De Wiershoeck-­‐Kinderwerktuin, woensdag 5 februari 2014 Beste natuurliefhebber/-­‐ster, Maandag en dinsdag was ik verhinderd, maar gelukkig was het woensdag ook nog prima weer om op de tuinen rond te zwerven. En ook dit keer kwam ik weer een paar leuke onderwerpen tegen. Maar zowel de witte koraalzwam als de witte kluifzwam bleken van de aardbodem verdwenen. De al een paar keer gefotografeerde vrouwelijke bloemetjes van de hazelaar beginnen de eerste tekenen van verval te vertonen. Er gaan steeds meer knoppen van de bandwilg open en er komen steeds meer zilverwitte katjes tevoorschijn. De wilg is tweehuizig. Mannelijke bloemen (alleen met meeldraden) en vrouwelijke bloemen (alleen met stampers) komen dus op afzonderlijke bomen voor. De wilgenkatjes bloeien afhankelijk van de soort, vóór, tegelijk met of net na de bladvorming. De opvallende gele katjes trekken tal van insecten, die zodoende meewerken aan de bestuiving. Het verhaal van de “bloemetjes en de bijtjes”. De zaden zijn vederlicht en kunnen dankzij een “kuif” van haren, die als een valscherm rondom het zaad staat ingeplant, zweven. De kuif zorgt er meteen voor dat het zaad met de voet omlaag landt. Zaden die op een geschikte plaats terechtkomen, kiemen spoedig. Een kale ondergrond is een voorwaarde voor kieming. Daarom typeren we de wilg ook wel als een rasechte pionier. Op de grote es op De Wiershoeck ontdekte ik deze 6 à 7 mm “grote” cicade. Helaas heb ik niet kunnen vinden welke soort het is, maar het is één van vele dwergcicaden die in ons land voorkomen. Cicaden komen wereldwijd voor en zijn te vinden in uiteenlopende biotopen. Het enige continent waar geen cicaden leven is Antarctica. Er zijn naar schatting ruim 30.000 soorten. Het slanke 0,3 tot enkele cm’s lange lichaam is over het algemeen bruin of groen, soms met felgekleurde strepen of stippen. De grootste Europese soort is 4 cm lang en behoort tot de zangcicaden. Dwergcicaden zijn zeer beweeglijk. Volwassen cicaden springen of vliegen bij de geringste verstoring weg, terwijl de onvolwassen, nog ongevleugelde, cicaden naar de schaduwzijde van een blad of naald rennen. Hierdoor valt de aanwezigheid van dwergcicaden nauwelijks op. Cicaden zijn sapzuigende insecten die in grote getale aan planten veel schade kunnen veroorzaken. Cicaden hebben bijna altijd meerdere generaties per jaar. De overwintering gebeurt meestal als ei. Volwassen exemplaren overwinteren soms op beschutte plaatsen (bv in een serre) en leggen opnieuw eitjes als het begint op te warmen. Er komen bijna alleen maar wijfjes voor, die worden “geboren” uit onbevruchte eitjes. Mannetjes komen uit bevruchte eitjes (net als bij de honingbij). Het legsel bestaat uit honderden eitjes, verdeeld over 6 tot 8 weken. De knoppen van de forsythia staan op springen. De gele kornoelje is al iets verder, maar staat ook op een gunstiger plaats. De struik bloeit nog niet uitbundig, ik zag slechts enkele gele bloemetjes. Ik had het bekende “bzzz-­‐geluid” al even gehoord en er vloog mij iets in grote haast voorbij. Even later ontdekte ik op de één van de restanten van wat ooit een boom was de mogelijke veroorzaker van het driftige vlieggeluid. Zij (het was een werkster) bleek niet de enige bij die even een luchtje kwam scheppen, maar druk was het nog niet bij de bijenstal. Op de onderkant van een tijdelijk stuk zwerfhout zag ik deze kleine huisjesslak. Met een slakkengangetje bewoog hij/zij zich voort. De boven-­‐ en onderkant van een takje met knoppen en korstmos. De hoeveelheid korstmos op bomen is zeer verschillend. Op sommige bomen groeien diverse soorten, op ander bomen is zo goed als geen korstmos te vinden. Deze oude populier (foto boven) schijnt voor korstmos zeer aantrekkelijk te zijn. Links – witte schotelkorst. Komt voor op loofbomen met voedselrijke schors. Het is een cultuurvolger, weinig gevoelig voor vervuilde lucht en ook in stedelijke gebieden te vinden. Rechts – vliegenstrontjesmos. Komt voor op voedselrijke, vaak overbemeste schors van alleenstaande bomen. Heel goed bestand tegen luchtverontreiniging. Het korstmos op de onderste foto zit op de betonnen waterbak op de Kinderwerktuin. Op stoeptegels zie je soms tientallen bijna ronde grijsgroene rondjes ”viezigheid”, het lijkt op kauwgom, maar het is dan waarschijnlijk ook een korstmos, het kauwgommos. Het komt ook voor op oude muren van natuursteen. Korstzwammen, soms ook wel schorszwammen genaamd, is een verzamelnaam voor paddenstoelen met een sterk vereenvoudigd vruchtlichaam, meestal in de vorm van een korst of overtrek, aangedrukt liggend op het substraat, meestal dood of levend hout. Het vruchtlichaam bestaat meestal uit een dunne steriele laag waar op het kiemvlies de sporen worden gevormd. Het oppervlak van een korstzwam kan glad zijn, maar meestal is er een zichtbare oppervlakte structuur: bepoederd, rimpelig, pukkelig, met fijne gaatjes of stekeltjes, enzovoort. Deze structuur is er op gericht het oppervlak groter te maken, zodat er meer sporen kunnen worden gevormd. Dit zevenstippelig lieveheersbeestje heeft voor de overwintering schijnbaar dit gebarsten paaltje uitgezocht. Zo te zien een redelijk veilige plaats. Bij mijn zoektocht naar interessante korstmossen zag ik deze vreemde gele substantie. Ik heb geen idee wat het is. Het is in ieder geval klein, slechts een paar millimeter. Nog kleiner is het zwart-­‐gele insect (met lange antennen) op het grijsgroene korstmos rechts van de gele substantie. Dit insect zag ik pas toen ik de foto op mijn beeldscherm bekeek. Natuurlijk keek ik ook nu weer bij de reeds vaker genoemde stapel van een in dikke schijven gezaagde boom. Onder een loszittende stuk bast ontdekte ik een paar oude bekenden, vorig jaar zag ik dit (?) tweetal ook al rondscharrelen op deze houtstapel. Het is de grote sluipwesp (Ichneumon stramentor), een relatief groot dier van ruim 16 mm lengte (zonder de antennen) en ook opvallend vanwege de mooie geel-­‐zwarte tekening op lijf en poten. De wesp loopt onrustig, steeds met de antennen sterk bewegend en dus ruikend en onderzoekend, op planten en op de grond. Deze wespen leggen hun eitjes in of op een rups van een ander insect. De imago's leven merendeels van nectar en de honingdauw van luizen. Ze overwinteren als volwassen insect. Na de fotosessie verdween de ene wesp in een barst in het hout, de andere heb ik voorzichtig teruggebracht naar de plek waar ik hem vond. Groetjes, Luit