Christenen en Moslims in de begintijd van de Islam: gesprek en Interactie tussen 632 en “1000” NB. Beperking: we beperken ons tot die christenen die als literaire taal het Syrisch (Syriaks, een vorm van Aramees) hadden en in de loop der eeuwen gearabiseerd zijn, dwz dat ze naast het Syrisch ook gingen schrijven, liturgie vieren, enz. in het Arabisch 1. Reeds spoedig na de dood van Muhammed (632) kwamen grote delen van het MiddenOosten onder islamitisch bestuur, de grote steden en cultuurcentra van het Byzantijnse Rijk (Antiochië, Damascus, Jerusalem, Alexandrië, ...) en het Perzische Rijk. Moslimse kroniekschrijvers spreken over een ‘gemakkelijke verovering”. 2. In veel gebieden van het Midden-Oosten was in deze periode een belangrijk gedeelte van de bevolking christelijk. Er bestond een netwerk van kloosters, academies, bisdommen. Rijke traditie van wetenschap en spiritualiteit. Belangrijke patristische geschriften ontstonden in deze regio. 3. Het christendom was echter niet homogeen. Om de latere verhouding met de islam te kunnen begrijpen is het nodig op deze verdeeldheid in te gaan. We kunnen drie hoofdstromingen onderscheiden: Miafysieten Chalcedonianen Dyofysieten (“Nestorianen”) Nationale kerken: Syrisch-orthodox (Koptisch Armeens Ethiopisch) Leggen nadruk op één godmenselijke natuur van Christus Byzantijnse Rijkskerk Perzische Rijk Christologisch compromis Zijn sterk etnisch gekleurd: “nationale talen” zoals ‘Syrisch’ (Syriaque), Koptisch, etc. Grieks, in mindere mate ‘Syrisch’ Leggen nadruk op het onderscheid tussen Christus’ goddelijke en menselijke natuur. Spreken over twee naturen. ‘Syrisch’ De verschillen zijn behalve theologisch (christologisch: hoe te verstaan en definiëren dat Christus zowel God als mens is) ook politiek (rivaliteit tussen hoofdstad en perifere gebieden van het Byzantijnse Rijk) en etnisch (Grieks vs nationale talen). 4. De verschillende stromingen bekampten elkaar op diverse manieren. Wie d e macht had (Byzantijnen) vervolgde de anderen. Iedereen bestreed elkaar in verschillende heftige polemieken. Misschien speelde deze verdeeldheid wel een rol bij de snelle verbreiding van de islam. 5. Op bestuurlijk niveau moesten in de nieuwe islamitische staatde verhoudingen tussen christenen en moslims worden vastgelegd. Ontwikkeling van het dhimma-systeem (De “lieden van het Boek” genieten de bescherming van de islamitische autoriteit als ze bepaalde voorwaarden vervullen: erkenning van het islamitisch gezag, betaling van bepaalde belastingen, ...). 6. Dank zij dit systeem bleven christenen nog verscheidene eeuwen belangrijke posten vervullen in de administratie. Mede daardoor zijn ze in staat een belangrijke kerkelijke structuur uit te bouwen. Dit geldt zowel voor de Syrisch-orthodoxen als voor de ‘Nestorianen’, in mindere mate voor de Byzantijnen (bespreking van de thesis van J.P. Valognes: Vie et mort des chrétiens d’Orient : “de komst van de islam is het begin van het eind van het oosters christendom”). 7. Al vroeg belangstelling voor elkaar op godsdienstig/theologisch vlak. Een eerste godsdienstgesprek had plaats tussen de Syrische-orthodoxe patriarch en de islam. goeverneur van Hims (Midden-Syrië) rond 645. Het verslag van het gesprek (in het Syrisch) is bewaard, maar in een veel latere redactie. Toch is het mogelijk iets van het oorspronkelijke gesprek te proeven. Opvallend: de argumentatie gebeurt op basis van de bijbel. 8. IN 661 werd Damascus de hoofdstad van het Islamitische Rijk (Umayyaden). De kleinzoon van de Byzantijnse goeverneur die de overgave van de stad had onderhandeld met de islamitische veroveraars, Johannes van Damascus schreef een eerste uitgebreide tekst in het Grieks over de islam (milieu van ontstaan: het Griekse St Sabasklooster bij Jerusalem). Negatief: Mohammed wordt pseudo-profeet genoemd. Dit geschrift van Johannes van Damascus zou groot gezag krijgen in de latere Byzantijnse traditie. 9. Ten gevolge van de langzame Arabisering beginnen de christenen van het Midden-Oosten naast Syrisch en Grieks zich ook steeds meer uit te drukken en te schrijven in het Arabisch: het begin van een christelijk-Arabische literatuur, met een groot aantal teksten die gericht zijn op de Moslims: apologetiek naar de islam toe. Dit gebeurde zowel in Syrië als in de gebieden van het voormalige Perzische Rijk (nu Irak en Iran). 10. Een kleine excursus: het belang van deze christelijk-Arabische literatuur voor de plaats van de christenen in het huidige Midden-oosten. 11. In 750 werd het centrum van de islam. wereld naar Irak verplaatst (Abbassieden). Baghdad werd gesticht (780). Een nieuwe verhouding met de christenen, die lange tijd belangrijke posten bekleden in de administratie en wetenschappelijk ttonaangevend blijken te zijn (Bayt al-Hikma) 12. Er onstaat een periode van intensieve uitwisseling. Vertalingen vanuit het Grieks naar het Syrisch en vandaar uit naar het Arabisch. Christenen geven “Aristoteles” door, Griekse wetenschap en elementen van de Griekse patristiek. Een nieuwe interactie op wetenschappelijk en godsdienstig niveau. Uit de eerste abbasidische periode stammen een aantal belangrijke en originele “dialoogteksten”, apologetische teksten en polemieken. - Theodorus Abu Qurra (+ 820), met een uitleg over de verdering van de iconen (in het Arabisch) - Abraham van Tiberias (zelfde periode): dialoog? “Laten we onze harten leeg maken”... - Patriarch Timotheus I en kalief al-Mahdi: een dialooggesprek over Mohammed? “Hij wandelde op de weg van de profeten...” - Abdallah, Ibn Isma’il Al-Hashimi en Abd-al-Masih, ibn Ishaq-al-Kindi, een correspondentie tussen een moslim en een christen of christelijke polemiek? - De Majlis, een mogelijkheid tot religieuze ontmoeting. - De Nestorianen waren de bevoorrechte gesprekspartners. Heeft dat te maken met hun christologie? 13. Waarover sprak men? Centrale thema’s waren: Triniteit, Christus God en mens, d e kruisiging, het profeetschap van Mohammed, de voorzegging daarvan in de Schriften, de vervalsing van de schriften, rituele verschillen. 14. Verandering van het karakter van de gesprekken. Van schriftuurlijk naar filosofisch. Nabeschouwing: 1. Enerzijds moet men erkennen dat het gesprek tussen moslims en christenen vaak een “dovemansgesprek” is geweest: men probeert het eigen ‘gelijk’ te bewijzen vanuit eigen denkcategorieën. Van de andere kant is vooral de eerste Abbasidische periode een tijdperk geweest waar christenen en moslims met elkaar in gesprek waren. Het is aldus een belangrijk referentiepunt in de algemene discussie over mogelijkheid/onmogelijkheid van een gesprek tussen christenen en moslims (en functioneert zodanig in het maatschappelijk discours in het huidige Irak). 2. Men kan de vroege islam niet begrijpen zonder kennis van de christelijke gemeenschappen van het Midden-oosten die hebben bijgedragen aan het onstaan van een islamitische theologie, cultuur en zonder wie ook de Koran niet begrepen kan worden. 3. Men kan de ontwikkelingen binnen de christelijke gemeenschappen niet goed verstaan zonder ook de islamitische context (politiek, cultureel...) in aanmerkin te nemen. Na het jaar “1000” een belangrijke ommekeer, gesymboliseerd in het gesprek dat een “Nestoriaanse” bisschop van Nisibis Elias met de islamitische goeverneur al-Maghribi voerde in 1027. Een nieuwe periode breekt aan, waarin christenen steeds meer geminoriseerd werden en de verhouding met de islam wezenlijk anders wordt door verschillend e politieke ontwikkelingen (bv. kruistochten). Herman Teule (Leuven Nijmegen).