De krisis en de verhouding tot de ontwikkeling van - gvhv

advertisement
De crisis en de verhouding tot de
ontwikkeling van de
produktiekrachten
een historisch materialistische
benadering
Welke crisis? Conjuncturele cycli en structurele crisis
Conjuncturele cyclus
Structurele crisis
1973
1929
1914-18
1873---1896
1940-45
1929
1973
1914-18
1873---1896
1940-45
Einde 18 E. ---> 1873
Eerste industriële revolutie:
textiel
stoommachine
steenkool - staal
spoorwegen als locomotief
Brits imperialisme
Konjunctuur cycli voordien:
1830 en 1848, ook periodes van politieke revoluties
1929
1973
1914-18
1873---1896
1940-45
Krisis: 1873-1896:
• Eerste wereldcrisis in alle kapitalistische landen
• Verzadiging van de markten en overaccumulatie van kapitaal
• 1876 eerste arbeidersopstanden, strijd voor 8 urendag
Uitweg:
• 1-toepassing van de Tweede Industriële revolutie
(elektrotechniek, chemie, automobiel)
• 2-Imperialisme door kapitaalexport. Voorbeeld via
spoorwegen
In 1916 gebruikte Lenin de verdeling van het
spoorwegnet in de wereld als een maatstaf voor de
onderontwikkeling van de koloniën ter ontwikkeling van
het moederland.
• “De aanleg van spoorwegen lijkt een eenvoudige,
natuurlijke, democratische, beschaving
bevorderende onderneming. In werkelijkheid hebben
de kapitalistische banden de aanleg van spoorwegen
gemaakt tot een werktuig ter onderdrukking van een
miljard mensen (in de koloniën en half koloniën),
d.w.z. van meer dan de helft van de
wereldbevolking. “
In 1970 besluit Galeano over Latijns-Amerika:
• "De spoorwegen vormden ook een essentieel onderdeel van de
ijzeren kooi van afhankelijkheid: midden in de bloeitijd van het
monopoliekapitalisme breidden zij de imperialistische invloed uit
naar de achterhoede van de koloniale economieën... De
spoorwegen vormden niet een net dat bestemd was om de
verschillende streken in het binnenland met elkaar te verbinden,
maar ze verbonden de productiecentra met de havens. Het ziet er
nog steeds uit als een tekening van een hand met gespreide
vingers: op deze manier verhinderen de spoorwegen, die zo vaak
toegejuicht zijn als koplopers van de vooruitgang, de vorming en
ontwikkeling van de binnenlandse markt. De welvaartspolen die
bloeiden om te voldoen aan de Europese metaal-en
voedselbehoeften, hadden geen banden met elkaar: de baleinen
van de waaier kwamen aan de overkant van de zee bij elkaar.
..."(De aderlating van een continent Van Gennep, 1991)
In 1972 schreef Rodney over Afrika:
• "De combinatie van onderdrukt, uitgebuit en geminacht te
zijn wordt nog het best geïllustreerd door het patroon van
de ekonomisch infrastructuur van de Afrikaanse kolonies:
namelijk, haar wegen en spoorwegen. Dit patroon had
een duidelijke geografische distributie overeenkomstig de
behoefte om bepaalde regio's toegankelijk te maken voor
import-export activiteiten. Waar er geen
exportmogelijkheid voorhanden was, waren ook de
spoorwegen afwezig. De enige uitzondering waren de
spoorwegen die gebouwd werden om troepen te
vervoeren en zo verovering en onderdrukking te
vergemakkelijken" (209)(How Europ underdeveloped
Africa, Howard)
1929
1973
1914-18
1873---1896
1940-45
1896 --->14-18: WOI:
Komt niet voort uit krisis
Wel uit imperialisme:
-kapitaalexport, verdeling van de wereld, ongelijkmatige
ontwikkeling:
*Duitsland  (éénmaking Bismarck, voorsprong bij toepassing
tweede technologische revolutie: chemie (AG-Farben,Bayer),
electrotechniek (Siemens-AEG), petroleum (Shell ea in handen van
Duitse Banken), betere ijzerertsen, nieuwe staaltechniek en
oorlogsindustrie (Krupp)
*Engeland e.a. 
=>strijd voor herverdeling overeenkomstig nieuwe economische
krachtsverhoudingen.
1929
1973
1914-18
1873---1896
1940-45
1919--->1929 en de krisis van jaren '30  WOII
Fordisme: USA
Taylorisme:
-ontbinden van complexe arbeid in eenvoudige, opeenvolgende, herhaalbare,
controleerbare handelingen; chronometrage; ongeschoolde i.p.v. geschoolde
arbeidskracht
-ontkoppeling van conceptie (intellectuele arbeid) en uitvoering
Fordisme:
-arbeider blijft stabiel, product beweegt naar de arbeider toe = lopende band
-productie vertrekt vanuit het aanbod, aanbod drijft de productie: veel en
hetzelfde produceren op zo kort mogelijke tijd: rigied systeem, massaproductie en
massaconsumptie
Ineenstorting van de beurs ---> stagnatie van handel en productie.
Diepe en veralgemeende depressie.
1936 Algemene staking (40 urenweek)
Ontwikkeling van Keynesiaans denken
Krisis leidt naar WOII
1929
1973
1914-18
1873---1896
1940-45
1945--->1973:
Oorzaken sterke groei (5 à 6%)=
VS supermacht (rest in naspoor):
-economische supermacht:
-hoogste productiviteit: toepassen 2 industr. revolutie op massaschaal: Fordisme massaproductie-massaconsumptie
-Keynes recept (massaal krediet en overheidsbestellingen; in Europa: SZ: uit schrik voor
opgang communisme (communistisch Oostblok en  druk van revolutionaire klassenstrijd,
voorkomen van revolutionaire omwenteling) => 'sociaal pakt' van 1944)
-internationalisering economie: fenomeen Multinational (vooral kapitaalexport tussen
imperialisten (VS -> Europa))
-via neo-kolonisatie overheersing Derde Wereld
-nieuwe krachtsverhoudingen: Pax Americana
– monetair: Bretton Woods (dollar X goud = wereldbankier)
– economisch: Marshall plan
– militair: Nato
– handels: GATT - vrijhandel
1929
1973
1914-18
1873---1896
1940-45
na 1973:---> jaren '80
Begin van de algemene structurele wereldcrisis
Globale groeidaling: nog 1 à 3%
-dalende winstvoet, overaccumulatie
-VS tanende supermacht (Viëtnam, Opec, opkomen van twee concurrerende
machten (Japan en Duitsland) =>loskoppelen dollar X goud (1971))
Uitweg:-kapitaalexport naar DW => schuldencrisis
Japanse groei groter dan anderen <= Toyotisme:
-vertrekt van de vraag, die trekt de productie =>
flexibiliteit : JIT<->MBS<->TW<->onderaanneming
-terug koppelen van intellectuele en manuele arbeid, controle door arbeider zelf in
productieproces, polyvalentie, kwaliteitscirkels
=>M/V <= productiviteit arbeid: complexiteit + intensiviteit
Studie MIT:vergelijking tussen
M/V
Wv
Fordisme & Toyotisme
1,25
3,00
50%
66%
1929
1973
1914-18
1873---1896
1940-45
na 1980 ---> jaren '90
-Derde industriële revolutie (informatica, robotica,
telecommunicatie, biotechnologie, materialen);
Toyotisme meest geschikte organisatiemethode om
deze maximaal te benutten
-Globalisering van de economie
-Keynesiaanse reactie, als neoliberaal voorgesteld: onder
Reagan: militarisering (Star Wars), belastingsdruk,
kunstmatig sterke dollar (interest) => begrotings- en
handelstekort => VS wordt van grootste schuldeiser tot
grootste schuldenaar, vnl. aan Japan => val van de
dollar
vanaf 1990 -
-Val van Berlijnse muur en socialistisch Oostblok
=> hereniging van Duitsland => Europa onder Duitse supprematie
=>Monetaire Unie =>Begrotingstekort  (Maasstrichtnorm)
=>competitiviteit (Witboek Delors): via loonkost (patronale
bijdragen SZ), flexibiliteit, grote infrastructuurprojecten)
=>drie snelheden Europa
=> "wegvallen" communistische dreiging
=> Amerikanisering van Europese 'welvaartstaat': afbraak sociale
zekerheid, privatisering, deregulering en flexibiliteit van arbeidstijd,
arbeidsmarkt (hamburgerjobs)
=> racisme en fascisering 
=> agressiever (economisch en militair) t.a.v. Derde Wereldlanden
=> Golfoorlog (1993)
=>  inter-imperialistische tegenstellingen =>
=> Balkanoorlog en instabiliteit Rusland
=> verderde wereldlijking van het vroegere Oostblok en Rusland
- Japanse en Aziatische crisis (jaren ‘90)
- China wordt sterkst groeiende economie (vooral vanaf 2000)
Download