Integrale houdingstherapie: een multidisciplinaire visie Door Peter W.B.Oomens In 1989 publiceerde ik mijn eerste artikel in het ‘Tijdschrift voor Integrale Geneeskunde: Segmentale facilitatie ter behandeling van de posturale valgus. Op basis van een zeer uitgebreid literatuuronderzoek leek het mij niet mogelijk dat door prikkeling van de huid(receptoren) in de voetzool, een directe prikkeling van de intrafusale spiervezels, parallel geschakeld aan de overige spiervezels van de intrinsieke voetmusculatuur, plaats kon vinden. De dermis en epidermis kunnen hier al tot 4mm dik zijn en verder bevindt zich nog bindweefsel en de aponeurosis plantaris tussen voetzool en spier. Iedere podoposturale therapeut weet echter uit eigen ervaring dat een juist geplaatst elementje van 1 mm dikte, een meetbaar en reproduceerbaar effect heeft. Er moest dus een andere verklaring gezocht worden voor deze ‘omgekeerd evenredige’ werking. Deze kan alleen gevonden worden in de plantaire huidreceptoren, die zowel druk- als vibratiegevoelig zijn: Vater, Pacini, Meisner, vrije zenuwuiteinden en mogelijk Krause en Ruffini. Exteroceptieve prikkeling dus! Op basis van de toenmalige informatie, Internet was nog niet beschikbaar, heb ik dit als hypothese gepubliceerd in bovenvermeld artikel. Hoe correspondeert dit dan met de door velen, vaak te pas en te onpas aangehaalde, gammalus? Onderzoek van onder andere Prochazka en Vallbö (1979) bracht licht in de zaak: het γsysteem ‘anticipeert’ als het ware de effecten van de exteroceptieve prikkeling. Vanuit de kleine hersenen, via de voorhoorn van het ruggenmerg, vindt een continue informatie plaats naar alle spieren die bij het handhaven van de houding betrokken zijn. Zo ook naar de intrafusale vezels van de intrinsieke voetspieren. De op deze wijze geprikkelde spierspoeltjes zorgen er nu voor dat prikkeling van de exteroceptoren via het eveneens in de voorhoorn gelegen α-motorneuron, direct tot een aanspanning van de betreffende spier leidt. Deze aanspanning wordt vervolgens geregistreerd en weer naar ruggenmerg, kleine en grote hersenen gezonden, aangepast, en als zodanig weer naar de spieren gezonden. Dit is een continu proces dat met onvoorstelbare snelheid plaatsvindt. In feite ‘vuren’ α- en γ-motorneuron nagenoeg gelijk en is er sprake van co-activatie. Cerebellair spelen hierbij ook het zicht, evenwichtsorgaan en het gehoor een grote rol. Samengevat: Het γ-systeem zorgt ‘vooraf’ voor een gevoeligheidsinstelling van de spierspoel. Exteroceptieve prikkeling van de receptoren van de voetzool zijn daardoor en daarbij omgekeerd evenredig gevoelig voor prikkeling, zodat een heel dun elementje, op de juiste plaats onder de voetzool, het ons bekende effect genereert. Zover het fysiologische verhaal. Vraagt men iemand waarop de mens staat, dan zal het antwoord ‘twee voeten’ zijn. De leek weet niet beter, maar fysiek gezien is dit niet juist. Of op zijn minst niet nauwkeurig! Probeer eens op de twee hielen te staan: lastig. Vervolgens op de twee voorvoeten: ook lastig. Het beste gaat het toch op twee hielen én twee voorvoeten. In mijn boekje ‘Regulatietherapie vanuit de voet’ (De Tijdstroom, 1991) introduceer ik het ‘KWADRANTMODEL’, een driedimensionaal houdingsschema dat hiervan uitgaat. Het algemene lichaamszwaartepunt ligt vóór S 2, bij vrouwen iets meer naar voren nog. De belasting van de voorvoet is in mijn schema dan afhankelijk vanuit het verder voorwaarts verplaatsen van dit algemene lichaamszwaartepunt. Bijvoorbeeld bij zwangerschap. Bij het meer leunen op de voorvoet grijpen de tenen zich vast om niet voorover te vallen. Zou dit iets met hamertenen te maken kunnen hebben?! Nu kun je met allerlei oefeningen en kunstgrepen wel proberen het lichaam meer naar achter te krijgen, maar een wiebelend tafeltje probeer je toch te stabiliseren... via de pootjes! Die methode staat nu de podoposturale therapeut ter beschikking. In de praktijk belast ieder mens één voet meer, dus gaat het algemene lichaamszwaartepunt niet alleen naar deze ‘lage’ kant, maar gaat het lichaam ook om de lengteas draaien. Dit heeft alles te maken met het feit dat de staande mens een zogenaamde ‘gesloten’ keten vormt. Dit is echter te complex om in deze context te worden toegelicht. Mijn (neuro)fysiologische denken mag in 1989 nog hypothetisch zijn geweest, vandaag de dag staat dit niet meer ter discussie. E.e.a. kan simpel via Internet worden opgezocht. Deze benadering in combinatie met mijn houdingsschema, het Kwadrantmodel, hebben vele jaren de basis van mijn behandeling gevormd, evenals van de lessen die ik aan meerdere Hogeschoolinstellingen en aan een aantal collega’s, mocht geven. Wijk bij Duurstede, 2010 Peter W.B.Oomens Let op: Deze tekst mag alleen in zijn geheel en onder bronvermelding worden gebruikt.