Aangepaste dieren In het artikelHoe werkt evolutie nou? kun je lezen hoe dieren zich in verloop van tijd hebben aangepast aan hun leefomgeving. Dit is nodig om te kunnen overleven en nakomelingen groot te kunnen brengen. Sommige dieren zijn 'alleskunners', ze kunnen zich in veel verschillende leefgebieden redden. Een voorbeeld hiervan is de vos. De vos komt in heel veel landen van de wereld voor. In de bergen, in steden, in het bos en op open vlakte een vos weet zich er te redden. Er zijn ook dieren die bijzonder goed zijn aangepast aan een bepaald leefgebied. Deze dieren komen vaak in een klein deel van de wereld voor, maar zijn daar wel heel talrijk aanwezig ze zijn namelijk heel goed aangepast aan de omstandigheden daar en hoeven op weinig concurrentie te rekenen van andere dieren. Welk dier is bijvoorbeeld in staat om de blaadjes uit de hoge bomen op de Afrikaanse savanne van de giraf in te pikken? Geen enkel dier. De Giraf De giraffe De giraf valt op door zijn lange nek en poten en is daarmee het hoogste dier van de wereld. Ook heeft hij een goede schutkleur. Hij leeft op de Afrikaanse savanne en daar is niet altijd veel eten beschikbaar. De giraf kan door zijn lengte als enige dier bij hoogste blaadjes van de acacia boom. Maar zouden die lange poten en nek ook zo handig zijn, als er geen acaciabomen meer zouden groeien op de savanne? De poten zijn zo lang, dat hij met zijn lange nek niet eens meer normaal met de snuit bij de grond kan om te drinken. De giraf moet zijn poten spreiden of buigen om snel een slok water te nemen. Maar gras afgrazen, dát gaat al helemaal niet meer! De giraf is dus erg goed aangepast aan het leven op de savanne, maar op een weilandje in Nederland zou de giraf nauwelijks kunnen overleven. De zeeslak De zeeslak Bijna alle dieren moeten hun energie uit hun eten halen. De energie die in koolhydraten, vetten en eiwitten zitten, worden omgezet in glucose. Glucose is een soort suiker die dieren als bouwstof gebruiken.De zeeslak leeft op plaatsen waar er maar heel weinig voedsel te vinden is. Maar de zeeslak heeft hier een spectaculaire oplossing voor.Algen, die ook in de zee leven, leven op zonneenergie. Bladgroenkorrels kunnen van zonlicht en koolstofdioxide uit het zeewater glucose maken. Dit proces heet fotosynthese. De zeeslag eet deze algen op, maar in de plaats van dat deze algen worden verteerd, blijven ze intact. De algen gaan aan het werk met koolstofdioxide en zonlicht en maken glucose, waar de zeeslak goed van weet te profiteren. Zo hoeft de zeeslak veel minder te eten en kan hij op plekken leven waar heel weinig voedsel te vinden is. Antarctische ijsvis Antarctische ijsvis Vissen zijn koudbloedig. Dit wil niet zeggen dat ze daadwerkelijk koud bloed hebben, maar dat hun temperatuur hetzelfde is als dat van het water. En dat valt niet mee als je op Antarctica woont. De Antarctische ijsvis leeft in zeewater wat 2 graden onder nul is! Dit ijs bevriest nog net niet, omdat het zout in het water het vriespunt verlaagt. Om te voorkomen dat het bloed van deze ijsvis bevriest, heeft hij een eiwit in zijn bloed die als antivries werkt. Er zullen door de lage temperatuur ijskristallen vormen. Het antivries eiwit in het bloed van de ijsvis gaan om die kristallen heen plakken en voorkomt hiermee dat de ijskristallen groeien. Hierdoor blijft het bloed stromen en kan de ijsvis onder deze extreme omstandigheden toch overleven. Tot slot Dit is een drietal dieren uit een groep van grofweg 1,7 miljoen dieren die tot nu toe op de wereld zijn ontdekt. Dit aantal groeit nog steeds, doordat er steeds weer onbekende dieren worden ontdekt! Ieder dier heeft zijn eigen strategie om de leefomstandigheden het hoofd te kunnen bieden. Daarom is de natuur zoiets moois en iets om héél zuinig op te zijn!