Lichaamsbehandeling 1. Bij welke ontharingsmethoden is het besmettingsrisico het grootst? A) B) C) 2. De bovenste drie ribben. De halswervels. Het borstbeen. Wat kun je zeggen over de rechte buikspier? A) B) C) 9. De brede rugspier. De deltaspier. De driehoofdige armspier. Wat is een oorsprongplaats van het middenrif? A) B) C) 8. Het buitenwaarts draaien van een lichaamsdeel. Naar het lichaam toevoeren. Van het lichaam afvoeren. Wat is de belangrijkste abductor in het schoudergewricht? A) B) C) 7. Glucose. Glycogeen. Melkzuur. Wat verstaat men onder adduceren? A) B) C) 6. Meerbuikige spieren. Meerhoofdige spieren. Meerpezige spieren. Wat is de directe brandstof voor de spieren? A) B) C) 5. Panniculose. Spataderen. Striae. Welke spieren hebben meerdere aanhechtingsplaatsen? A) B) C) 4. Bij chemische en elektrische ontharingsmethoden. Bij elektrische en mechanische ontharingsmethoden. Bij mechanische en chemische ontharingsmethoden. Wat is een contra-indicatie voor een lichaamsmassage? A) B) C) 3. ID1120-110111 Het is een antagonist van de ruggenstrekkers. Het is een belangrijke inademingsspier. Het is een meerpezige spier. Welke bewering over de kleine borstspier is juist? A) B) C) Het is een hulpspier bij de inademing. Het is een hulpspier bij de uitademing. Het is geen hulpademhalingsspier. Capabel Examens © 2011 Pagina 1 Lichaamsbehandeling 10. Wat is de werking van de opperarm-spaakbeenspier? A) B) C) 11. Het ellebooggewricht. Het enkelgewricht. Het schoudergewricht. Welke bewering over de lendenwervels is juist? A) B) C) 18. Darmbeen en schaambeen. Heiligbeen en darmbeen. Zitbeen en heiligbeen. Welk gewricht bestaat uit twee beenstukken? A) B) C) 17. Alleen door gewrichten. Alleen door tussenwervelschijven. Door gewrichten en tussenwervelschijven. Tussen welke beenderen treffen we een straf gewricht aan? A) B) C) 16. De knieschijven en de ribben. De ribben en de schouderbladen. De schouderbladen en de knieschijven. Waardoor zijn de wervels verbonden? A) B) C) 15. Aan de voorste bovenste darmbeendoorn. Naast de laterale zijde van de scheenbeenknobbel. Naast de mediale zijde van de scheenbeenknobbel. Wat zijn voorbeelden van platte beenderen? A) B) C) 14. De halfvliesachtige spier. De kleermakersspier. De vierhoofdige dijbeenspier. Waar is de aanhechtingsplaats van de kleermakerspier? A) B) C) 13. Aanvoeren van de bovenarm. Buigen van de arm in het ellebooggewricht. Strekken van de arm in het ellebooggewricht. Wat is de voornaamste spier voor het strekken van de knie? A) B) C) 12. ID1120-110111 Ze hebben 2 doornuitsteeksels en 1 dwarsuitsteeksel. Ze hebben 4 gewrichtsvlakken en 1 wervellichaam. Ze hebben 1 wervelboog en 1 dwarsuitsteeksel. Waarvan is het ravenbekuitsteeksel een onderdeel? A) B) C) Van het opperarmbeen. Van het schouderblad. Van het sleutelbeen. Capabel Examens © 2011 Pagina 2 Lichaamsbehandeling 19. Waaruit bestaat de hand onder andere? A) B) C) 20. Gezwollen lymfeklieren en stress. Nerveuze spanningen en vermoeidheid. Vermoeidheid en direct na een operatie. Waardoor wordt de biochemische invloed van de massage zichtbaar? A) B) C) 27. De hoofdader. De koningsader. De rozenkransader. Wat zijn indicaties voor een cosmetische lichaamsmassage? A) B) C) 26. In de armader. In de ellepijpader. In de hoofdader. Welke ader bevindt zich in de benen? A) B) C) 25. De achterste scheenbeenslagader. De kuitbeenslagader. De voorste scheenbeenslagader. Waarin mondt de koningsader uit? A) B) C) 24. De armslagader. De ellepijpslagader. De spaakbeenslagader. Welke slagader voorziet de buitenenkel van bloed? A) B) C) 23. Van het darmbeen. Van het heupbeen. Van het zitbeen. Welke slagader verloopt aan de duimzijde van de onderarm? A) B) C) 22. Uit 7 handwortelbeentjes en 5 middenhandsbeentjes. Uit 8 handwortelbeentjes en 14 vingerkootjes. Uit 15 vingerkootjes en 5 handwortelbeentjes. Van welk been is het schaambeen een onderdeel? A) B) C) 21. ID1120-110111 Door de verhoging van de spiertonus. Door het gladder worden van de huid. Door het roder worden van de huid. Welke grepen pas je toe om korte reflectorische spiercontracties op te wekken? A) B) C) Lopende vibraties. Rotaties. Waaierslagen. Capabel Examens © 2011 Pagina 3 Lichaamsbehandeling 28. Wat is een indicatie voor huidplukken? A) B) C) 29. Ze hebben dezelfde golflengte. Ze werken in gelijke mate ontvochtend. Ze zijn onzichtbaar. Wat is de werking van een geringe concentratie ozon op de huid? A) B) C) 36. Elektrische desincrustatie. Elektrokinesie door middel van continue gelijkstroom. Elektrokinesie door middel van wisselstroom. Wat is de overeenkomst tussen infrarode en ultraviolette straling? A) B) C) 35. Adstringerend. Dieptereinigend. Verwekend. Bij welke apparatieve behandeling gebruik je vierpuntselektroden? A) B) C) 34. Een aquajet. Elektrische desincrustatie. Elektrokinesie. Wat is de invloed van elektrische desincrustatie? A) B) C) 33. Bevochtigend en doorbloedend. Desinfecterend en verwekend. Reinigend en verzachtend. Welk apparaat kun je gebruiken voor het toedienen van mechanische prikkels? A) B) C) 32. Langzaam, met lichte druk en in de lengterichting van de spier. Langzaam, met lichte druk in diverse richtingen op de spier. Snel, met stevige druk en dwars op het verloop van de spier. Wat is de werking van een lijnzaadpakking? A) B) C) 31. Een atrofische huid. Een gespannen, nerveuze huid. Een slecht doorbloede huid. Hoe voer je massagegrepen uit als het accent ligt op de afvoer van bloed en lymfe? A) B) C) 30. ID1120-110111 Activerend. Desinfecterend. Keratiniserend. Welke huid geleidt een elektrische stroom het beste? A) B) C) Een huid met een dikke hoornlaag en een verhoogde talgproductie. Een huid met een dunne hoornlaag en een geringe zweetproductie. Een huid met een dunne hoornlaag en een verhoogde zweetproductie. Capabel Examens © 2011 Pagina 4 Lichaamsbehandeling 37. Welke behandeling geef je voor het verstevigen van spieren? A) B) C) 38. C) Deze controleert de juiste frequentie van de wisselstroom. Deze controleert of de stroom die het huis binnenkomt even groot is als de stroom die het huis verlaat. Deze controleert of de stroomsterkte niet te hoog wordt. Wat betekent onderstaand symbool? A) B) C) 40. Een behandeling met continue gelijkstroom. Een behandeling met hoogfrequente wisselstroom. Een behandeling met interferente stroom. Waarvoor dient een aardlekschakelaar? A) B) 39. ID1120-110111 Dit apparaat heeft een aardaansluiting. Dit apparaat is dubbel geïsoleerd. Dit apparaat is een gelijkstroomapparaat. Wat is het doel van drainage-apparatuur? A) B) C) Het rechtstreeks onttrekken van vocht aan de huid. Het verbeteren van de vochtcirculatie in het weefsel. Het verkrijgen van een betere spanning in de spieren. Capabel Examens © 2011 Pagina 5 Lichaamsbehandeling ID1120-110111 Answer Key K:\Itembank\Examiner\SV-bank\SchVerz.xam "LichBeh-110111" Exam ID: 1120 K:\Itembank\Examiner\SV-bank\SchVerz\4V000000.TKY The answer key lists the item number, then item difficulty, then the correct answer. For multiple-choice items, this is followed by the points required for mastery, and, if there is more than one correct response, a list of points for each alternative. Other item types show the answer. The item identifier is listed below the item number. The Total Points is the number of possible points in the test. The Number of points required for mastery is the points required to pass the exam. Number Difficulty Answer 1: 0.63 B (21.1.4.1.1.1.2) Any Response Feedback: # 2: 0.50 (24.1.1.1.1.1.1) B 3: 0.50 (25.2.2.1.1.1.1) C 4: 0.50 (25.3.2.3.1.1.1) A 5: 0.50 (25.3.8.2.1.1.3) B 6: 0.61 (25.4.1.2.1.1.1) B 7: 0.50 (25.5.1.3.1.1.2) C 8: 0.72 A (25.5.1.4.1.1.1) Any Response Feedback: # 9: 0.50 (25.6.3.1.1.1.3) A 10: 0.50 B (25.7.2.1.1.1.3) Any Response Feedback: # 11: 0.50 (25.8.1.2.1.1.2) C 12: 0.49 (25.8.1.3.1.1.4) C 13: 0.50 (26.2.2.1.1.1.3) B 14: 0.50 (26.3.2.1.1.1.1) C 15: B 0.61 Capabel Examens © 2011 Pagina 1 Lichaamsbehandeling ID1120-110111 Answer Key Number Difficulty Answer (26.4.1.1.1.1.2) 16: 0.59 C (26.4.4.1.1.1.1) Any Response Feedback: # 17: 0.50 B (26.5.4.1.1.1.3) Any Response Feedback: # 18: 0.50 (26.7.1.1.4.1.1) B 19: 0.78 B (26.9.4.1.1.1.1) Any Response Feedback: # 20: 0.48 (26.10.1.3.1.1.2) B 21: 0.84 C (27.1.3.1.1.1.1) Any Response Feedback: # 22: 0.52 (27.2.5.1.1.1.5) B 23: 0.60 (27.3.6.1.1.1.4) A 24: 0.50 (27.4.6.1.1.1.5) C 25: 0.79 (28.1.1.1.1.1.3) B 26: 0.91 C (28.3.2.1.1.1.1) Any Response Feedback: # 27: 0.68 C (29.5.4.2.1.1.1) Any Response Feedback: # 28: 0.50 (29.8.1.1.1.1.1) C 29: 0.82 A (30.1.1.1.1.1.4) Any Response Feedback: # 30: 0.71 (31.3.3.1.1.1.1) A 31: 0.46 (32.1.3.1.1.1.1) A Capabel Examens © 2011 Pagina 2 Lichaamsbehandeling ID1120-110111 Answer Key Number Difficulty Answer Any Response Feedback: # 32: 0.69 C (32.3.1.1.1.1.7) Any Response Feedback: # 33: 0.50 (32.3.2.1.1.1.1) C 34: 0.50 C (33.1.1.1.1.1.4) Any Response Feedback: # 35: 0.50 B (33.1.2.2.1.1.3) Any Response Feedback: # 36: 0.84 C (33.2.3.1.1.1.6) Any Response Feedback: # 37: 0.50 C (33.2.17.1.1.1.1) Any Response Feedback: # 38: 0.50 (33.2.18.4.1.1.2) B 39: 0.50 B (33.2.19.1.1.1.3) Any Response Feedback: # 40: 0.76 B (34.1.5.1.1.1.1) Any Response Feedback: # Total points = 40 Percentage required for mastery = 65% (26 points) Capabel Examens © 2011 Pagina 3