt. Aardgas (euro/GJ) Elektriciteit (euro/kWh) 2010 2011 2012 Groei* ‘11/’12 (%) 2010 2011 2012 Groei* ‘11/’12 (%) BNL 13,30 15,34 16,70 8,9 0,157 0,161 0,168 4,4 BE 13,04 15,67 16,33 4,2 0,163 0,176 0,188 6,7 NL 15,13 16,18 18,56 14,7 0,146 0,150 0,157 4,4 LU 11,73 14,18 15,22 7,4 0,164 0,158 0,160 1,8 DE 13,26 14,33 15,01 4,7 0,202 0,213 0,222 4,2 FR 13,01 14,57 15,65 7,4 0,113 0,120 0,122 1,3 EU-27 13,04 14,49 16,14 11,4 0,147 0,156 0,166 5,8 Industrie De prijzen zijn weergegeven voor een gemiddelde industrie die tussen de 10.000 en 100.000 GJ gas en tussen de 500 MWh en 2.000 MWh elektriciteit per jaar verbruikt. Aardgas (euro/GJ) Elektriciteit (euro/kWh) 2010 2011 2012 Groei* ‘11/’12 (%) 2010 2011 2012 Groei* ‘11/’12 (%) BNL 9,42 10,50 11,32 7,8 0,102 0,103 0,103 0,3 BE 8,07 9,18 9,65 5,1 0,106 0,112 0,109 -2,8 NL 9,21 9,56 10,15 6,2 0,100 0,096 0,097 1,0 LU 10,99 12,76 14,17 11,1 0,102 0,100 0,103 3,0 DE 11,20 13,26 13,34 0,6 0,116 0,125 0,129 3,3 FR 9,44 10,32 11,00 6,6 0,075 0,083 0,087 4,8 EU-27 9,04 10,12 11,09 9,6 0,105 0,111 0,116 4,9 *De groei is berekend op basis van de totale prijs (die in de databron is weergegeven tot 4 cijfers na de komma) Berekening BNL: (BE+NL+LU)/3 Bron: Eurostat 24 • • • 2.2.Energievoorziening 2.2.1. Energieaanbod naar energiedrager (% van totale aanbod), 2011 Het totale energieaanbod is de energieproductie plus invoer en bunkers4 min uitvoer en voorraadmutatie. Zie Eurostat (metadata) voor de uitgebreide beschrijving van elke groep energiedragers. 100% 80% 60% 40% 20% 0% BNL BE Steenkool, bruinkool... NL Aardolie en -producten Aardgas LU Kernenergie EU-27 Hernieuwbare energie Overige Opsplitsing naar energiedrager (% van het totaal) Totaal (mln. toe) Steenkool, bruinkool… Aardolie en -producten Aardgas Kernenergie Hernieuwbare energie Overige BNL 146 7,2 41,1 34,7 9,3 4,3 3,4 BE 60 4,9 39,1 25,5 20,8 4,8 5,0 NL 81 9,2 41,3 42,2 1,3 4,1 1,9 LU 5 1,3 64,4 22,5 0,0 2,7 9,1 EU-27 1.698 16,8 35,2 23,4 13,8 10,0 0,8 Berekening BNL: energieaanbod van BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat 4 Bunkers leveren brandstof voor de internationale scheepvaart en luchtvaart. • • • 25 2.2.2. Primaire energieproductie De primaire energieproductie is elke winning van energieproducten in een bruikbare vorm uit natuurlijke bronnen. Dit doet zich voor ofwel wanneer natuurlijke bronnen worden geëxploiteerd ofwel bij de vervaardiging van biobrandstoffen. Het transformeren van energie van de ene vorm naar de andere is geen primaire productie (Eurostat). Totale primaire energieproductie (mln. toe), 2011 EU-27 Totaal: 801 mln. toe BNL Totaal: 82 mln. toe 78,4% 89,7% 10,3% 0,1% 21,5% EU-27 - BNL BE NL LU Bron: Eurostat Primaire energieproductie naar energiedrager (% van het totaal), 2011 100% 80% 60% 40% 20% 0% BNL BE Steen- en bruinkool Aardolie NL Aardgas LU Kernenergie EU-27 Hernieuwbare energie Overige Opsplitsing naar energiedrager (% van het totaal) Totaal (mln. toe) Steen- en bruinkool Aardolie Aardgas BNL 82,3 0,0 2,2 70,2 16,4 6,9 4,3 BE 17,6 0,0 0,0 0,0 70,5 14,0 15,5 NL 64,5 0,0 2,9 89,5 1,7 4,9 1,2 LU 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 72,4 27,6 EU-27 801,2 20,8 10,6 17,5 29,2 20,3 1,7 Berekening BNL: energieproductie van BE+NL+LU en daarvan de percentage berekend Bron: Eurostat Kernenergie Hernieuwbare energie Overige 26 • • • Ontwikkeling primaire energieproductie (mln. ton) De ontwikkeling in primaire energieproductie per energiedrager in de Benelux en ter vergelijking in de EU-27, incl. offshore productie. BNL EU-27 90 1000 80 800 70 600 50 mln. ton mln. ton 60 40 30 20 400 200 10 0 0 2001 2003 2005 Steen- en bruinkool 2007 Aardolie 2009 2011 2001 Aardgas 2003 Kernenergie 2005 2007 Hernieuwbare energie 2009 2011 Overige Berekening BNL: primaire energieproductie BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat 2.2.3. Elektriciteitsproductie naar energiedrager (% van het totaal) De elektriciteitsproductie van 2008-2010 met een prognose voor 2020 en 2030. % van de elektriciteitsproductie 60 50 40 30 20 10 0 2008 2009 Steenkool 2010 Aardgas Kernenergie Berekening BNL: elektriciteitsproductie van BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurelectric Power Statistics 2020 Hernieuwbare energie 2030 Overige • • • 27 2.2.4. In- en uitvoer van aardgas en elektriciteit in de Benelux* De totale in- en uitvoer van aardgas en elektriciteit in de Benelux in de onderstaande cirkeldiagrammen geeft ook het aandeel per handelspartner weer. Intra-BNL is de interne handel tussen de Benelux-landen. Aardgas, 2011 Invoer Totaal: 1.4 mln. TJ Uitvoer Totaal: 2 mln. TJ 12% 1% 13% 17% 19% 15% 53% 15% 2% 1% 1% 36% 15% DN NO Intra-BNL UK DE FR Extra EU-27 Intra-BNL IT DE UK FR Extra EU-27 Elektriciteit, 2011 Invoer Totaal: 40.905 GWh 2% Uitvoer Totaal: 24.797 GWh 8% 6% 10% 17% 35% 10% 58% 16% 38% Intra-BNL UK DE NO FR * Berekening totale Benelux-handel: in- en uitvoer van gas en elektriciteit van BE+NL+LU Bron: Eurostat Intra-BNL UK DE NO FR 28 • • • 2.3. Hernieuwbare energie 2.3.1. Productie hernieuwbare energie naar energiedrager, 2011 Uitgedrukt in percentage van de totale hernieuwbare energieproductie. 100% 80% 60% 40% 20% 0% BNL BE Windenergie Biomassa & Afval NL Energie uit water LU EU-27 Geothermische energie Zonne-energie Opsplitsing naar energiedrager (% van het totaal) Totaal (1000 toe) Windenergie Biomassa & Afval Energie uit water Geothermische energie Zonne-energie BNL 5.692 11,3 85,3 0,5 0,2 2,7 BE 2.466 8,1 86,4 0,7 0,2 4,7 NL 3.141 14,0 84,6 0,2 0,3 1,1 LU 85 7,1 83,5 5,9 : 3,5 EU-27 162.281 9,5 66,7 16,3 3,8 3,7 Berekening BNL: productie hernieuwbare energie van BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat • • • 29 Productie windenergie binnen het Noordzee Energie Netwerk (1000 toe) 4500 x1000 toe 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0 BNL BE NL LU* DK DE 2006 IE FR SE UK NO 2011 *Windenergieproductie in Luxemburg is relatief te klein om in de grafiek waar te nemen (respectievelijk 5.000 en 6.000 toe) Berekening BNL: Windenergieproductie van BE+NL+LU Bron: Eurostat 2.3.2. Aandeel hernieuwbare energie (% van het totale energieverbruik), 2011 De Benelux-landen hebben, in het kader van de EU 2020-strategie, de doelstelling gezet om het aandeel hernieuwbare energie (RES) te verhogen. 20 % van het totale energieverbruik 20 16 14 13 13 12 11 9 8 4 4,2 4,3 4,1 2,6 2,4 2,3 2,9 1,5 0 BNL BE NL 2006 2011 Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van het totale energieverbruik van BE, NL en LU Bron: Eurostat LU Target EU 2020 EU-27 30 • • • 3.LEEFMILIEU EN RUIMTE De Benelux ziet duurzaamheid als een noodzakelijke voorwaarde om een harmonieuze en evenwichtige groei op een bestendige manier te bereiken. Op dit moment leven er in de Benelux 28,5 miljoen mensen op 74.654 km 2, ofwel 5,6 % van de EU-bevolking op 1,7 % van de EU-oppervlakte. De bevolkingsdichtheid van gemiddeld 381 inwoners per km2 is daarmee bijna de hoogste in de Europese Unie. Het leefmilieu en de ruimte staan dus onder grote druk. Door de toenemende bevolking, maar tegelijkertijd ook de krimp die we in verschillende (grens)gebieden kunnen waarnemen, zal deze druk verder toenemen. De Benelux draagt bij tot het behalen van de Europese milieudoelstellingen (EU 2020). De klimaatverandering, de economische en maatschappelijke wijzigingen zijn redenen voor de Benelux om van milieukwaliteit, territoriale cohesie, natuurbescherming, biodiversiteit en diergezondheid prioritaire aandachtspunten te maken in de komende jaren. • • • 31 7,2 % van de Europese broeikasgasuitstoot komt uit de Benelux. Hoewel de uitstoot in de Benelux gedaald is met zo’n 9 % ten opzichte van 1990 (het basisjaar van het Kyoto-protocol), moet deze nog verder dalen om de doelstelling van de “Europa 2020-strategie” te halen (-15 % voor België, -16 % voor Nederland en -20 % voor Luxemburg). Het energieverbruik (door alle verbruikers) levert de grootste bijdrage aan de broeikasgasuitstoot in de Benelux (ruim 26 %). De luchtkwaliteit, met betrekking tot fijnstof en ozon, is in de Benelux verbeterd ten opzichte van 2006. De gemiddelde concentraties hiervan lagen volgens de laatste gegevens (2010) onder de Europese grenswaarden. De Benelux is verantwoordelijk voor ruim 6 % van al het afval dat is opgehaald door de gemeente (voornamelijk huishoudelijk afval) in de Europese Unie. Per inwoner is deze hoeveelheid afgenomen ten opzichte van 2006. Hiervan wordt het grootste gedeelte verbrand met energieterugwinning (35 %) en ruim 30 % wordt gerecycleerd. Het landoppervlak in de Benelux bestaat voor meer dan 60 % uit grasland en landbouwgebied. Het oppervlak ‘bebouwd gebied’ is toegenomen ten opzichte van 2009 en ligt boven het Europees gemiddelde. Ten behoeve van het behoud van de biodiversiteit beschermt België 12,7 %, Nederland 15,4 % en Luxemburg 18,2 % van zijn landoppervlak in het kader van de “Natura 2000-gebieden”. 32 • • • 3.1.Milieukwaliteit 3.1.1. Broeikasgassen Hier wordt verwezen naar de broeikasgassen zoals beschreven in het Kyoto-protocol: koolstofdioxide, methaan, stikstof en de zogenaamde F-gassen.5 Totale uitstoot (mln. ton CO2-eq), 2011 De totale uitstoot van broeikasgassen wordt uitgedrukt in ton koolstofdioxide-equivalenten (CO2-eq). BNL 327 mln. ton CO2-eq EU-27 4.550 mln. ton CO2-eq 59,5% 7,2% 92,8% 3,7% 36,8% BE EU-27 - BNL NL LU Bron: Eurostat Ontwikkeling in de uitstoot van broeikasgassen De Benelux-landen hebben in het kader van de EU 2020-strategie de doelstelling geformuleerd om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen ten opzichte van 1990. De percentuele doelstellingen zijn in de grafiek omgezet in een indexcijfer met het jaar 1990 als referentiejaar. 120% Index 1990=100 100% 80% 60% 40% 20% 0% BNL BE NL 2006 2011 LU EU-28 Target EU 2020 Berekening BNL: broeikasgasuitstoot van BE+NL+LU en daarvan de index berekend Bron: Eurostat 5 De 3 F-gassen onder het Kyoto-protocol zijn gehalogeneerde fluorkoolwaterstoffen (HFK’s), perfluorkoolwaterstoffen (PFK’s) en zwavelhexafluoride (SF6 ). • • • 33 Uitstoot van broeikasgassen naar sector, 2011 Er is een onderscheid gemaakt tussen de energiesector, landbouw, industrie en bouwnijverheid, transport, afval en overig. De uitstoot in broeikasgassen door huishoudens is dus niet apart weergegeven, maar valt grotendeels onder de energiesector (vanwege de energieconsumptie van huishoudens). 100% 80% 60% 40% 20% 0% BNL Energie BE NL Landbouw LU Industrie en bouwnijverheid Transport EU-27 Afval Overige Opsplitsing naar sector (%) Totaal (mln toe) Energie Landbouw Industrie en bouwnijverheid Transport Afval Overige BNL 327 26,2 8,0 22,4 21,2 1,7 20,6 BE 120 18,3 7,8 29,0 22,5 1,3 21,0 NL 194 32,1 8,2 18,7 18,1 2,0 20,9 LU 12 8,2 5,5 16,2 56,6 0,5 13,0 EU-27 4.550 30,9 10,1 19,7 20,2 2,9 16,1 Berekening BNL: broeikasgasuitstoot van BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat 3.1.2. Stikstofoxiden, ammoniak en fijnstof Totale uitstoot* (mln. ton), 2011 EU-27 Totaal: 16,7 mln. ton BNL Totaal: 0,9 mln. ton 58,2% 5,4% 94,6% 5,8% 36,0% EU-27 - BNL *Berekening: uitstoot van stikstofoxiden + ammoniak + fijnstof in ton Bron: Eurostat BE NL LU 34 • • • Uitstoot per lidstaat (1000 ton), 2011 Opsplitsing van de totale uitstoot (%) BNL Totaal* (1000 ton) Stikstofoxiden Ammoniak Fijnstof 901 72,4 21,2 6,4 BE 324 71,7 20,8 7,5 NL 524 70,9 22,6 6,4 LU 53 91,2 8,8 0,0 EU-27 16.718 66,7 21,8 11,6 *Berekening: uitstoot van stikstofoxiden + ammoniak + fijnstof in ton Berekening BNL: uitstoot van stikstofoxiden, ammoniak en fijnstof van BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat 3.1.3. Luchtkwaliteit (µg/m³) Ontwikkeling concentratie fijnstof (PM10) De gemiddelde jaarlijkse concentratie fijnstof (PM10) gemeten in microgram per kubieke meter. De EU maximumgrens ligt op 40 µg/m³ per jaar. 40 35 µg/m³ 30 25 20 15 10 5 0 BE NL LU 2006 EU-27 2010 Bron: Europees Milieuagentschap Ontwikkeling concentratie fijnstof (PM2,5) stedelijke bevolking De jaarlijkse concentratie fijnstof (PM2,5) voor de stedelijke bevolking gemeten in microgram per kubieke meter. De EU maximumgrens ligt op 25 µg/m³ per jaar. 25 µg/m³ 20 15 10 5 0 BE NL LU 2009 Bron: Europees Milieuagentschap 2011 EU-27 • • • 35 Ontwikkeling concentratie ozon De gemiddelde dagelijkse concentratie ozon in microgram per kubieke meter. De EU maximumgrens ligt op 120 µg/m³ per dag. 140 120 µg/m³ 100 80 60 40 20 0 BE NL LU 2006 EU-27 2010 Bron: Europees Milieuagentschap 3.1.4. Gemeentelijk afval Gemeentelijk afval is het afval dat door de gemeenten wordt opgehaald. Het bestaat grotendeels uit huishoudelijk afval, maar het betreft ook gelijksoortig afval, geproduceerd door kleine bedrijven en openbare instellingen, dat verzameld wordt door de gemeente. Dit laatste varieert overigens per gemeente en land, afhankelijk van de lokale vuilnisophaaldienst. Hierdoor kan de inhoud van gemeentelijk afval tussen de landen verschillen. Totale afvalproductie, 2011 EU-28 Totaal: 253 mln. ton BNL Totaal: 15 mln. ton 64,5% 6,1% 93,9% 2,3% 33,2% EU-28 - BNL Bron: Eurostat BE NL LU 36 • • • Ontwikkeling afvalproductie (kg per inwoner) De gemeentelijke afvalproductie in kg per inwoner is een indicator berekend door Eurostat. Het is de jaarlijkse gemeentelijke afvalproductie gedeeld door het gemiddelde bevolkingsaantal in het betreffende jaar. 700 600 569 546 500 kg/inwoner 683 622 483 687 596 521 464 500 400 300 200 100 0 BNL BE NL LU 2006 EU-28 2011 Berekening BNL: Gewogen gemiddelde, op basis van bevolkingsaantal, van BE, NL en LU Bron: Eurostat Afvalverwerking naar methode (% van het totale afval), 2011 Het aandeel van de afvalverwerkingsmethode is weergegeven als een percentage van het totale afval. Het totale afvalverwerkingspercentage is de opsomming van alle afvalverwerkingsmethoden samen. 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% BNL BE Storten* NL Verbranden/energie-terugwinning LU Verbranden/storten EU-28 Recycleren Composteren Opsplitsing naar methode (%) Totale afvalproductie (x1000) Deel dat verwerkt wordt (%) Storten* Verbranden /energieterugwinning Verbranden/ storten Transport Afval BNL 15.428 89,5 1,3 35,3 0,3 30,2 22,4 BE 5.125 98,9 1,4 40,5 1,0 35,9 20,1 NL 9.947 84,3 0,7 32,5 0,0 27,4 23,8 LU 356 100,0 15,4 38,5 0,0 26,7 19,4 EU-28 253.249 96,6 36,3 17,8 4,2 24,4 13,9 *Storten op het land Berekening BNL: afvalverwerking van BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat • • • 37 3.2.Biodiversiteit 3.2.1. Natura-2000 gebieden, 2012 “Natura-2000” is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Het omvat de gebieden die aangewezen zijn op grond van de Vogel- en de Habitatrichtlijn (EMA). De Europese Vogelrichtlijn is bedoeld om alle vogelsoorten in Europa in stand te houden en te herstellen. De Europese Habitatrichtlijn beschermt de natuurlijke habitats en wilde flora en fauna. Natura-2000 Waarvan: ha % Habitatgebied* (%) 1.010.377 14,3 9,3 BE 389.353 12,7 10,1 NL 573.890 15,4 8,4 LU 47.134 18,2 15,4 EU-27 76.875.311 17,8 13,6 BNL *Gebaseerd op cijfers vrijgegeven in 2010 Berekening BNL: “Natura-2000” oppervlakte van BE+NL+LU en daarvan het percentage berekend Bron: Europese Commissie (DG Environment), EMA en Eurostat 3.2.2. Biodiversiteit in flora en fauna Het aantal planten- en diersoorten per land volgens de laatste actualisatie (exacte jaartal niet bekend). De planten- en diersoorten zijn gebaseerd op de definities van de IUCN (International Union for Conservation of Nature and Natural Resources). Zoogdieren Vogels Zoutwatervis Zoetwatervis Vegetatie/Vaatplanten Bron: OESO BE NL LU Totaal aantal soorten 84 48 64 Aantal bedreigde diersoorten 18 12 33 % bedreigde soorten 21,4 25,0 51,6 Totaal aantal soorten 220 213 132 Aantal bedreigde diersoorten 45 44 23 % bedreigde soorten 20,5 20,7 17,4 Totaal aantal soorten 99 57 - Aantal bedreigde vissoorten 14 10 - % bedreigde soorten 14,1 17,5 - Totaal aantal soorten 44 39 43 Aantal bedreigde vissoorten 15 11 12 % bedreigde soorten 34,1 28,2 28 Totaal aantal soorten 1818 1490 1323 Aantal bedreigde plantensoorten 423 335 354 % bedreigde soorten 23,3 22,5 26,8 38 • • • 3.3.Ruimtelijke samenhang 3.3.1. Bodemgebruik, 2012 De volgende gegevens zijn gebaseerd op de LUCAS-enquête (Land Use and Cover Area frame Survey) van 2012. “Bebouwd gebied” is inclusief verkeersinfrastructuur. 100% 80% 60% 40% 20% 0% BNL BE Bebouwd gebied NL Landbouwgebied Grasland LU Bosgebied EU-27 Water Overige Ontwikkeling bebouwd gebied (% van het landoppervlak) 2009 BNL 2012 Bebouwd gebied Gebouwen Parken en transportnetwerken Bebouwd gebied Gebouwen Parken en transportnetwerken 10,3 3,4 6,9 12,7 5,3 7,3 BE 9,8 4,0 5,8 13,4 7,1 6,3 NL 10,8 3,1 7,7 12,2 4,2 8,0 LU 7,4 1,4 6,0 11,9 2,7 9,2 EU-27 4,3 : : 4,6 1,5 3,0 Berekening BNL: bodemgebruik van BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat • • • 39 3.3.2. Bodemgebruik in kaart Met dank aan het Nationaal Geografisch Instituut (NGI) Bron: Corine Land Cover 40 • • • 4.SOCIALE COHESIE Gelet op de vele sociale uitdagingen waar de Benelux-landen voor staan, moet men zorgen voor een versterking van het sociale weefsel. Bijgevolg zijn een aantal thema’s opgenomen op het gebied van de sociale cohesie, met name aandacht voor de grensoverschrijdende arbeidsmarkt, mobiliteit, het beleid gericht op jongeren en voor de kwaliteit van de gezondheidszorg voor de burgers in de Benelux, met inachtneming van gelijke kansen voor alle burgers. • • • 41 De komende 50 jaar zal, volgens prognose, de totale omvang van de beroepsbevolking (i.e. de werkzame en werkloze bevolking van 15 jaar en ouder) in de Benelux afnemen. De afhankelijkheidsratio zal hierdoor in de toekomst nog verder stijgen, dat betekent een relatief grote “niet economisch productieve” bevolkingsgroep in verhouding tot de “productieve” bevolkingsgroep. De werkloosheid neemt toe in de Benelux, maar ligt nog wel onder het Europees gemiddelde van 10,5 %. De jeugdwerkloosheid (-25 jarigen) volgt eenzelfde trend, al ligt die wel een stuk hoger dan de totale werkloosheid (13,7 % tegenover 6,1 %). Daarnaast is de werkgelegenheid ook gestegen, die in het kader van de “Europa 2020-strategie” nog verder moet stijgen (73 % voor België en Luxemburg, en 80 % voor Nederland). In de Benelux werken de meeste mensen, ruim 80 % van de werkende bevolking, in de dienstensector (i.e. de tertiaire en quartaire sector). Het aantal grensarbeiders binnen de Benelux is geschat op 83.000 in 2012, dat zijn er 11.000 meer dan in 2002. De grensarbeid met Frankrijk bedraagt 116.000 en met Duitsland 103.000. Zodoende hebben de Benelux-landen met de aangrenzende landen erbij te maken met 302.000 grensarbeiders, dat is 37 % van de Europese grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit. Van de “schoolgaande” leerlingen en studenten zitten de meesten in het lager onderwijs (28,6 %) en zo’n 17,3 % in het hoger onderwijs (Bachelor- en Masterfase). Het aantal Erasmusstudenten die tijdelijk de Benelux verlaten is in 2012 toegenomen met 6,3 % ten opzichte van 2011. Daarnaast komen er ook steeds meer studenten via het Erasmusprogramma in de Benelux-landen terecht (een groei van 8,9 % ten opzichte van 2011). In de Benelux woont ruim 13,1 % van de bevolking onder de armoedegrens, dit is lager dan het Europees gemiddelde van bijna 16,9 %. De laatste jaren is het aantal mensen voor wie armoede of sociaal risico dreigt wel toegenomen in de Benelux (met 3,4 % ten opzichte van 2008). Dit moet echter afnemen in het kader van de “Europa 2020-strategie” (met 17 % voor België en 4 % voor Nederland, ten opzichte van 2008). 6 6 Luxemburg heeft geen concrete doelstelling gesteld. 42 • • • 4.1. Arbeidsmobiliteit 4.1.1. Beroepsbevolking De beroepsbevolking is het aanbod van arbeidskrachten van 15 jaar en ouder op de arbeidsmarkt, ongeacht of zij werken of niet (IAO). Met betrekking tot het opleidingsniveau: laagopgeleiden hebben niet verder geleerd dan de lagere school, gemiddeld opgeleiden hebben niet verder geleerd dan het hoger secundair onderwijs en hoogopgeleiden hebben verder geleerd tot en met het hoger onderwijs. BNL Totaal (x1000) BE NL LU 2006 2012 2006 2012 2006 2012 13.429 14.009 4.639 4.882 8.585 8.878 205 249 49,2 49,4 44,1 44,0 52,6 53,1 43,7 47,4 % van de totale bevolking 2006 2012 Waaronder (% van de beroepsbevolking): Laagopgeleiden 25,9 23,6 25,1 20,9 26,2 25,2 30,3 19,7 Gemiddeld opgeleiden 41,7 40,8 38,8 39,3 43,2 41,7 42,9 37,7 Hoogopgeleiden 31,8 34,9 36,1 39,8 29,6 32,1 26,8 41,2 Onbekend 0,6 0,7 - - 1,0 1,0 - 1,4 Berekening BNL: beroepsbevolking van BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat Prognose omvang beroepsbevolking 120 Index 2013=100 110 100 90 80 2013 2020 2030 BNL 2040 BE NL Berekening BNL: de prognose van de beroepsbevolking van BE+NL+LU en daarvan de index berekend Bron: Eurostat 2050 LU 2060 • • • 43 4.1.2. Afhankelijkheidsratio (% van de bevolking) De economisch afhankelijke leeftijdsgroepen (0-14 jaar en 65+) als percentage van de totale bevolking. Het is dus de verhouding tussen de “niet economisch productieve” en de “productieve” leeftijdsgroep (15-64 jaar) in de samenleving. 55 % van de bevolking 50 52 51 50 52 51 50 49 48 48 45 45 40 35 30 BNL BE NL 2006 LU EU-28 2012 Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van het bevolkingsaantal van BE, NL en LU Bron: Eurostat 4.1.3. Werkloosheid De werkloosheid is uitgedrukt als percentage van de beroepsbevolking (15 jaar en ouder). Ontwikkeling totale werkloosheid (% van de beroepsbevolking) % van de beroepsbevolking 12 10 8 6 4 2 0 2000 2002 2004 BNL 2006 BE NL Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van de beroepsbevolking van BE, NL en LU Bron: Eurostat 2008 LU EU-27 2010 2012 44 • • • Totale werkloosheid en jeugdwerkloosheid (% van de beroepsbevolking) De jeugdwerkloosheid staat, in cursief lettertype, naast de totale werkloosheid vermeld. Het is het aandeel jeugdwerklozen (15-24 jaar) van de beroepsbevolking tussen de 15-24 jaar. 2005 BNL BE 6,4 13,5 2010 2011 5,8 14,1 2012 5,4 12,1 6,1 13,7 8,4 21,5 8,3 22,4 7,1 18,7 7,5 19,8 Brussels Hoofdstedelijk Gewest 16,3 35,1 17,3 39,7 16,9 35,3 17,4 36,4 Vlaams Gewest 5,4 14,2 5,1 15,6 4,3 12,7 4,5 12,8 Waals Gewest 11,8 31,8 11,4 30,0 9,5 25,2 10 27,1 4,7 8,2 4,5 8,7 4,4 7,6 5,3 9,5 5,7 9,8 4,9 9,2 5 8,8 5,9 10,2 NL Noord-Nederland Oost-Nederland 4,8 8,2 4,3 8,7 4,4 7,3 5,1 9,1 West-Nederland 4,7 8,4 4,4 8,8 4,5 7,8 5,4 9,8 Zuid-Nederland 4,4 7,0 4,5 8,1 4,1 7,1 4,8 8,8 LU 4,5 13,7 4,4 14,2 4,9 16,8 5,1 18,8 DE 11,1 15,5 7,1 9,9 5,9 8,6 5,5 8,1 Niedersachsen 10,4 16,1 6,5 10,5 5,6 9,5 5,0 8,0 Nordrhein-Westfahlen 10,4 15,6 7,5 10,9 6,4 9,8 5,9 9,3 Rheinland-Pfalz 8,7 13,6 5,5 9,4 4,8 9,4 4,0 7,2 Saarland 10,8 17,9 7,0 9,6 6,0 10,3 6,4 12,5 9,3 21,2 9,7 23,4 9,6 23,0 10,3 24,6 Champagne-Ardenne 10,1 22,2 9,6 23,6 10,7 26,6 11,2 25,6 Nord-Pas de Calais 13,2 29,3 13,1 30,1 12,8 30,9 13,6 35,1 Lorraine 10,2 23,2 9,8 24,3 10,4 20,7 12,2 24,7 9,0 18,7 9,6 21,0 9,7 21,5 10,5 23,0 FR EU-28 Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van de beroepbevolking van BE, NL en LU Bron: Eurostat 4.1.4. Werkgelegenheid Werkgelegenheidsgraad (% van de 20-64 jarigen) De werkgelegenheidsgraad betreft de werkende bevolking in verhouding tot de totale bevolking van 20-64 jaar. De Benelux-landen hebben in het kader van de EU 2020-strategie de doelstelling de werkgelegenheidsgraad te verhogen. 90 % van de 20-64 jarigen 80 72 73 70 76 73 67 77 80 69 67 71 75 73 69 69 60 50 40 30 BNL BE NL 2006 2012 Berekening BNL: Werkgelegenheidsgraad van BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat LU Target EU 2020 EU-27 • • • 45 Werkgelegenheid per sector (% van het totaal) De verdeling van de werkende bevolking volgens economische sector. De primaire sector beslaat landbouw, visserij en delfstofwinning, de secundaire sector is de industriële sector, de tertiaire sector omvat de commerciële en financiële dienstverlening en de quartaire sector is de niet-commerciële dienstverlening. De binnenste ring is de situatie in 2006 en de buitenste ring is de situatie in 2012. BNL EU-28 5,2% 2,1% 22,7% 6 2 201 18,4% 2,5% 200 200 6 201 2 17,0% 79,1% 69,1% 81,0% 72,1% Primaire sector Secundaire sector Primaire sector Tertiaire + quartaire sector Secundaire sector Tertiaire + quartaire sector BE Primaire sector 5,8% 25,1% NL LU 2006 2012 2006 2012 2006 2012 1,7 1,3 2,9 2,5 1,6 1,1 Secundaire sector 20,7 18,9 17,1 15,8 23,2 20,5 Tertiaire + quartaire sector 77,6 79,8 80,0 81,7 75,2 78,4 Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van de totale werkgelegenheid van BE, NL en LU Bron: Eurostat 4.1.5. Vacaturegraad per bedrijfstak (%), 2013 (1e semester) De vacaturegraad geeft het aantal vacatures in verhouding tot het totale aantal bezette en beschikbare arbeidsplaatsen weer. Landbouw, bosbouw en visserij* Industrie en energie Bouwnijverheid Handel, vervoer en horeca Informatie en communicatie Zakelijke dienstverlening Financiele dienstverlening Verhuur en handel onroerend goed Openbaar bestuur, overheidsdiensten, onderwijs en gezondheids-en welzijnszorg Cultuur, recreatie en overige diensten 0,0% 0,5% 1,0% 1,5% BE *Geen gegevens beschikbaar voor België Bron: Eurostat 2,0% NL LU 2,5% 3,0% 3,5% 4,0% 46 • • • Grensarbeiders (x1000) De Benelux gebruikt de Europees vastgestelde definitie van grensarbeiders, zoals genoemd in Verordening (EG) Nr. 883/2004 (artikel 1.F): een grensarbeider is eenieder die werkt in een lidstaat, maar woonachtig is in een andere lidstaat waarnaar hij ten minste een keer per week terugkeert. 2012 NEDERLAND 14 39 33 DUITSLAND 36 14 BELGIË 7 1 1 35 12 9 41 67 LUXEMBURG FRANKRIJK 1 In de EU-28 werken 1,16 mln. mensen in een ander EU-land dan waar ze wonen en ongeveer 70 % daarvan werkt in een aangrenzend land. Werkland BE Woonland NL LU DE FR 2002 2012 2002 2012 2002 2012 2002 2012 2002 2012 BE - - 38 33 27 35 13 7 12 12 NL 7 14 - - - . 10 14 . . LU . 1 - . - - . 1 . 1 DE grensregio’s . . 8 39 14 41 - - . . FR grensregio’s 22 36 - . 76 67 29 9 - - . = aantal grensarbeiders valt onder de grenswaarde voor publicatie. Dit is 2000 voor BE, 1500 voor NL, 500 voor LU, 5000 voor DE en 5500 voor FR (Labour Force Survey). De aantallen in italics hebben een lager betrouwbaarheidsgehalte vanwege een kleine populatieomvang (Labour Force Survey). Bron: Europese Commissie (Labour Force Survey) • • • 47 4.2.Jeugdbeleid 4.2.1. Gezinssamenstelling, 2011 Huishoudens met thuiswonende kinderen Waaronder: (% van de huishoudens met thuiswonende kinderen) Totaal aantal huishoudens Als % van het totaal In absolute cijfers 1 kind 2 kinderen 3 kinderen 4 kinderen of meer BNL 12.230 30,3 3.706 42,0 39,7 14,0 4,3 BE 4.653 31,6 1.470 46,8 34,6 14,1 4,6 NL 7.366 29,3 2.158 38,7 43,0 14,0 4,2 LU 211 37,0 78 45,1 42,7 10,7 1,5 EU-28 212.541 32,3 68.651 50,7 38,3 8,7 2,3 Berekening BNL: aantal huishoudens met kinderen in BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat 4.2.2. Onderwijs Leerlingen en studenten naar onderwijsniveau, 2011 De indeling van opleidingen naar niveau is gebaseerd op de internationale onderwijsindeling ISCED (International Standard Classification of Education) van de UNESCO (United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization). Door middel van dit classificatiesysteem kunnen internationaal vergelijkbare onderwijsstatistieken opgesteld worden. BNL Totaal: 7.2 mln. 13,7% 17,3% Kleuter-onderwijs 1,1% Lager onderwijs Lager secundair onderwijs 28,6% Hoger secundair onderwijs Postsecundair onderwijs 23,3% Hoger onderwijs* 16,0% Onderverdeeld per onderwijsniveau (% van het totaal) Totaal (mln.) Kleuteronderwijs Lager onderwijs Lager secundair onderwijs Hoger secundair onderwijs Postsecundair onderwijs Hoger onderwijs* BE 2,9 15,3 25,3 11,6 29,4 2,5 15,9 NL 4,2 12,6 30,7 18,9 19,2 0,1 18,5 LU 0,1 15,2 34,3 20,8 22,9 0,9 6,0 108,2 14,1 25,8 20,0 20,1 1,4 18,6 EU-27 * Zowel de eerste als tweede graad (Bachelor en Master) van het hoger onderwijs Berekening BNL: aantal “leerlingen en studenten” in BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat Erasmusstudenten Het aantal uitgaande en inkomende Erasmusstudenten die een Erasmusbeurs hebben ontvangen voor zowel studies als studiegerelateerde stages. Uitgaande studenten BNL Inkomende studenten 2010/’11 2011/’12 Toename (%) 2010/’11 2011/’12 Toename (%) 15.855 16.851 6,3 17.434 18.983 8,9 BE 6.824 7.091 3,9 7.837 8.593 9,6 NL 8.590 9.310 8,4 9.189 9.892 7,7 LU 441 450 2,0 408 498 22,1 Berekening BNL: aantal Erasmusstudenten in BE+NL+LU en daarvan de groei berekend Bron: Europese Commissie 48 • • • Gemiddeld aantal vreemde talen geleerd per leerling, 2011 4 3 3 2 2,2 2,0 1,8 2,5 2 1,8 1,8 1,5 1,2 1 0,4 0,4 0 1,4 0,8 0,3 BNL BE Lager onderwijs NL LU Lager secundair onderwijs EU-27 Hoger secundair onderwijs Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van het aantal leerlingen van BE, NL en LU Bron: Eurostat 4.2.3. Grensoverschrijdende erkenning van beroepskwalificaties (x1000), 2000-2012 Het aantal verzoeken ter erkenning van beroepskwalificaties die behandeld of nog in behandeling waren in de bestemmingslanden in de periode 2000-2012. BE 21 NL 9 LU 6 DE 18 FR 7 0 2 1 1 2 1 1 12 2 5 X 1000 10 15 Goedgekeurd 20 Afgekeurd 25 30 35 In behandeling Bron: Europese Commissie 4.2.4. Afgestudeerden per studierichting, 2011 Het totale aantal “afgestudeerden” is weergegeven per 1000 inwoners van 20 tot 29 jaar. Dit is vervolgens opgesplitst per richting (als percentage van het totale aantal afgestudeerden). Let op: in Luxemburg ligt het aantal afgestudeerden per 1000 20-29 jarigen laag, omdat daar veel studenten in het buitenland studeren of afstuderen. BE NL LU EU-27 76,0 68,2 19,5 73,2 Geestes- en kunstwetenschappen 11,6 9,4 10,4 11,5 Sociale wetenschappen, economie en rechten 32,3 39,0 56,0 35,1 Totaal aantal afgestudeerden (per 1000) Per richting (% van het totaal aantal afgestudeerden) Agrarische wetenschappen en diergeneeskunde 2,4 1,3 : 1,5 Exacte wetenschappen 5,6 5,9 8,7 9,3 Gezondheidszorg en welzijn 22,3 18,4 7,8 15,2 Techniek, productieproces en bouw 11,4 7,9 6,1 13,3 Onderwijssector 12,4 13,3 11,0 9,6 Dienstensector 1,9 4,8 : 4,4 Bron: Eurostat • • • 49 4.3.Welzijn 4.3.1. Armoederisico, 2011 De armoedegrens is vastgelegd op 60 % van het nationaal equivalent mediaan beschikbaar inkomen (na aftrek van sociale transfers). BNL BE NL LU EU-27 Alleenstaande - 12.005 12.186 19.523 - Huishouden met 2 volwassenen en 2 kinderen* - 25.210 25.590 40.998 - Totaal 13,1 15,3 11,0 13,6 16,9 0-17 jaar 17,0 18,7 15,5 20,3 20,6 Armoedegrens (euro/jaar) % van de bevolking dat onder de armoedegrens leeft 18-64 jaar 11,6 12,9 10,5 13,1 16,0 65 jaar en ouder 15,9 20,2 6,5 4,7 16,0 *Jonger dan 14 jaar Berekening BNL: aantal mensen die onder de armoedegrens leven in BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat 4.3.2. Armoederisico en sociale uitsluiting België en Nederland hebben in het kader van de EU 2020-strategie de doelstelling gesteld om het aantal mensen voor wie armoede of sociaal risico dreigt naar beneden te brengen. Deze doelstellingen zijn gesteld in absolute aantallen met als referentiejaar 2008; deze zijn in de grafiek omgezet naar indexcijfers. Voor Luxemburg is geen concrete doelstelling vastgesteld. 140 132 100 Index 2008=100 115 120 102 103 102 104 102 102 100 96 106 83 80 83 60 40 20 0 BNL BE NL 2010 *Gebaseerd op 2011 in plaats van 2012 Bron: Eurostat 2012 LU Target EU 2020 EU-27 50 • • • 5.ECONOMIE EN KENNIS Het overleg op het gebied van economisch beleid is al meer dan 50 jaar lang de pijler van de Benelux-samenwerking. Door open te staan voor de kenniseconomie kan de Benelux een zinvolle bijdrage leveren aan de coördinatie tussen de drie landen in het kader van nieuwe economische ontwikkelingen, voor zover zij groei en innovatie in grensoverschrijdend verband bevorderen. De Benelux stimuleert met name het economisch basisweefsel, de samenwerking tussen onderzoeksinstituten en het ontwikkelen van nieuwe kansrijke samenwerkingsthema’s naar het voorbeeld van de groene economie, de telecomsector en ICT (informatie- en communicatietechnologie). • • • 51 Per jaar worden er in de Benelux meer ondernemingen opgericht dan opgeheven. Zo waren er in 2012 13,6 % oprichtingen tegenover 7,1 % opheffingen (in verhouding tot het totaal aantal ondernemingen), maar het percentage opgerichte bedrijven is wel afgenomen vergeleken met 2008. Het aantal uitgesproken faillissementen ligt daarentegen weer een stuk hoger dan vóór de financiële en economische crisis (22.872 in 2012 tegenover 15.897 in 2008). De Benelux-landen draaien 7 % van de Europese omzet in de telecommunicatiemarkt. Over het algemeen hanteren de Beneluxlanden hogere prijzen voor telecompakketten dan het Europees gemiddelde, met uitzondering van de roaming tarieven. Het merendeel van de bevolking in de Benelux-landen gebruikt vooralsnog vaste breedband voor internettoegang. Het gebruik van mobiele breedband is aan het toenemen, maar ligt nog wel onder het Europees gemiddelde van 8,8 %. Digitale overheidsdiensten worden in toenemende mate aangeboden en gebruikt. Het gebruik van e-government diensten, door zowel burgers als bedrijven, ligt in de Benelux-landen zelfs hoger dan het Europees gemiddelde van respectievelijk 44 % (bevolking) en 87 % (bedrijven). Het aanvragen van informatie is hiervan de meest gebruikte vorm van contact. De totale uitgaven in R&D (onderzoek en ontwikkeling (O&O)) bedraagt in de Benelux 2,2 % van het BBP, dit is gelijk aan het Europees gemiddelde. Om de Europa 2020-doelstelling te halen, zullen de “R&D uitgaven” echter moeten stijgen naar 3,0 % voor België, 2,5 % voor Nederland en 2,3-2,6 % voor Luxemburg. 52 • • • 5.1. Ondernemingen 5.1.1. BTW-plichtige ondernemingen De ondernemingen zijn ingedeeld volgens de secties van de NACE Rev.2-classificatie (zie de code-indeling aan het eind van de sectornaam). Let op: het aantal ondernemingen in de sectoren landbouw, bosbouw en visserij (A), openbaar bestuur en defensie (O), huishoudens als werkgever (T), en extraterritoriale organisaties (U) wordt niet vermeld. BNL 2008 Totaal BE 2012 1.848.217 2.139.195 NL LU 2008 2012 2008 2012 2008 2011* 867.846 922.303 950.820 1.184.160 29.551 32.732 Waaronder (% van de beroepsbevolking): Industrie (B-E) 5,4 4,9 5,6 5,3 5,4 4,7 3,3 3,0 Bouwnijverheid (F) 21,0 19,6 31,7 30,4 11,5 11,1 9,9 9,9 Diensten (G-N, P-S) 73,6 75,5 62,7 64,3 83,1 83,9 86,8 87,1 *Let op: voor Luxemburg komen de gegevens uit 2011 Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van het aantal bedrijven in BE, NL en LU Bron: FOD Economie, CBS en STATEC 5.1.2. Oprichtingen en opheffingen van ondernemingen 2008 2012 20 24 20,3 19,2 18,5 % van de ondernemingen % van de ondernemingen 24 16 10,8 12 8,2 8 9,6 7,4 5,4 4 0 BNL BE NL 20 16 Oprichtingen 12,1 12 8,2 7,1 8 9,7 7,2 5,6 4 0 LU 15,6 13,6 BNL BE NL LU* Opheffingen *Let op: voor Luxemburg komen de gegevens uit 2011 Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van het aantal bedrijven in BE, NL en LU Bron: FOD Economie, CBS en STATEC 5.1.3. Faillissementen Totaal aantal uitgesproken faillissementen. BNL 2008 2011 2012 Groei '11/'12 (%) 15.897 20.733 22.872 10,3 BE 8.476 10.224 10.587 3,6 NL 6.847 9.531 11.235 17,9 LU 574 978 1.050 7,4 Berekening BNL: aantal faillissementen in BE+NL+LU en daarvan de groei berekend Bron: FOD Economie, CBS en STATEC • • • 53 5.2. Informatie- en communicatietechnologie 5.2.1. Telecommunicatiemarkt Omzet (mld. euro), 2011 De omzet van elektronische communicatie (excl. btw) van de groot- en detailhandel. EU-27 Totaal: 326 mld. euro BNL Totaal: 32 mld. euro 59,4% 93,0% 7,0% 2,3% 38,3% BE EU-27 - BNL NL LU Bron: Eurostat Prijzen en tarieven voor telecomdiensten, 2013 De gemiddelde prijzen en tarieven voor telecomdiensten (gecorrigeerd voor KKP). Let op: de diensten vóór de streep zijn in “euro per maand” en de roamingtarieven achter de streep zijn in “eurocent per minuut”. 100 80 Prijs 60 40 20 0 Internet (euro/maand) Internet + vaste telefoon (euro/maand) BE Bron: Europese Commissie, Digitale Agenda NL Internet + vaste telefoon + TV (euro/maand) LU EU-28 Roaming (eurocent/min) 54 • • • 5.2.2. Internet- en breedbandgebruik Huishoudens met internettoegang (% van de huishoudens) De ontwikkeling van het aantal huishoudens met internettoegang in hun eigen huis. 100 94 88 % van de huishoudens 80 93 80 78 76 70 70 60 54 49 40 20 0 BNL BE NL LU 2006 EU-28 2012 Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van het aantal huishoudens in BE, NL en LU Bron: Eurostat Vaste en mobiele breedbandgebruik (% van de bevolking) De ontwikkeling in breedbandgebruik, onderverdeeld in vaste en mobiele abonnementen. Vaste breedband BNL Mobiele breedband 2009 2012 2009 2012 30,1 37,0 2,1 5,9 BE 28,7 33,0 1,7 4,0 NL 37,7 39,8 2,4 7,1 LU 30,4 32,2 1,3 7,1 EU-27 24,3 28,5 4,6 8,8 Berekening BNL: Gewogen gemiddelde op basis van het bevolkingsaantal van BE, NL en LU Bron: Eurostat 5.2.3. E-commerce (% van de bevolking) Het aantal burgers dat in de laatste 12 maanden (van het desbetreffende jaar) een online aankoop heeft gedaan. De gegevens zijn gebaseerd op een jaarlijkse enquête van Eurostat (Community survey on ICT usage in households and by individuals). Hierin is “e-commerce” gedefinieerd als het plaatsen van een bestelling voor goederen of diensten op het internet. Hieronder valt ook het kopen van financiële producten, hotel- en reisvervoerreserveringen, deelname aan loterijen, betaalde informatiediensten op het internet en aankopen via online veilingen. 80 70 63 % van de bevolking 60 52 50 40 68 65 58 57 48 45 45 44 37 36 37 30 26 19 20 10 0 BNL BE NL 2006 2009 Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van het bevolkingsaantal van BE, NL en LU Bron: Eurostat LU 2012 EU-28 • • • 55 5.3. E-Government E-government (digitale overheidsdiensten) refereert aan het gebruik van digitale communicatietechnologie om informatie en diensten aan burgers, bedrijven en overheden ter beschikking te stellen. 5.3.1. Beschikbaarheid digitale overheidsdiensten (% van het totale aanbod) Het aanbod overheidsdiensten die online beschikbaar zijn in verhouding tot het totale aanbod overheidsdiensten, opgesplitst in diensten voor burgers en bedrijven (met minstens 10 werknemers). Burgers Bedrijven 2007 2010 2007 2010 BE 45,8 72,9 87,5 87,5 NL 54,5 100,0 75,0 87,5 LU 35,4 70,5 50,0 75,0 EU-27 50,6 80,9 69,8 89,4 Bron: Eurostat 5.3.2. Gebruik digitale overheidsdiensten (% van de bevolking/bedrijven) Het aantal burgers en bedrijven die in de afgelopen 12 maanden (van het desbetreffende jaar) minstens 1 keer gebruik hebben gemaakt van digitale overheidsdiensten. Burgers Bedrijven 2009 2012 2009 2012 BE 40,6 50,0 80,0 88,0 NL 61,0 67,0 82,0 91,0 LU 66,1 61,0 87,4 89,0 EU-27 37,5 44,0 70,0 87,0 Bron: Eurostat 5.3.3. Digitaal contact met de overheid (% van de bevolking), 2012 Het soort digitaal contact tussen burgers en overheid in de afgelopen 12 maanden (van het desbetreffende jaar). “Digitaal contact” betreft het algemene percentage van de bevolking dat digitaal contact heeft gehad met de overheid. 70 % van de bevolking 60 50 40 30 20 10 0 BNL BE Digitaal contact Informatie aanvragen NL Formulieren downloaden Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van het bevolkingsaantal van BE, NL en LU Bron: Eurostat LU Formulieren verzenden EU-28 56 • • • 5.4.Innovatie 5.4.1. Uitgaven R&D (% van het BBP) R&D uitgaven zijn de uitgaven in onderzoek en innovatie. Het betreft hier de totale R&D uitgaven door de private sector (met en zonder winstoogmerk), de overheid en onderwijsinstellingen. De Benelux-landen hebben onder de EU 2020-strategie de doelstelling gesteld om meer te investeren in onderzoek en innovatie. 3,5 3,0 3,0 3,0 2,5 % van het BBP 2,5 2,0 1,9 2,2 1,9 2,2 1,9 2,3 2,2 1,8 1,7 2,1 1,5 1,5 1,0 0,5 0,0 BNL BE NL 2006 LU* 2009 EU-28 target EU 2020 * Uitgaven R&D in 2012 zijn gebaseerd op 2010 (meest actuele data voor Luxemburg) en de “target EU-2020” voor Luxemburg = 2.3-2.6 % Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van het BBP van BE, NL en LU Bron: Eurostat 5.4.2. Economisch aandeel patentintensieve ondernemingen (%), 2010 De economische positie van patentintensieve7 ondernemingen laat zien hoe belangrijk innovatieve bedrijven zijn in de nationale economie wat betreft BBP en werkgelegenheid. Dit is uitgedrukt in percentages van het totale BBP en de totale werkgelegenheid in het desbetreffende land. 9,9 BNL 8,4 11,6 BE 10,2 9,2 NL 7,7 4,3 LU 3,3 13,9 EU-28 0,0% 10,3 2,5% 5,0% 7,5% BBP aandeel 10,0% 12,5% 15,0% Werkgelegenheid aandeel Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van BBP en werkgelegenheid van BE, NL en LU Bron: EOB en BHIM (Studie: IPR-intensive industries: contribution to economic performance and employment in the European Union) Zie voor de definitie van patentintensief de studie ‘IPR-intensive industries: contribution to economic performance and employment in the European Union’ van het Bureau voor de Harmonisatie van de Interne Markt en het Europees Octrooibureau. 7 • • • 57 5.4.3. Benelux-depots van merken Het aantal ingediende merken bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE), zowel via de nationale diensten van België en Luxemburg als bij het BBIE zelf. BNL 2010 2011 2012 20.847 21.124 20.188 BE 5.444 5.287 5.436 NL 14.546 15.027 13.933 LU 857 810 819 Berekening BNL: aantal Benelux-depots van merken in BE+NL+LU Bron: BBIE, Jaarverslag 2012 5.5. Consumentenzaken Besteedbaar huishoudinkomen Hier wordt verwezen naar huishoudens bestaande uit één of meerdere personen die gewoonlijk eenzelfde woning betrekken en er samen leven. Het besteedbaar inkomen is het netto-inkomen8 van een huishouden beschikbaar om te besteden en te sparen. Hierbij wordt een equivalentieschaal (OESO-schaal9) toegepast om het gemiddelde huishoudinkomen aan te passen in functie van de omvang en de samenstelling van het huishouden. 2006 2010 2011 2012 Groei '11/'12 (%) BE 19.011 21.353 21.628 21.809 0,8 NL 19.419 22.692 22.556 22.951 1,8 LU 33.228 36.410 36.662 36.925 0,7 : 16.827 17.006 17.457 2,7 EU-28 Bron: Eurostat 8 9 etto-inkomen = bruto-inkomen – betaalde inkomensoverdrachten (alimentaties) - premies inkomensverzekeringen- premies ziektekostenverzekeringen – belastinN gen op inkomen en vermogen (Eurostat). Aan de eerste volwassene wordt een coëfficiënt 1 toegekend, aan alle andere personen ouder dan 13 jaar 0.5 en aan kinderen van 13 jaar en jonger 0,3 (Eurostat). 58 • • • 6.MOBILITEIT Het economische belang van de transport- en distributiesector, de dichtheid van de infrastructuur, de intensiteit van het verkeer verklaren waarom mobiliteit een van de belangrijkste thema’s van de Benelux-samenwerking is. De Benelux heeft in het bijzonder aandacht voor verkeersveiligheid, openbaar vervoer, multimodaliteit en verkeersmanagement. • • • 59 Het goederenvervoer in de Benelux is over het algemeen van de weg naar de binnenvaart en spoorweg verschoven, met uitzondering van Luxemburg waar het wegvervoer belangrijker is geworden. Met betrekking tot het goederenvervoer over de weg is het nationale deel vrijwel gelijk gebleven, maar het internationale deel juist afgenomen met ruim 34 %, waardoor het totale vrachtvervoer over de weg in de Benelux is afgenomen. De binnenvaart en zeevaart leveren een belangrijke bijdrage aan de economie in de Benelux, met Antwerpen en Rotterdam als voornaamste zeehavens. Deze staan beide in de top drie van belangrijkste zeehavens in Europa. De binnenvaart (gemeten in ‘tonkilometer’) is goed voor zo’n 38,5 % van het Europees totaal en de zeevaart (gemeten in ‘hoeveelheid goederen’) voor 25,7 %. De volledige elektrische auto is sinds de laatste paar jaar in opkomst, met een grote toename van 61 % in de Benelux in 2013 (vergeleken met 2012). De filedruk is hoog in de Benelux. Vooral in België en Nederland bevinden zich een paar van de drukste steden in Europa, al neemt het gemiddeld aantal “verloren file-uren” af (met 7 uren minder voor België en 15,3 uren minder voor Nederland vergeleken met 2011). Daarentegen ligt de filedruk in Luxemburg een stuk lager, maar deze neemt momenteel wel toe (met 9,3 uren meer vergeleken met 2011). Met betrekking tot de verkeersveiligheid in de Benelux vallen er op dit moment, relatief gezien, minder dodelijke verkeersslachtoffers dan in 2006. 60 • • • 6.1. Transportmodi Personenverkeer Het binnenlands personenverkeer wordt onderverdeeld op basis van het aantal personenkilometers, afgelegd met de desbetreffende vervoermiddelen. 2000 100% 80% 10,5 6,1 2011 1,1 5,5 4,6 9,4 9,9 7,1 60% 100% 80% 3,3 8,7 7,3 12,5 4,4 8,8 7,1 60% 83,4 86,0 93,4 83,0 40% 40% 20% 20% 0% 13,2 BE NL LU EU-27 Personenauto’s 0% Treinen 79,5 88,1 83,1 84,1 BE NL LU EU-27 Bussen Goederenverkeer Het binnenlands goederentransport wordt onderverdeeld op basis van het aantal tonkilometers, afgelegd over de desbetreffende transportmodi. 2000 100% 80% 10,9 32,9 11,6 2011 4,4 7,9 6,5 19,7 3,7 60% 77,4 63,4 100% 80% 87,8 73,7 40% 20% 20% BE NL LU EU-27 Weg Bron: Eurostat 0% Spoorweg 36,7 3,2 3,1 6,2 18,4 15,2 5,1 60% 40% 0% 18,5 66,3 58,2 93,7 BE NL LU Binnenvaart 75,5 EU-27 • • • 61 6.2.Wegtransport 6.2.1. Personenauto’s (per 1000 inwoners) Het aantal geregistreerde10 personenauto’s per 1000 inwoners. Personenauto’s/1000 inwoners 700 500 658 622 600 431 481 490 456 400 483 470 409 417 300 200 100 0 BNL BE NL LU 2000 EU-27 2011 Berekening BNL: gewogen gemiddelde op basis van het bevolkingsaantal van BE, NL en BE Bron: Europese Commissie (EU transport in Figures 2013) 6.2.2. Elektrische personenauto’s Het betreft hier volledig elektrische personenauto’s, dus exclusief hybride auto’s. Naast het absolute aantal elektrische personenauto’s wordt het aandeel ten opzichte van de geregistreerde personenauto’s vermeld. 2012 2013 Groei Absoluut % van totaal Absoluut % van totaal '12/'13 BNL 1.792 0,013 2.889 0,021 61,2 BE 647 0,012 919 0,017 42,0 NL 1.124 0,014 1.910 0,024 69,9 LU10 21 0,010 60 0,029 185,7 10 10 Berekening BNL: aantal elektrische personenauto’s in BE+NL+LU en daarvan de percentages en groei berekend Bron: FOD Economie, CBS en STATEC 6.2.3. Vrachtvervoer Vrachtvervoer over de weg (mld. tkm), 2012 EU-27 Totaal: 1.417 mld. tkm BNL Totaal: 102 mld. tkm 67,6% 93,3% 6,7% 7,9% 24,5% Bron: Eurostat 10 EU-27 - BNL BE NL LU De referentiedatum verschilt per land. Voor België is dit 1 augustus (FOD Economie) en voor Nederland en Luxemburg is dit 1 januari (CBS en STATEC). 62 • • • Ontwikkeling internationaal en nationaal vrachtvervoer over de weg (mld. tkm) Het nationale vrachtvervoer betreft de verplaatsingen van vracht binnen de landsgrenzen van elk land. Het internationale vrachtvervoer is grensoverschrijdend; hieronder valt dus ook het vrachtvervoer dat plaatsvindt tussen de Benelux-landen. 150 x mld. tkm 53,9 51,2 100 50,8 52,1 48,2 50 93,2 83,8 74,7 67,4 53,9 2004 2006 2008 2010 2012 0 Nationaal Internationaal 2006 2010 2012 Totaal (mld. tkm) % internationaal Totaal (mld. tkm) % internationaal Totaal (mld. tkm) % internationaal 135.0 62,1 119.5 56,4 102.1 52,8 BNL BE 43.0 54,4 35.0 49,3 25.0 41,9 NL 83.2 62,7 75.8 55,4 69.0 52,7 LU 8.8 93,8 8.7 93,4 8.1 87,1 Berekening BNL: internationaal en nationaal vrachtvervoer in BE+NL+LU Bron: Eurostat 6.2.4. Filedruk Ontwikkeling van het gemiddeld aantal “verloren file-uren” per reiziger per jaar. Het is daarmee een indicator voor de congestiedruk in een land. Zie voor meer achtergrondinformatie en berekeningen de website van INRIX (www.inrix.com). Nationaal niveau 66,6 BE 58,6 59,6 61,0 NL 51,6 45,7 22,3 LU 28,7 31,6 0 10 20 Verloren file-uren 30 2011 40 2012 50 2013 60 70 • • • 63 Stedelijk niveau, 2013* Drukste steden in de BNL BE NL LU Verloren file-uren Rang in Europa Brussel 85,0 1 Antwerpen 76,4 3 Gent 54,7 9 Charleroi 45,2 20 Rotterdam 63,5 7 Amsterdam 53,1 15 Utrecht 49,4 19 Den Haag 49,2 21 Luxembourg 31,6 - *Voorlopige cijfers 2013 Bron: INRIX 6.2.5. Veiligheid Dodelijke verkeersslachtoffers (per miljoen inwoners*) 2006 2010 2011 BNL 67 50 51 BE 102 77 78 NL 45 32 43 LU 92 64 64 EU-27 87 62 60 *Berekening: (totaal aantal dodelijke slachtoffers/inwoners) x mln. Berekening BNL: dodelijke verkeersslachtoffers in BE+NL+LU en daarvan het aantal “per miljoen inwoners” berekend Bron: Eurostat Dodelijke verkeersslachtoffers naar verkeersdeelname (% van het totaal), 2005-2011 De opsplitsing van het aantal dodelijke slachtoffers naar verkeersdeelname is gebaseerd op het totale aantal dodelijk slachtoffers tussen 2005 en 2011. 100% 0,1 10,9 0,1 11,0 0,1 10,5 80% 14,3 14,6 13,5 74,7 74,3 76,0 64,5 NL LU 14,9 20,6 60% 40% 20% 0% 50,8 BNL BE Bestuurder* Passagier *Bestuurder is inclusief fietser Berekening BNL: dodelijke verkeersongevallen in BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Europese Commissie (EU Transport in Figures 2013| Voetganger Overig/onbekende deelname 64 • • • 6.3.Spoorwegtransport 6.3.1. Personenvervoer per spoor (mln. pkm), 2012 EU-28* Totaal: 418.747 mln. pkm BNL Totaal: 27.704 mln. pkm 61,5% 93,4% 6,6% 1,3% 37,2% BE EU-28 - BNL NL LU *Berekening EU-28: totaal van alle lidstaten (geen gegevens beschikbaar voor Griekenland) Bron: Eurostat Ontwikkeling Het indexcijfer is berekend op basis van het aantal treinpassagiers. 150 130 110 90 70 50 Index 2004=100 30 2004 2006 2008 BNL BE 2010 NL Berekening BNL: personenvervoer (over het spoor) in BE+NL+LU en daarvan de index berekend Bron: Eurostat LU 2012 • • • 65 6.3.2. Goederenvervoer per spoor (mln. tkm), 2012 EU-28* Totaal: 391.827 mln. tkm BNL Totaal: 12.150 mln. tkm 44,5% 96,9% 3,1% 2,0% 53,5% BE EU-28 - BNL NL LU *Berekening EU-28: totaal van alle lidstaten (geen gegevens beschikbaar voor Griekenland) Bron: Eurostat Ontwikkeling Het indexcijfer is berekend op basis van het aantal ton goederen die vervoerd zijn. 150 Index 2004=100 130 110 90 70 50 30 2004 2006 2008 BNL BE 2010 NL Berekening BNL: goederenvervoer (over het spoor) in BE+NL+LU en daarvan de index berekend Bron: Eurostat LU 2012 66 • • • 6.4. Transport over het water: goederenvervoer 6.4.1. Binnenvaart (mld. tkm), 2012 Het betreft zowel nationaal als internationaal goederenvervoer dat verplaatst wordt binnen de landsgrenzen. EU-28 Totaal: 149 mld. tkm BNL Totaal: 57 mld. tkm 81,3% 61,5% 38,5% 0,5% 18,2% BE EU-28 - BNL NL LU Bron: Eurostat Ontwikkeling Het indexcijfer is berekend op basis van het aantal ton goederen die vervoerd zijn. 130 Index 2004=100 120 110 100 90 80 70 2004 2006 2008 BNL Berekening BNL: binnenvaart in BE+NL+LU en daarvan de index berekend Bron: Eurostat BE 2010 NL LU EU-27 2012 • • • 67 6.4.2. Zeevaart: goederenvervoer (mln. ton), 2012 EU-28 Totaal: 2.976 mln. ton BNL Totaal: 766 mln. ton 70,9% 74,3% 25,7% 29,1% BE EU-28 - BNL NL Bron: Eurostat Ontwikkeling Het indexcijfer is berekend op basis van de hoeveelheid goederen behandeld in de havens. 140 Index 2004=100 130 120 110 100 90 2004 2006 2008 BNL BE 2010 NL 2012 EU-28 Berekening BNL: binnenvaart in BE+NL+LU en daarvan de index berekend Bron: Eurostat 6.4.3. Overslag in de belangrijkste zeehavens, 2011 De tabel geeft de belangrijkste zeehavens weer binnen de Benelux en omliggende landen die belangrijk zijn voor de Benelux. Het bevat ook een rangschikking op basis van het aantal containers en op basis van gewicht. Land BE NL Haven FR Rang in Europa In gewicht* (mln. ton) Rang in Europa Antwerpen 8.317 3 168,5 2 Zeebrugge 1.157 15 31,5 25 Rotterdam 14.730 1 370,3 1 Amsterdam DE In containers (1000 TEU’s) 16 - 59,6 7 Hamburg 9.035 2 114,4 3 Bremerhaven 5.911 4 55,9 9 Le Havre 2.222 9 63,4 5 271 45 40,8 16 Dunkerque *Gewicht van de ingeladen en uitgeladen goederen Bron: Eurostat en Europese Commissie (EU transport in Figures 2013) 68 • • • 6.5.Luchttransport Groningen 50 Personenvervoer Miljoen passagiers 15 5 Amsterdam 2 Goederenvervoer Miljoen ton 1 Rotterdam Muenster Eindhoven Oostende Niederrhein Antwerpen Dortmund Maastricht Brussel Düsseldorf Charleroi Liège Köln Lille Beauvais Luxembourg Frankfurt-Hahn Frankfurt/Main Paris/Charles De Gaulle Metz Paris/Orly Strasbourg • • • 69 Personenvervoer (vertrek + aankomst + overplaatsing (transfer)), 2012 Land BE NL Luchthaven Aantal passagiers (x1000) Ranking* binnen Europa BRUSSEL/NATIONAL airport 18.815 19 CHARLEROI/BRUSSELS SOUTH airport 6.506 - LIEGE/LIEGE (CIV) airport 296 - OOSTENDE-BRUGGE/OOSTENDE airport 204 - ANTWERPEN/DEURNE airport 110 - AMSTERDAM/SCHIPHOL airport 50.988 4 EINDHOVEN/EINDHOVEN airport 3.009 - ROTTERDAM/ROTTERDAM airport 1.193 - 309 - MAASTRICHT/MAASTRICHT AACHEN airport 182 - LU GRONINGEN/EELDE airport LUXEMBOURG/LUXEMBOURG airport 1.894 - DE FRANKFURT/MAIN airport 57.261 3 FR DÜSSELDORF airport 20.800 14 KÖLN/BONN airport 9.258 31 FRANKFURT-HAHN airport 2.651 - NIEDERRHEIN airport 2.206 - DORTMUND airport 1.893 - MUENSTER/OSNABRUECK airport 1.003 - PARIS/CHARLES DE GAULLE airport 61.377 2 PARIS/ORLY airport 27.193 10 BEAUVAIS-TILLE airport 3.863 - LILLE-LESQUIN airport 1.367 - STRASBOURG-ENTZHEIM airport 1.175 - METZ NANCY-LORRAINE airport 256 - Goederen in ton (x1000) Ranking* binnen Europa Goederenvervoer (cargo + post), 2012 Land BE NL Luchthaven LIEGE/LIEGE (CIV) airport 510 8 BRUXELLES/NATIONAL airport 405 11 OOSTENDE-BRUGGE/OOSTENDE airport 48 - 1.511 2 MAASTRICHT/MAASTRICHT AACHEN airport 53 - LU LUXEMBOURG/LUXEMBOURG airport 615 7 DE FRANKFURT/MAIN airport FR AMSTERDAM/SCHIPHOL airport 2.065 1 KÖLN/BONN airport 730 6 FRANKFURT-HAHN airport 176 15 DÜSSELDORF airport 87 27 PARIS/CHARLES DE GAULLE airport PARIS/ORLY airport 1.514 3 64 34 *De ranking is gebaseerd op cijfers van 2011 (Europese commissie) en heeft betrekking tot de 40 grootste luchthavens in de EU. Bron: Eurostat en Europese Commissie (EU transport in Figures 2013) 70 • • • 7.VEILIGHEID EN PERSONENVERKEER Veiligheid is een domein dat zich bij uitstek leent voor een zinvolle en doeltreffende samenwerking tussen buurlanden. In het licht van de versterking van de grensoverschrijdende samenwerking gaat de aandacht van de Benelux in het bijzonder uit naar preventie, bewustmaking, noodplanning en het beheer van crisissen en rampen, openbare ordehandhaving, de strijd tegen (zware) criminaliteit en een gepaste reactie op alle soorten van incidenten. • • • 71 Het aantal geregistreerde misdrijven per 1000 inwoners is in de Benelux met zo’n 7 % afgenomen ten opzichte van 2000. Van deze misdrijven is het aandeel “motorvoertuigdiefstallen” sterk gedaald en het aandeel “geweldmisdrijven” juist gestegen. Het aantal gedetineerden per 100.000 inwoners is evenzeer afgenomen (van 114 in 2006 naar 83 in 2013), maar het gevangeniswezen in de Benelux is nog wel overbezet (met 4,6 % van de officiële capaciteit). Het grootste gedeelte van de instroom “immigranten” in de Benelux is geboren in de Europese Unie, waaronder veel remigranten (i.e. mensen die terugkeren naar het land van geboorte) en mensen uit landen grenzend aan de Beneluxlanden. Diegenen die de Benelux juist verlaten emigreren hoofdzakelijk naar andere landen in de Europese Unie, ook hier met name naar de landen grenzend aan de Benelux-landen. Asielaanvragen zijn in de Benelux met 43.400 verzoeken in 2012 bijna verdubbeld ten opzichte van 2006. Deze toename is hoger dan het Europees gemiddelde van 70 %. Van de aanvragen tot verblijfsvergunning neemt in de Benelux het aandeel positieve beslissingen in verhouding tot het totale aantal beslissingen af (van 33,4 % in 2010 naar 27,8 % in 2012), terwijl het Europees gemiddelde toeneemt (van 24,8 % in 2010 naar 31,5 % in 2012). Familiehereniging is de meest voorkomende reden voor het aanvragen van een verblijfsvergunning (43,5 % van de aanvragen). 72 • • • 7.1.Veiligheid 7.1.1. Door de politie geregistreerde misdrijven BNL 2000 Totaal BE 2010 2000 2.328.164 2.273.407 per 1000 inwoners* 87,7 NL 2010 976.439 2000 LU 2010 1.050.235 1.328.909 1.192.640 2000 2010 22.816 30.532 81,4 95,4 96,9 83,8 72,0 52,6 60,8 Kleine misdrijven (% van het totaal) Geweldmisdrijven 8,5 10,5 10,6 11,7 6,9 9,4 7,7 10,9 Woninginbraak 7,6 7,6 8,5 6,5 6,9 8,6 9,1 4,9 Motorvoertuig-diefstal 4,3 1,6 5,5 1,9 3,5 1,4 2,4 1,2 Drugsgerelateerde criminaliteit 0,8 1,4 1,0 1,2 0,6 1,4 5,4 8,4 *Berekening: (aantal geregistreerde misdrijven/aantal inwoners) x 1000 Berekening BNL: aantal misdrijven in BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat Ontwikkeling geregistreerde misdrijven (per 1000 inwoners*) 130 Index 2000=100 120 110 100 90 80 70 2000 2002 2004 BNL 2006 BE NL 2008 2010 LU *Berekening: (aantal geregistreerde misdrijven/aantal inwoners) x 1000 Berekening BNL: aantal misdrijven in BE+NL+LU en daarvan de index berekend Bron: Eurostat 7.1.2. Gevangeniswezen, 2013 De totale capaciteit van het gevangeniswezen is inclusief jeugdinstellingen en arresthuizen op 1 januari 2013. Officiële capaciteit Aantal gedetineerden (incl. gedetineerden in voorlopige hechtenis) Bezettingsgraad* BNL 22.553 23.599 104,6 BE 9.351 12.126 129,7 NL 12.491 10.817 86,6 LU 711 656 92,3 *Berekening: (aantal gedetineerden/officiële capaciteit) x 100 Berekening BNL: gevangeniswezen in BE+NL+LU Bron: Council of Europe (Annual Penal Statistics, SPACE I) • • • 73 Gedetineerden/100.000 inwoners Aantal gedetineerden per (100.000 inwoners*) 180 161 160 140 120 125 114 100 83 80 122 109 95 64 60 40 20 0 BE NL LU 2006 EU-27 2013 *Berekening: (aantal gedetineerden/totale bevolking) x 100.000 Berekening BNL: aantal gedetineerden in BE+NL+LU en daarvan de gedetineerden/100.000 inwoners berekend Bron: Council of Europe (Annual Penal Statistics, SPACE I) 7.2.Personenverkeer 7.2.1. Migratie Immigratie, 2011 BE NLᵃ LU 144.698 162.962 20.268 EU-28ᵇ 49,7 57,2 71,6 BE 12,0 1,7 5,3 NL 4,4 17,5 0,9 LU 0,3 0,1 6,1 DE 2,1 5,7 5,6 FR 8,3 1,7 14,6 UK 1,2 2,5 1,9 Noordᶜ 1,2 3,1 3,1 Centraal + Oostᶜ 14,0 18,7 7,4 Totaal Waarvan geboorteland (%): Zuidᶜ 6,2 6,3 26,5 Niet EU-28 49,7 41,9 27,3 Onbekend 0,6 0,9 1,1 ᵃ Gebaseerd op cijfers van het CBS ᵇ Het totale aantal immigranten geboren in de EU-28 (incl. het gerapporteerde land) ᶜ Noord = DK+EE+FI+IE+LT+LV+SE Centraal + Oost = AT+BG+CZ+HR+HU+PL+RO+SI+SK Zuid = CY+EL+ES+IT+MT+PT Bron: Eurostat en CBS 74 • • • Emigratie, 2011 BE NLᵃ LUᵇ 67.475 106.185 9.264 EU-27 65,5 54,0 86,0 BE - 9,3 7,6 NL 12,7 - 1,8 LU 1,8 0,2 - DE 6,2 11,8 7,2 FR 16,8 3,8 16,3 UK 5,8 7,7 : 34,5 46,0 14,0 Totaal Bestemming (%): Niet EU-27 ᵃ Gebaseerd op cijfers van het CBS ᵇ Gebaseerd op cijfers van STATEC Bron: Eurostat, CBS en STATEC 7.2.2. Asielaanvragen 2006 2010 2011 2012 Absoluut Index Absoluut Index Absoluut Index Absoluut Index BNL 23.860 100 42.445 177,9 49.025 205,5 43.440 182,1 BE 8.870 100 26.560 299,4 32.270 363,8 28.285 318,9 NL 14.465 100 15.100 104,4 14.600 100,9 13.100 90,6 LU 525 100 785 149,5 2.155 410,5 2.055 391,4 EU-27 197.410 100 260.835 132,1 303.645 153,8 335.380 169,9 Berekening BNL: het aantal asielaanvragen in BE+NL+LU en daarvan de index berekend Bron: Eurostat 7.2.3. Verblijfsvergunningen Aandeel positieve beslissingen % van de genomen beslissingen 50 40 45,5 33,4 43,3 40,3 32,4 31,5 27,8 30 21,1 20 25,3 24,8 22,5 25,0 14,7 10 3,4 2,4 0 BNL BE NL 2010 2011 LU 2012 Berekening BNL: het aantal beslissingen met betrekking tot “verblijfsvergunningen” in BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat EU-28 • • • 75 Uitgekeerde verblijfsvergunning naar reden van aanvang, 2012 100% 80% 60% 40% 20% 0% BEa BNL Gezinshereniging Onderwijs NL Inkomens-activiteiten Vluchteling LU Andere reden Subsidiaire beschermingᵇ Waaronder (% van het totaal): BNL Totaal Gezinshereniging Onderwijs Inkomensactiviteiten Vluchteling Subsidiaire beschermingᵇ Andere reden 718.943 43,5 5,4 9,7 2,1 5,7 33,6 BEᵃ 391.092 37,4 5,1 8,5 3,7 1,1 44,2 NL 299.941 50,1 6,1 10,4 0,0 12,3 21,0 LU 27.910 58,5 1,5 17,3 2,7 0,0 20,0 ᵃ Gebaseerd op 2011in plaats van 2012 ᵇ Subsidiaire bescherming wordt gegeven aan personen die de asielprocedure hebben afgesloten en een negatieve beslissing hebben ontvangen op basis van de Conventie van Genève, maar toch bescherming van een andere staat nodig hebben omdat er een reëel risico is voor ernstige schade in geval van terugkeer naar het herkomstgebied (Europese Commissie, DG-Binnenlandse Zaken). Berekening BNL: aantal uitgekeerde “verblijfsvergunningen” in BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Eurostat 7.2.4. Naturalisatie Naturalisatie is het verlenen van de nationaliteit van een land aan een persoon met een vreemde nationaliteit. De onderstaande tabel geeft het aantal personen weer dat de nationaliteit van het desbetreffende land heeft gekregen. 2006 BNL 2009 2010 2011 Absoluut Index Absoluut Index Absoluut Index Absoluut Index 62.077 100 66.543 107,2 65.222 105,1 61.789 99,5 BE 31.860 100 32.767 102,8 34.636 108,7 29.786 93,5 NL 29.089 100 29.754 102,3 26.275 90,3 28.598 98,3 LU 1.128 100 4.022 356,6 4.311 382,2 3.405 301,9 EU-27 735.928 100 776.073 105,5 810.500 110,1 782.200 106,3 Berekening BNL: het aantal naturalisaties in BE+NL+LU en daarvan de index berekend Bron: Eurostat 76 • • • 8.Fraudepreventie Het vrije verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten binnen Europa heeft de deur opengezet voor grensoverschrijdende frauduleuze praktijken die de landen individueel niet meer goed kunnen bestrijden. Sinds een tiental jaren vormt de strijd tegen de grootschalige fiscale fraude een duidelijke meerwaarde voor de Benelux-landen. De administratieve samenwerking op het gebied van de strijd tegen de sociale fraude zowel als de preventie van acquisitiefraude en consumentenbescherming zijn allemaal voorbeelden van de Benelux-samenwerking waardoor nationale en internationale aanpakken samenvallen. Deze flexibele methodiek maakt het mogelijk snel in te spelen op nieuwe vormen van fraude. • • • 77 De omvang van de totale schaduweconomie neemt in de Benelux al sinds enkele jaren af en werd in 2012 geschat op 12,1 % van het BBP; daarmee ligt het lager dan het Europees gemiddelde van 18,4 %. De jaarlijkse btw-inkomsten die de Benelux-landen mislopen, zijn daarentegen toegenomen sinds 2006 en bedragen ongeveer 10 % van de verwachte btw-inkomsten in de Benelux. Het aantal ontvangen meldingen van verdachte transacties door financiële instellingen is in de loop der jaren in de Benelux gestegen naar 241.377 meldingen in 2012, maar het aantal doorgemelde dossiers aan opsporingsdiensten is afgenomen naar 6.462 dossiers in 2012. De financiële schade door oplichting voor kleine en middelgrote bedrijven wordt in de Benelux geraamd op zo’n 850 miljoen euro. 78 • • • Fraudepreventie De gegevens in dit hoofdstuk zijn schattingen en moeten dus met de nodige voorzichtigheid gehanteerd worden. Niettemin vormen ze de best bruikbare informatie met betrekking tot de fraudeomvang in de Benelux. 8.1. Omvang schaduweconomie De schaduweconomie, of zwarte economie, bevat de economische en financiële activiteiten die niet aan de belastingdienst of de regering worden doorgegeven. Een groot deel van de schaduweconomie bestaat uit niet-geregistreerd werk. Het overige verwijst naar bedrijven die niet hun volledige inkomen rapporteren om belasting te ontwijken. De berekening van de omvang van de schaduweconomie is gebaseerd op de MIMIC (multiple indicators and multiple courses) procedure. Zie voor meer uitleg en definities het rapport: The Shadow Economy in Europe, F. Schneider (2011). 2006 2010 2011 2012 % van BBP mln. euro* % van BBP mln. euro % van BBP mln. euro % van BBP mln. euro* BNL 12,5 123.490 12,6 123.747 12,4 126.485 12,1 123.603 BE 19,2 61.215 17,4 61.412 17,1 62.949 16,8 63.148 NL 10,9 58.884 10,0 58.841 9,8 59.892 9,5 56.937 LU 10,0 3.391 8,4 3.494 8,2 3.644 8,2 3.518 EU-27 20,8 : 19,5 : 19,2 : 18,4 : *Eigen berekening voor 2006 en 2012 op basis van de totale BBP gegevens van Eurostat Berekening BNL: de omvang van de schaduweconomie van BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Schneider, F. (2011). The Shadow Economy in Europe. 8.2. BTW-verschil (mln euro) Het verschil tussen de verwachte en daadwerkelijke btw-inkomsten, gemeten in mln. euro’s. Te ontvangen btw volgens de wet (mln. euro) Daadwerkelijk ontvangen (mln. euro) btw-verschil (mln. euro) 2006 2010 2011 2006 2010 2011 2006 2010 2011 BNL 68.939 77.006 79.855 64.416 70.387 70.321 4.523 6.619 9.534 BE 25.965 29.800 30.991 22.569 25.230 26.021 3.396 4.570 4.970 NL 40.838 44.199 45.622 39.888 42.654 41.610 950 1.545 4.012 LU 2.136 3.007 3.242 1.959 2.503 2.690 177 504 552 • • • 79 % van de verwachte btw-inkomsten Ontwikkeling btw-verschil (% van de verwachte btw-inkomsten) 20 15 10 5 0 2000 2001 2002 2003 2004 2005 BNL 2006 BE NL 2007 2008 2009 2010 2011 LU Berekening BNL: “btw-verschil” van BE+NL+LU en daarvan de percentages berekend Bron: Europese Commissie (DG Taxation and Customs Union) 8.3. Ontwikkelingen in het aantal meldingen ‘verdachte financiële transacties’ Financiële instellingen zijn verplicht om verdachte of ongebruikelijke transacties te melden. De nationale FIU’s (Financial Intelligence Units) hebben een overzicht van meldindicatoren voor ongebruikelijke transacties. Uiteindelijk onderzoekt de nationale FIU of de transactie daadwerkelijk verdacht is en wordt doorgemeld aan de opsporingsdiensten. Aantal ontvangen meldingen BNL Aantal doormeldingen van verdachte dossiers 2010 2011 2012 2010 2011 2012 220.416 195.544 241.377 1.760 8.335 6.462 BE 18.673 20.001 21.000 1.259 1.345 1.506 NL 196.877 167.237 209.239 : 6.462 4.356 LU 4.866 8.306 11.138 501 528 600 Berekening BNL: “ontvangen meldingen” en “doorgemelde dossiers” van BE+NL+LU Bron: FIU Nederland, FIU België en FIU Luxemburg 8.4. Financiële schade door oplichting Uit onderzoek van het Secretariaat-Generaal van de Benelux Unie is gebleken dat de geraamde financiële schade door oplichters voor kleine en middelgrote bedrijven in de Benelux zo'n 850 miljoen bedraagt. Deze schatting is gebaseerd op een onderzoek waaraan 1.153 bedrijven over de gehele Benelux deelnamen. Financiële schade oplichting in de Benelux Aantal deelgenomen bedrijven 1.153 Totale aantal kleine en middelgrote bedrijven 1.762 mln. Schade vermeld 556.000 Totale schade BNL* 850 mln. *Berekening: (556.00/1.153) x 1.762 mln kleine en middelgrote bedrijven Bron: Secretariaat-Generaal van de Benelux Unie 80 • • • • • • 81 Notities 82 • • • Notities Secretariaat-Generaal van de Benelux Unie Regentschapsstraat 39 • BE-1000 Brussel • T +32 (0)2 519 38 11 • [email protected] • www.benelux.int