Wet betreffende de rechten van de patiënt - praktisch bekeken [1] De wet patiëntenrechten brengt een aantal bestaande rechten in één samenhangend geheel onder, vult hiaten in de bestaande wetgeving op (zoals de vertegenwoordiging van wilsonbekwame meerderjarige patiënten) en regelt een aantal bijkomende rechten. Vroeg of laat zijn we allemaal wel eens patiënt en is het nuttig te weten wat deze rechten wel en niet inhouden. Daarom een samenvatting van de belangrijkste bepalingen, bekeken vanuit het standpunt van de patiënt en de zorgverlener 1. Op wie is de wet van toepassing: begrip beroepsbeoefenaar - zorgverlener De wet is van toepassing op alle zorgverleners bedoeld in het KB nr. 78 betreffende de uitoefening van gezondheidszorgberoepen: artsen, tandartsen, vroedvrouwen, verpleegkundigen, zorgkundigen, kinesisten, apothekers en paramedici (zoals ergotherapeuten, logopedisten, diëtisten, technologen medische beeldvorming enz.). De wet is nog niet van toepassing op de psychosociale beroepen (psychotherapeuten, seksuologen, klinisch psychologen en orthopedagogen) en ook nog niet op de beoefenaars van een niet-conventionele praktijk. Voor een aantal rechten, zoals het recht op informatie en op toestemming voor een behandeling, zullen het vooral artsen zijn die met de toepassing van de wet worden geconfronteerd. Verpleegkundigen hebben geen informatieplicht over de gezondheidstoestand van de patiënt omdat zij wettelijk niet bevoegd zijn om een diagnose te stellen. 2. Recht op kwaliteitsvolle dienstverlening De patiënt heeft, met eerbiediging van zijn menselijke waardigheid en zijn autonomie, en zonder enig onderscheid op welke grond ook, tegenover de beroepsbeoefenaar recht op kwaliteitsvolle dienstverlening die beantwoordt aan zijn behoeften. Dit betekent niet dat de zorgverlening zonder limiet aan elk mogelijk individueel verlangen tegemoet moet komen. Het betekent wel dat de best mogelijke zorg wordt verstrekt in functie van de beschikbare medische kennis en met naleving van de geldende wetenschappelijke standaarden en aanbevelingen. 3. Vrije keuze van zorgverlener Elke patiënt kan zelf een zorgverlener kiezen en kan die keuze steeds herzien. Het staat de patiënt ook vrij een tweede zorgverlener te raadplegen of een andere zorgverlener te kiezen wanneer dat aangewezen lijkt. Een zorgverlener behoudt het recht om een patiënt te weigeren, behalve bij spoedgevallen. Hij moet de patiënt dan doorverwijzen naar een collega. Het recht op vrije keuze geldt ook in geval van doorverwijzing naar een andere zorgverlener. Toch zijn er beperkingen aan die vrije keuze, bijvoorbeeld in het kader van de arbeidsgeneeskunde of voor mensen die gedwongen zijn opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. En om begrijpelijke redenen kan je als patiënt ook niet kiezen welke verpleegkundige of paramedicus je verzorgt wanneer je in een verzorgingsinstelling verblijft. Ook de toename van het werken in teamverband zal de vrije keuze beïnvloeden en beperken. 4. Recht op privacy en respect voor intimiteit De patiënt heeft recht op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer bij iedere tussenkomst van de zorgverlener en m.b.t. de informatie die verband houdt met zijn gezondheid. Behoudens akkoord van de patiënt kunnen enkel de personen waarvan de aanwezigheid verantwoord is in het kader van de zorgverlening aanwezig zijn bij de zorg, de onderzoeken en behandelingen. 5. Recht op pijnbestrijding[2] Elke patiënt moet van de zorgverlener de meest aangepaste zorg krijgen om pijn te voorkomen, te behandelen en te verzachten. 6. Recht op informatie over de gezondheidstoestand De patiënt heeft het recht om informatie te ontvangen waardoor hij inzicht krijgt in zijn gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan (o.a. informatie m.b.t. de diagnose en het gewenste gedrag om de gezondheid te bevorderen). De informatie wordt in principe mondeling gegeven in een duidelijke en begrijpelijke taal aangepast aan de patiënt. De patiënt heeft het recht zich te laten bijstaan door een vertrouwenspersoon of kan zijn vertrouwenspersoon mandateren om informatie over zijn gezondheidstoestand te bekomen[3]. De zorgverlener noteert in het patiëntendossier dat de informatie met akkoord van de patiënt werd meegedeeld aan de vertrouwenspersoon of aan de patiënt in aanwezigheid van de vertrouwenspersoon evenals de identiteit van de vertrouwenspersoon. 7. Recht om niet te weten De patiënt heeft het recht om elke informatie over zijn gezondheidstoestand te weigeren. Hij kan samen met de uitoefening van zijn recht om niet te weten verzoeken dat de informatie aan een vertrouwenspersoon wordt meegedeeld. Beide verzoeken dienen genoteerd te worden in het patiëntendossier. De zorgverlener kan de patiënt toch informeren ondanks diens vraag om niet te weten wanneer het niet meedelen een ernstig nadeel voor patiënt of derden oplevert (bv. besmettelijke ziekten) en mits de zorgverlener hierover voorafgaandelijk een andere zorgverlener heeft geraadpleegd en de desgevallend aangewezen vertrouwenspersoon heeft gehoord. 8. Therapeutische exceptie Enkel indien volgende voorwaarden vervuld zijn kan de zorgverlener informatie over de gezondheidstoestand onthouden aan de patiënt: het wel meedelen van de informatie zou klaarblijkelijk ernstig nadeel voor de patiënt meebrengen; zodra het meedelen dit nadeel niet meer oplevert, moet de informatie alsnog worden meegedeeld; voorafgaandelijk een andere zorgverlener raadplegen; schriftelijke motivering toevoegen aan het patiëntendossier meedelen van de informatie aan de eventueel aangewezen vertrouwenspersoon. 9. Recht op informatie over en toestemming voor elke medische handeling De patiënt heeft het recht om geïnformeerd, voorafgaandelijk en vrij toe te stemmen in iedere tussenkomst van de zorgverlener. De informatie moet minimaal betrekking hebben op het doel en de aard van de tussenkomst, de graad van urgentie, de duur, de frequentie, de voor de patiënt relevante tegenaanwijzingen, nevenwerkingen en risico's verbonden aan de tussenkomst, de nazorg, de eventuele alternatieven, de financiële gevolgen van de tussenkomst, de mogelijke gevolgen in geval van weigering. Zowel de patiënt als de zorgverlener kan bijkomende informatie vragen/geven. De zorgverlener moet informatie geven over de voor de patiënt relevante risico’s zodat die met kennis van zaken al dan niet kan instemmen met de voorgestelde medische tussenkomst[4]. Relevante factoren zijn de risicofrequentie, de ernst van het risico en de persoon van de patiënt[5]. De informatievereisten over risico's stijgen naarmate het therapeutisch nut van een ingreep afneemt (bv. esthetische chirurgie). De informatie moet voorafgaandelijk aan elke tussenkomst en tijdig worden verstrekt, zodat de patiënt o.m. een andere zorgverlener kan consulteren (second opinion). Voor het overige gelden dezelfde modaliteiten als deze die gelden voor de informatie betreffende de gezondheidstoestand, wat impliceert dat de patiënt ook in dit kader zijn recht om niet te weten kan uitoefenen onder dezelfde voorwaarden. De zorgverlener heeft in dit kader echter geen therapeutische exceptie en dit in tegenstelling tot de informatie m.b.t. de gezondheidstoestand. Het betreft hier toestemmingsinformatie die in elk geval aan de patiënt moet worden verstrekt, zij het dat men deze kan moduleren in functie van de individuele patiënt. 10. Wijze van toestemming De patiënt dient de toestemming uitdrukkelijk te geven behalve wanneer de zorgverlener uit de gedragingen van de patiënt redelijkerwijze diens toestemming kan afleiden. Zowel de patiënt als de zorgverlener kunnen vragen dat de weigering, de toestemming of de intrekking ervan schriftelijk wordt vastgelegd en toegevoegd aan het patiëntendossier. 11. Recht op weigering of intrekking van toestemming De patiënt heeft het recht om zijn toestemming voor een tussenkomst te weigeren of in te trekken zonder dat hij hierdoor zijn recht op kwaliteitsvolle dienstverlening verliest. Op een moment dat de patiënt wilsonbekwaam is (bv. coma) moet men ook zijn voorafgaandelijk opgestelde schriftelijke wilsverklaring respecteren waarin hij als nog wilsbekwame patiënt een welbepaalde handeling weigert, en dit zolang hij deze wilsverklaring niet herroept op een moment dat hij in staat is zelf zijn rechten uit te oefenen. 12. Spoedgevallen Wanneer bij een spoedgeval geen duidelijkheid bestaat omtrent de wil van de patiënt of van zijn vertegenwoordiger, kan de zorgverlener onmiddellijk de noodzakelijke tussenkomst verrichten in het belang van de gezondheid van de patiënt. De zorgverlener vermeldt dit in het patiëntendossier en leeft zodra mogelijk de informatie- en toestemmingsverplichting na. 13. Recht op inzage in het patiëntendossier Het medisch dossier vormt samen met het verpleegkundig dossier het patiëntendossier[6]. De bestaansreden van het recht op inzage in het patiëntendossier is niet in de eerste plaats de behoefte van de patiënt aan informatie. De nodige informatie over de gezondheidstoestand of over de voorgenomen ingreep dient immers spontaan gegeven te worden door de zorgverlener. Het inzagerecht heeft, naast de bescherming van het privéleven van de patiënt, als doel de versterking van de positie van de patiënt ingeval van een dreigend conflict met de zorgverlener. De patiënt heeft een rechtstreeks inzagerecht: het recht om zelf zijn patiëntendossier in te zien. Aan het verzoek tot inzage moet zo spoedig mogelijk en ten laatste binnen 15 dagen na ontvangst van het verzoek gevolg worden gegeven. De patiënt heeft geen recht op inzage in de persoonlijke notities van de zorgverlener en ook niet in gegevens die betrekking hebben op een derde. Onder persoonlijke notities worden verstaan, de aantekeningen die door de zorgverlener afzonderlijk worden bewaard en die niet toegankelijk zijn voor derden, ook niet voor collega's. Op schriftelijk[7] verzoek kan de patiënt zich laten bijstaan door of zijn inzagerecht uitoefenen via een door hem aangewezen vertrouwenspersoon (zorgverlener of niet). Indien de vertrouwenspersoon een zorgverlener[8] is, heeft deze ook inzage in de persoonlijke notities van de zorgverlener. Het schriftelijk verzoek van de patiënt en de identiteit van de vertrouwenspersoon worden toegevoegd aan het patiëntendossier. Indien de zorgverlener in het kader van het recht op informatie over de gezondheidstoestand een beroep deed op de therapeutische exceptie en indien er op het ogenblik dat inzage in het dossier wordt gevraagd nog steeds sprake is van een ernstig nadeel voor de patiënt, dan kan de zorgverlener zich ook hier verzetten tegen het rechtstreeks inzagerecht en enkel een onrechtstreeks inzagerecht via een zorgverlener toestaan (die ook inzage heeft in de persoonlijke notities). Na het overlijden van de patiënt hebben de echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner, de partner en de bloedverwanten tot en met tweede graad[9] via een door de verzoeker gekozen zorgverlener[10] recht op inzage (niet op afschrift) voor zover hun verzoek voldoende gemotiveerd[11] en gespecificeerd is en de patiënt zich hiertegen niet uitdrukkelijk heeft verzet tijdens zijn leven. Het inzagerecht heeft enkel betrekking op die stukken uit het dossier die relevant zijn in het kader van het gemotiveerd verzoek tot inzage. 14. Recht op afschrift van het patiëntendossier De patiënt heeft recht op afschrift van het geheel of een gedeelte van zijn patiëntendossier onder dezelfde voorwaarden als het recht op inzage (supra). De zorgverlener kan het afschrift weigeren indien hij duidelijke aanwijzingen heeft dat de patiënt onder druk wordt gezet door derden (bv. door zijn verzekeraar). Ieder afschrift vermeldt dat het strikt persoonlijk en vertrouwelijk is. Aan de patiënt mag maximaal 0,10 euro per gekopieerde pagina worden aangerekend. Voor een afschrift m.b.t. medische beeldvorming mag de patiënt maximaal 5 euro per gekopieerd beeld betalen. Als de teksten of de beelden op een digitale drager worden gekopieerd, dan mag de patiënt in totaal maximaal 10 euro aangerekend worden voor alle gekopieerde pagina’s op de digitale drager of op alle digitale dragers samen. Het maximaal te betalen bedrag is, per vraag naar een afschrift, in ieder geval altijd beperkt tot 25 euro[12]. De behandelende arts mag aan zijn patiënt de geneeskundige verklaringen afleveren die voor het sluiten of het uitvoeren van de verzekeringsovereenkomst nodig zijn. Deze verklaringen beperken zich tot een beschrijving van de huidige gezondheidstoestand. Na het overlijden van de patiënt hebben de nabestaanden geen recht op afschrift van het patiëntendossier. Zij hebben onder bepaalde voorwaarden enkel een onrechtstreeks inzagerecht (supra punt 13). 15. Vertegenwoordiging van personen onder juridisch beschermingsstatuut Wettelijke vertegenwoordigers behartigen de patiëntenrechten van personen die onder een juridisch beschermingsstatuut vallen. Dit geldt voor minderjarigen en meerderjarige handelingsonbekwame patiënten die vallen onder het statuut van de verlengde minderjarigheid of onbekwaamverklaring. In deze gevallen zullen ouders of voogd optreden. De patiënt zelf wordt zoveel mogelijk en in verhouding tot zijn begripsvermogen betrokken bij de uitoefening van zijn rechten. De minderjarige die gelet op zijn leeftijd en graad van ontwikkeling bekwaam blijkt om zelf bepaalde van zijn rechten uit te oefenen, kan dit zonder tussenkomst van zijn ouders. Dit betekent dat de zorgverlener in zijn contact met de minderjarige patiënt nagaat of het in concreto aangewezen is de minderjarige patiënt te betrekken bij het uitoefenen van de rechten en op welke wijze dit dient te gebeuren. 16. Vertegenwoordiging van meerderjarige personen die feitelijk wilsonbekwaam zijn Bepaalde personen worden juridisch handelingsbekwaam geacht terwijl ze feitelijk niet in staat zijn tot wilsvorming of wilsuiting. Voor deze personen is een cascadesysteem[13] van plaatsvervangers voorzien. Achtereenvolgens vertegenwoordigen volgende personen dergelijke patiënten, indien en zolang de patiënt niet zelf zijn rechten kan uitoefenen: 1. 2. de door de patiënt benoemde vertegenwoordiger via een gedateerd en ondertekend schriftelijk mandaat; de samenwonende echtgenoot of de samenwonende partner (doorslaggevend is de feitelijke samenwoning) 3. 4. in dalende volgorde een meerderjarig kind, een ouder[14], een meerderjarige broer of zus van de patiënt de zorgverlener eventueel in multidisciplinair overleg. De zorgverlener behartigt ook de belangen van de patiënt bij conflict tussen twee of meer van de in punten 2 en 3 genoemde plaatsvervangers (ook wel de “informele vertegenwoordigers”genoemd). Ook in deze hypothese van vertegenwoordiging moet de patiënt zoveel mogelijk betrokken worden bij de uitoefening van zijn rechten. Zowel de wettelijk vertegenwoordiger als de door de patiënt benoemde vertegenwoordiger als de informele vertegenwoordiger heeft de bevoegdheid om alle rechten van de patiënt uit te oefenen. Nochtans kan de zorgverlener het rechtstreeks recht op inzage en afschrift geheel of gedeeltelijk weigeren om de persoonlijke levenssfeer van de patiënt te beschermen: schriftelijk te motiveren in het patiëntendossier. In dergelijk geval wordt het recht op inzage of afschrift uitgeoefend door een door de vertegenwoordiger aangewezen zorgverlener (art. 15 § 2). 17. Zorgverlener kan onder strikte voorwaarden afwijken van beslissing vertegenwoordiger - Bij het nemen van beslissingen over de medische behandeling van de wilsonbekwame moet iedere vertegenwoordiger zich laten leiden door wat de patiënt zou hebben gewild. Indien deze wil niet kan worden achterhaald, moet ervan uit worden gegaan dat hij dat zou hebben gewild wat het meest in zijn belang is.[15] - De zorgverlener wijkt af van de door de vertegenwoordiger genomen beslissing indien het belang van de patiënt dit vereist en om een bedreiging van diens leven of een ernstige aantasting van diens gezondheid af te wenden. De zorgverlener neemt deze beslissing in multidisciplinair overleg en voegt een schriftelijke motivering van deze afwijking toe aan het patiëntendossier. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan het geval dat ouders om godsdienstige redenen een bloedtransfusie of een inenting bij hun kind weigeren. Indien de zorgverlener wil afwijken van een beslissing van een door de patiënt benoemde vertegenwoordiger, dan dient de bijkomende voorwaarde vervuld te zijn dat deze persoon zich niet kan beroepen op de uitdrukkelijke wil van de patiënt (bijvoorbeeld een door getuigen bevestigde mondelinge wilsuiting, een band- of video-opname, een artikel geschreven door de patiënt …). - Een door de meerderjarige wilsbekwame patiënt voorafgaandelijk opgestelde schriftelijke wilsverklaring waarin een welbepaalde behandeling geweigerd wordt, moet steeds geëerbiedigd worden (supra punt 11). 18. Recht op klachtenbemiddeling De patiënt heeft het recht een klacht in verband met de uitoefening van zijn rechten neer te leggen bij een ombudsfunctie. De samenwonende echtgenoot, de samenwonende partner, een meerderjarig kind en een ouder kunnen klacht neerleggen bij de ombudsfunctie zolang de patiënt niet in staat is zijn rechten zelf uit te oefenen[16]. De meerderjarige broers en zussen van de patiënt hebben dit recht niet. De partner, ouders en kinderen kunnen tegelijkertijd een klacht neerleggen zonder een rangorde (zie punt 16) te moeten respecteren. Elk algemeen ziekenhuis moet een ombudsfunctie hebben. Psychiatrische ziekenhuizen mogen die samen met andere zorgpartners uitbouwen. De ombudsdienst bemiddelt tussen patiënt en zorgverlener. Indien de partijen het resultaat van de bemiddeling niet aanvaarden, dient de ombudsfunctie de patiënt te informeren over de verdere mogelijkheden om zijn klacht af te handelen. Luc Baetens Bedrijfsjurist-coördinator Laatst bijgewerkt juli 2010. [1] Wet van 22/8/2002, B.S., 26/9/2002. Deze nota geeft een beknopte samenvatting van praktische gevolgen voor zorgverleners. Het is dus geen volledig overzicht van de wet. [2] Ingevoegd door de Wet van 24/11/2004, B.S., 17/10/2005. [3] Ingevoegd door de Gezondheidswet d.d. 13/12/2006, B.S., 22/12/2006 ed. 2. [4] NYS H., De plicht van een arts de patiënt te informeren over een zeldzaam risico op een ernstige complicatie, noot onder Cass., 26/06/2009, R.W., 2009-10, 1524. [5] DELBEKE E., De informatieplicht over de relevante risico’s van een medische ingreep: draagwijdte, determinerende factoren en gevolgen bij miskenning, T.Gez., 2007-2008, 355. [6] artikel 1 § 1 KB 3/5/1999, B.S. 30/7/1999 [7] Ingevoegd door de Gezondheidswet d.d. 13/12/2006, B.S., 22/12/2006 ed. 2. [8] de wet spreekt over beroepsbeoefenaars - zie punt 1 [9] ouder, kind, broer/zus, kleinkind, grootouder [10] die ook inzage heeft in de persoonlijke notities . [11] in de voorbereidende werken staan volgende voorbeelden: doodsoorzaak, antecedenten voor een bepaalde aandoening, vermoeden van medische fout, begunstigden van een verzekering [12] KB van 2 februari 2007 tot vaststelling van het maximumbedrag dat de patiënt mag worden gevraagd in het kader van het recht op afschrift van het hem betreffende patiëntendossier (B.S. 7 maart 2007). [13] wanneer er geen vertegenwoordiger werd aangeduid of deze niet wil optreden, worden de rechten van de patiënt uitgeoefend door de volgende plaatsvervanger enz. [14] Eén ouder is genoeg: vermoeden van gezamenlijke uitoefening van ouderlijk gezag - art. 374 B.W. [15] Memorie van toelichting bij artikel 15 van de Wet. [16] KB 15 februari 2007, B.S. 20 maart 2007.