Het leven van een ster Walter Simons • Ontstaan (“geboorte”) van sterren • Evolutie (“leven”) van sterren op de hoofdreeks (fusiereacties) • Vergaan (“dood”) van sterren Oerknal H, He Interstellair gas Ontstaan van sterren (Protosterren) Ontwikkeling van sterren (verblijf op hoofdreeks) Witte dwergen Sterexplosie Neutronensterren Zwarte gaten Uitdijing van het heelal De “geboorte” van sterren Algemeen onderscheidt men sterren volgens: 1. Spectraaltype (Oppervlaktemperatuur, absorptie- en emissielijnen) HRD en Morgan-Keenan-classificatie 2. Lichtkracht resp. MK-classificatie Deze classificatie wordt uitgezet in het HertzsprungRussell-diagram. Spectraaltype Temperatuur (K) MKklasse Beschrijving O0 50000 0 Hyperreuzen B0 25000 Ia A0 10000 Heldere superreuzen F0 7600 Ib Superreuzen G0 6000 II Heldere Reuzen K0 5100 III Reuzen M0 3600 IV Subreuzen M5 3000 V C 3000 Hoofdreeks/ Dwergen S 3000 VI Subdwergen Seite 7 Ejnar Hertzsprung (1873-1967) Henry Norris Russell (1877-1957) „Niets blijft voor eeuwig“ ... ...dat geldt natuurlijk ook voor sterren in het universum. Sterren zijn in het HRD geen stationaire objecten! Drie stadia van hun evolutie: Geboorte (103 – 107 j) / Pre-hoofdreeksstadium ● Stabiele fase / Hoofdreeksstadium (zon ~1010 j) ● Dood / Post-hoofdreeksstadium ● Geboorte: overzicht Sterren in onze melkweg: ca. 10¹¹ Toename per jaar: ca. 3-5 Ontstaan: contractie van stofpartikels en gaswolken veroorzaakt door locale dichtheidsschommelingen Ontstaan van sterrenhopen in stof- en gaswolken Orionnevel: UV- en blauwfilter Astronomy Picture of the Day 13 July 2004 Sterren ontstaan, afhankelijk van hun massa, over 103-107jaar Interstellaire ruimte (interstellair medium, ISM) DE GEBOORTE VAN EEN STER overzicht 1. Contractie en fragmentatie van interstellaire nevels 2. Vorming van een protoster uit een nevel 3. Instelling van hydrostatisch evenwicht (Kelvin-Helmholtz-tijdsschaal) 4. Ontsteking van waterstoffusie in de kern en instelling van thermisch evenwicht Sterren worden geboren, leven lange tijd en sterven leven dood kunnen heel gevarieerd zijn ! Sterren bestaan uit materie die in de kosmos al aanwezig was Ze zijn enorme nucleaire ovens : „FUSIEREACTOREN“ Æ Ze produceren zwaardere elementen, vertrekkend van waterstof Wij ontsnappen aan een pijnlijke dood door blootstelling aan straling, dankzij • de atmosfeer van onze planeet • de enorme afstand die ons van sterren scheidt De interstellaire ruimte is bijna LEEG ! (= „vacuüm“) Æ tot minder dan 1 deeltje cm-3 VERGELIJK: normale lucht: bijna 1024 deeltjes per cm3 beste laboratoriumvacuüm: 109 deeltjes per cm3 Carina-nevel In het interstellaire medium (ISM) (H en He) noemen we een regio met meer dan 1 deeltje per cm3 een (interstellaire) WOLK die weldra zichtbaar wordt als NEVEL Gas en stof: uitgestoten door of overblijfsel van vorige generaties sterren. 1 cm3 leeg? ……. JA, MAAR: In de astronomie + astrofysica rekenen we niet in cm, niet in m, niet in km, WEL in lj (9,5.1015 m = 0,3 pc = 63.241 AE – bijna 10 biljoen km) en pc (3,1.1016 m = 3,26 lj = 202.265 AE) In 1 (lj)3 bijna lege ruimte zit ENORM VEEL MASSA !!! ISM Samenstelling Gas Verschillende componenten Neutrale atomen (H,O) Ionen (H+,O++) Elektronen (e-) Moleculen (H2,CO,H2O,CH3OH,NH3,…) Verschillende fasen HI-gebieden (neutrale H) Moleculaire wolken Warme en zeer warme componenten HII-gebieden (geïoniseerde H = H+) + stof 1 % - grafiet, silicaten,… ~ 1 nm verantwoordelijk voor extinctie en verroding/sterrenlicht Ruimte is vrij LEEG! Gemiddelde afstand tussen deeltjes ≈ 108 × hun afmeting (2 personen Æ 1 op aarde, 1 op maan) Observatie: 21 cm-lijn (spin flip bij botsing van 2 H-atomen) Interstellaire nevel : = diffuus gas-stofmengsel: H2 GMC : Giant Molecular Cloud = stellaire broedplaats EMISSIENEVEL: aangeslagen gaswolken REFLECTIENEVEL: omringend gas en stof dat licht van sterren reflecteert koele moleculaire wolken 10-100 K dichtheid gem. 10-20 g/cm³ Voorbeeld: Orionnevel Ø 5-6 lj, d~1270 lj ingebed in warmer, ijler gas T ~ 103-104 K dichtheid ~ 1 Hatoom/cm³ Reflectienevels Vb.: Plejaden (‘Zevengesternte’) Jonge sterren, omgeven door gas, overgebleven van vormingsproces Lage dichtheid Zeer fijne (kool)stofdeeltjes Æ blauw licht beter verstrooid Vb. van een reflectienevel: NGC 1435, omringt Merope (23 Tau), een der helderste sterren in M45 (Plejaden) (een GMC in de nabijheid van een open sterrencluster) Reflectienevel vdB 152 in Cepheus: lichtzwakke, mysterieuze nevel (“geest”, “spook”, “stofgordijn”) 1400 lj ver, diameter ~ 7 lj, noordelijke Melkweg Heksenhoofdnevel IC2118 nabij Rigel in Orion (1000 lj ver, afmeting ~50 lj) Double, double toil and trouble; Fire burn, and cauldron bubble [Macbeth, Act IV, Scene 1 ] 'Harder poken, harder stoken, Laaien, vuurgloed; ketel, koken.‘ (vert.Willy Courtaux) Reflectienevel NGC1999 in Orion Emissie- + reflectienevel: Trifidnevel (M20) Reflectie van straling van hete, jonge sterren, op grote afstand te zwak Æ licht alleen weerkaatst Helderblauwe sterrenhoop ioniseert omringend waterstofgas Æ rode recombinatielijn Bakermat van sterren: M20 “Trífidnevel” (emissie- + reflectie) ~9000 lj (in Sagittarius) Orion Orion-constellatie + nevel Open sterrenhoop, O-B-associatie, in nevel. Het rode deel is een H II- gebied, het blauwe deel is een reflectienevel. O-B-sterren zijn hete, pas gevormde sterren. Stervorming in M16: gas (moleculaire waterstof) en stof De Arendnevel (Adelaarnevel) in het sterrenbeeld Slang: pinakels en zuilen; jonge, hete sterren blazen stof en moleculair gas weg. Aan de rand: EGGs = Embedded Gaseous Globules Stervorming in M16: “Adelaarnevel” ~ 6500 lj (in Slang) Paardenkopnevel (NGC 1990) Stervormingsgebied NGC 2264 “Kegelnevel”, 2600 lj (in Eenhoorn) Gas en stofnevel M17 “Omega-”, “Zwaannevel” ~ 5500 lj, " een kokende oceaan van waterstof met kleine hoeveelheden zuurstof, zwavel e.a. elementen“ (in Sagittarius) Å recente foto (Chandra + Kitt Peak): 160 nieuwe sterren Stervormingsgebied NGC 2237 “Rosettanevel” ~ 5500 lj Jonge sterren in de Kleine Magellaanse Wolk Inwendige thermische druk ↔ gravitatie gravitationele collaps (contractie, inklappen) Spontane stervorming Teweeggebrachte stervorming na locale instabiliteit = storing (perturbatie) onderlinge (bijna-)botsingen met een andere moleculaire wolk schokgolven vanwege naburige supernova-explosies doorgang door een spiraalarm van een melkwegstelsel (dichtheidsgolven) Contractie + fragmentatie Æ protosterren TRANSLATIE ROTATIE afstand (verplaatsing, afgelegde weg) (x, s) hoek (θ) snelheid (v = dx/dt) hoeksnelheid (ω = dθ/dt) versnelling (a = dv/dt) hoekversnelling (α = dω/dt) massa (m) traagheidsmoment (I = Cmr2) impuls (p = m.v) impulsmoment (L = r.p sin(r,p)) kracht (F = dp/dt = m.a) moment (M = dL/dt = r.F sin(r,F) kinetische energie (Ekin = ½ mv²) kinetische energie (Ekin = ½ Iω²) Belangrijk: • Moment is traagheidsmoment maal hoekversnelling. • Traagheidsmoment is massa maal (afstand tot rotatieas)². • Bij totaal moment nul blijft het impulsmoment constant. • Impulsmoment is traagheidsmoment maal hoeksnelheid. Verkleining (vergroting) van het traagheidsmoment impliceert dus vergroting (verkleining) van de hoeksnelheid. Impulsmoment • • • • • • • • Tijdens de contractie blijft het impulsmoment L = mrvφ behouden Als een wolk samentrekt van een straal van 0,04 pc naar 700.000 km, neemt vφ toe met een factor 1,7.106! Rotatie / wolk ~ 1 km/s (~turbulentie van het interstellaire medium) → zou bijna 6 x lichtsnelheid zijn…! Er gaat dus impulsmoment verloren bij stervorming Eerst vormt zich een circumstellaire schijf (laagste energie bij gegeven L) Fragmenteert? (planeetvorming, of dubbelster) (veel planetenstelsels rond protosterren) Afremming door magneetveld? Uitstroom van gas over grote afstand (massa klein, rvφ groot) Hubble vond meer dan 150 protosterren in de Orionnevel! vφ collaps moleculaire wolk – vorming protoster 1 protoster groeit door accretie/materiaal gedurende 106 jaar 2 impulsmoment Æ accretieschijf opeenhoping magnetische veldlijnen Æ bipolaire straalstroom (jet), botst met moleculaire wolk, veegt omgeving schoon na 5.106 – 107 jaar materiaal uit accretieschijf verdwenen 3 transport / materie naar jonge ster (wrijving); klein deel materie met groot impulsmoment buiten geslingerd 4 1-10% / materie / ster blijft in accretieschijf vorming / planeten Stervorming, incl. rotatie Debris-disks • Schijven zichtbaar om jonge sterren DE GEBOORTE VAN EEN STER overzicht 1. Contractie en fragmentatie van interstellaire nevels 2. Vorming van een protoster uit een nevel 3. Instelling van hydrostatisch evenwicht (Kelvin-Helmholtz-tijdsschaal) 4. Ontsteking van waterstoffusie in de kern en instelling van thermisch evenwicht Sir James Jeans (1877 – 1946) Engels fysicus 1902 : materie wordt in het universum voortdurend gecreëerd Æ kwantitatief criterium / gravitationele instabiliteit Begintoestand: statisch, homogeen, ideaal gas, oneindig uitgestrekt. Gedrag onder compressie en sinusoïdale fluctuaties Dynamische theorie/gassen, theoretische mechanica, elasticiteitstheorie Stralingswet van Rayleigh-Jeans Æ „ultravioletcatastrofe“ Populaire boeken over fysica, relativiteitstheorie, astronomie, kosmologie, filosofie: The Universe around Us The Stars in their Courses Physics and Philosophy Through Space and Time The Mysterious Universe The New Background of Science Criterium van Jeans 2 GM ⎞M ⎛3 EG ≈ > E kin = ⎜ k BT ⎟ R ⎝2 ⎠ 2μ contractie treedt op voor M > MJ ⎛ kB T ⎞ ⎟⎟ M > 3,7 ⎜⎜ ⎝ μ G ⎠ met V = 4/3 πR3 Æ R> 3 2 3,75 k B T ≈ πμGρ 1 ρ kB T μ2 G n ⎛kB T ⎞ ⎟⎟ M > 3,7 ⎜⎜ ⎝ μ G ⎠ Conclusie: 3 2 1 kB T 2 μ Gn R> ρ MJ ~ ρ-1/2 T3/2 en RJ ~ T1/2 Contractie (collaps) van een GMC gebeurt bij voldoende hoge dichtheid lage temperatuur Voorbeeld: n = 10³ cm-3, μ = 2,25 amu = (2,25) (1,67.10-24 g) T = 10 K Æ 7 MJ ≈ 14 Mzon RJ ≈ 81.000 AE = 1,7.10 Rzon wolk met iets grotere massa Æ instabiel Æ collaps soort T (K) R (pc) M (Mzon) MJ (Mzon) M > MJ ijle gaswolk 1000 10 102 4100 neen koude stofwolk 100 10 102 410 ja GMC 10 100 105 4100 ja De Jeans-massa Typisch stervormingsgebied: n = 106 cm-3 T = 100 K MJ = 30.000 MO Sterren vormen in clusters T3 MJ ≈ 30.000 n MO Dichtheid stijgt, maar temperatuur blijft constant Energie wordt weggestraald begint in te storten MJ neemt af instabiliteit, fragmentatie DE GEBOORTE VAN EEN STER overzicht 1. Contractie en fragmentatie van interstellaire nevels 2. Vorming van een protoster uit een nevel 3. Instelling van hydrostatisch evenwicht (Kelvin-Helmholtz-tijdsschaal) 4. Ontsteking van waterstoffusie in de kern en instelling van thermisch evenwicht Protosterren bewegen in een golvende lijn „Hayashi-lijn“ naar de hoofdreeks toe. De positie van een ster op de hoofdreeks is afhankelijk van de oorspronkelijke massa van de protoster. In het laatste stadium van de contractie, net vóór het bereiken van de hoofdreeks, wordt het convectieve energietransport naar buiten toe meer en meer vervangen door stralingstransport Massieve sterren worden heter, helderder en niet-convectief Sterren met gemiddelde massa, zoals de zon, gaan eerst de weg op van sterren met lage massa en later die van massieve sterren en zijn bij aankomst op de hoofdreeks maar gedeeltelijk convectief Sterren met lage massa worden lichtzwakker zonder noemenswaardige temperatuurverandering en blijven totaal convectief Bij nadering hoofdreeks: ± hetzelfde quasi-evenwicht als bij initiële collaps (buitenwaartse druk ≈ compressie) maar voortdurend straling en warmteverlies Æ contractie Æ dichter, heter Æ gravitatie tegengewerkt. Binnenste kern gaat snel van n.105 K (einde ionisatiecollaps) tot n.106 Æ ster wordt kleiner. DE GEBOORTE VAN EEN STER overzicht 1. Contractie en fragmentatie van interstellaire nevels 2. Vorming van een protoster uit een nevel 3. Instelling van hydrostatisch evenwicht (Kelvin-Helmholtz-tijdsschaal) 4. Ontsteking van waterstoffusie in de kern en instelling van thermisch evenwicht Evenwicht in een protoster: gasdruk = gravitatie Gravitatie blijft constant Æ hoe verandert de druk? Gasdruk hangt af van • temperatuur (Æ botsingen) • dichtheid (Æ veel deeltjes in dezelfde ruimte) De protoster heeft 2 opties: Optie 1: kern bereikt geen kritische temperatuur Æ wordt geen ster Æ „sterft“ (bruine dwerg) Optie 2: kern bereikt kritische temperatuur Æ kernfusie begint (H Æ He): A star is born Wat is een ster? – Een ster is een zelfgraviterend systeem, – waarvan de gravitatie gecompenseerd wordt door een drukgradiënt, – die gepaard gaat met een temperatuursgradiënt, – die onderhouden wordt door energieproductie via kernfusie van lichte elementen. Oerknal H, He Interstellair gas Ontstaan van sterren (Protosterren) Ontwikkeling van sterren (verblijf op hoofdreeks) Witte dwergen Sterexplosie Neutronensterren Zwarte gaten Sterren op de hoofdreeks Betelgeuse = α-Orionis Rigel = β-Orionis Aldebaran = α-Tauri (RR) Antares = α-Scorpio (RSR) Leven op de hoofdreeks • HYDROSTATISCH EVENWICHT: interne drukkrachten = zwaartekracht o druk neemt toe naar stercentrum Æ ook temperatuur o samentrekking door zwaartekracht Æ verhitting van binnenste • THERMISCH EVENWICHT: energiegeneratie = stralingsenergie kernfusie (thermonucleaire reactie) afstotende Coulomb-potentiaal U(r) ~ 1/r quasi-gebonden toestanden U(r) aantrekkende kernpotentiaal Coulombbarrière tunneleffect gebonden toestanden straal r kernstraal ATOOMKERNEN bijeengehouden door sterke kernkracht (bereik 10-15 m) OP GROTERE AFSTAND: afstoting door Coulombkracht (positieve ladingen) Æ kernen moeten dus zeer hoge energie hebben om de Coulombbarrière te overbruggen Æ ONMOGELIJK? Æ hulp van kwantummechanisch effect: tunneleffect GEVOLG: reactiesnelheid neemt zeer sterk toe met temperatuur. De voor fusie benodigde T neemt toe evenredig met Z1Z2 temperaturen voor kernfusie: H-fusie : 107 K He-fusie : 108 K C-fusie : 6.108 K O-fusie : 2.109 K De zon op weg naar de hoofdreeks • Collaps gaswolk Æ protoster • Compressie tot kerntemperatuur ~ 107 K en start H-fusie (protoster Æ ster) • Contractie tot stabiel evenwicht • Verblijf op hoofdreeks – H-fusie, lichtkracht neemt langzaan toe ~105 j ~107 j ~2. 107 j ~1010 j Arthur Stanley Eddington (1877 – 1946) Engels astrofysicus Relativiteitstheorie Mathematical Theory of Relativity (1911) 29 mei 1919: zonsverduistering Principe (Afrika): lichtafbuiging (bevestiging algemene relativiteitstheorie/ Einstein) Dispuut met Chandrasekhar 20‘er jaren: „Fundamental Theory“ (unificatie/ kwantummechanica, relativiteitstheorie, gravitatie) Hans Bethe (1906 – 2005) Duits-Amerikaans fysicus Medewerker/Manhattan Project (Los Alamos) Berekent o.a. kritische massa U-235 Later fervent pacifist Stellaire nucleosynthese Kernfusie in sterren Æ pp- en CNO-cyclus Æ Nobelprijs fysica 1967 Kernfysica Supernova‘s Neutronensterren Zwarte gaten He H Oerknal H, He Interstellair gas Ontstaan van sterren (Protosterren) Ontwikkeling van sterren (verblijf op hoofdreeks) Witte dwergen Sterexplosie Neutronensterren Zwarte gaten KERNFUSIE - globale reactie: 4p + 4e Æ 1α + 2e + 2ν + 26,7 MeV waterstof(kernen) (protonen) Æ helium(kernen) (α-deeltjes) 2 cycli: Proton-proton-cyclus (pp) Lichte sterren – T < 15.106 K Koolstofcyclus (CNO) Massieve sterren – T > 15.106 K De pp-cyclus + 1H → 2H + e+ + ν 2H + 1H → 3He + γ 1H 31% 69% 3He + 3He → 4He + 2 1H (pp1) 3He 9 + 4He → 7Be + γ % 9,7 + e- → 7Li + ν 7Li + 1H → 4He + 4He (pp2) 7Be 0,3 7Be % + 1H → 8B + γ 8B → 8Be + e+ + ν 8Be → 4He + 4He (pp3) Compacte notatie pp-keten: p(p,e++ νe)d(p,γ)3He(3He,2p)4He Elke seconde wordt 600 ton H in He omgezet ! Lzon = 3,85.1026 W Slechts een fractie 4,3.10-10 daarvan is voor de aarde bestemd (166.1015 W) 0,0023 % daarvan dient voor het onderhouden van leven (fotosynthese) (3,8 TW) KERNREACTIES MAKEN DE WERELD WIJ BESTAAN UIT STERRENSTOF Een ster brengt ongeveer 90 % van haar leven door op de hoofdreeks ! afhankelijk van haar massa τ hoofdreeks ⎡ M ⎤ ⎡ LO ⎤ 10 ⎛ M O ⎞ ≈ 10 ⎢ ⎟ ⎥ ⎢ ⎥ = 10 ⎜ ⎝ M ⎠ ⎣ MO ⎦ ⎣ L ⎦ 2,5 10 (aangezien L ~ M 3,5 ) ZON: 10 miljard jaar Huidige leeftijd: 5 miljard jaar Vermogen: 3,8.1027 W jaar Levensloop van de zon CNO-cyclus De CNO-cyclus 12C(p,γ)13N(,e+ + νe)13C(p,γ) )14N(p,γ)15O(,e+ + νe)15N(p, 4He)12C 12 C+p → 13 N → 13 C+p → 14 N+γ 3.10 5 j 14 N+p → 15 O+γ 3.10 8 j N + e+ + νe 82 s C + 4 He 10 4 j 15 15 O → N+p → N+γ 13 C + e+ + νe 13 15 12 10 6 j 14 min Koolstof-kernfusieprocessen 12 C+ 12 C→ Mg + γ Zuurstof-kernfusieprocessen 16 O+ 16 O→ 32 S+γ C + 11C → 22 Ne + p 16 O+ 16 O→ 31 S+n 12 O+ 16 O→ 31 P+p 12 24 C→ 23 Mg + n 16 C+ 12 C→ 20 Ne + He 16 O+ 16 O→ 28 Si + 4 He 12 C+ 12 C → O + He + He 16 O+ 16 O→ 24 Mg + 2 2 He 12 C+ 12 C→ 24 16 O + 4 He → 12 C+ 12 C→ ´23 20 Ne + 4 He → 24 Mg + 4 He → C+ 12 12 4 14 4 Mg + γ Na + p 4 20 Ne 24 Mg 28 Si Evolutie van sterren Als een ster aan het begin van haar leven een massa heeft M < 8MO, evolueert ze tot WITTE DWERG 8MO < M < 20MO Æ NEUTRONENSTER (1,4MO R = 10 km) M > 20MO Æ ZWART GAT Evolutie van sterren: 1-2-3-4-5 (lichte sterren) of 1-2-3-6-7-8-9-10 (zware sterren) Oerknal H, He Interstellair gas Ontstaan van sterren (Protosterren) Ontwikkeling van sterren (verblijf op hoofdreeks) Witte dwergen Sterexplosie Neutronensterren Zwarte gaten Hoofdreeksster: waterstof fusioneert tot helium. Vb.: zon - na 4,5 miljard jaar H-fusie ~1/2 van totale voorraad H verbruikt massa 330 000 X massa/aarde, diameter 110 aarddiameters, lichtkracht 4.1026 watt, oppervlaktemperatuur 5500°C Andere hoofdreekssterren: lijken vaak op de zon, maar eigenschappen afhankelijk van de massa zwaardere hoofdreekssterren: iets groter, veel heter en lichtkrachtiger lichtere hoofdreekssterren: iets kleiner, veel koeler en lichtzwakker Bv.: M ≥ 10 MO Æ R ≈ 6 RO L ≈ 10 000 LO T(opp.) ≈ 23.000°C 10 X grotere waterstofvoorraad, maar 10.000 X hoger verbruik Æ hoofdreeksfase slechts 1/1000 van die v.d. zon M ≤ 0,8 MO Æ meer dan de leeftijd / heelal nodig om te evolueren Æ zien we dus altijd 'jong'. Zware sterren zeldzaam (voor iedere 10 MO-ster 100 000 'zonnen') Lichte sterren zeer veel voorkomend. Rode reus Hoofdreeks: langstdurende fase / actieve leven / ster (80%) Æ meeste waargenomen sterren = hoofdreekssterren. Waterstoffusie in kern Æ ster in evenwicht Æ lichtkracht en oppervlaktemperatuur ≈ constant. Waterstofvoorraad uitgeput Æ drastische verandering + andere chemie: kern = helemaal He, geen fusie meer Æ He-kern trekt samen Æ toename druk en temperatuur Æ net buiten de kern schil met p,T hoog genoeg Æ schilverbranding van waterstof Æ H uit mantel Æ He, toegevoegd aan kern Æ kern steeds zwaarder, compacter, heter. Hoge temperatuur in centrum Æ ster dijt uit Æ mantel koelt af, wordt convectief (energietransport d.m.v. opstijgende hete gasbellen). Mantel helemaal convectief Æ ster zwelt nog verder op. Oppervlak reuzenster ver v.h. hete centrum Æ opp. koeler Æ rood van kleur. = rode reus. Evolutie rode reus Typische waarden: L = 500 LO R = 100 RO T = 3600 K 427 lj ver, 9de helderste ster, diameter 800X dO, M = 14MO, V = 300VO H-fusie Pistoolnevel met Pistoolster Ontdekking: 1990 Centrum / Melkweg (rijk aan metalen) Één der helderste en zwaarste sterren van de Locale Groep L = 106,3 = 10 miljoen X meer dan de zon Diameter ~ straal/aardbaan om de zon Afstand 110 AE (25000 lj) M = 150 Mzon aanvankelijk 200-250 zonnemassa’s, maar: stoot enorme massa/buitenste schillen af (heliumverbranding voltooid) Leeftijd: 1,7-2,1 Mj Zal binnen 1-3 Mj exploderen tot SN Sterkern = C + O of O + Ne (zwaardere sterren). Vroegere buitenlagen worden nog een tijd bestraald door energierijk licht / centrale ster Æ zichtbaar als planetaire nevel. In de voormalige sterkern nu geen fusie meer, alleen straling wegens hoge temperatuur. Geleidelijke afkoeling Æ steeds zwakker. = witte dwerg zeer compact, dichtheid ~109 kg/m³ = 1 ton/cm³ !!! Æ ontaarde materie! Overblijfsel / zon: vermoedelijk een C-O- witte dwerg met massa 0,6 MO, (onzekerheid / massaverlies door sterrenwind tijdens reuzenfase en AGB-fase). Witte dwerg van 0,6 MO diameter 0,015 RO ≈ 10 000 km. Zwaardere witte dwergen: sterkere zwaartekracht Æ door grotere compressie kleiner. Ringnevel NGC 6720 (M57) (in Lyra) NGC 6751 (in Aquila) PLANETAIRE NEVELS Katoognevel NGC 6543 (in Draco) Planetaire nevel MZ3 , « Miernevel » 3000 - 6000 lj Planetaire nevel NGC 2392 « Eskimonevel » ~ 3000 lj Planetaire nevel NGC 6543 “Kattenoognevel” (in Draak) Planetaire nevel MyCn 18 “Zandlopernevel” ~ 8000 lj Planetaire nevel M57 “Ringnevel” (in Lyra, ~2600 Mira (omicron Ceti) = „de wonderlijke“ 1572: Tycho Brahe „nieuwe ster!“ 1796: Johan Fabricius 42 lj van ons 700 X diameter/zon Periode 331 dagen Elektronenontaarding (electron degeneracy) Op weg naar de dood: M > 2.5 MO Meerdere verbrandingscycli wegens hoge temperaturen. 3α-proces ook in de buitenste lagen. M > 8MO : C-verbranding, Ne-verbranding, O-verbranding, Si-verbranding → Fe Er ontstaat een ui-structuur met ijzerkern: De ster blaast zich op tot een superreus waterstofhuls Fe H-verbranding He-verbranding C-verbranding O-verbranding Ne-verbranding ijzerkern / Siverbranding e− + p → n + νe Na de Si-verbanding is er geen energietoevoer meer → de ster collapseert tot een neutronenster (R ~ 10km!) Supernova Type-II Het catastrofale einde van een zware ster: implosie van de kern 1. Zodra T ~ 5.109 K bereikt, wordt Fe afgebroken door de hoogenergetische γ –straling: 56Fe + γ → 13 4He + 4n dit kost energie (Æ koeling) 2. Tegelijkertijd veel neutrino’s geproduceerd die uit de sterkern ontsnappen: nog meer energieverliezen (Æ koeling) 3. Beide processen leiden tot plotselinge afname van de druk in het centrum van de ster: Æ kern stort in (binnen paar minuten) 4. In het centrum wordt een zeer compacte neutronenster gevormd of een zwart gat Superreuzen • sterren met lage massa kunnen niet aan fusie doen voorbij He ontaardingsdruk verhindert voldoende contractie • zware sterren hebben voldoende massa en kunnen zwaardere elementen verbranden nooit sprake van ontaardingsdruk • Naarmate het in sterkern brandend element uitgeput raakt, trekt de kern samen. • Schilbranden neemt toe, ster expandeert. • Uiteindelijk trekt kern voldoende samen voor fusie van zwaarder element. • Schilbranden vertraagt en ster trekt samen. sterajuin schillenstructuur Ajuinen in de kosmos … massa. Fusiemateriaal (resp. Fe) Temperatuur in miljoen kelvin Dichtheid (kg/cm3) Tijdsduur H 40 0,006 10 miljoen j He 190 1,1 1 miljoen j C 740 240 10.000 j Ne 1.600 7.400 10 jaar O 2.100 16.000 5 jaar Si 3.400 50.000 1 week Fe-kern 10.000 10.000.000 - Implosie / kern leidt tot explosie / buitenlagen: 1. neutrino’s worden daar ingevangen en dragen hun impuls over; 2. mee-vallende fusielagen produceren plotseling heel veel energie; 3. Æ Æ schokgolf die de buitenlagen wegslingert (104 km/s). = Supernova-explosie Samenvatting: het einde van zware sterren 1. Evolutiesporen van zware sterren zijn ongeveer horizontaal (L = constant). 2. Zware sterren gaan door alle fusiefasen tot Fe-kern. 3. Laatste evolutiefasen gaan heel snel. 4. Als ster Fe-kern heeft stort deze in door: - afbraak van Fe door γ-straling bij T = 3.109 K - vorming van neutrino’s die ontsnappen - druk valt daardoor weg 5. Schokgolf van binnenuit is zo sterk dat buitenlagen worden uitgestoten met snelheid ~ 104 km/s. 6. Dit zien we als supernova-explosie, tijdelijk (maanden) L > 108 LO 7. Later zien we supernova-resten, (bv. Krabnevel) 8. In centrum blijft neutronenster (pulsar) of zwart gat over. Krabnevel (M1, NGC 1962) (Taurus) Ontdekking 1054 Pulsar 30,2 Hz Supernova-restant (100 miljard X helderheid/zon) Krabnevel (2000 pc = 6500 lj ver (?), expansie 1500 km/s) SNR 0543-689 Grote Magellaanse Wolk (ESO, 10/12/2004) neutronenster Duizend neutronenbommen en granaten, dat staat hier op rood en groen tegelijk !!! Geen probleem, kapitein, dat is de blauwverschuiving, maar je kunt wachten, we worden hier toch niet ouder… ρ ≈ 106 g/cm3 Geen been te vinden hier en ik word gek van die rotatie en dat stomme magneetveld…!!! ρ ≈ 1014 g/cm3 Neutronenster De ontdekking van pulsars juli 1967 radiotelescopisch onderzoek 1974 Nobelprijs Fysica: Anthony Hewish – Martin Ryle Jocelyn Bell (-Burnell) °1943 radiotelescoop toen en nu Anthony Hewish °1924 Pulsars 1790: John Michell (Engels geoloog) Pierre Simon de Laplace (Fr.wisk.) ONTDEKKING VAN ZWARTE GATEN “onzichtbare sterren” ontsnappingssnelheid > c 1916: Karl Schwarzschild: berekening zwaartekracht voor puntmassa “waarnemingshorizon” 1939: J.Robert Oppenheimer + H.Snyder: nauwkeurige berekening uit gasbel 1963: Roy Kerr, exacte oplossing Einsteinvergelijkingen voor roterend ZG zonder lading 1965: Newman e.a.: idem voor geladen ZG 1967: John Wheeler: “zwart gat” – “no hair” Æ eenvoudig object (massa, elektrische lading, impulsmoment) SOORT MASSA GROOTTE miniatuur tot ~Mmaan tot 0,1 mm stellair ~10 Mzon ~ 30 km middelzwaar ~103Mzon ~103 km Raarde superzwaar ~106-109 Mzon 0,001-10 AE twee types van zwarte gaten z zwarte gaten ontstaan z uit sterren z levensverwachting: z kort 1070 jaar na ontstaan van het universum z primordiale zwarte gaten of ‘baby-holes’ z biljoen kg z grootte van een proton z levensverwachting: 15x109 jaar z kunnen exploderen z waarneming van de straling bevestigt oerknalmodel CLASSIFICATIE VAN ZWARTE GATEN (1) SUPERMASSIEF ZWART GAT: 150.106 M (tot 18.109 MO waargenomen). Zwart Gat in centrum van onze Melkweg – 2,5.106 MO. Gevormd door accretie van materie. STELLAIR ZWART GAT: 1,5-3 MO – uit collaps van massieve sterren: materie met nucleaire dichtheid (neutronensterren,1018 kg/m3) valt binnen zijn eigen RS bij M = 3Mo Æ zwart gat Sterren met massa > 20MO Æ rode reus Æ collaps, materie-uitstoot Æ witte dwergen OF: Æ supernova-explosie Æ neutronensterren Æ zwarte gaten PRIMORDIAAL ZWART GAT (MICRO of MINI of BABY Z.G.) : M << Mster ontstaan kort na Big Bang Æ GLAST-satelliet (NASA, 2008) In centrum: puntvormige singulariteit Rand = gebeurtenishorizon RT + QM Æ ZG instabiel „lekt“ Æ Hawking-straling CLASSIFICATIE VAN ZWARTE GATEN (2) Schwarzschild: eenvoudigste, geen rotatie, singulariteit + gebeurtenishorizon Kerr (Roy Kerr, 1963): meest voorkomend, roterend, ontstaan uit roterende collapserende ster (behoud/impulsmoment J), magneetveld ANATOMIE: Singulariteit: gecollapseerde kern („kwantumschuim“ of vast ??) – fysische wetten niet meer geldig Gebeurtenishorizon inwendige: alles daarbinnen opgezogen, geen ontsnapping mogelijk uitwendige: vontsnapping > c Ergosfeer: eivormige regio van vervormde ruimte (wegens rotatie) rond de geb.horizon (object dat ergosfeer doorkruist kan nog uitgeworpen worden – energie gewonnen uit rotatie Statische limiet: grens ergosfeer/normale ruimte J=0 J≠0 Q=0 Schwarzschild Kerr Q≠0 ReissnerNordström KerrNewman Schwarzschildstraal RS Karl Schwarzschild, 1916: exacte oplossing / Einstein-veldvergelijkingen buiten een niet-roterend, sferisch symmetrisch lichaam. Met elke massa is een Schwarzschildstraal geassocieerd RS = 2G 2.6,67.10 −11 m 3 kg −1s −2 - 27 = = 1,48 × 10 m/kg 2 8 −1 2 c (3.10 m s ) Voor de zon: R S = 1,48 × 10 -27 (voor de aarde: 8,87.10-3 m ≈ 9 mm) 2G M M = 2,96 km 2 MO c ⇒ R S = 1,48 × 10-27 M (m) m . 2.10 30 kg = 2,96.10 3 m kg De meeste hemellichamen hebben een Schwarzschildradius << hun eigenlijke diameter (een zwart gat heeft RS > R). Als de massa samengeperst wordt tot haar Schwarzschildstraal zou zelfs de ontaardingsdruk verdere collaps niet kunnen verhinderen. Grensstraal vanwaar de ontsnappingssnelheid gelijk is aan de lichtsnelheid. Deze grens is de waarnemingshorizon (gebeurtenishorizon). Eenmaal daar voorbij, kan geen enkel object ontsnappen aan de zwaartekracht. RS volgt uit de Schwarzschild metriek.. Deze is af te leiden met de algemene Relativiteitstheorie: ds2 = (1 - 2GM/c2r) (c dt)2 - [dr2/(1 - 2GM/c2r) + (r dθ)2 + (r sin θ dφ)2]. Deze metriek beschrijft de ruimte-tijd rond een massa M. Er treedt een singulariteit op als 1 - 2GM/c2r) = 0, dus, als 2GM/c2r = 1, met r = RS. Roterend zwart gat Roterend zwart gat binnenste straal ri = M − M2 − a 2 buitenste straal ru = M + M2 − a 2 statische limiet rs = M + M 2 − a 2 cos 2θ (G = c = 1) Zwart gat tegen achtergrond van sterren Distorsie/lichtstralen aan gebeurtenishorizon gezien op 600 km Æ versnelling 400.106 g Massa ~ 10MO Centaurus A (gigantische galaxie), waarneming in verschillende gebieden van het elektromagnetische spectrum Zwart gat in centrum ~106 MO Æjets langs as/galaxie Ceci n‘est pas un trou noir Zwarte gaten: praktische toepassingen