Leskist Het weer

advertisement
Leskist Het weer
voor groep 5 en 6
docentenhandleiding
© Uitgave: Amsterdams NME Centrum
Leskist Het weer
Docentenhandleiding
Ontwikkeld in opdracht van Stadsdeel Zeeburg als onderdeel van het project
‘NME in stadsdeel Zeeburg’
Redactie/layout Betty Wijnhoven
Elena Francissen
Het lesmateriaal mag vrij gekopieerd worden voor gebruik op school en is gratis
te downloaden van onze website www.anmec.nl.
Vermenigvuldiging voor overige doeleinden is uitsluitend toegestaan na toestemming van het Amsterdams NME Centrum.
Telefoon
Fax
E-mail Website 020 - 622 54 04
020 - 427 99 29
[email protected]
www.anmec.nl
november 2007
amsterdams
nme
centrum
Inhoud
Inleiding
- Doel van de leskist
- Inhoud van de leskist
2
Organisatie
- Introductie
- Opdrachten voor de circuitles of hoek
- Na afloop
- Zelf maken van meetinstrumenten
- Onderzoek en verwerking
3
Opdrachtenkaarten met antwoorden en tips
5
4
Aansluiting bij methoden natuuronderwijs
14
Bijlage: kerndoel 43
15
docentenhandleiding
leskist
het
weer
1
amsterdams
Inleiding
Met leskist Het Weer voor groep 5 en 6 kunt u leerlingen kennis laten maken met weerinstrumenten zoals
thermometer en windmeter. Daarnaast kunnen ze zelf
meetinstrumenten maken, weermetingen doen en het
weerbericht voor de volgende dag maken. De leskist is
op meerdere manieren te gebruiken: in een circuitles
of als weerhoek in de klas waar leerlingen min of meer
zelfstandig aan de opdrachten werken. Het deel ‘Zelf
maken van weerinstrumenten’ kan goed bij handvaardigheid of techniek worden uitgevoerd.
nme
centrum
Inhoud van de leskist
• In de leskist vindt u 8 opdrachtkaarten voor een circuitles over het weer en alle materialen die nodig zijn
om deze opdrachten uit te voeren. Materialen waar
uzelf voor moet zorgen zijn aangegeven met een *
sterretje (bijvoorbeeld een weerbericht uit de plaatselijke krant van vandaag).
• Behalve opdrachtkaarten voor de circuitles, zijn er
ook opdrachtkaarten voor het maken van weerinstrumenten (A t/m E). Deze opdrachten kunt u in de klas
maken, maar zijn natuurlijk ook geschikt voor een les
handvaardigheid of techniek. De materialen voor deze
opdrachten moet u geheel zelf verzorgen.
• In de map zitten alle kopieerbladen voor groep 5
en 6.
Voordat u aan de slag gaat met de kinderen, kunt
u hen voorbereiden op de opdrachten met een algemene inleiding over het weer of een les uit de methode
natuuronderwijs. Na afloop van de opdrachten kunnen
leerlingen zelf bijhouden wat voor weer het de hele week
is en de gegevens verzamelen op een werkblad en verwerken.
Doel van deze kist
• De begrippen windrichting, windsnelheid, hoeveelheid
neerslag, bewolking en temperatuur kennen en kunnen hanteren bij het geven van een weerbericht.
• Een thermometer, regenmeter en windsnelheidsmeter
kunnen aflezen, weten wat de gemeten waarden zeggen over het weer.
• Weten dat warme lucht opstijgt en dat lucht in beweging (wind) verschilende sterktes kan hebben (windkracht).
Extra voor groep 6: weten dat lucht ruimte inneemt en
gewicht heeft.
• De verschillende soorten wolken kunnen herkennen
aan de hand van een wolkenkaart.
Extra voor groep 6: met behulp van de wolkenkaart
het weer voor de volgende dag kunnen voorspellen.
• De vier windrichtingen kennen en weten hoe je de
wind noemt als deze uit een bepaalde richting komt.
Extra voor groep 6: acht windrichtingen.
• Een aantal spreekwoorden over het weer en hun betekenis kennen.
2
docentenhandleiding
leskist
het
weer
amsterdams
nme
centrum
Organisatie
De les bestaat grofweg uit vier onderdelen:
• Introductie van het onderwerp Het Weer.
• Het doen van weermetingen en het leren van begrippen die te maken hebben met het weer (1 t/m 8).
• Het maken van weerinstrumenten (A t/m E).
• Het verwerken van alles wat geleerd is.
Hieronder wordt per onderdeel een aantal algemene
voorbereidingen beschreven.
Introductie
Er zijn verschillende manieren om het onderwerp in
de klas te introduceren.
• Kringgesprek over bijvoorbeeld:
- Waar denk je bij het weer aan?
- Eigen ervaringen van de leerlingen:
Wat is lekker weer? Wat is rotweer?
- Weleens bang geweest voor het weer?
- Spreekwoorden en gezegden over het weer.
• Een creatieve start: Zelf weerinstrumenten maken.
• Een verhaal (voor)lezen waarin het weer een belangrijk onderdeel van het verhaal is.
• Een woordveld maken over het weer.
• Een les maken uit een methode Natuuronderwijs. Een
overzicht van methoden en in welke hoofdstukken het
onderwerp het weer wordt behandeld vindt u op bladzijde 14.
Opdrachten voor de circuitles of
hoek
Variant 1 Circuitles
Tijdens een circuitles zijn de leerlingen in groepjes
bezig met de opdrachten uit de leskist. Wanneer een
groepje klaar is met een opdracht, gaat het groepje verder met een opdracht die nog vrij is. Na afloop worden
alle opdrachten klassikaal nabesproken.
Voorbereidingen
• Stel in de klas een circuit op: zet alle materialen per
opdracht bij elkaar, zodat de leerlingen makkelijk en
overzichtelijk aan de slag kunnen. Op de materialen
uit de kist zijn de nummers van de opdrachten geplakt,
zodat snel te zien is welk materiaal bij welke opdracht
hoort.
• Houdt rekening met een aantal praktische zaken, zoals stopcontacten en deuren.
docentenhandleiding
leskist
het
weer
• Kopieer de werkbladen (niveau groep 5 of groep 6)
voor alle leerlingen en niet er een boekje van.
N.B. Sommige werkbladen zijn dubbelzijdig. U kunt
zelf kiezen of u het tweede deel van de opdracht kopieert voor de kinderen of niet.
• Knip het weerbericht uit een plaatselijk dagblad en kopieer het voor alle groepen (of vraag de leerlingen zelf
een weerbericht mee te nemen).
• Verdeel de klas in groepjes van 3 à 4 leerlingen. Maak
maximaal 8 groepen.
Opdracht 1 is de beginopdracht voor alle groepen.
Daarna gaan de groepen met verschillende opdrachten
aan de slag. De opdrachten waarbij geen materialen nodig zijn, kunnen door meerdere groepjes tegelijk gedaan
worden. De opdrachten zijn in willekeurige volgorde uit
te voeren. Het is altijd mogelijk om een opdracht te laten
vervallen of toe te voegen. Het maken van de opdrachten duurt 1 á 1,5 uur en het nabespreken 20 minuten tot
een half uur.
Variant 2 Hoek in de klas
Maak een themahoek in de klas over het weer. Als
er tijd voor is, bijvoorbeeld na een bepaald lesonderdeel, kunnen de leerlingen een opdracht uitkiezen, de
spullen erbij pakken en aan de slag. Na afloop kunnen
ze verslag aan u uitbrengen of aan de klas in een kringgesprek.
Na afloop
• Verzamel alle opdrachten en materialen.
• Maak alles schoon en droog.
• Controleer met de inhoudslijst in de deksel van de kist
of alles compleet is.
• Pak de leskist in volgens het schema in de deksel van
de kist.
• Vul het evaluatieformulier in en stop het in de kist.
3
amsterdams
nme
centrum
Zelf maken van meetinstrumenten
Voor de opdrachten gebruiken de leerlingen de
gangbare materialen om op een professionele manier
het weer te meten, zoals windmeter en thermometer.
Maar het kan ook met zelf gemaakte weerinstrumenten.
In de kist zitten vijf doebladen, waarop uitgelegd staat
hoe je zo’n weerinstrument kunt maken.
De knutselmaterialen die daarvoor nodig zijn moet u zelf
verzorgen. Het is handig om een knutselwerkje eerst zelf
uit te proberen. U weet dan wat de knelpunten voor de
leerlingen zijn en heeft meteen een voorbeeld om aan
de klas te laten zien.
Diverse meetinstrumenten maken
AWindsnelheidsmeter
BWindwijzer
CWindrichtingmeter
DRegenmeter
EWaterthermometer
Onderzoek en verwerking
Hieronder staan een aantal suggesties om alles wat
de leerlingen geleerd hebben van de weerles op een rijtje te zetten of in praktijk te brengen.
• Zelf gegevens verzamelen voor een weerbericht en dit
weerbericht presenteren aan de rest van de klas.
• Een poosje het weer bijhouden met thermometer, regenmeter en (zelfgemaakte) windmeter.
• In een groot schema alle metingen van alle groepjes
samenbrengen. De verschillen tussen gemeten waarden bespreken en verklaren hoe dat komt.
• Elk groepje een opdracht laten presenteren. Als niet
alle groepjes alle opdrachten hebben gedaan, is het
leuk om elkaar te vertellen hoe de opdracht ging en
wat de uitkomst was.
• Een muurkrant of collage maken over het weer.
• Een stukje schrijven voor de schoolkrant over het
weer(project).
• Een gedichtje maken over het weer, of een stripverhaal schrijven waarin het weer een belangrijke rol
speelt.
4
docentenhandleiding
leskist
het
weer
amsterdams
nme
centrum
Opdrachtkaarten met
antwoorden en tips
1
Het weerbericht
Benodigdheden
• weerbericht uit de plaatselijke krant*
Lees het weerbericht van vandaag.
Ga naar buiten en bekijk wat voor weer het is.
Groep 5 en extra opdrachten
groep 6
Klopt het weerbericht?
Eigen antwoord
Schrijf in je eigen woorden wat voor weer het vandaag is.
............................................................................................................................
Eigen antwoord ..........................................................................................
.............................................................................................................................
Opdracht 1
Het weerbericht
Benodigdheden: weerbericht uit de plaatselijke
krant*
Voorbereiden
Kopieer van tevoren het weerbericht van vandaag
of gisteren voor alle leerlingen/groepjes. Gebruik de opdracht als beginopdracht voor alle groepen.
.............................................................................................................................
.............................................................................................................................
.............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
Maak de rest van deze opdracht aan het einde van de les af.
Ga verder met één van de volgende opdrachten.
Tip: leerlingen kunnen ook een zelf meegebracht
weerbericht gebruiken.
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
leskist
het
weer
Je hebt tijdens deze les allerlei nieuwe ‘weer-woorden’ geleerd.
Maak nu opnieuw een weerbericht voor vandaag (of morgen).
Gebruik daarbij de woorden: temperatuur, bewolking, windrichting,
windkracht, neerslag (regen, sneeuw, hagel)
............................................................................................................................
Eigen antwoord ........................................................................................
............................................................................................................................
............................................................................................................................
............................................................................................................................
..............................................................................................................................
.............................................................................................................................
..............................................................................................................................
.............................................................................................................................
docentenhandleiding
leskist
het
weer
5
amsterdams
centrum
2
Hoeveel regent het?
Opdracht 2
nme
Hoeveel regent het?
Benodigdheden: regenmeter
Benodigdheden
geen
Voorbereiden
Regenmeter buiten plaatsen, minimaal 1 dag van
tevoren.
Je ziet hier een tekening van een regenmeter met
regen erin.
Voor deze opdracht moeten de leerlingen een regenmeter aflezen die u van tevoren geplaatst heeft.
Plaats de regenmeter op een ‘vrije’ en rustige plek, niet
te dicht bij een gebouw of ander object dat de regen kan
tegenhouden. Zorg dat uw leerlingen de regenmeter gemakkelijk kunnen vinden, maar dat anderen er niet aan
komen (dit beïnvloed de metingen). U kunt er voor kiezen de leerlingen een poosje bij te laten houden hoeveel
regen er valt. Dit kan gedurende de tijd dat u de leskist
mag lenen met de regenmeter uit de kist. Wilt u langer
meten, gebruik dan bijvoorbeeld een zelfgemaakte regenmeter (zie doeblad ‘Zelf een regenmeter maken’).
Tot hoeveel streepjes is hij gevuld?
Eigen antwoord
15).... streepjes.
15).... millimeter regen gevallen.
Hij is gevuld tot ....(
Er is dus ....(
Ga naar de regenmeter die de juf of meester
buiten heeft gehangen.
Hoeveel regen zit erin?
Er zit ...
Eigen antwoord........ millimeter regen in.
Kleur de regenmeter tot het juiste streepje.
Extra voor groep 6
Indien de leerlingen al hebben leren rekenen met
oppervlakte en inhoudsmaten, kunt u de rekenopdracht
over de tuin van Yassin aanbieden (zie werkbladen/opdrachten).
2
Hoeveel regent het?
EQWXIVHEQW RQI GIRXVYQ
STHVEGLXOEEVX PIWOMWX LIX [IIV
Je gaat drie dagen de neerslag meten.
Extra opdracht groep 6
Hieronder kun je inkleuren hoeveel er elke dag is gevallen.
Schrijf eronder op welke dag je hebt gemeten.
Als de regenmeter gevuld is tot het eerste streepje, is er 1 liter
regen gevallen op elke vierkante meter (m2) waar het geregend heeft.
Dus 1 millimeter regen in de regenmeter, betekent 1 liter water per
vierkante meter (m2).
Yassin heeft een regenmeter in zijn tuin.
Vanmorgen zat er 3 millimeter regen in.
Er is dus …
Drie …… liter regen gevallen per vierkante meter.
De tuin van Yassin is 10 vierkante meter (m2).
Hoeveel liter regen is er in totaal gevallen op de tuin van Yassin?
…
Dertig…. liter.
.....................dag
.....................dag
.....................dag
.................... mm
.................... mm
.................... mm
Op welke dag is de meeste regen gevallen?
Op .....
EQWXIVHEQW RQI GIRXVYQ
6
Eigen antwoord .......................dag.
STHVEGLXOEEVX PIWOMWX LIX [IIV
docentenhandleiding
leskist
het
weer
amsterdams
nme
centrum
3
De thermometer
Opdracht 3
De thermometer
Benodigdheden: thermometer
Benodigdheden
• thermometer
Voorbereiden
• 1 kleine thermometer klaarleggen (om de temperatuur van de eigen hand te meten).
• 1 thermometer in het lokaal ophangen (niet te
dicht bij het raam, de deur of de verwarming).
• 1 thermometer buiten (in de schaduw).
• 1 thermometer op een door u te bepalen plaats,
bijvoorbeeld in de hal, in de fietsenstalling. Vertel
de leerlingen waar deze thermometer hangt, of vul
het in op het werkblad voor de leerlingen voordat
u gaat kopiëren.
Met een thermometer kun je meten hoe warm of koud het is.
Verwarm de onderkant van de thermometer
met je hand.
Wat gebeurt er met de vloeistof in het buisje?
Omcirkel het antwoord.
De vloeistof in het buisje gaat
omhoog.
Als de vloeistof niet meer beweegt, kijk je tot welk streepje de
vloeistof komt.
De vloeistof komt tot ...
Eigen antwoord ......
Hetzelfde antwoord als
De temperatuur in mijn hand is dus ...
boven ..... graden.
In de school en buiten hangen thermometers.
Ga naar de thermometer in het lokaal en lees hem af.
Kleur de temperatuur die je hebt gemeten in het buisje.
Vul in:
Het is in het lokaal .....
EQWXIVHEQW RQI GIRXVYQ
Eigen antwoord .......... graden.
STHVEGLXOEEVX PIWOMWX LIX [IIV
Ga naar de thermometer die buiten hangt.
Kleur de temperatuur die je hebt gemeten in het
buisje. Vul in:
Het is buiten .....
Eigen antwoord ........... graden.
Ga naar de thermometer die .......
hangt.
Plek aangeven ......
Kleur de temperatuur die je hebt gemeten in het
buisje. Vul in:
Het is hier ....
docentenhandleiding
leskist
het
weer
Eigen antwoord ............ graden.
7
amsterdams
Opdracht 4
Waar komt de wind vandaan?
Benodigdheden: vlaggetje, kompas, windroos
Voorbereiden
Kompas lezen. Om deze opdracht uit te voeren
moeten de leerlingen een beetje weten hoe je met een
kompas omgaat. In de leskist zitten 6 kompassen, zodat u klassikaal een les over het kompas kunt geven. U
kunt het kompas van tevoren laten zien en vertellen dat
het magnetische naaldje altijd naar het noorden wijst.
De schaalverdeling op de rand kan zo gedraaid worden
dat de naald ook echt naar de N wijst. Als het kompas
‘georiënteerd’ is, zijn de andere richtingen gemakkelijk af
te lezen. Na de uitleg kunnen de leerlingen oefenen met
het kompas door het opnieuw te oriënteren en een windroos met de N naar het noorden te leggen.
Let op: gebruik het kompas niet in de buurt van ijzer! Als
het kompas op tafel ligt, kan het tafelframe al een afwijking geven. Houd het kompas in de hand. Kies buiten
een locatie die uit de buurt van hoogspanningsmasten
en stroomhuisjes en -kastjes is.
Wat kinderen vaak moeilijk vinden, is het geven van
de juiste naam aan de wind. Wind wordt genoemd naar
de richting waar hij vandaan komt. Maar windvaantjes,
vlaggetjes en wijzers wijzen altijd in de richting waar de
wind naar toe gaat.
In de opdracht wordt de kinderen gevraagd de vertaalslag te maken van windrichting naar naam van de
wind. Dit vergt secuur lezen en kijken. Extra begeleiding
bij deze opdracht is geen overbodige luxe.
nme
centrum
4
Waar komt de wind vandaan?
Benodigdheden
• vlaggetje
• kompas
• windroos
Ga naar buiten met de spullen en dit werkblad.
Voel je de wind? ...
Zie je de wind? .....
Eigen antwoord..............
Eigen antwoord.............
De wind waait naar een bepaalde richting.
Waar zie je dat aan?
Waar voel je dat aan?
Blaadjes van de bomen
waaien in die richting,
vlaggen wapperen die kant
op, papier vliegt die kant op
Je haren wapperen die kant
op, aan je gezicht of een
natte vinger wordt aan die
kant koud
De windrichting bepalen:
1 Ga op een open plek staan, niet te dicht in de buurt van een
gebouw.
2 Leg het kompas op de grond.
3 Wacht tot de naald niet meer beweegt. De rode pijl wijst nu naar
het noorden.
4 Leg de windroos ook met de N naar het noorden.
5 Plaats het vlaggetje in het midden van de windroos.
Kruis aan naar welke windrichting het vlaggetje wordt geblazen:
O Noord
EQWXIVHEQW RQI GIRXVYQ
O West
Uit welke richting komt de wind?
De wind waait uit het:
O Noorden
O
STHVEGLXOEEVX PIWOMWX LIX [IIV
Zuid
O Oost
Eigen antwoord
O Westen
O
Zuiden
O Oosten
Eigen antwoord
Als mensen zeggen dat er een oostenwind waait, bedoelen ze
daarmee, dat de wind uit het oosten komt. De wind waait dan van het
Extra voor groep 6
Bij de opdrachten voor groep 5 wordt er vanuit gegaan dat de leerlingen 4 windstreken kennen (N, O, Z,
W). Het werkblad voor groep 6 is hetzelfde als dat voor
groep 5, maar dan met 8 windstreken (N, NW, W, ZW, Z,
ZO, O, NO).
N.B. Windwijzers geven pas goed de windrichting aan bij
windkracht 3 of hoger.
8
oosten naar het westen.
Kijk nog eens naar de windrichtingen die je hebt aangekruist.
Wat voor een wind waait er vandaag?
Eigen antwoord...........
naar het .....Eigen antwoord.........
Dat heet dus een .....Eigen antwoord........wind.
De wind waait vandaag uit het ....
Geef in de tekening van de windroos hieronder met een pijl aan waar
de wind vandaan komt en waar hij naar toe waait.
docentenhandleiding
leskist
het
weer
amsterdams
nme
centrum
Opdracht 5
Wolken en het weer
Benodigdheden: wolkenkaart, weerbericht
Voorbereiden
Wolken herkennen en benoemen is geen makkelijke
opgave. Probeer de wolkenkaart daarom zelf eerst uit.
Aan de hand van de tabellen op de achterzijde van de
wolkenkaart kunt u het weer voor de volgende dag voorspellen.
5
Wolken en het weer
Benodigdheden
• wolkenkaart
Er zijn heel veel verschillende soorten wolken. Wetenschappers
hebben ze moeilijke namen gegeven. Kijk maar op de wolkenkaart.
Ga naar buiten.
Gebruik de wolkenkaart.
Welke soort wolken zie je op dit moment?
........
Eigen antwoord...................................................................................
............................................................................................................................
Bewegen de wolken?
O er is geen beweging te zien
O de wolken bewegen heel langzaam
O de wolken gaan snel
O ik kan het niet zien
De rest van de opdracht maak je binnen af.
Je hebt buiten gezien wat voor een weer het is.
Wat voor weer zal het morgen zijn denk je?
Schrijf ook op waarom je dat denkt.
..............
Eigen antwoord...............................................................................
..............................................................................................................................
Kijk morgen of jouw weersvoorspelling klopt.
EQWXIVHEQW RQI GIRXVYQ
STHVEGLXOEEVX PIWOMWX LIX [IIV
5
Wolken en het weer
Extra opdracht groep 6
Je mag ook de tabel op de achterkant van de wolkenkaart gebruiken
om het weer te voorspellen.
Vraag aan de meester of juf waar de wind vandaag vandaan komt.
De wind komt uit het ....
Eigen antwoord ....................
Kies de juiste tabel: zomer of winter.
Zoek de windrichting op in de tabel.
Zoek de soort wolk die je buiten gezien hebt erbij.
Wat voor een weer kunnen we morgen verwachten?
................
Eigen antwoord overnemen uit de tabel ..........................
..............................................................................................................................
docentenhandleiding
leskist
het
weer
EQWXIVHEQW RQI GIRXVYQ
STHVEGLXOEEVX PIWOMWX LIX [IIV
9
amsterdams
Opdracht 6
Lucht
nme
centrum
6
Lucht
Benodigdheden
Voorbereiden
Stel de opdracht op in de buurt van de deur en een
stopcontact. Gebruik eventueel het verlengsnoer uit de
leskist. Met het kopieerblad uit de map kunt u de leerlingen zelf een slang laten versieren en uitknippen. Boven
de verwarming geeft dit een vrolijk beeld!
• plankje met fitting
• metalen haakje
• PVC-koker
• gloeilamp
• papieren slang (geplastificeerd)
• stopcontact*
Lucht is overal om ons heen. Lucht is niet ‘niks’.
Je gaat nu 2 proefjes doen over lucht.
Proef 1: Hard en zacht
Benodigdheden: geen
1 Wapper met een papier voor je gezicht.
Wat voel je? .....
Wind, het waait .............
2 Ga naar de deur en zwaai deze flink heen en weer.
Wat voel je nu? ....Veel wind, het waait harder, grotere
windvlagen ......................
De ene keer is lucht meer in beweging dan de andere keer. Zoals met
de deur en het stuk papier. Buiten is dat ook zo.
Lucht in beweging heet .....
Wind ..... .
Proef 2: Licht en warmte
EQWXIVHEQW RQI GIRXVYQ
STHVEGLXOEEVX PIWOMWX LIX [IIV
Benodigdheden: plankje met fitting, PVC-koker, gloeilamp, metalen
haakje, papieren slang (geplastificeerd), stopcontact*
1 Volg de instructies op het plankje.
2 Zet het lampje aan.
3 Houd je hand 5 tellen op 10 cm hoogte boven het lampje.
Wat voel je? .........
Warmte...........................
4 Zet het lampje weer uit.
5 Steek het metalen haakje (aan de zijkant van de buis) door het
oogje.
6 Hang de slang aan het haakje.
7 Doe het lampje aan.
Hij gaat draaien............
Hoe komt dat? .......De lamp verwarmt de lucht. Warme
lucht stijgt op en brengt daarmee de slang in beweging ......
Wat gebeurt er met de slang? ......
De zon geeft ook licht en warmte.
Wat denk je dat er met de lucht gebeurt
als de zon begint te schijnen?
...
10
De lucht wordt warm en stijgt op........
docentenhandleiding
leskist
het
weer
amsterdams
nme
centrum
Extra voor groep 6
Blaas van de ene liniaal beide ballonnen op. Blaas
van de andere liniaal slechts één van de twee ballonnen
op. Wanneer de leerlingen alle vier de opdrachten over
lucht gedaan hebben, weten ze in principe genoeg om
de werking van een hoge drukgebied uit te leggen. Een
uitleg of opdracht hierover kunt u aanbieden als verdieping of verwerking. Informatie over hoge- en lagedrukgebieden vind u in de boeken in de leskist.
Benodigdheden
Lucht, tweede deel
• 1 boterhamzakje per kind
• 2 linealen
6
• 4 ballonnen
Extra opdracht groep 6
Proefje 3: Lucht in een zakje
Benodigdheden: 1 boterhamzakje per kind
1 Neem een boterhamzakje.
2 Sluit je hand om de bovenste rand van het zakje
3 Blaas er lucht in. Wat gebeurt er met het zakje?
.............
Het zakje gaat bol staan............................
4 Zuig nu alle lucht uit het zakje. Wat gebeurt er met het zakje?
Het zakje wordt weer plat, je zuigt het plastic tegen
elkaar, je zuigt het vacuüm, de lucht gaat eruit...........
..
Aan de vorm van het zakje kan je zien hoeveel ruimte de lucht
ingenomen heeft.
E Q W X I V H E Q W 4:
R Q I Ballonnen
GIRXVYQ
Proefje
in evenwicht
STHVEGLXOEEVX PIWOMWX LIX [IIV
Benodigdheden: liniaal met volle ballonnen eraan, liniaal met 1 volle en
1 lege ballon eraan.
1 Neem de liniaal met de volle ballonnen. Leg de liniaal bij het rode
streepje op je potlood.
Ja .......
De ballonnen zijn even zwaar ..........................
Is de liniaal in evenwicht? ....
Hoe kan dat? ....
2 Neem nu de liniaal met de lege en de volle ballon. Leg de liniaal bij
het rode streepje op je potlood.
Nee......
Hoe kan dat? .......De volle ballon is zwaarder dan de lege
ballon .....................
Wat zit er in de volle ballon? ...Lucht ...............
Is de liniaal in evenwicht? ...
3 Omcirkel het juiste antwoord:
Veel lucht is
zwaarder
dan weinig lucht.
Je hebt nu vier proefjes gedaan die met lucht te maken hebben.
Schrijf nu op wat je weet over lucht.
plaats ......... in.
Lucht in beweging heet ........Wind ................ .
Warme lucht .....Stijgt .................... .
Een kilo lucht is even zwaar als een kilo lood.
Lucht neemt ...
docentenhandleiding
leskist
het
weer
11
amsterdams
Opdracht 7
Lucht in beweging
Benodigdheden: windmeter, windschijf ‘De schaal van Beaufort’
Voorbereiden
Probeer de windsnelheidsmeter en de windschijf
van tevoren uit en bepaal of uw leerlingen extra uitleg
nodig hebben bij het gebruik van deze instrumenten.
Doe eventueel de wind na, door in het gaatje aan de zijkant van de windsnelheidsmeter te blazen. De leerlingen
zullen dan het groene schijfje omhoog zien komen.
De schaal op de windsnelheidsmeter begint bij 15
km/h. Dit is de minimale windsnelheid om het groene
schijfje in beweging te krijgen. Als het schijfje niet in
beweging komt, weet je dus dat de windsnelheid minder
dan 15 km/h is.
nme
centrum
7
Lucht in beweging
Benodigdheden
• windsnelheidsmeter
• windschijf, de “schaal van Beaufort”
De wind waait niet altijd even hard. Met een windsnelheidsmeter kun
je meten hoe hard de wind waait. Hij geeft de snelheid van de wind
aan in kilometers per uur (k.p.h.) en in mijlen per uur (m.p.h.).
1 Ga naar buiten met de windsnelheidsmeter en de windschijf.
2 Houd het onderste gedeelte van de windsnelheidsmeter
in je hand, met de getallen naar je toe.
3 Draai rond tot de windsnelheidsmeter de meeste wind vangt.
4 Lees in het midden af tot welk getal het schijfje komt.
De windsnelheid is ongeveer ...
kilometer per uur (k.p.h.).
Eigen antwoord; meten ...............
Draai het groene gedeelte van de windschijf tot de windsnelheid die
je net gemeten hebt in beeld komt.
Zoek op de windschijf op welke omschrijving bij
deze windsnelheid hoort en vergelijk deze met wat je
buiten ziet. Kijk ook bij lagere windsnelheden en bepaal
op die manier de windkracht.
Vul in:
De windsnelheid is ...
Eigen antwoord; meten
....... kilometer per uur.
Het is nu windkracht ....
Eigen antwoord; aflezen ...... .
Lees in het rechtervakje wat de kenmerken zijn van de windkracht
die jullie gemeten hebben. Klop het?
EQWXIVHEQW RQI GIRXVYQ
O ja
O nee
STHVEGLXOEEVX PIWOMWX LIX [IIV
7
Lucht in beweging
Extra opdracht groep 6
Schrijf in je eigen woorden de kenmerken van deze windkracht op.
.....................
Eigen antwoord ................................................................
.........................................................................................................................
..........................................................................................................................
..........................................................................................................................
12
docentenhandleiding
EQWXIVHEQW RQI GIRXVYQ
leskist
het
weer
STHVEGLXOEEVX PIWOMWX LIX [IIV
amsterdams
nme
centrum
Vroeger hadden de mensen allemaal rijmpjes en verhalen, die hen
Opdracht 8
hielpen het weer te voorspellen.
Spreekwoorden en het weer
Benodigdheden: geen
Voorbereiden
U hoeft voor deze opdracht niets voor te bereiden.
Wilt u meer aandacht schenken aan spreekwoorden en
het weer, of natuurverschijnselen waarmee het weer
voorspeld kan worden, zoek dan bij www.google.nl op
de term ‘weerspreuken’ of ‘spreekwoorden’.
Oud rijmpje
Betekenis
Hebben wolken ’s morgens
Als de wolken ’s morgens
rode randen,
rode randen hebben gaat
Altijd is er wind en nat
het waaien en regenen.
voorhanden.
De avond rood,
Als de de lucht ’s avonds
de morgen grauw,
rood kleurt, wordt het de
brengt het schoonste
volgende dag mooi weer.
hemelblauw
Vliegt de zwaluw hoog,
Als het gaat regenen of
’t blijft overwegend droog
onweren, gaan de insecten
Vliegen de zwaluwen laag,
lager vliegen. Zwaluwen
nadert een regenvlaag
eten insecten. Die gaan dus
ook lager vliegen.
Waar komt de naam onweersvliegje vandaan, denk je?
Als er onweer dreigt gaan deze vliegjes heel laag vliegen.
Dit is het moment waarop mensen ze zien en een naam
gegeven hebben .....
....
8
Spreekwoorden en het weer
Benodigdheden
8
Als de boeren hooien
geen
Extra opdracht groep 6
Er zijn veel spreekwoorden waar het weer in voorkomt.
Voor boeren is het weer heel belangrijk. Als een boer zijn weiland
Maar de betekenis heeft niet altijd met het weer te maken.
wil maaien, moet het de dagen daarna mooi weer zijn. Anders kan het
gras niet drogen. Nat gras gaat rotten. De koeien hebben dan in de
Hieronder staan drie spreekwoorden.
winter niet genoeg te eten.
Schrijf op wat jij denkt dat ze betekenen.
Als de boeren gaan hooien, weet je dat het:
O
1 Mirjam is het zonnetje in huis
....
Ze is vaak vrolijk ..................................................................
Een poosje mooi weer blijft.
O Snel zal gaan regen.
2 Na regen komt zonneschijn
Na tegenslag komt er altijd weer een periode van
voorspoed ..............
......
3 Met alle winden meewaaien
.......
Geen eigen mening hebben ......................................
EQWXIVHEQW RQI GIRXVYQ
EQWXIVHEQW RQI GIRXVYQ
docentenhandleiding
STHVEGLXOEEVX PIWOMWX LIX [IIV
STHVEGLXOEEVX PIWOMWX LIX [IIV
leskist
het
weer
13
amsterdams
nme
centrum
Aansluiting bij methoden Natuuronderwijs
In sommige methoden Natuuronderwijs is een hoofdstuk over Het weer opgenomen. Hieronder een overzicht van
de meest gebruikte methoden.
Methode
Groep/boek
Hoofdstuk
Titel
Leefwereld
Groep 5
Les 8
Herfstweer
Groep 6
Les 14
Een luchtig onderwerp
In vogelvlucht
Boek 5
Blz. 54 - 67
Het Weer
Natuurlijk
Groep 5
Hoofdstuk 3, les 2
Hoofdstuk 4, les 2
Vooruit in de wind
Kou en warmte
Groep 6
Hoofdstuk 4, les 2
Hoofdstuk 6, les 2
Voelen en meten
Het weer
14
docentenhandleiding
leskist
het
weer
amsterdams
nme
centrum
Bijlage
Natuur en techniek
kerndoel 43
De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind.
Groep 1 en 2
Groep 3 en 4
Groep 5 en 6
Groep 7 en 8
Weer
Veranderingen in het dagelijkse weer:
wind, regen, zon, wolken,
hagel, mist, sneeuw, temperatuur
Meten:
windrichting, temperatuur,
hoeveelheid regen en
mate van bewolking
Soorten neerslag:
regen, hagel, sneeuw
Weerbeeld per seizoen
met:
windrichting, windkracht,
hoeveelheid neerslag, bewolking, temperatuur
Soorten wolken:
veegwolk, golfwolk,
schaapjeswolk, cumulus
Verband tussen weer en
seizoen:
temperatuur, wind en neerslag
Verband tussen zonnestand en temperatuur
(seizoen)
Klimaat
Verschillen in de ruimte:
bijvoorbeeld het verschil
tussen het weer in een
plaats aan zee en een
plaats in het binnenland
Verschillen in de tijd:
weersveranderingen per
seizoen
docentenhandleiding
leskist
het
weer
• Poolklimaat
• Tropisch klimaat
• Woestijnklimaat
• Hooggebergteklimaat
- kenmerken:
Verschillen in de aanwetemperatuur en neerslag
zige flora en fauna in de
verschillende klimaatzones - spreiding in de wereld
- gevolgen voor mens,
dier, plant en landschap
Zee-, land- en subtropisch
klimaat in Europa:
temperatuur en neerslag
15
Opdrachtkaarten
Groep 5
1
Het weerbericht
Benodigdheden
• weerbericht uit de plaatselijke krant*
Lees het weerbericht van vandaag.
Ga naar buiten en bekijk wat voor weer het is.
Klopt het weerbericht? ...............
Schrijf in je eigen woorden wat voor weer het vandaag is.
............................................................................................................................
..........................................................................................................................
..............................................................................................................................
.............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..........................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
.............................................................................................................................
Maak de rest van deze opdracht aan het einde van de les af.
Ga verder met één van de volgende opdrachten.
Je hebt tijdens deze les allerlei nieuwe “weer-woorden” geleerd.
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
leskist
het
weer
Maak nu opnieuw een weerbericht voor vandaag (of morgen).
Gebruik daarbij de woorden: temperatuur, bewolking, windrichting,
windkracht, neerslag (regen, sneeuw, hagel)
............................................................................................................................
..........................................................................................................................
..............................................................................................................................
.............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..........................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
.............................................................................................................................
2
Hoeveel regent het?
Benodigdheden
geen
Je ziet hier een tekening van een regenmeter met
regen erin.
Tot hoeveel streepjes is hij gevuld?
Hij is gevuld tot .......... streepjes.
Er is dus ............ millimeter regen gevallen.
Ga naar de regenmeter die de juf of meester
buiten heeft gehangen.
Hoeveel regen zit erin?
Er zit ............ millimeter regen in.
Kleur de regenmeter tot het juiste streepje.
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
leskist
het
weer
Je gaat drie dagen de neerslag meten.
Hieronder kun je inkleuren hoeveel er elke dag is gevallen.
Schrijf eronder op welke dag je hebt gemeten.
.....................dag
.....................dag
.....................dag
.................... mm
.................... mm
.................... mm
Op welke dag is de meeste regen gevallen? Op ............................dag.
3
De thermometer
Benodigdheden
•thermometer
Met een thermometer kun je meten hoe warm of koud het is.
Verwarm de onderkant van de thermometer
met je hand.
Wat gebeurt er met de vloeistof in het buisje?
Omcirkel het antwoord.
De vloeistof in het buisje gaat
omhoog / omlaag.
Als de vloeistof niet meer beweegt, kijk je tot welk streepje de
vloeistof komt.
De vloeistof komt tot ..........
De temperatuur in mijn hand is dus ........ graden.
In de school en buiten hangen thermometers.
Ga naar de thermometer in het lokaal en lees hem af.
Kleur de temperatuur die je hebt gemeten in het buisje.
Vul in:
Het is in het lokaal ................ graden.
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
leskist
het
weer
Ga naar de thermometer die buiten hangt.
Kleur de temperatuur die je hebt gemeten in het
buisje. Vul in:
Het is buiten ................ graden.
Ga naar de thermometer die ................................... hangt.
Kleur de temperatuur die je hebt gemeten in het
buisje. Vul in:
Het is hier ................ graden.
4
Waar komt de wind vandaan?
Benodigdheden
•vlaggetje
•kompas
•windroos
Ga naar buiten met de spullen en dit werkblad.
Voel je de wind? ................. Zie je de wind? ..................
De wind waait naar een bepaalde richting.
Waar zie je dat aan?
Waar voel je dat aan?
......................................................
....................................................
.........................................................
........................................................
........................................................
......................................................
De windrichting bepalen:
1 Ga op een open plek staan, niet te dicht in de buurt van een
gebouw.
2 Leg het kompas op de grond.
3 Wacht tot de naald niet meer beweegt. De rode pijl wijst nu naar
het noorden.
4 Leg de windroos ook met de N naar het noorden.
5 Plaats het vlaggetje in het midden van de windroos.
Kruis aan naar welke windrichting het vlaggetje wordt geblazen:
O Noord
amsterdams
nme
O West
centrum
O Zuid
O Oost
opdrachtkaart
leskist
het
weer
Uit welke richting komt de wind?
De wind waait uit het:
O Noorden
O Westen
O Zuiden
O Oosten
Als mensen zeggen dat er een oostenwind waait, bedoelen ze
daarmee, dat de wind uit het oosten komt. De wind waait dan van het
oosten naar het westen.
Kijk nog eens naar de windrichtingen die je hebt aangekruist.
Wat voor een wind waait er vandaag?
De wind waait vandaag uit het ............................................
naar het ............................................
Dat heet dus een .............................................wind.
Geef in de tekening van de windroos hieronder met een pijl aan waar
de wind vandaan komt en waar hij naar toe waait.
5
Wolken en het weer
Benodigdheden
•wolkenkaart
Er zijn heel veel verschillende soorten wolken. Wetenschappers
hebben ze moeilijke namen gegeven. Kijk maar op de wolkenkaart.
Ga naar buiten.
Gebruik de wolkenkaart.
Welke soort wolken zie je op dit moment?
............................................................................................................................
............................................................................................................................
Bewegen de wolken?
O er is geen beweging te zien
O de wolken bewegen heel langzaam
O de wolken gaan snel
O ik kan het niet zien
De rest van de opdracht maak je binnen af.
Je hebt buiten gezien wat voor een weer het is.
Wat voor weer zal het morgen zijn denk je?
Schrijf ook op waarom je dat denkt.
.............................................................................................................................
..............................................................................................................................
Kijk morgen of jouw weersvoorspelling klopt.
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
leskist
het
weer
6
Lucht
Benodigdheden
• plankje met fitting
• metalen haakje
• papieren slang (geplastificeerd)
• PVC-koker
• gloeilamp
• stopcontact*
Lucht is overal om ons heen. Lucht is niet ‘niks’.
Je gaat nu 2 proefjes doen over lucht.
Proef 1: Hard en zacht
Benodigdheden: geen
1 Wapper met een papier voor je gezicht.
Wat voel je? ................................................................................................
2 Ga naar de deur en zwaai deze flink heen en weer.
Wat voel je nu? ............................................................................................
De ene keer is lucht meer in beweging dan de andere keer. Zoals met
de deur en het stuk papier. Buiten is dat ook zo.
Lucht in beweging heet ..................... .
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
leskist
het
weer
Proef 2: Licht en warmte
Benodigdheden: plankje met fitting, PVC-koker, gloeilamp, metalen
haakje, papieren slang (geplastificeerd), stopcontact*
1 Volg de instructies op het plankje.
2 Zet het lampje aan.
3 Houd je hand 5 tellen op 10 cm hoogte boven het lampje.
Wat voel je? .....................................
4 Zet het lampje weer uit.
5 Steek het metalen haakje (aan de zijkant van de buis) door het
oogje.
6 Hang de slang aan het haakje.
7 Doe het lampje aan.
Wat gebeurt er met de slang? .................................
Hoe komt dat? ................................................
De zon geeft ook licht en warmte.
Wat denk je dat er met de lucht gebeurt
als de zon begint te schijnen?
................................................................................
................................................................................
7
Lucht in beweging
Benodigdheden
•windsnelheidsmeter
•windschijf, de “schaal van Beaufort”
De wind waait niet altijd even hard. Met een windsnelheidsmeter kun
je meten hoe hard de wind waait. Hij geeft de snelheid van de wind
aan in kilometers per uur (k.p.h.) en in mijlen per uur (m.p.h.).
1 Ga naar buiten met de windsnelheidsmeter en de windschijf.
2 Houd het onderste gedeelte van de windsnelheidsmeter
in je hand, met de getallen naar je toe.
3 Draai rond tot de windsnelheidsmeter de meeste wind vangt.
4 Lees in het midden af tot welk getal het schijfje komt.
De windsnelheid is ongeveer .................. kilometer per uur (k.p.h.).
Draai het groene gedeelte van de windschijf tot de windsnelheid die
je net gemeten hebt in beeld komt.
Vul in:
De windsnelheid is ......... kilometer per uur.
Het is nu windkracht .......... .
Lees in het rechtervakje wat de kenmerken zijn van de windkracht
die jullie gemeten hebben. Klop het? amsterdams
nme
centrum
O ja O nee
opdrachtkaart
leskist
het
weer
8
Spreekwoorden en het weer
Benodigdheden
geen
Er zijn veel spreekwoorden waar het weer in voorkomt.
Maar de betekenis heeft niet altijd met het weer te maken.
Hieronder staan drie spreekwoorden.
Schrijf op wat jij denkt dat ze betekenen.
1 Mirjam is het zonnetje in huis
.....................................................................................................................
2 Na regen komt zonneschijn
.......................................................................................................................
3 Met alle winden meewaaien
......................................................................................................................
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
leskist
het
weer
Vroeger hadden de mensen allemaal rijmpjes en verhalen, die hen
hielpen het weer te voorspellen.
Oud rijmpje
Betekenis
Hebben wolken ’s morgens
Als de wolken ’s morgens
rode randen,
rode randen hebben gaat
Altijd is er wind en nat
het waaien en regenen.
voorhanden.
De avond rood,
Als de de lucht ’s avonds
de morgen grauw,
rood kleurt, wordt het de
brengt het schoonste
volgende dag mooi weer.
hemelblauw
Vliegt de zwaluw hoog,
Als het gaat regenen of
’t blijft overwegend droog
onweren, gaan de insecten
Vliegen de zwaluwen laag,
lager vliegen. Zwaluwen
nadert een regenvlaag
eten insecten. Die gaan dus
ook lager vliegen.
Waar komt de naam onweersvliegje vandaan, denk je?
...............................................................................................................
Opdrachtkaarten
Groep 6
1
Het weerbericht
Benodigdheden
• weerbericht uit de plaatselijke krant*
Lees het weerbericht van vandaag.
Ga naar buiten en bekijk wat voor weer het is.
Klopt het weerbericht? ...............
Schrijf in je eigen woorden wat voor weer het vandaag is.
............................................................................................................................
..........................................................................................................................
.............................................................................................................................
.............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..........................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
.............................................................................................................................
Maak de rest van deze opdracht aan het einde van de les af.
Ga verder met één van de volgende opdrachten.
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
leskist
het
weer
Je hebt tijdens deze les allerlei nieuwe “weer-woorden” geleerd.
Maak nu opnieuw een weerbericht voor vandaag (of morgen).
Gebruik daarbij de woorden: temperatuur, bewolking, windrichting,
windkracht, neerslag (regen, sneeuw, hagel)
............................................................................................................................
..........................................................................................................................
..............................................................................................................................
.............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..........................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
.............................................................................................................................
2
Hoeveel regent het?
Benodigdheden
geen
Je ziet hier een tekening van een regenmeter met
regen erin.
Tot hoeveel streepjes is hij gevuld?
Hij is gevuld tot .......... streepjes.
Er is dus ............ millimeter regen gevallen.
Ga naar de regenmeter die de juf of meester buiten
heeft gehangen.
Hoeveel regen zit erin?
Er zit ............ millimeter regen in.
Kleur de regenmeter tot het juiste streepje.
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
leskist
het
weer
Je gaat drie dagen de neerslag meten.
Hieronder kun je inkleuren hoeveel er elke dag is gevallen.
Schrijf eronder op welke dag je hebt gemeten.
.....................dag
.....................dag
.....................dag
.................... mm
.................... mm
.................... mm
Op welke dag is de meeste regen gevallen? Op ..............................dag.
Als de regenmeter gevuld is tot het eerste streepje, is er 1 liter
regen gevallen op elke vierkante meter (m2) waar het geregend heeft.
Dus 1 millimeter regen in de regenmeter, betekent 1 liter water per
vierkante meter (m2).
Yassin heeft een regenmeter in zijn tuin.
Vanmorgen zat er 3 millimeter regen in.
Er is dus ……….. liter regen gevallen per vierkante meter.
De tuin van Yassin is 10 vierkante meter (m2).
Hoeveel liter regen is er in totaal gevallen op de tuin van Yassin?
…………. liter.
3
De thermometer
Benodigdheden
•thermometer
Met een thermometer kun je meten hoe warm of koud het is.
Verwarm de onderkant van de thermometer
met je hand.
Wat gebeurt er met de vloeistof in het buisje?
Omcirkel het antwoord.
De vloeistof in het buisje gaat
omhoog / omlaag.
Als de vloeistof niet meer beweegt, kijk je tot welk streepje de
vloeistof komt.
De vloeistof komt tot ............
De temperatuur in mijn hand is dus ............ graden.
In de school en buiten hangen thermometers.
Ga naar de thermometer in het lokaal en lees hem af.
Kleur de temperatuur die je hebt gemeten in het buisje.
Vul in:
Het is hier ................ graden.
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
leskist
het
weer
Ga naar de thermometer die buiten hangt.
Kleur de temperatuur die je hebt gemeten in het
buisje. Vul in:
Het is hier ................ graden.
Ga naar de thermometer die ................................... hangt.
Kleur de temperatuur die je hebt gemeten in het buisje.
Vul in:
Het is hier ................ graden.
4
Waar komt de wind vandaan?
Benodigdheden
•vlaggetje in een flesje
•kompas
•windroos
Ga naar buiten met de spullen en dit werkblad.
Voel je de wind? ................. Zie je de wind? ..................
De wind waait naar een bepaalde richting.
Waar zie je dat aan?
Waar voel je dat aan?
......................................................
....................................................
.........................................................
........................................................
........................................................
......................................................
De windrichting bepalen:
1 Ga op een open plek staan, niet te dicht in de buurt van een
gebouw.
2 Leg het kompas op de grond.
3 Wacht tot de naald niet meer beweegt. De rode pijlwijst nu naar
het noorden.
4 Leg de windroos ook met de N naar het noorden.
5 Plaats het vlaggetje in het midden van de windroos.
Kruis aan naar welke windrichting het vlaggetje wordt geblazen:
O Noord
O Noordwest
O West
O Zuidwest
O Zuid
O Zuidoost
O Oost
O Noordoost
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
leskist
het
weer
Uit welke richting komt de wind?
De wind waait uit het:
O Noorden
O Noordwesten
O Westen
O Zuidwesten
O Zuiden
O Zuidoosten
O Oosten
O Noordoosten
Als mensen zeggen dat er een oostenwind waait, bedoelen ze
daarmee, dat de wind uit het oosten komt. De wind waait dan van het
oosten naar het westen.
Kijk nog eens naar de windrichtingen die je hebt aangekruist.
Wat voor een wind waait er vandaag?
De wind waait vandaag uit het ..........................................
naar het ...........................................
Dat heet dus een ...........................................wind.
Geef in de tekening van de windroos hieronder met een pijl aan waar
de wind vandaan komt en waar hij naar toe waait.
5
Wolken en het weer
Benodigdheden
•wolkenkaart
Er zijn heel veel verschillende soorten wolken. Wetenschappers
hebben ze moeilijke namen gegeven. Kijk maar op de wolkenkaart.
Ga naar buiten.
Gebruik de wolkenkaart.
Welke soort wolken zie je op dit moment?
Bewegen de wolken?
O er is geen beweging te zien
O de wolken bewegen heel langzaam
O de wolken gaan snel
O ik kan het niet zien
De rest van de opdracht maak je binnen af.
Je hebt buiten gezien wat voor een weer het is.
Wat voor weer zal het morgen zijn denk je?
Schrijf ook op waarom je dat denkt.
...........................................................................................................................
...........................................................................................................................
...........................................................................................................................
Kijk morgen of jouw weersvoorspelling klopt.
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
leskist
het
weer
Je mag ook de tabel op de achterkant van de wolkenkaart gebruiken
om het weer te voorspellen.
Vraag aan de meester of juf waar de wind vandaag vandaan komt.
De wind komt uit het ..............................
Kies de juiste tabel: zomer of winter.
Zoek de windrichting op in de tabel.
Zoek de soort wolk die je buiten gezien hebt erbij.
Wat voor een weer kunnen we morgen verwachten?
............................................................................................................................
..............................................................................................................................
6
Lucht, eerste deel
Benodigdheden
• plankje met fitting
• metalen haakje
• papieren slang (geplastificeerd)
• PVC-koker
• gloeilamp
• stopcontact*
Lucht is overal om ons heen. Lucht is niet ‘niks’.
Je gaat nu 4 proefjes doen over lucht.
Proefje 1: Hard en zacht
Benodigdheden: geen
1 Wapper met een papier voor je gezicht. Wat voel je? ..................
2 Ga naar de deur en zwaai deze flink heen en weer.
Wat voel je nu? ............................................................................................
De ene keer is lucht meer in beweging dan de andere keer. Zoals met
de deur en het stuk papier. Buiten is dat ook zo.
Lucht in beweging heet ..................... .
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
leskist
het
weer
Proefje 2: Licht en warmte
Benodigdheden: plankje met fitting, PVC-koker, gloeilamp, metalen
haakje, papieren slang (geplastificeerd), stopcontact*
1 Volg de instructies op het plankje.
2 Zet het lampje aan.
3 Houd je hand 5 tellen op 10 cm hoogte boven het lampje.
Wat voel je? .....................................
4 Zet het lampje weer uit.
5 Steek het metalen haakje (aan de zijkant van de buis) door het
oogje.
6 Hang de slang aan het haakje.
7 Doe het lampje aan.
Wat gebeurt er met de slang? .................................
Hoe komt dat?.......................................................
De zon geeft ook licht en warmte.
Wat denk je dat er met de lucht gebeurt als
de zon begint te schijnen?
..........................................................................
................................................................
6
Lucht, tweede deel
Benodigdheden
• 1 boterhamzakje per kind
• 2 linealen
• 4 ballonnen
Proefje 3: Lucht in een zakje
Benodigdheden: 1 boterhamzakje per kind
1 Neem een boterhamzakje.
2 Sluit je hand om de bovenste rand van het zakje
3 Blaas er lucht in. Wat gebeurt er met het zakje? ...............................
......................................................................
4 Zuig nu alle lucht uit het zakje. Wat gebeurt er met het zakje?
........................................................................................................
Aan de vorm van het zakje kan je zien hoeveel ruimte de lucht
ingenomen heeft.
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
leskist
het
weer
Proefje 4: Ballonnen in evenwicht
Benodigdheden: liniaal met volle ballonnen eraan, liniaal met 1 volle en
1 lege ballon eraan.
1 Neem de liniaal met de volle ballonnen. Leg de liniaal bij het rode
streepje op je potlood.
Is de liniaal in evenwicht? ...............
Hoe kan dat? ...............................................................................................
2 Neem nu de liniaal met de lege en de volle ballon. Leg de liniaal bij
het rode streepje op je potlood.
Is de liniaal in evenwicht? ...............
Hoe kan dat? ...............................................................................................
Wat zit er in de volle ballon? ...............................
3 Omcirkel het juiste antwoord:
Veel lucht is
zwaarder / lichter
dan weinig lucht.
Je hebt nu vier proefjes gedaan die met lucht te maken hebben.
Schrijf nu op wat je weet over lucht.
Lucht neemt ........................... in.
Lucht in beweging heet ............................... .
Warme lucht ...................................... .
Een kilo lucht is lichter / even zwaar / zwaarder als een kilo lood.
7
Lucht in beweging
Benodigdheden
•windsnelheidsmeter
•windschijf, de “schaal van Beaufort”
De wind waait niet altijd even hard. Met een windsnelheidsmeter kun
je meten hoe hard de wind waait. Hij geeft de snelheid van de wind
aan in kilometers per uur (k.p.h.) en in mijlen per uur (m.p.h.).
1 Ga naar buiten met de windsnelheidsmeter en de windschijf.
2 Houd het onderste gedeelte van de windsnelheidsmeter
in je hand, met de getallen naar je toe.
3 Draai rond tot de windsnelheidsmeter de meeste wind vangt.
4 Lees in het midden af tot welk getal het schijfje komt.
De windsnelheid is ongeveer .................. kilometer per uur (k.p.h.).
Draai het groene gedeelte van de windschijf tot de windsnelheid die
je net gemeten hebt in beeld komt.
Vul in:
De windsnelheid is ......... kilometer per uur.
Het is nu windkracht .......... .
Lees in het rechtervakje wat de kenmerken zijn van de windkracht
die jullie gemeten hebben. Klopt het? amsterdams
nme
centrum
O ja O nee
opdrachtkaart
leskist
het
weer
Schrijf in je eigen woorden de kenmerken van deze windkracht op.
.....................................................................................................................
.........................................................................................................................
........................................................................................................................
.................................................................................................................
8
Spreekwoorden en het weer
Benodigdheden
geen
Er zijn veel spreekwoorden waar het weer in voorkomt.
Maar de betekenis heeft niet altijd met het weer te maken.
Hieronder staan drie spreekwoorden.
Schrijf op wat jij denkt dat ze betekenen.
1. Mirjam is het zonnetje in huis
...............................................................................................................
2. Na regen komt zonneschijn
...............................................................................................................
3. Met alle winden meewaaien
...............................................................................................................
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
leskist
het
weer
Vroeger hadden de mensen allemaal rijmpjes en verhalen, die hen
hielpen het weer te voorspellen.
Oud rijmpje
Betekenis
Hebben wolken ’s morgens
Als de wolken ’s morgens
rode randen,
rode randen hebben gaat
Altijd is er wind en nat
het waaien en regenen.
voorhanden.
De avond rood,
Als de de lucht ’s avonds
de morgen grauw,
rood kleurt, wordt het de
brengt het schoonste
volgende dag mooi weer.
hemelblauw
Vliegt de zwaluw hoog,
Als het gaat regenen of
’t blijft overwegend droog
onweren, gaan de insecten
Vliegen de zwaluwen laag,
lager vliegen. Zwaluwen
nadert een regenvlaag
eten insecten. Die gaan dus
ook lager vliegen.
Waar komt de naam onweersvliegje vandaan, denk je?
...............................................................................................................
Voor boeren is het weer heel belangrijk. Als een boer zijn weiland
wil maaien, moet het de dagen daarna mooi weer zijn. Anders kan het
gras niet drogen. Nat gras gaat rotten. De koeien hebben dan in de
winter niet genoeg te eten.
Als de boeren gaan hooien, weet je dat het:
O Een poosje mooi weer blijft
O Snel zal gaan regenen.
Doebladen
Windsnelheidsmeter
A
Benodigdheden
•
•
•
•
een grote fles met dop
twee kleine flesjes met dop
een tie-rib
een bamboestok • gekleurd plakband
1 Knip van de kleine flesjes de onderkant én de bovenkant af.
Laat de doppen er op zitten.
2 Maak met de punt van je schaar in de
zijkant van de afgeknipte onder- en
bovenkant (windschepjes) twee gaatjes.
3 Plak op één van de windschepjes een stukje gekleurd plakband van ongeveer 5 centimeter.
4 Rijg de tie-rib door de gaatjes van de vier windschepjes en bindt de tie-rib met de schepjes om de
grote fles en sluit de tie-rib (strak aantrekken!). Verdeel de windschepjes goed over de fles.
5 Maak een gat in de bodem van de grote fles en
steek de bamboestok door het gat.
6 Zet de windsnelheidsmeter buiten op een
open plek en tel hoe vaak het windschepje
met het gekleurde plakbandje in één minuut langs
amsterdams
nme
centrum
doeblad
leskist
het
weer
Windwijzer
B
Benodigdheden
•
•
•
•
gekleurd papier
• potlood
schaar
• lijm
leeg flesje
bamboestokje van 35 cm. lang
1 Vouw je papier dubbel en teken er de
omtrek van een dier op, bijvoorbeeld
een haan, een vis of een varken.
Laat het papier dubbel gevouwen en knip
je tekening uit. Je hebt nu meteen twee
dezelfde.
2 Leg de tekeningen met hun gezicht naar elkaar toe.
3 Smeer het stokje en de tekeningen gelijkmatig in met lijm en leg het
stokje in het midden van tekening 1.
Plak tekening 2 er precies tegen aan.
4 Zet je winddier in het flesje.
Test je winddier buiten uit
Zet het flesje met je
winddier buiten op een open plek.
Kijkt jouw dier naar de richting waar de wind
vandaan komt of naar de
amsterdams
nme
centrum
doeblad
leskist
het
weer
Windrichtingmeter
C
Benodigdheden
• gekleurd papier
• leeg flesje
van 35 cm. lang
• kompas
• lijm
•
•
•
•
•
schaar
bamboestokje
stevig karton
viltstift
ijzerdraad
1 Knip uit het karton een rondje van
ongeveer 20 cm. doorsnee.
2 Maak met de schaar in het midden
een gat, zo groot dat het over de
flessenhals heen past.
3 Schrijf de windrichtingen op het
karton, zoals op een kompas.
4 Knip uit het gekleurde papier een
vlaggetje en plak dat om het bamboestokje.
5 Met ijzerdraad maak je een
pijltje dat je ook aan het stokje
vastmaakt. Het pijltje moet de
andere kant op wijzen dan het
vlaggetje. Het pijltje geeft de
windrichting aan.
6 Zet het bamboestokje in de fles
zoals op het plaatje hiernaast.
7 Zet je windrichtingmeter buiten
op een open plek.
amsterdams
nme
centrum
doeblad
leskist
het
weer
Regenmeter
D
Benodigdheden
• lege jampot met een brede opening,
liefst net zo breed als de jampot zelf
• watervaste viltstift
• schuursponsje
• liniaal
1 Maak de jampot goed schoon en was het etiket eraf met het
schuursponje en warm water.
2 Teken op de jampot een maatverdeling met de watervaste
viltstift en de liniaal. Zet elke halve centimeter een streepje en
schrijf de getallen ernaast.
Kijk goed naar het voorbeeld.
3 Zet de regenmeter buiten op een
open plek.
4 Giet elke dag op dezelfde tijd de regen uit
de regenmeter in een maatbeker om te kijken hoeveel regen er is gevallen.
5 Kijk elke dag op dezelfde tijd hoeveel regen
er in de regenmeter is gevallen en schrijf
dit op.
amsterdams
nme
centrum
doeblad
leskist
het
weer
Waterthermometer
E
Benodigdheden
•
•
•
•
•
•
schroevendraaier
• handboortje
stukje wit karton
• één flesje
één kurk
• één rietje
hout- en papierlijm
• houtschroeven
viltstift
water vermengd met een donkere kleur
ecoline of inkt
• 2 plankjes van 1 cm. dik
- één van 9 x 15 cm.
- één van 5 x 35 cm.
1 Lijm en schroef de twee houten plankjes aan elkaar vast.
2 Maak met een handboortje een gaatje in de
kurk en steek daar het rietje door.
3 Vul het flesje met water en voeg een beetje
ecoline of inkt toe.
4 Doe de kurk op de fles en zet hem op het
plankje.
5 Teken een schaalverdeling op het karton en
plak het karton op het plankje.
amsterdams
nme
centrum
doeblad
leskist
het
weer
Download