"Waarop moet ik wachten om tot Christus te komen" door dhr

advertisement
"Waarop moet ik wachten om tot Christus te komen" door dhr. L.J.
van Valen
Het thema voor deze jongerenavond, waar ook ouderen van harte welkom zijn, is: waarop moet ik
wachten om tot Christus te gaan. Mag ik komen zoals ik ben.
Twee heel actuele vragen waar veel over gestreden en veel over geredeneerd wordt. Maar waar
weinig over nagedacht en geworsteld wordt in de binnenkamer. Tenminste, daar ben ik bang voor.
Maar de Heere weet wie er vanavond mee worstelt. Wie ermee worstelt ook na ontvangen genade.
We zullen proberen aan de hand van het getuigenis van de Heere daar antwoord op te geven, hoewel
het altijd met gebrek is. Wij kunnen wel proberen Gods werken met woorden aan te duiden en uit te
leggen. Maar we moeten dan wel begrijpen als het gaat over deze zaken, dat we eensdeels op heilige
grond staan en aan de andere kant dat het een geheim is dat de Heere leert.
Maar het is wel nodig dat het woord van de Heere in alle ruimte en alle zuiverheid, wars van alle
menselijke mengsels wordt voorgehouden. Iedere dag opnieuw, zoals we dat ook hebben gelezen. De
realiteit van het godsdienstige Israël gedurende de 40 jaar dat zij in de woestijn wandelden. Misschien
ook de realiteit van uw leven, als u misschien al veertig jaar onder het Woord verkeert en misschien
de kerkbank kaal hebt gezeten. Een ontzettende realiteit.
Vaak is geprobeerd om daar een antwoord vanuit de theologie op te geven. Dat logisch heel goed kan
passen. Maar een zodanig antwoord dat er eigenlijk meer op gericht is dat we onszelf kunnen
verontschuldigen. Nu denk ik aan de onmacht van de mens, aan zijn doodsstaat, dat we ons
daarachter verschuilen. Maar dat we toch werkelijk voor het aangezicht van de Heere eens zouden
beseffen waar we mee bezig zijn.
Ik begin met omwegen.
We hebben het tegenwoordig over de toeleidende weg tot Christus. Op zich heel nuttig. Er is een
boek over geschreven door ds. C.Harinck. Daar ben ik het van harte mee eens. En weet me ook zeer
met hem verbonden.
Toeleidende wegen, ik kom er straks op terug. Ik wel het nu eerst over omwegen hebben. Wat zou je
ervan vinden als je vanuit Barneveld naar Utrecht wil gaan, en je krijgt het advies om je weg te kiezen
via de Afsluitdijk. Ja, want die en die is dezelfde weg gegaan, en uiteindelijk ook in Utrecht
terechtgekomen.
Trek deze lijn eens door naar de toeleidende weg. Velen zijn langs een omweg tot Christus gekomen.
Ze hebben gedoold. Ze hebben veel strijd gekend. Jaren lang. Ze hebben tot God geroepen. Ze
hebben diepe bevindingen meegemaakt.. Reformatiepogingen ondernomen. Uiteindelijk zijn ze op
hun bestemming gekomen en hebben ze mogen capituleren voor de Heere Jezus Christus. Met of
zonder zekerheid van het persoonlijk heil.
Er zijn er ook onder Gods kinderen die iets van de Heere Jezus hebben mogen kennen, maar die toch
hun hele leven tobben vanwege het feit dat ze zich niet verzekerd voelen van hun kindschap. Dat ze
bang zijn geen kind van God te zijn.
Sommigen hadden krachtige ervaringen. Kregen wel eens een tekst of een bemoediging en maakten
daar hun staat op voor de eeuwigheid. Die zijn er ook. Algemene werkingen van de Heilige Geest.
Mensen die zijn blijven steken in een bepaalde omweg en nooit doorgebroken zijn. Nooit een gezicht
gehad hebben op de Heere Jezus. Die wat gemaakt hebben van hun gemis. Daarin opgebouwd
werden door deze of door gene en zo hun leven hebben beëindigd, zonder kennis gekregen te
hebben door het geloof aan de Zaligmaker.
Er zijn ook anderen die een krachtige verzegeling in hun hart hebben gevoeld dat hun zonden
vergeven zijn, en daaruit mochten opmaken dat zij verzekerd zijn van een aandeel.
Weer anderen hebben wel eens iets in Christus gezien. Maar menen de toepassing te missen. Zij
tobben vaak hun leven lang tussen hoop en vrees.
Zo zou ik door kunnen gaan. Misschien herken je dit, ook in je omgeving. Bekeringsgeschiedenissen
staan er vol van. Maar het gebrek is helaas dat deze geschiedenissen dienen als toetsnorm. Dat op
de gezelschappen heel uitvoerig de wegen worden uitgemeten. Op zich is dat niet verkeerd, als de
Heere in het middelpunt mag staan. Die gezelschappen zijn er geweest en zijn er nu nog. Maar vaak
is het door onkunde dat wij onze verhalen wat opsmukken met iets van onszelf of dat wij een
verkeerde toepassing maken, die de toets van Gods woord niet kan doorstaan. Dat wij ook de dingen
van de rechtvaardiging en de wedergeboorte zo gaan benoemen, zoals wij niet in onze
belijdenisgeschriften vinden. En dat juist dergelijke ervaringen en de terminologie die daarmee
gepaard gaat, een zodanig eigen leven gaan leiden, dat er velen daardoor op een dwaalspoor terecht
zijn gekomen.
Goed bedoeld. Maar zij hebben gewacht, of wachten nog, op de bekering die een opa of een oma
heeft gehad. Met al die krachtige overtuigingen en met die buitengewone dingen die er kunnen zijn. Zij
wachten op overtuigingen, zij wachten op een gevoel van zonde en van verlorenheid. Zij wachten,
want de Heere moet het doen. Je kunt het niet pakken.
Zij wachten, zij wachten, vaak totdat het te laat is. En al ze dan voor de rechterstoel van de Heere
Jezus staan, dan is er geen verontschuldiging: Ja maar, Heere U hebt mij niet bekeerd zoals mijn oma
of mijn opa. Of als mijn vader of als die bekeerde man of vrouw.
Dan zal de Heere ons vragen: Wat heb je met Mijn Zoon gedaan? Hoe hebt ge kunnen ontvlieden
indien ge op zo’n grote zaligheid geen acht hebt genomen?
Ja, maar spreker, sla je nu niet de val van de mens over? Z’n onmacht, z’n doodstaat?
Dat is niet mijn bedoeling vanavond. Maar ik wil jullie adviseren om de geschiedenis van de kinderen
Israëls in de woestijn en ook het gedeelte dat we gelezen hebben, biddende te onderzoeken. Daar
wordt niet in de eerste plaats gesproken over de doodsstaat van de mens, hoewel die er is. En ook als
je de evangeliën leest, met name Johannes 4, 5 en 6, dan komt de doodsstaat daar eigenlijk niet
expliciet in voor.
Maar wat lezen we daar? Het hardnekkige ongeloof! Ze hebben niet kunnen ingaan vanwege hun
ongeloof. En juist dat ongeloof is het grote obstakel dat ons van Christus afhoudt. Het is niet zozeer
onze doodsstaat, maar onze bittere vijandschap tegen de gerechtigheid van Christus. De neiging om
uit onze werken, vanuit onze vroomheid, vanuit onze imitatie van kinderen Gods en bepaalde
indrukken die we hebben, op te maken dat de Heere met ons bezig is. En maar te wachten en ons te
laten influisteren dat de Heere een goed werk begonnen heeft. Maar beste vrienden de bijbel geeft mij
en u aan dat indien wij Jezus Christus niet liefhebben, wij een vervloeking zijn. En dat al degenen die
buiten Christus zijn onder de vloek en onder de bedreigingen van de wet verkeren. Dat is onze staat
van nature en zeker in de godsdienst hebben we wat dat betreft een dubbel oordeel over ons gehaald.
Als we niet als een verloren zondaar tot Christus zijn gekomen maar het jarenlang hebben kunnen
uithouden met een zogenaamde eerlijke onbekeerdheid. Niet ontdekt aan ons ongeloof. Daarin is juist
het aanbod van genade. Er wordt wel eens gezegd: de onvoorwaardelijk aanbieding, dat is
gemakkelijk. Nee, maar ik weet uit ervaring als het aanbod van genade werkelijk dichtbij je gebracht
wordt dan wekt dat vijandschap. Want dan wordt je ongeloof ontmaskerd. Anders kun je wel rustig
voortleven met wat ernst, met een donker kostuum, een zwarte jurk of wat dan ook. Ik zeg het uit
bewogenheid. Dan kunnen we rustig voortleven. En dan zal het Tyrus en Sidon verdraaglijker zijn in
de dag des oordeels. Want zij hebben het evangelie niet gehoord. Maar wij wel. We hebben kasten
vol met boeken. Oudvaders die heel erg de nadruk leggen. Niet alleen op het eenzijdige van het
goddelijke werk maar ook op het ongeloof. Ik hoef geen namen te noemen. Schrijvers die de valse
vroomheid van ons ontmaskeren. Alleen maar uit die liefde en bewogenheid dat we nu maar onze
wapens zouden inleveren. En dat we zullen zien dat de Heere alleen maar een welbehagen heeft in
Zijn Zoon de Heere Jezus Christus. En in zoverre wij Zijn Zoon aannemen door het geloof en die
zalige ruil mogen ontvangen waar Luther zo van schreef: Het geloof is ruilen: Hij mijn zonden, mijn
valse vroomheid, mijn onbekeerlijkheid, mijn chaotische leven, mijn wellustige leven en noem maar
op. En ik Zijn volkomen gerechtigheid.
Jezus Christus en Dien gekruisigd. Laat dat eens op je inwerken. Wat is de toetsnorm in ons leven?
Waarachter verschuilen wij ons, wat zijn onze maskers.ook na ontvangen genade? Lees het Woord.
Lees hoe de apostel Paulus schrijft over de wet, de tuchtmeester tot Christus en ons de spiegel
voorhoudt voor ons verloren leven, dat we midden in de dood liggen. Maar lees dat niet zodanig dat
het een voorwaarde is. Dat we die wet eerst nodig hebben om tot Christus te gaan. De Heere gebruikt
vaak de wet meer in de weg van omwegen. Omdat je niet wilt. De Heere kan wel eens hele diepe
wegen gebruiken in je leven om je tot Christus uit te drijven. Maar het kan ook heel zachtjes, heel
lieflijk. Heel lieflijk, zonder onstuimigheid. Zonder krachtige verschrikkingen. Dat je als het ware zo
door de liefde van Christus overrompeld wordt. Dat je als het ware geen tijd hebt om aan je zonden te
denken, hoewel dat wel komt. Dat je je ellende leert kennen en steeds meer leert kennen. Maar niet
alleen in relatie tot de wet als de kenbron der ellende, maar nog meer in relatie tot de wonden van
Heere Jezus Christus. Wanneer wij ten diepste onze zonden in zien, wanneer we werkelijk door het
geloof op Hem mogen zien, dan zien we dat we Hem vertrapt hebben. Dan zien we dat we Hem
versmaad hebben. Dan zien we dat we met onze vrome godsdienst Hem slagen hebben toebedeeld.
En dat zullen we daarover wenen en rouwklagen. Nooit als grond. Je kunt zelfs met droge ogen tot de
Heere Jezus komen.
Dat je toch vanuit je hopeloosheid en verlorenheid niets anders weet dan op Hem te rusten. Maar dat
de Heere het in de verdere gangen van het leven gaat verdiepen. Dan ga je je erover verwonderen
wat het Hem gekost heeft, die dierbare Borg en Middelaar aan het kruis. Om Zichzelf voor mij te
geven. Dat er nu geen nagelschrapsel van mij bij komt. Zelfs mijn geloof niet, waar ik ook nog een
werk van kan maken. Dat de Heere in eerste instantie niets anders van ons verlangt dan genoeg te
hebben aan de kruis- en zoenverdiensten van de Heere Jezus.
Hoe kort zijn de bekeringen in de Schrift. Niet van die lange omwegen. Mattheüs, volg Mij. Zacheüs,
kom haastig uit de boom, want Ik moet in u huis wezen. We lezen zelfs niet van overtuiging. En de
stokbewaarder, de man die zichzelf van het leven wilde beroven. Omdat de gevangenen vrij waren en
hem dat zijn leven zou kosten als de overheid daar achter zou komen. Om zijn eigen hachje te redden
roept hij: Wat moet ik doen opdat ik zalig worde. En dan houdt Paulus hem niet voor: je moet dit, en je
moet eerst ontdekt worden aan je zonden. En je moet eerst helemaal op het randje van je
verlorenheid lopen, langs de rand van de afgrond. Neen. De apostel houdt hem voor dat er maar één
middel is om zalig te worden, alleen door het geloof in de gekruisigde en opgestane Heiland. Geloof in
de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden. En daar gaat het nu om, als het gaat over het
wachten waar velen mee bezig zijn. Met een beroep op hun doodstaat, wat ik zelf ook jaren gedaan
heb in mijn leven. Bittere vijandschap met indrukken, ernst en alles kan ermee gepaard gaan. Zelfs
krachtige overtuigingen, dat je erachter komt dat Hij m’n hele leven lang op de deur van mijn hart
geklopt heeft, vanaf m’n geboorte. Vanaf het tijdsstip dat ik geboren ben en de belofte van Gods
verbond verzegeld werd aan mijn voorhoofd. Ik heb Hem laten wachten jaren lang. Jaren lang heb ik
Hem laten wachten, O, dat ongeloof, dat is de grootste zonde. Het ongeloof dat verschrikt je dan en
dan kun je niet langer zonder God blijven leven. Dan leer je het dat je werken de Heere niet kunnen
behagen en dat je tranen nog bittere vijandschap zijn tegen God. Totdat je het opgeeft, en niets
anders weet dan: Ik geloof Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp. Capituleren voor Hem. Niets kan
Hem behagen dan alleen zijn lieve Zoon en wat Hij gedaan heeft door Zijn volkomen offerande, is
een volkomen betaling voor al onze zonden Door Zijn offer heeft hij ook bekering en geloof
voortgebracht Weliswaar wordt het van ons geëist, maar ook beloofd, zodat we ook wat dat betreft
niets hoeven mee te brengen. Met ons geloof niet kunnen we het ook niet doen. Maar ik moet Christus
hebben want anders moet ik sterven. Is het zo in je leven geworden of heb je nog een laag eelt op je
geweten, opgebouwd door je vroomheid, opgebouwd door je wereldse leven. Vijandschap tegen God
in Christus. Ze hebben niet kunnen ingaan vanwege hun ongeloof, terwijl de Heere hen veertig jaren
in de woestijn had nagewandeld en alles had gedaan om hen te lokken. Maar de meesten zijn in de
woestijn teneergeslagen. Omdat ze niet wilden bukken voor vrije soevereine genade.
Zonder geld en zonder prijs.
Waarop moet ik wachten om tot Christus te gaan? Lees je Bijbel eens. We hebben het voorgelezen.
“Heden, indien je Zijn stem hoort.” Lees het gedeelte dat we gelezen hebben. Hoe klinkt de oproep tot
geloof en het verwijt van het ongeloof. “Hoe zult gij ontvlieden?” Nergens worden we opgeroepen om
erop te wachten. Lees het boekje ‘Wachten op overtuiging’ als het verkrijgbaar is. Wat voor strikken de
duivel gebruikt om ons van de Heere Jezus af te houden. Om te wachten op een gevoeligheid alsof
we daarmee meer voorbereid zijn om tot Christus te gaan. Shepperd zegt: De meesten komen tot
Hem met de kennis van hun verhardde hart. En zo zijn we bezig om ons offertje te koesteren. Onze
beweegoffers. En stellen deze naast het offer van de Heere Jezus. Zo vroom zijn we dan wel. We zijn
net als de roomsen. De Roomse Kerk die wel leert dat we alleen door Christus zalig worden, maar
ook door onze goede werken. En vul dat nu eens in. Wat zijn nu die goede werken? De Heere zegt
ervan dat ze een wegwerpelijk kleed zijn. Onthoudt dit: alles wat wij doen, denken en bedoelen buiten
de Heere Jezus Christus, buiten de positie die we hebben door het geloof in Christus, is verdoemelijk
voor God. Ook als we tot Christus gekomen zijn, als wij ons alleen maar willen laten leiden door de
verachtering in de genade, door onze eigen prestaties alsof de heiligmaking ons werk is. Verdoemelijk
voor God. Dan zegt Boston in één van zijn preken: Mijn sabbatten en mijn bidden zijn niets anders
dan om mij te verdoemen. Ze kunnen God niet behagen als het niet uit het geloof voortvloeit, uit de
vereniging met Christus.
De toeleidende weg. Lieve mensen, we kunnen ons hele leven redeneren over de toeleidende weg.
En we kunnen een heleboel schrijvers aanhalen. Ik heb er ook heel veel van gelezen. Maar lieve
mensen, dat kan ook een strik zijn. Ook in deze tijd van disputen en discussies. Nergens vind ik het
woord ‘toeleidende weg’. De Heere gebruikt vele wegen om een zondaar tot Christus te brengen. En
dat kan in een ogenblik gebeuren. Daar hoef je niet twintig jaar voor te wachten in je ongeloof. Maar
de Heere heeft het alleen maar over dé Weg. “Ik ben de Weg, de waarheid en het leven.” En nu zijn
we altijd geneigd om een derde weg te voegen tussen ons onbekeerlijk zijn en Christus. Daarom
worden we opgeroepen om te bidden. Daarom worden we opgeroepen om te wachten. Daarom
worden we opgeroepen om naar de kerk te gaan. Op zich goede zaken. Dan wordt er wel bij gezegd:
de Heere gaat door, dan kom je erachter dat je niets kunt en dat je door je goede werken niet zalig
kunt worden.
Maar nooit geeft de Heere de opdracht in Zijn woord om eerst die weg te gaan om het eerst zus of zo
te proberen. Dat is een van de grootste strikken van de duivel. Daar kun je honderd jaar mee worden
en voor eeuwig verloren gaan.
Wachten, of proberen tranen voort te brengen, of proberen bij Gods volk in een goed blaadje te
komen, dat ze ook wel een hoopje voor je hebben. En dat alles bewaren als de terafim onder je zadel.
Het niet willen afgeven aan de Heere en je afgoden laten verbranden. Zo leef je voort als een
verdoemde huichelaar.
Wat is een mens in de godsdienst. Amsterdam zal het nog eerder horen dan wij. Hoeren en tollenaren
zullen ons voorgaan. Maar wij met onze ‘ja-maars’, waar je een dikke Van Dale mee kunt vullen. Wij
houden onszelf van de Heere Jezus af en zijn vijanden van het kruis. Net als de farizeeërs.
Toeleidende wegen. Laat dat aan de Heere over. “Heden, heden, heden zo gij Zijn stem hoort”, ook
vanavond. Om tot Hem te komen met je verloren leven. Ook als je verachterd bent in de genade, ga
opnieuw na waar de Heere met je begonnen is. Ga niet wachten op boetvaardigheid en tranen. Die
kunnen God niet behagen. Die zal God Zelf wel geven. “Heden, indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw
hart niet.” Laat de eeltlaag niet groeien. En lieve vrienden die zoekende zijt, die bezig bent en die zo
verward zijt, laat je leiden door de Heere Jezus die gekomen is om te zoeken en zalig te maken wat
verloren is. Mag ik een stukje voorlezen van Theodorus van der Groe. O, wat moet ik doen? Hoe moet
ik geloven? Als een gezant van Christus zeg ik: u komt de belofte toe. Hoor je het? Daar kom ik straks
op terug op belofte. De Heere Jezus roept u door de stem van Zijn waarachtig woord. Hij zegt dat u,
zo arm en ellendig, zo blind en verhard, zo rampzalig en onmachtig en ongelovig als u bent, geheel en
zonder verder uitstel of nadenken tot Hem moet komen. En dat u voor altijd moet afzien van uzelf en
van alle schepselen en Hem tot die almachtige Verlosser moet aannemen. Opdat hij u van het
ongeloof, niet van uw onmacht staat er, van uw ongeloof tot het geloof zal brengen. En van de macht
van de duivel tot God, opdat hij u een erfdeel zal geven onder de geheiligden in Zijn naam. Ach,
veracht toch dierbare en zalige belofte van Christus niet langer door uw ongeloof. Denk niet dat u nog
niet ellendig genoeg bent voor Christus. Niet gewond en gebroken genoeg van hart, waar ook
sommigen op wachten. Of dat u eerst iets anders moet hebben voor u tot Christus mag komen. Want
ik verzeker u in Zijn naam en ik beroep mij op Zijn eeuwige, allerwaarachtigste Woord dat bijons is en
waarnaar Hij de wereld zal oordelen, dat u de vrijheid hebt om gelovig tot Christus te komen zoals u
nu bent. Als u maar alleen oprecht alle dingen die u zelf mist en waaraan u gebrek hebt uit genade
van Hem begeert. Maar wat is dan de grond op grond waarvan mag ik zeggen dat ik mag komen? Op
grond van de nodiging van het heil. Op grond van de aanbieding van de belofte. Ja maar, er zijn
beloften voor Gods kinderen en er zijn beloften voor ontdekte zondaren. En misschien zijn er wel
enkele beloften voor de ongelovigen. Zo hebben we onze selectiecriteria. Je zou er een
computerprogramma voor kunnen schrijven. Alleen zo moet je Gods woord niet lezen. Gods woord
behoren we te lezen als tot ons gesproken. En als er staat: “u komt de belofte toe en uw kinderen”,
lees dan ook eens wat Calvijn daarvan zegt. Dan geldt dat voor al de gedoopten, voor allen die onder
het Evangelie zijn. Zonder onderscheid. Ook de verbondsbeloften, zeker als we lezen van Israël. We
zijn in Abraham begrepen in het verbond der genade, dus gelden de verbondsbeloften voor iedereen
onder het Evangelie. De Heere komt met Zijn toezeggingen, met Zijn rijke beloften. Dat legt een
ontzettende verantwoordelijkheid op ons. Want het is inderdaad waar dat niemand iets kan aannemen
tenzij hem dat van de Vader gegeven wordt. Maar ook dat belooft de Heere. Hij belooft ook de Heilige
Geest. Hij laat de Heilige Geest kloppen. Je hele leven. “Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop.” zegt de
Heere tot een lauwe gemeente. “Indien iemand Mijn stem hoort en opendoet, Ik zal tot hem inkomen
en Ik zal avondmaal houden met hem en hij met Mij.” Durf je dat af te wijzen? Als dat tot Laodicea
gezegd wordt, wordt dat dan ook niet tot ons gezegd in deze lauwe tijd? Waarin we het op een
akkoordje gegooid hebben met de wereld en we zo gemakkelijk kunnen leven en het overal in zoeken.
Het materiele of valse godsdiensten strelen, zonder dat wij het zoeken in de hoogste God. En juist de
beloften van de Heere schakelen alle eigen werkzaamheden uit. Want dan hoeft het niet zo nodig van
benden naar boven. Maar dan laat de Heere de belofte ons aanreiken van boven naar beneden. Zoals
de engelen van boven naar benden afdaalden in Bethel bij Jacob. Door het geloof en de omhelzing
van de belofte mogen wij naar de Heere gaan. Dan van beneden naar boven omdat de Heere naar
beneden is afgedaald. Zo heeft Hij Zijn Christus gegeven. Van boven naar benden. Zo schenkt Hij
wedergeboorte, van boven naar beneden. Zo heeft Hij ook Zijn Woord gegeven, van boven naar
beneden, dat ons verkondigd wordt. “Dit is het woord dat onder u verkondigd wordt.” Opdat we
zouden geloven in de enige naam die onder de hemel gegeven is, onder de mensenkinderen. Door
welke wij moeten zalig worden en dan wordt als het ware de toeleidende weg uitgeschakeld. Die laten
we aan de Heere over. Dan kunnen zware wegen nodig zijn om je overal vanaf te brengen. Maar dat
zijn nooit geschiktheden. Dat doet de Heere om u uit te drijven naar Christus. En Hij roept
onomwonden, zonder voorwaarden, direct: “Laat u met Mij verzoenen.” Want God was in Christus de
wereld met Zichzelf verzoenende. Hare zonden haar niet toerekenende. Hij heeft het woord der
verzoening in ons en in de mond van zijn knechten gelegd, opdat wij zouden bidden “alsof God door
ons bade: Laat u met God verzoenen.” Dat is de boodschap die ik vanavond door wil geven vanuit het
Woord. Wacht niet totdat het beter met je gaat, totdat je een betere gestalte hebt. Want het wordt nooit
beter, alleen maar erger. En als je denkt dat het beter gaat, dan ben je des ter verder van de Heere
vandaan, want de Heere wil goddelozen rechtvaardigen, die nu geen enkele gerechtigheid van
zichzelf hebben. Door dat eenvoudige geloof. Amen, het zij zo Heere, ik kom tot U met mijn verloren
leven en ik leg mijn hand op het Lam dat geslacht is. Lieve vrienden, als je de Heere nog niet kent,
misschien ben je al jarenlang onder de prediking, ik wil je een dringend advies geven: ga vanavond
niet slapen voordat je Hem gevonden hebt. Ja, maar dat gaat toch zomaar niet? Als je dat blijft
zeggen is het net of de Heilige Geest zich steeds meer terugtrekt. Dan is de klem van het woord af en
dan maken we opnieuw de godsdienst vrijblijvend. Dan kun je God dienden en de wereld. Dat is een
vrome godsdienst. Mag ik je een dringend advies geven? Ga niet slapen voordat je Hem hebt
gevonden in de belofte van het Evangelie. “O alle gij dorstigen, komt tot de wateren en gij die geen
geld hebt, komt, koopt en eet zonder prijs wijn en melk.” “Komt allen tot Mij die vermoeid en belast zijt
en Ik zal u rust geven.”
Ja maar dan moet ik toch vermoeid zijn vanwege mijn zonde? Waar staat dat? Probeer je op die
manier Gods woord te ontkrachten? Want het gaat over de vermoeidheid waar iedereen onder gebukt
kan gaan, vanwege zijn zonden of vanwege de wetmatigheden.Omdat je getob en gezwoegd hebt en
jarenlang met de wet bezig geweest bent. “Komt allen tot Mij” zonder uitstel, Ik ben gewillig, jij bent
onwillig. Ik ben gewillig om je te wassen en te reinigen in Mijn dierbaar bloed. Mijn Woord getuigt
daarvan. Je geweten getuigt daarvan. Gods kinderen getuigen ervan en Zijn knechten. Laat je nu met
Mij verzoenen. Kom, rust dan aan Mijn boezem. Kom, heb genoeg aan wat Ik voor jou heb willen
doen. Dat Ik me doodgeliefd heb aan het kruis, dat Ik de toorn van Mijn vader gewillig heb gedragen.
Om jou te wassen van je afschuwelijke ongeloof en van je zonden. Laat dan Christus niet aan de deur
van je leven voorbijgaan.
Lieve vrienden we zijn zo rooms en remonstrants. Nog even iets vanuit de theologie. Daar zeg ik niet
teveel over, je kunt anders zo gaan redeneren. Hoe werd Arminius ontmaskerd door Plancius en
Gomarus? Doordat hij Rom. 7 uitlegde als een toeleidende weg..”Het goede wat ik niet wil dat doe ik
niet maar het kwade dat ik niet wil, dat doe ik.” Zie je nou wel, als een mens overtuigd wordt van
zonden (en dan was het echt niet oppervlakkig bij Arminius,) dan kan hij het goede doen en dan kan
hij zo strijden en worstelen totdat hij tot Christus komt. Dan is het alleen zijn geloof, wat hij zelf kan
voortbrengen, dat hem rechtvaardigt. Niet de verdienste van Christus, maar het geloof.
Wat een strik lieve vrienden. Sta niet naar geloof. Velen in evangelische kringen hebben het over
geloof. Geloof, geloof, geloof! Vaak maken ze daar een wet van. Maar geloven is niet krampachtig
daarmee bezig zijn. Geloven is niets, ophouden met werken, alleen op de verhoogde slang te zien. Al
ben je gebeten en je voelt het niet, zoals je kanker kunt hebben via een diagnose terwijl je het niet
voelt en je je toch moet laten behandelen. Lieve vrienden, al voel je je kwaal niet en al zie je je zonden
niet, laat het zover niet komen. Om je nog meer te verharden. Maar kom tot de Heere, vanavond,
voordat je naar bed gaat. “Komt dan en laat ons te samen richten. Laat ons te samen onderzoeken.”
“Al waren uw zonden als scharlaken Ik zal ze maken zo wit als sneeuw, al waren ze rood als
karmozijn Ik zal ze maken als witte wol.” Al heb je nog zo zwaar gezondigd en je uitgeleverd aan de
ongerechtigheid. Al heb je houseparty’s bezocht en heb je je aan occulte zaken overgegeven, hier is
Christus, ik bied je Hem aan, wijs Hem niet af want je maakt je schuld nog erger en je oordeel nog
zwaarder. Kom tot Hem. Al voel je je nog zo hard en ben je oud geworden in de zonde, ik biedt je
Christus aan. Kom tot Hem, verhard je hart niet. Een kleingelovige die zichzelf niets durft toe te
eigenen: lieve vriend of vriendin, kun je zonder de Heere leven? Kun je zonder de Heere Jezus leven?
“U al mijn liefde waardig schatten, wijl Gij mijn rechterhand woudt vatten.” Ach Heere ik durf niet te
zeggen dat ik een kind van U ben. Ik kan zonder U niet leven! O lieve vriend of vriendin, wat is het de
Heere welbehaaglijk dat je tot die zekerheid mag komen. Niet door iets bijzonders te ervaren kan de
Heere die zekerheid je geven. Maar om buiten jezelf te zien op die rijke belofte. En daar je bevende
vinger bij te leggen. Zeg dan maar ‘Heere, U zegt het, dat ik een kind van U ben omdat ik geloof in de
Heere Jezus, omdat ik zonder Hem niet kan leven. O Heere, ik ben het toch zoals U het zegt. Ik durf
het bijna niet te zeggen, maar Heere ik kan zonder U niet leven. Gij weet dat ik U lief heb. Wat een
wonder. Zo ver komt een nabijkomende nooit. Die kan krachtvol getuigen. Je kunt zelfs wonderen
doen zoals Judas deed. Maar een kruimeltje liefde in je ziel, een geloof als een mosterdzaadje is
meer, omdat het je voor eeuwig verbindt aan Hem die onuitsprekelijk heeft liefgehad. Komt dan,
tobbende ziel, en richt je op Hem. Laat je leiden, kom tot Hem zoals je bent.
En zij die op valse grond rusten, we hoeven niet over harten te oordelen, geef je over aan Hem en
gooi je heiligingkrukken weg, zou Kohlbrugge zeggen.
Voor de mol en voor en voor de vledermuis, kom zoals je bent. Gooi het masker van je af waar je mee
wilt pronken, naar jezelf toe en naar anderen. Kom als een goddeloze. Hij rechtvaardigt goddelozen.
Degenen die vluchten naar Hem en de toevlucht nemen tot Hem. Maar ik ben zo onwillig. Je bent
onwillig en je wordt nooit gewillig vanuit jezelf. Als je dat denkt, dan ben je een arminiaan, dan ben je
rooms. God rechtvaardigt geen gewillige mensen. Hij maakt wel een gewillig volk op de dag van Zijn
heirkracht. Maar dat zijn mensen die mogen geloven in de gewilligheid van Christus. Die hebben zich
laten leiden, laten zaligen. Laten redden door genade alleen. Ze konden het met de moetologie niet
meer doen: Je moet dit en je moet dat. Neen. Ik kan nog niet één zonde door mijn tranen verzoenen
maar ik maak het alleen maar erger door mijn ongeloof. En iedere minuut, iedere seconden dat ik
buiten Christus verder ga zal ik mijn schuld verzwaren. Heere, ik kom tot U gevloden met mijn
ongeloof en ik kan niet anders dan dat offer van U aangrijpen. Zoals de Israëlieten die achtervolgd
werden door de doodslager de hoornen van het altaar moesten aangrijpen of de vrijstad ingingen,
waardoor ze veilig waren, zo mogen dan die bevende zielen het altaar aangrijpen. En als er een offer
gebracht werd, onder het oude verbond, dan moest je je hand op dat offer leggen dat de priester voor
je geslacht had. Dan bekende je eerst dat je doodschuldig was, een verloren en vervloekte zondaar.
En aan de ander kant dat het offer van Christus tot volkomen verzoening en vergeving dient. Voor al
je zonden.
Waarop moet ik wachten? Tot ik een betere gestalte krijg. Is je harde, onverschillige hart een
verhindering? Wil je er eerst wat gevoel in brengen? Wil je eerst huilen over je zonden? Wil je smart
opwekken in je hart en eerst een boetvaardige gestalte hebben? Dat is een strik van de duivel. Je
harde en onverschillige hart is juist een reden om zonder uitstelt tot Hem te gaan. Zo staat de Bijbel
vol van beloften ook voor degenen die verre van de gerechtigheid zijn. Stijven van hart wordt de
beloften medegedeeld, zodat niemand zou behoeven te wanhopen. Dat was de prediking van de
Heere Jezus. Die het zeker ook op zijn tijd over de doodsstaat had maar in de eerste plaats
confronteerde met het ongeloof. En vervolgens aangaf dat Hij een gewillige Zaligmaker is. “Jeruzalem,
Jeruzalem, Ik heb u willen bijeenvergaderen, gelijk een hen haar kiekens bijeenvergadert, maar gij
hebt iet gewild.” Er is een prachtig boekje geschreven door John Howe: ‘De tranen van de Zaligmaker
over verloren zondaren’. Het zou heerlijk zijn als dat boekboekje ook vertaald mocht worden. Zo
ernstig, zo indringend. Jezus aan je voeten gelegd als de rechte sleutelmacht in de bediening van het
Woord. Of je neemt Hem aan of je verwerpt Hem. Een derde weg is veel uitgedacht, de mens is zo
subtiel en vinding rijk. Maar nooit zal een derde weg door de Heere geaccepteerd worden. Of je
verwerpt Hem vanavond, je gaat die deur uit en je verwerpt de Heere Jezus en dan ben je onder de
vloek en dan blijf je onder de vloek als je daarin volhardt. Of je hebt Hem aangenomen voor het eerst
of opnieuw. Dan gaan de poorten van de hemel open en Christus en al Zijn weldaden worden je
geschonken. Vergeving van zonden, een gerechtigheid die volkomen is en een uitzicht op het
eeuwige leven.
Ach, lieve vrienden, wat zoeken we het hier in het materiele, in het stoffelijke en in de godsdienst.
Kán ik komen zoals ik ben? Nee nooit. Dat is een geheim zei ik aan het begin. Mág ik komen zoals ik
ben? Ja. En als ik dan meer meebreng? Dan kom je niet. Je komt met lege handen. Zoals ds.Smits
tegen me zei, jaren geleden toen ik aan hem vroeg: “Dominee, wat is nu geloof?” Ik had een boekje
gelezen van Horatius Bonar. Toen werd ik zo aan mijn vijandschap ontdekt (Ik heb het boekje hier.
Volgende week komt het uit: Gods weg van vrede. 300.00 exemplaren zijn er in Engeland van
gedrukt. En hier vier drukken en er komt nu een nieuwe druk, de vijfde druk. Ik hoop dat het hier mag
liggen.) Dit boekje heb ik in de vijver voor het huis willen werpen. Maar de Heere heeft het willen
gebruiken om mij te laten zien dat alle ernst om te willen geloven, al mijn pogingen om me te bekeren,
vijandschap was tegen God. Al mijn bidden buiten Christus, daar moest ik aan sterven. Door de wet
aan de wet leren sterven, door het lichaam van Christus. Opdat ik die gerechtigheid zou ontvangen
die in Hem is. Ds. Smits zei: “Dan sta je met lege handen.” Ga naar Jezus alleen, dan is er een fontein
geopend voor het huis van Israël, voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem, die
Hem gekruisigd hadden door hun ongeloof. Tegen de zonde en tegen de onreinheid. Daarom moest
dat Evangelie eerst verkondigd worden in Jeruzalem. “Beginnende te Jeruzalem, bekering en
vergeving van zonden.” En als je dat prachtige traktaatje leest van Bunyan ‘Voor de slechtste der
zondaren”, daar begon de Evangelieverkondiging, in die bloedstad waar zoveel bloed aan kleefde
door de verwerping van Christus. En zo komt de Heere vanavond tot jullie allemaal, zo dichtbij, wie je
ook bent en wat je ook gedaan hebt. “Nabij u is het woord, in uw mond en in uw hart.” Dat woord moet
in het hart gezaaid en wee degene die het uitwerpt door zijn ongeloof, zegt Calvijn. Het woord wordt in
het hart gezaaid ook vanavond en het is niet vrijblijvend. Zoals elke prediking welmenend is. Niet
alleen een proclamatie van het heil voor zondaren vanwege het werk van de Heere Jezus Christus,
vanwege het werk van een drie-enig God. Maar ook een confrontatie met je vijandschap en met je
goddeloos bestaan. Dat de Heere zulke wil hebben zoals ze zijn, vijanden verzoent met Hem en
goddeloze rechtvaardigt. Een kostelijk boekje. Zegene de Heere dat met Zijn zegen. Evenals dit
boekje: ‘Bonar in balans’, waarin ook die vragen voorkomen die wij vanavond behandelen. Neem en
lees. Vouw je handen buig je knieën of de Heere het wil zegenen. Geef het door aan anderen Als je
dat heil hebt mogen zien heb je een taak. Er zijn er nog zoveel die dat heil niet kennen In de kerk en
buiten de kerk. Dan krijg je een taak. Vraag maar: “Heere geef me die vrijmoedigheid om van Hem te
getuigen. Van Hem die mijn ziele heeft verlost en Die ik liefheb. Van Hem die Zichzelf heeft gegeven
voor mijn zonden.” Zo begint Gods Woord eigenlijk met de schepping. Daar heb je een
aanknopingspunt voor alle zendingswerk. En natuurlijk vinden we in Genesis de diepe val van de
mens, maar het Evangelie begint met het aanbod van Zijn genade. Welmenend, zoals we in
Handelingen 13 lezen “Tot u is het woord dezer zaligheid gezonden.” Dat zegt Paulus tot die verharde
Joden opdat ze ook zouden vallen voor genade. Het is Gods bedoeling dat we ons van harte met die
nodiging verenigen. Zondaren worden genodigd. Maar de Heere biedt nog meer aan, dat heb ik al
gezegd: de Heere biedt zijn Geest aan. Hij biedt de belofte aan en door het geloof krijgen we deel aan
Hem en aan zijn weldaden.
Maar wat is nu geloven? Is het iets heel speciaals? Let wel, de Heilige Geest gelooft niet in ons. De
Geest werkt wel het geloof. Het geloof is een daad van de menselijke ziel door het werk van de Heilige
Geest. Het geloof is een werking Gods. En het geloof is niets anders dan het uitgaan uit jezelf, je
richten op de belofte van het Evangelie en die voor waar aannemen. God niet langer voor een
leugenaar houden maar voor een gewillige God. Voor een nodigende God, voor een God vol
barmhartigheid en liefde tegenover verloren zondaren. Dat is geloven, vertrouwen, toestemmen, amen
zeggen op de belofte, de belofte van het heil. Maar ook amen zeggen op je verlorenheid. Zoals het
Woord dat zegt, dat je verloren ligt en ongelovig bent. Daar wil de Heere ons op richten. En al die
andere wegen die wij zoeken zijn omwegen. De Heere kan ze wel omwenden maar kies nou de
kortste weg, zegt van der Groe. Kies nou de kortste weg. Wees nou niet een toegekeerd, een
bijgekeerd, een opgekeerd mens, iemand die zich erbij schaart met een smokkelweggetje. Maar wees
nu een goddeloze, die door God wordt genodigd om te komen zoals je bent. Goddeloze zondaar.
Vervloekte zondaar. Ik kom tot U omdat er geen andere weg is. Tranen helpen me niet, berouw kan ik
niet voortbrengen, mijn werken zijn verdoemelijk. Ik moet de Heere Jezus hebben, Hem alleen, mijn
Heiland en mijn Borg.
Die toe-eigening en dat vertrouwen dat je zo allernauwst aan Hem verbonden mag worden in de
oefeningen van het geloof.
Wedergeboorte, dat is geen toeleidende weg. Wat is nou wedergeboorte? Dat je mag geloven in de
Heere Jezus. Dan word je wedergeboren. Maar er is in tijdsorde geen verschil. Het geloof is ook uit de
liefde werkende en komt uit de wedergeboorte op. Wedergeboorte, daar zijn we lijdelijk in, maar wat
het geloof betreft is er sprake van een werkzaamheid. Dan legt de Heere het zaad van het geloof in
het hart. Maar haal nooit het zaad van het geloof weg. Scheiden van de oefening van het geloof, zoals
wel gedaan wordt in de theologie. Het woord van God doet dat. Zodra de Heere het geloof werkt gaat
hij uit naar Hem. Al is het nog zo zwak en bevende. Dan kan hij niet meer zonder de Heere leven. Dan
zal de Heere steeds meer het geloof sterken, dat je de blijdschap mag vinden in Hem, dat je de
vrijmoedigheid mag vinden in Hem en dat je ook vanuit die verzekering van het geloof mag toegaan
tot de troon der genade, tot het heiligdom waar Christus is en troost putten uit Zijn werk als
Voorbidder. Dat zijn nu de gangen van het volk. Niet in stadia en in standen maar in de opwas en in
de kennis van de genade van de Heere Jezus Christus. Dat wil zeggen: steeds armer en ellendiger,
steeds een groter goddeloze en dat Christus je steeds dierbaarder wordt. Het werk van de heiliging is
sterven aan jezelf, maar ook weten gestorven te zijn aan het kruis van Golgotha. “Houdt het daarvoor
dat gij der zonde dood zijt,” leer het leven in Christus buiten jezelf te zoeken. Hoe meer je het buiten
jezelf zoekt en niet in jezelf, hoe meer de Heere het afdrukt in je ziel en hoe meer je aan Hem
verbonden mag worden en hoe meer Hij Zijn Zoon wil verheerlijken. Zo werkt de Heilige Geest. Nooit
moeten we de wedergeboorte loskoppelen van de Heere Jezus. Want wedergeboorte, ook bij
vernieuwing als we het hebben over de wedergeboorte in ruimere zin, is ten onder gaan in jezelf maar
opkomen als een vernieuwd mens. “Wedergeboren,” zegt de apostel “tot een levende hoop.” Een
levende hoop, dat is geen misschientje. Maar waar het anker vastligt in het volbrachte werk op
Golgotha tot een levende Hope. Wedergeboren tot een levende hoop door de opstanding van Jezus
Christus uit de dood. Dat is geen zondeovertuiging op zich, want daar kun je jezelf mee bedriegen
voor de eeuwigheid. Aan de kwaal ontdekt worden is nog niet het geneesmiddel. Als je een kwaal
voelt of als je een ongeneeslijke ziekte hebt maar je gaat niet naar de dokter en je laat het zo maar,
dan sterf je. Zo zijn er mensen die denken dat als ze hun zonde zien en als ze enig gevoel hebben
van hun zonde dat ze dan een beginseltje van genade hebben. Het is bedrog. Hij alleen. “Ik ben de
Weg de Waarheid en het Leven.”
Waar zit het op vast bij je? Ikabod Spencer waar een boekje van verschenen is, een gedeelte uit zijn
pastorale schetsen, die sprak tijdens zijn huisbezoek net zo lang met iemand totdat hij wist waar het
op vast zat. Niet met vrome praatjes. Zo bleef hij bezig. Ook bij ‘ja-maar mensen’. En dan probeerde
hij al die ja-maars te ontzenuwen, totdat de mensen met stomheid geslagen werden en eigenlijk geen
weerwoord meer hadden. En vaak gebruikte de Heere dat om daarin door te werken. Dat ze moesten
capituleren.
Waar zit het op vast? Wacht je nog tot het beter met je gaat? Wacht je op een vrome gestalte, dat je
goed kunt bidden? Of houd je een zonde aan de hand? Koester je die?
Waar zit het op vast? En als je dat mag weten, hoe denk je van die strik af te komen?
Ach, er zijn honderden meningen, maar wat zegt de Heere in Zijn woord? “Ik raad u aan dat gij van Mij
koopt dat goud dat beproefd is.” Hij wil ons wil geven het fijne lijnwaad der heiligmaking.
Waar zit het op vast? Nog meer geschiktheden? Dat je een versje hebt gekregen en nog één erbij ziet
te krijgen. Of een schouderklopje van een kind van God? Geloof jij het van mij, dan geloof ik het van
jou…zou dat het zijn? Durven we daarmee de eeuwigheid aan te doen? Waar zit het op vast? Mensen
die onder het evangelie verkeren, een rechtzinnige belijdenis hebben, die vaak precies weten hoe een
mens bekeerd moeten worden, die het hele proces kunnen analyseren…
Waar zit het op vast? Is het niet de moeite waard de Heere vanavond eens te vragen je de spiegel
voor te houden? Is dat niet de moeite waard, of zeggen we: laat die klapper maar. Ik hoor het hier
anders of ik heb het thuis anders gehoord. Is het niet de moeite waard? Ik meen het helemaal, ik zeg
het uit de liefde van mijn hart en met bewogenheid. Is het niet de moeite waard om te onderzoeken
waar het op vast zit? Het is een strik. En er is er Eén gekomen om alle strikken te ontbinden en alle
knopen te ontbinden. Is het niet de moeite waard om tot Hem te gaan? Veel van de oudvaders lokken
je uit om tot Jezus te komen, om gebruik van Hem te maken. Niet remonstrants maar door het geloof.
Waar zit het op vast lieve vrienden? God heeft in alle onmogelijkheden voorzien. Dat is de ruimte die
het heil biedt. In een voorwaardelijk Evangelie zit geen ruimte, dat is wet. Daar word je verhard onder.
De ruimte van het Evangelie biedt een mogelijkheid bij God vandaan voor alle onmogelijkheden in ons
leven. God belooft, daar mogen we op pleiten. Op de belofte die de Heere geeft, ziende op Hem
alleen, in afhankelijkheid van Hem. Dat kunnen we nooit vanuit onszelf, dat is een geheim. En toch wil
ik jullie ertoe opwekken, ook al kun je het niet. Dat weet de Heere ook. Al kun je niet door ongeloof,
dat weet de Heere ook. Lieve vrienden, het is de moeite waard. Vanavond, vannacht kan de Heere je
ziel wegnemen. En waar zul je dan belanden? Kun je het dan doen met een misschientje voor de
eeuwigheid? Er is veel aan de hand onder de jongeren. Er komen jongeren tot geloof, maar er zijn
ook zoveel jongeren verstrikt in de voorwaarden. Voor hen heb ik een woord. Lieve vrienden, laat je
niet verstrikken, maar ga met je strik naar Christus, Die je ontbinding geeft. Zoals ook Lazarus van zijn
grafdoeken ontbonden werd. Hij mocht uit het graf komen. “Ontbindt hem en laat hem gaan.”
Zo’n lieve Zaligmaker hebben we. Die zo gewillig is om de Geest Gods te schenken. Om ons te
trekken uit de duisternis van onze verlorenheid tot het licht van Gods genade. Zoek geen toeleidende
weg. Zoek Christus. Daar wil ik mee besluiten.
Wat moet ik dan doen? Niets doen! Enkel steunen op Hem. Kom dan onbereid, zonder voorbereiding.
Het Evangelie zegt: “Komt, want alle dingen zijn gereed.” Aan Gods kant zijn er geen belemmeringen.
Zo komt de uitnodiging tot allen, en ik wil je Christus voorstellen. Zie Hem hangen aan het kruis. Zie
Hem liggen in de kribbe. O, gruwelijk ongeloof. Hij heeft Zijn Geest gegeven om ons aan Zijn voeten te
brengen. Veracht die lieve Geest dan niet. Zie op die gewillige Geest om je te trekken tot de
Zaligmaker. Hij staat klaar om je te ontvangen. Het Evangelie is niet vrijblijvend. Het Evangelie houdt
niet in dat je alleen een weg gepreekt wordt van bekering met alle stadia. Daar kun je vrolijk
onbekeerd mee blijven. Vrijblijvend. Het Evangelie zet je klem in je eigen strikken. Helemaal klem,
opdat je je mag laten leiden en je mag laten verlossen door Hem die overwonnen heeft, de grote
Triomfator.
En dan eindig ik met een woord van Thomas Shepherd. Luister wat hij zegt: “Maar indien God zo
gewillig is om te behouden en zo goedertieren om Christus aan te bieden, waarom geeft Hij mij dan
Christus niet of trekt mij tot Christus? Antwoord: op wat voor een bevel wacht u om tot Christus te
naderen dan dit: Komt, o komt dan, gij armen, verlorenen, blinden, vervloekten en nietigen. Ik zal u
behouden, verrijken, vergeven, verlichten en zegenen. En Ik zal alles voor u zijn. Doe het maar alles
om Mijnentwil. Geen grond in jezelf. Maar alleen in Hem. Zou dit niet het hart van een verstokt
zondaar, ja van een duivel winnen en doen smelten? En dan dat ontzettende woord. En wat heerlijk
en wat troostrijk ook: “Wie tot Mij komt zal Ik geenszins uitwerpen.”
De eerste vraag die ik hier voor me heb liggen luidt als volgt:
Hoe weet ik dat de overtuigingen die ik gevoel, de doodsstaat, je niet anders kunnen en willen, het
walgen van je verdorven hart, je ongeloof, werkingen van de Heilige Geest zijn of dat het je arglistige
hart is die je dat voorhoudt. Of moet ik me met deze vraag helemaal niet bezighouden?
Ik denk dat je je in de eerste plaats hiermee bezig moet houden, met de Heere Jezus. Als de Heere
overtuigingen geeft door Zijn Heilige Geest, zoals hier ook naar voren komt, ik geloof dat ik toch wel
kan beamend dat wat ik hier lees van de Heilige Geest is. Maar het is niet gezegd dat het zaligmakend
is. Want er zijn er velen die krachtige overtuigingen hebben, die als een Demas Paulus gevolgd zijn
maar toch terugkeren. Lees ook de gelijkenis van de zaaier en het zaad. Er zijn er ook, bij wie het
zaad eigenlijk niet echt wortel geschoten heeft, geen diepgang heeft ontvangen. Maar toch, als de
Heilige Geest in je werkt en je bent ontdekt aan jezelf, dan is dat van Hem. Niet van je arglistige hart.
Het is niet de bedoeling om daarop te rusten. ‘Als de Heere met mij is begonnen, dan zal Hij ook de
rest wel geven.’ Nee, ga ermee naar de Heere Jezus. Om alle prikkels die de Heilige Geest geeft, en
die geeft Hij aan een ieder die onder het Evangelie verkeert in meerdere of mindere mate. Dat kan al
heel jong beginnen. Alle prikkels die de Heilige Geest geeft, dienen om tot Hem te vluchten, tot de
Heere Jezus Christus. En bedenk wel, daarmee wil ik een beetje separeren, wat niet eindigt in
Christus als het einde van de wet is niet zaligmakend. Daar kun je de eeuwigheid niet mee in.
Wat is het gaan tot Christus. Is het maar bidden en bidden en bijbellezen en wachten tot God
overkomt? U zei: “Je hoeft niets meer te doen.” Maar wat houdt dat dan in?
Bidden en bidden en bijbellezen en wachten. Als je denkt dat je op deze wijze dichterbij de Heere
Jezus komt dan ben je abuis, dat heb ik ook benadrukt in de lezing. Inderdaad, het gaan tot de Heere
Jezus is afzien van alles uit jezelf. Ook van je bidden en bijbellezen, hoewel het niet zonder gaat, ook
van je wachten. Maar dat je zonder uitstel zou vluchten naar de Heere Jezus Christus. Als we zeggen
dat je de beloften die je aangereikt worden vanuit het Woord omvat, omhelst met je hele ziel en daar
amen op zegt. Dat is het gaan tot de Heere Jezus Christus. Wij vinden Christus in het gewaad van de
belofte. Ik heb het wel eens zo uit horen leggen dat de beloften als het ware voertuigen zijn, wagens
die in de hemel gevuld worden door de Heere. En dat Hij die beloften in de vorm van woorden tot ons
brengt opdat we door middel van die voertuigen, die woorden, die beloften, tot de zaken mogen
komen die in de beloften vervat zijn. De beloften die in Jezus Christus ja en amen zijn. En alle
beloften, zelfs de beloften voor Israël, wijzen op de Heere Jezus Christus, omdat ze “in Hem ja amen
zijn”, zoals de apostel zegt.
Mag een ongelovige een kind laten dopen? Wat is de doop meer dan een pleitgrond gezien het
dankgebed van het doopformulier?
Tja, dit is een vraagstuk apart. Daar zou je een hele avond aan kunnen wijden. Aan het verbond, aan
de beloften, de zegen en het voorrecht van de doop. Fruytier heeft een prachtig boekje geschreven
over het grote voorrecht van christenkinderen.
Maar nu de eerste vraag: mag een ongelovige een kind laten dopen? Wij mogen nooit iets in ongeloof
doen. Want alles wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Ook onze kerkgang en wat dies meer zij.
Mogen we dan ons kind ten doop ophouden? Het moet ons uitdrijven naar de Heere, om te worstelen.
Eensdeels om het geloof te ontvangen uit Zijn handen, aan de andere kant om gehoor te geven aan
de opdracht die de Heere geeft, ook aan Zijn discipelen, om alle volkeren te dopen. Het kind hoeft
daar niet dupe van te worden. Maar als je niet in het geloof laat dopen wil dat niet zeggen dat de doop
ongeldig is. De doop blijft geldig al is die in de Roomse Kerk gebeurd, zoals dat bij mij het geval is. Ik
ben in de Rooms Katholieke kerk gedoopt. Het blijft dus geldig. Maar in ongeloof dopen is wel een
grote zonde voor de ouders, hoewel die wel gehoor geven aan de plicht om het kind ten doop te
houden. Maar als je dat in ongeloof doet, doe je zelf, persoonlijk, toch wel een grote zonde. Want
ongeloof is de grootste zonde. Je ingaan, je uitgaan, alles wat we doen buiten Christus is zonde. Dus
ook het godsdienstig bezig zijn. Juist het godsdienstig bezig zijn. De Heere wil ons gehele hart
hebben. De doop is een voorrecht, met name het dankgebed van het formulier, het heerlijke
dankgebed en het prachtige formulier. Niet dat ik het wil verheerlijken, maar ik vind het zo gebaseerd
op God Woord. Laat je niet verleiden tot de overdoop en de volwassendoop. De mensen die ik erover
gesproken heb, hebben meestal uit subjectieve motieven zichzelf over laten dopen. Dan staat de
mens in het middelpunt en niet Gods verbond. Bij de kinderdoop (en ook bij de volwassendoop voor
iemand die niet als kind is gedoopt) gaat het niet over het kind, het gaat niet over degenen die
gedoopt wordt, het gaat over de belofte Gods, over Zijn trouw die in die belofte verzegeld wordt op het
hoofd van dat kind. Als de Heere die belofte als het ware schenkt aan dat kind. Opdat het later bij het
opgroeien daarvan gebruik zal maken in geloof en amen zal zeggen op de doop. Er zou heel veel over
te zeggen zijn, maar ik wil het wat dit betreft hierbij laten.
Hoe vertel ik dit alles aan een kind van zo’n 6 a 8 jaar?
We behoren onze kinderen in het verbond op te voeden. Helaas moet ik zeggen dat ik dat niet heb
gedaan. ‘k Heb er ook niet veel inzicht in gehad.
In het verbond opvoeden wil niet zeggen dat je alleen maar zegt: “Je moet maar om een nieuw hartje
vragen.” Maar dat je dat kind de belofte voorhoudt en de liefde van de Heere. En dan als het ware zo
die liefde van de Heere aan dat kind vertelt, het vaderschap van God, zodat er een vonk over mag
gaan in het hart van dat kind en het al heel jong en heel jeugdig de Heere mag leren vrezen. Wat dan
niet met grote overtuiging gepaard gaat, maar heel bedaard en heel liefelijk. Dat zo het geloof mag
ontvonken in het jonge hart, in het jonge leven. Als je leest van Boston en Erskines hoe ze hun
kinderen opvoedden vanuit het verbond. Lees het maar na in de levensbeschrijvingen, dat deden ze
vanaf de schoot. Als de kinderen op schoot zaten werden ze als het ware geconfronteerd met de
liefde van God tot zondaren. Natuurlijk werd er ook verteld dat ze een zondig hart hadden, en dat ze
bekering nodig hadden. Maar dat ging meer uit het kanaal van de belofte. De opvoeding werd
gekanaliseerd van uit de beloften van het verbond. En zo hebben ook de reformatoren het geleerd.
Als we daar vanaf geweken zijn dan is dat een oordeel. Als onze kinderen onbekeerd zijn, dat is
verschrikkelijk. Alle kinderen van Erskines en Boston waren bekeerd. Natuurlijk is het een eenzijdig
werk van God, maar de Heere wil in de opvoeding de middelen gebruiken om dan heel jong het zaad
van het Evangelie in het hart te zaaien. Wat dat betreft kan ik jullie ook die boeken van dr. Woelderink
aanbevelen, hoewel hij wel een besmette naam heeft..Toch schrijft hij heel teer, heel liefelijk en heel
schriftuurlijk over deze zaken. Met name in zijn verklaring van het doopformulier. Je vindt dat
overigens ook bij de oudvaders, bijvoorbeeld bij vader Brakel. Pleiten op de beloften van het verbond,
en de doop als pleitgrond voor je kinderen om ze zo de Heere voor te stellen.
Wat houdt het leiden van de Heere Jezus in. Niet slapen voordat je Hem hebt gevonden. Hoe kan je
Hem vinden? Hoe kun je tot Hem gaan? Vaak zit er tussenkomende onwil in. Hoe kun je die laten
wegnemen?
Alleen door de Heere. Het geloof blijft een geheim. We kunnen het geloof niet uit onze vestzak halen.
Het geloof is ook niet iets substantieels. ‘k Heb het wel eens zo horen uitleggen: het geloof is niets
anders dan het rietje om de limonade tot je te nemen. Het is maar een instrument zegt onze belijdenis,
waardoor we ons Christus en Zijn gerechtigheid in de beloften van het Woord ons toe-eigenen. Ons
toe-eigenen wat we in Christus hebben ontvangen. De Heere geeft ons de Heere Jezus in het
Evangelie. Aanbieden wil ook zeggen: schenken. En geloof wil zeggen dat je die schenking ontvangt
en tot je neemt en dat je daar het nuttige effect van hebt voor je ziel, voor je persoonlijk leven. Ga naar
Hem kan ik alleen maar zeggen. Het blijft een geheim. Maar stel het niet uit, laat je met Hem
verzoenen. Ga vanavond naar Hem zoals je bent. En als je tot Hem gaat, dan zul je Hem zeker
vinden. Hij is een waarmaker van Zijn woord. Maar ga tot Hem in geloof, niet krampachtig. Maar door
op te houden het van jezelf te verwachten. Dat is nu enkel vrije genade. Dat wil de Heere ons geven.
En Hij wil er ook in verheerlijkt worden omdat het Zijn werk is. Zonder geld en zonder prijs.
Broeder, u zei ga niet slapen voordat je Hem hebt gevonden, maar Gods Woord zegt toch: ”Zo Hij
vertoeft, verbeidt Hem, want Hij zal gewis komen en niet achterblijven.”
Dat staat in Job en die tekst wordt nogal eens misbruikt. Dit is een tekst die geldt voor Gods kinderen.
Als de Heere geweken is in Zijn gevoelige tegenwoordigheid of geweken is vanwege verachtering in
de genade, dan geeft de Heere beloften dat Hij zal komen, springende over de heuvelen en
huppelende over de bergen. Door de onmogelijkheden heen die we zelf gecreëerd hebben. En dan
geldt ook deze belofte. “Zo Hij vertoeft, verbeidt Hem, Hij zal gewis komen.” Een heerlijke belofte, dat
de Heere altijd, al gaat het nog zo diep en door duisternissen heen, op Zijn eigen werk terugkomt.
Maar dan moet ik wel zeggen: “O, wat zijn we van Hem afgeweken.” De schuld bij onszelf zoeken.
Maar Hij komt opnieuw tot ons vanuit Zijn woord en Hij rijkt ons Zijn handen aan. Wijs die handen niet
af.
Zo’n tekst wordt dan misbruikt, evenals het “Wacht op de Heere, gij vromen.” Psalm 130. Dat heeft
met verwachten te maken, dat is een geloofswachten. Je mag wachten op de Heere, op de vervulling
van de belofte die Hij jou heeft gegeven. Er kunnen beloften zijn in je leven, bijvoorbeeld je roeping tot
predikant of voor andere dingen. Dat kunnen ook hele eenvoudige zaken zijn. Als je dan die belofte
mag omhelzen zoals die bloedvloeiende vrouw deed, die alleen de zoom van Zijn kleed wilde
aanraken.
Maar het kan ook een tijd duren voordat de Heere de krachtdadige vervulling van die belofte geeft. En
daarom hoor je geduldig, in vertrouwen op de Heere te wachten totdat Hij Zijn beloften waarmaakt en
vervult.
Hoe moet je onderstaande teksten zien in verhouding tot het geloof en tot elkaar?
“Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader Hem trekke.” en “Die tot Mij komt zal Ik geenszins
uitwerpen.”
Het eerste wijst op het werk van de Heere, wat het werk is van een drie-enig God, dat voortkomt uit de
eeuwige voor-verordinering, de verkiezing. En dat Hij degenen die Hij verkoren heeft ook trekt. Dat de
Vader de zondaar door de Heilige Geest trekt tot Christus. We kunnen dus nooit tot Hem komen als er
geen sprake is van die gouden draad. Maar als we niet weten of we uitverkoren zijn en we mogen toch
door het geloof tot Hem vluchten, dan zien we achteraf: “Niemand kan tot Mij komen tenzij de Vader
hem trekke.” Dan zie je die gouden draad die God in je leven verwerkelijkt heeft. Dan gaat de
verkiezing een rol spelen in je geloofsleven. De verkiezing speelt geen rol voordat de mens tot Jezus
komt, want hij weet niet of hij uitverkoren is of niet. Ga daar niet over speculeren of redeneren. Dat is
ook een strik van de duivel. Geef je niet over aan fatalisme, wat ook heel vaak gebeurt:”Als ik
uitverkoren ben dan kom ik er, en als ik niet uitverkoren ben dan kom ik er niet.’ Het is een
verschrikkelijke strik van de duivel, om je daarachter te verschuilen. De verkiezing heeft alleen
betekenis als trooststuk bij degenen die haar hebben leren kennen in geloof. Die mogen zien op de
eeuwige liefde van God en Zijn soevereiniteit. Vervolgens moeten we wel benadrukken dat er geen
aanbod van genade is zonder dat er een uitverkiezing is. Want als de Heere geen mensen uitverkoren
had van eeuwigheid, zou Hij ook Zijn Evangelie niet gegeven hebben. Maar juist omdat die
mogelijkheid van zalig worden er is heeft de Heere Zijn Evangelie geschonken. Ook vanuit het
eeuwige welbehagen Gods. Maar het Evangelie begint niet met het eeuwige welbehagen. Het
Evangelie begint met de gewilligheid van de Heere. Want zo biedt Hij Zichzelf aan en zo openbaart Hij
zich. Hij openbaart Zich niet in de eerste plaats als een verkiezend God. Hij openbaart Zich als een
barmhartig en genadig God. Lees wat dit betreft ook de boeken van Mozes. Iedere keer komt dit
Godsbeeld naar voren. God, barmhartig en genadig, groot van goedertierenheid. Die de schuldige
geenszins onschuldig houdt. Later als je de Heere hebt mogen leren kennen kan het wel eens zo zijn
dat je Gods soevereiniteit mag aanbidden en dat je er zelf helemaal buiten moet vallen. Dat je zegt: “ik
heb geen nagelschrap aan mijn zaligheid toegedaan en er is geen vezel in mij dat ook na ontvangen
genade naar Hem uitgaat.”
Kijk, het is alleen Zijn eenzijdige werk. En dan werk je daar zo mee, niet om op een rustgrond te gaan
liggen, maar om werkzaam te mogen zijn aan de troon van Zijn genade. Want omdat Hij een
verkiezend God is, daarom biedt Hij ons Zijn genade aan en daarom mogen we er amen op zeggen.
Dan mogen we verzekerd worden van de verkiezing en dat geeft een heerlijke troost in het leven. Om
te weten dat je de Heere mag toebehoren. Maar dat begint nooit met de uitverkiezing, het begint met
de belofte. Zovele beloften er zijn, die zijn ja en amen in Christus. “De verborgen dingen zijn voor de
Heere.” De uitverkiezing. “Maar de geopenbaarde dingen (dat wil zeggen de beloften) zijn voor ons en
voor onze kinderen. Dus “die tot Mij komt zal Ik geenszins uitwerpen.” Maar dat is enkel het
vrijmachtig welbehagen van de Heere. Dat moeten we staande houden.
Ik las ergens: gaat de mens over tot het geloof dan wordt hij verlost van zonde en schuld. Kiest hij in
het ongeloof te volharden, dan wijst hij Gods uitgestoken hand tot redding af. Is dat remonstrants
geredeneerd?
Neen. Dat is niet remonstrants geredeneerd. Dat vind je ook in de Dordtse Lerregels duidelijk terug. Je
gaat door eigen schuld verloren. “Gij hebt niet gewild.” Door eigen schuld gaan we verloren. En als we
behouden zijn, dan is het Zijn genade. Enkel genade dat Hij ons verlost van zonde en schuld. Door
het geloof krijgen we daar deel aan, aan de vrijmakende kracht van Gods Geest. En aan het
verlossende werk van de Heere Jezus Christus.
U noemt een verschil tussen verbondsbeloften en evangeliebeloften. Kunt u dit Bijbels onderbouwen?
Ja, dan komen we op een moeilijk terrein. Pas als we de logica laten spreken en de filosofie inbrengen
voor wat betreft dit onderscheid, dan kun je een prachtig sluitend systeem creëren op grond waarvan
je kunt zeggen dat de verbondsbeloften alleen voor de uitverkorenen zijn. Want als de Heere zegt: “Ik
zal rein water op u sprengen.”, dan vervult hij dat alleen aan de uitverkorenen. Dus, de
verbondbeloften zijn voor de uitverkorenen. De evangeliebeloften, als de Heere Zijn Evangelie
aanbiedt: “Komt tot Mij.”, die zijn voor iedereen. Als je werkelijk de beloften leest die met het verbond
te maken hebben: “Dan zal Ik rein water op u sprengen en ik zal u een nieuw hart geven.”, heeft dat in
de eerste plaats te maken met Israël. En heeft het alles te maken met het verbond. Want het volk
Israël had een verbondsrelatie met de Heere. Als er beloften staan over de leiding van de Heere met
Israël, bijvoorbeeld na Babel, dat ze weer in de schuld zullen komen, dan is dat alles vanuit Zijn
verbond. Vanwege de gouden draad van Zijn verbond dat Hij Israël ondanks zijn hardnekkigheid,
zonde en ongeloof toch vasthoudt en het overblijfsel behoudt. We kunnen dat nog niet eens helemaal
projecteren op de uitverkiezing. We moeten het projecteren op het verbond. Als we dan de lijn
doortrekken dat in Abraham, in die zegeningen, alle geslachten der aarde begrepen zijn. Lees Calvijn
erop na, heerlijk hou hij dat uitlegt. Als we het van die kant bekijken dat we ook deel hebben aan de
beloften voor Israël, dan hebben we ook deel aan die beloften en dan mogen we daar onze vinger
bijleggen. “Dan zal Ik rein water op u sprengen.”En als we daar de Heere op mogen pleiten, dan zal
dat gebeuren. Rein water, als we gewassen worden van al onze zonden, op grond van de belofte. Een
heerlijke pleitgrond in het verbond, en dat is de brede dimensie die het doopformulier zo heerlijk
verwoordt.
Ik wil er verder niet over twisten. Ik weet dat er veel twist over geweest is. Ik heb wel eens gelezen,
toen men ging twisten over de beloften, zijn ze voor de uitverkorenen, voor de zondaren, toen was er
een man, die ging ermee naar de Heere. Hij zei: “Ik heb een hand vol koren.” Hij werd bepaald bij die
belofte. “En de vrucht daarvan zal ruisen als de Libanon.”Ik heb een handvol, vijf kinderen.” Hij twistte
niet verder, hij ging pleiten op die belofte. Later heeft hij de vervulling gezien. Toen alle vijf de
kinderen aan het Avondmaal mochten deelnemen. Zo bezig te zijn met de beloften. Niet meer te
hoeven redeneren en elkaar om de oren te slaan. Want dat leidt van de Heere af. De tijd is kort lieve
vrienden. We hebben geen tijd om te gaan discussiëren. De tijd is kort. De Heere komt. De tijd is
voorbij. Wee degene die zich nog steeds met spitsvondigheden bezighoudt. Als ze de Heere kennen
zullen ze duisternis over hun ziel krijgen. De tijd is kort. Komt dan, want alle dingen zijn gereed.
Waar ligt de grens tussen het echte verlangen naar God en de angst om verdoemd te worden?
De angst om verdoemd te worden is niet van de Heere. Als de duivel ons influistert dat we grote
huichelaars zijn en dat we niet bekeerd kunnen worden, kan dat een angst geven om verdoemd te
worden. Dat leidt van de Heere af. En dat is het grote verschil met het verlangen naar God. Dat leidt
naar God toe. Als dat een verlangen is, gewekt door de Heilige Geest. Psalm 42. Dat functioneert in
het leven van de gelovige. En maar één verlangen, in het geloof in de Heere Jezus Christus, brengt
ons in aanraking met Hem, geeft ons aanraking met Zijn dierbaar borgkleed. Dan zal dat verlangen
vervuld worden.
Als het alleen maar een wettisch verlangen, uit wettische oogmerken, dan leidt het ons niet naar de
Heere toe maar juist van Hem af, dan ga je het in je eigen verlangen zoeken. Dan wordt je met je
verlangen, met je begeren en met je doen wat. Dan maak je daar een wet van. Een verlangen naar
God gaat naar Hem uit. “’t Hijgend hert der jacht ontkomen…”gaat naar Hem uit, naar God. Wanneer
komt die dag dat ik eeuwig bij Hem mag zijn. Wanneer mag ik nou de kracht ervaren die van Hem
uitgaat. Door het geloof, als de bloedvloeiende vrouw. Ga naar dat doel, wees niet tevreden met je
verlangen, want hoe meer je naar de Heere verlangt, hoe meer je gaat verlangen. En hoe meer dat je
zegt: ‘Wat verlang ik nog weinig naar Hem. ‘k Heb meer nodig.’
Als de Heere echt zulke werkzaamheden in het hart geeft, dan ben je er niet tevreden mee, maar dan
wil je meer. “Dat ik Hem kenne en de kracht Zijner opstanding en de gemeenschap van Zijn lijden, Zijn
dood gelijkvormig worde. Of ik enigszins mag komen tot de wederopstanding uit de dood. Niet dat ik
het alrede gekregen heb.” Daar heb je het. Nooit tevreden met je eigen begeerte en met je eigen
werk. “Maar ik jaag ernaar of ik het ook grijpen mocht waartoe ik van Christuswege ook toe gegrepen
ben.”
Ik mag bij tijden mijn zonde gevoelen. Dan hoor ik weer: je moet niets doen. Als vanavond mijn
bestaan openbaar zou worden gemaakt… Maar toch ik kan het niet geloven dat ik vanavond, heden,
mocht komen tot Hem.
Er staat niet: “Och mocht ik nou eens komen tot Hem”, lieve vriend of vriendin. “Heden indien gij Zijn
stem hoort.” Die och-mocht toestanden, dat de Heere die toch uit onze handen wil slaan, want
daarmee kunnen we nog veel ruimte hebben in ons ongeloof. ‘Och mocht ik maar tot dat volk van God
behoren’ kan ook een wettische uitspraak zijn. Het kan geen uitstel lijden. We moeten Hem hebben,
anders moeten we sterven.
“Och mocht ik in die heilige gebouwen” staat er. Jazeker, dat is geloof uit vrije gunst die eeuwig Hem
bewoog. Dat is het verlangen naar Hem. Maar dat ‘och mocht’ is vaak uitgesproken vanuit wettische
oogmerken. “Heden zo Gij Zijn stemme hoort”, al voel je niets. En dan weet de Heere wat voor een
gruwelijk mens je bent. Als Hij je masker als het ware aftrekt, krijg je de spiegel van de wet te zien. En
dadelijk vlucht naar Hem die met open armen gereed staat. Zoals de vader de verloren zoon ontving.
Hij stond gereed met open armen om die zoon te ontvangen. Het ging niet om die zoon, het ging om
de vader.
U haalt de tekst aan (Jes. 1:18) Komt dan, al waren uw zonden… betekend dat woordje dan niet dat
we pas mogen komen als we eerst gereinigd zijn?
Inderdaad: “wast u, reinigt u, doe de boosheid weg, leert goed te doen, laat af van kwaad te doen.
Komt dan.”
Deze tekst heeft eigenlijk te maken met de verbondsrelatie, die Israël had met de Heere en waar de
Heere Israël de zonde aanwijst. Dat ze wel hun offers brachten en ernstig waren en een beroep deden
op Gods genade, maar de zonde aan de hand hielden. Lieve vrienden, het is een strik van de duivel
om te zeggen: ‘je moet eerst je zonden verlaten en dan tot de Heere Jezus komen.’ Dan word je wat
met het verlaten van je zonden.
Maar het is ook een strik om bijvoorbeeld met je belastingformulier te knoeien en te gevoelen dat het
verkeerd is en er toch mee verder te gaan. En dan zeggen, “ja, de Heere komt niet over, ik kom niet
verder.’ Als je hardnekkig aan bepaalde zonden vasthoudt, of bijvoorbeeld haatgevoelens hebt tegen
je broeder en deze haatgevoelens niet af wilt leggen. Dan heb je als het ware geen antenne naar de
Heere en de antenne die de Heere naar jou uitstrekt die treft niet, die ketst af. Er is een verhindering,
een barricade.
Er zijn zonden, uitwendige zonden, die we dadelijk kunnen verlaten. We kunnen ons
belastingformulier eerlijk invullen. En we kunnen van de drank afblijven, al kan dat heel moeilijk zijn.
Dat weet ik van mensen die het er ook na ontvangen genade erg moeilijk mee hebben. Maar we gaan
door omdat we niet gewillig zijn onszelf ervoor over te hebben.
Als je echt in hardnekkige zonden zit, bedrog of hoe dan ook, dan moet je niet denken dat je een
beroep kunt doen op genade. “Die zijn zonde bekent en laat zal barmhartigheid verkrijgen.”
Daarom ook geeft de Heere zijn volk heel direct een spiegel in Jesaja 1, waar het aan hapert bij dat
volk. Welke zonden een rol spelen. Dan zegt de Heere: “Doe dat nou eerst eens weg. Doe het getier
van ulieden van voor Mijn aangezicht weg. Ik kan het niet dulden dat jullie je ongerechtige wandel
handhaven. Je gaat door met onrechtvaardigheid, ook in het politieke en economische leven. Komt
dan, en laat ons tezamen rechten.”
Maar, doe dat niet als de neonomianen, de wettische mensen die zeggen: ‘Ja maar ik moet eerstal
mijn zonden verlaten, mijn wellusten en alles. En dan mag ik pas tot de Heere Jezus vluchten.’ Neen,
je vlucht tot de Heere Jezus als een volkomen zondaar. En de eerste vrucht is dat je de zonden
verlaat. Je belijdt je zonden, je komt tot het geloof in Christus, je leert de zonden haten en mijden en
vlieden. Dat is de vrucht. Dus ga dat niet wettisch invullen.
Aan de andere kant, lees maar eens hoe de Heere dat bedoelt in de verbondsrelatie met Israël.
Nog een lange vraag.
Moeten de tien geboden als onderdeel van de wet in de kerk voorgelezen worden?
Graag, het is een menselijke traditie en eigenlijk alleen maar in Nederland en in kerken waar
Nederlands gesproken wordt. In Engeland en Schotland, Duitsland en zovele landen niet.
Op zich is het een goede gewoonte. Als we de wet voorlezen als verbondswet. ”Ik ben de Heere uw
God.” En dat we niet alleen zeggen: ‘Laten we ons plaatsen onder de tucht van de wet’, maar ook:
Onder de belofte van de wet.
Dan is het nuttig niet alleen de tien geboden vanuit het Oude Testament, maar ook de hoofdsom van
de wet zoals de Heere Jezus die voorhoudt, te noemen. De hoofdsom: “God lief te hebben boven
alles en de naaste als jezelf.”
Het is toch vanuit die verbondsrelatie dat de wet klinkt en je oproept tot een nieuwe gehoorzaamheid:
om de zonden te haten, te mijden en te vlieden en naar gerechtigheid te jagen in de kracht van het
geloof en van de bekering die de Heere geeft.
…naar aanleiding van de Galatenbrief mag je toch de conclusie trekken dat de tien geboden hebben
afgedaan?
De Heere Jezus zegt: “Er zal geen tittel of jota van deze wet ter aarde vallen, want Ik ben niet
gekomen om deze wet te ontbinden maar om ze te vervullen.”
Paulus bedoelt het gebruik maken van de ceremoniële wet en de tien geboden, om daar gerechtigheid
mee op te bouwen.
De Galaten gingen voorbij aan de functie van de wet als kenbron van ellende en regel tot
dankbaarheid. Die nauwe vereniging met de Heer Jezus Christus. ……
Er zou nog een heleboel over te zeggen zijn, hoe de wet behoort te functioneren in het leven van een
gelovige. Als regel van dankbaarheid, nauw verbonden aan de vereniging en de gemeenschap met de
Heere Jezus. Dus laten we de wet voorlezen.
‘k Hoorde ds. Simons zeggen vorige week dat we de wet als een politieagent nodig hebben. Je
vergeet zo vaak je autogordel om te doen. En als je dan een politieauto ziet dan denk je: ‘O ja, ik moet
m’n gordel nog om doen.’ Zo heb je de wet nodig als een politieagent om je te corrigeren. Omdat we
zo gemakkelijk weer in zonde vallen.
Ze wordt ook voorgelezen voor de onbekeerden. Want de wet is een eeuwigdurende kracht, buiten
Christus tot ontdekking en overtuiging, in Christus als regel van dankbaarheid. Bewaard en verborgen
onder het verzoendeksel.
Ik hoorde onlangs in een preek over zondag 3 de volgende uitdrukking: velen van de bekommerde
kerk blijven dobberen tussen de ontsluiting en de openbaring van de Middelaar. Is dit gereformeerd /
bijbels?
Het is nog gereformeerd, noch bijbels. Het is een terminologie die we zelf verzonnen hebben. Uit
bepaalde subjectieve gevoelens. Waar heel veel verwarring mee wordt gesticht. Zien is geen hebben,
onderhandeling is nog geen afhandeling, en noem maar op. Neem er afstand van.gebruik woorden die
de Heilige Geest gebruikt, geen menselijke woorden die verwarring stichten, al kunnen ze soms heel
goed bedoeld zijn.
De tien geboden waren aan de Joden gegeven...
Een Jood zal deze wetten nog steeds moeten houden, zolang hij niet erkent dat Jezus is gekomen.
Een Jood is tot zijn bekering onder de tucht van de wet gesteld. Al deze wetten waren als
schaduwdienst erop gericht Christus te herkennen. Om Christus te verwachten, want Hem hadden ze
nodig. Toen Christus was gekomen onderwees Hij de mensen.
De joden hadden er veel regeltjes bijgemaakt. De talmoed en noem maar op. De Heere wijst ze erop
dat ze aan het doel van de wet zijn voorbijgegaan.
Helemaal mee eens. Hij geeft een nieuw gebod. Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. En dan kom ik
weer bij één van die vorige vragen terecht. Dan zie je ook in de wet de hoofdsom van de wet, in de lijn
van de tien geboden. Die is er als het ware door verweven. Daarom is die wet ook niet afgedaan. Ook
hier kan niemand aan voldoen.
Christus heeft aan het kruis die wet volbracht, vervuld, maar ook gehoorzaamd. Ook gehoorzaamd,
daarom kunnen wij alleen de wet houden in zoverre wij op de Heere Jezus zien. Hoe de mogelijkheid
ons vanuit de kruis- en zoenverdienste van Christus geboden wordt, om in de weg der
gehoorzaamheid te gaan. “Doodt dan uw leden die op de aarde zijn.” “Die gestolen heeft stele niet
meer.” Lees ook de zogenaamde doe-geboden bij de apostel Paulus. Nooit als wettische invulling,
maar alles voortkomend uit de vereniging met Christus.
…Nu wordt in onze kerk (heidenen) de wet voorgelezen.
Wij zijn geen heidenen. We zijn heidenen tegenover de joden. Maar ons zijn de beloften Gods ook
toebetrouwd, opdat we ook deel hebben aan de beloften van Israël. Daarom zijn wij geen heidenen.
Nergens wordt de zichtbare kerk van God als heidenen aangesproken. Er wordt wel eens over
gedoopte heidenen gesproken, ik vind het verschrikkelijk. Dat we het van nature zijn uit de vader der
leugenen, uit de duivel is een andere zaak. Maar vanuit de verbondsrelatie zijn we Christenen. En ook
de zichtbare kerk is een vorm van uitverkiezing waardoor de Heere ons afzondert met alle gedoopten,
al zijn ze onbekeerd soms, afgezonderd van de wereld.
Geef geen voedsel aan deze vorm van Labadisme en Dopers leerbederf.
…Men zegt dat we ons onder de tucht ervan moeten stellen. Dat kan toch niet? We zijn toch geen
Joden?
Ik dacht dat ik genoeg gezegd had. Wat willen Nederlanders dat graag. Dit is scheefgroei. We moeten
het Oude Testament en het Nieuwe Testament bij elkaar houden. Eén verbond, verschillende
bedieningen, verschillende bedelingen. Dat zie je duidelijk in het Woord. Anders had Petrus toch nooit
gezegd tot die gemengde schare van Joden, er waren erbij die Christus gekruisigd hadden: “Want u
komt de belofte toe en uw kinderen. Tot allen die daar verre zijn, zoals onze Heere er toe roepen zal.”
Lees de Bijbel, lees het Woord! Bidt om verlichting door de Heilige Geest, dat je de zin van de
woorden mag kennen.
In Handelingen wordt besloten dat gelovigen uit de heidenen zich niet aan de wet hoefden te houden
…
Dat is de ceremoniële wet. Dat wordt ook duidelijk omschreven. Dat kun je lezen bij Cornelius en ook
op andere plaatsen. Er was wat dat betreft een misverstand. In de gemeente van Jeruzalem was het
anders dan in Antiochië. Jeruzalem onderhield nog wel voor een deel de ceremoniële wet, ook de
besnijdenis. En dat werd getolereerd. Maar, de apostelen hebben er duidelijk de nadruk op gelegd dat
de heidenen, die van Antiochië, niet belast zouden worden met de ceremoniele wet. Er zou nog heel
veel over te zeggen zijn, ook naar aanleiding van het apostelconvent. Lees het maar na in de
Handelingen.
… geen afgodenoffer eten, niet hoereren, niet van het verstikte en geen bloed eten.
Deze vier zaken niet om iets te verdienen of te werken…
Van deze vier zaken moesten ze zich onthouden omdat met name dergelijke zonden hoogtij vierden
onder het heidendom.
Maar er waren natuurlijk wel meer zonden. Ook stelen en begeren. Dat waren ook zonden die daar
gevonden werden. Maar met name werden deze zonden genoemd omdat ze een heersende positie
hadden in de heidense cultuur van het Romeinse Rijk.
… maar om geen aanstoot aan de onbekeerde Joden te geven opdat ook de Joden zich bekeerden.
Een christen is vrij van de wet.
Als een verbond. Hij is niet meer onder de heerschappij van de wet. De wet krijgt een andere functie in
het leven. Lees wat dat betreft het merg van het Evangelie, het prachtige boek van Edward Fisher als
het nog verkrijgbaar is. Waar je heel helder de functies van de wet in terug vindt uitgelegd. Ook voor
jongeren is de Institutie van Calvijn heel duidelijk.
…Waarom zou een christen, die in Christus gewassen is, zich voor de spiegel van de wet moeten
stellen?
Vanwege onze hardnekkigheid. En daarom moest Nathan zeggen, hij noemde het voorbeeld van die
buurman, dat weten jullie wel, “Gij zijt die man!” Hij hield David de wet voor.
Dat is nodig omdat we hardnekkige mensen zijn. En omdat we zo gemakkelijk zondigen moeten we in
concreto met de wet geconfronteerd worden. Niet als een verbond, als heerschappij hebbend, maar
als een regel van het leven. Opdat we tot Christus zouden vluchten en uit Hem de kracht ontvangen
om zo te leven in gehoorzaamheid en in dankbaarheid.
Ik denk dat de duivel de wet supergoed gebruikt om mensen van Christus af te houden.
Ja, dat kan. De duivel kan ook het Evangelie gebruiken. Door een wettische invulling van het
Evangelie. Door het Evangelie onder de wet te brengen. De duivel misbruikt alle woorden. Als we
lezen van de verzoeking van de Heere Jezus in de woestijn, dan gebruikt de duivel het woord van de
Heere Jezus. Moeten we dan maar het Woord wegdoen? Omdat de duivel het gebruikt? Ik dacht dat
ik hiermee genoeg de vraag heb beantwoord.
Deze lezing is gehouden in Barneveld voor de Jongerenavonden.
Download