De schenking van roerende goederen bij notariële akte

advertisement
Kathleen Mortier
Master Notariaat
20031805
Academiejaar 2008-2009
De schenking van roerende
goederen bij notariële akte
Prof. Dr. Jan Bael
Opstellen van akten
1
INHOUDSTAFEL
I.
Inleiding ….……………………………………………………………………4
II. De schenking ………………………………………………………………..4
§ 1. De schenking in het algemeen ……………………………………………4
§ 2. De schenking van roerende goederen …………………………………8
1. De regel: de schenking bij notariële akte ……………………..10
A. De situatie vóór het Vlaams Decreet van 19 december 2003 ….10
B. Het Vlaams Decreet van 19 december 2003 ………………………10
a. Ratio legis ………………………………………………………….10
b. Toepassingsgebied ……………………………………………...11
(1) Ratione temporis…………………………………………………11
(2) Ratione loci……………………………………………………….12
(3) Ratione materiae…………………………………………………14
c. De vernieuwde regeling ………………………………………...15
(1) Het tarief…………………………………………………………..15
(2) De belastbare basis………………………………………………15
(3) Het progressievoorbehoud……………………………………..16
(4) De gelijkschakeling van samenwonenden met
echtgenoten……………………………………………………………17
(5) De versoepeling inzake geadopteerden………………………18
2
(6) Andere verlaagde tarieven……………………………………..19
C. De notariële akte en de fiscale verklaringen ……………………...19
D. De staat van schatting…………………………………………………..20
E. De voordelen van de notariële akte………………………………….22
2. De uitzondering: bij handgift, onrechtstreekse schenking,
vermomde schenking of notariële schenking voor een
buitenlandse notaris………………………………………………………….22
A. De handgift……………………………………………………………….22
B. De onrechtstreekse schenking………………………………………..24
C. De vermomde schenking………………………………………………25
D. De notariële schenking voor een buitenlandse notaris…………26
E. De nadelen………………………………………………………………...27
3. De registratie………………………………………………………………..28
4. De schenking van aandelen……………………………………………31
§ 3. De schenking met opschortende voorwaarde van
overlijden…………………………………………………………………………………32
III. Conclusie…………………………………………………………………………35
IV. Bibliografie……………………………………………………………………...36
3
I. Inleiding
1. De schenking onder de levenden is samen met het testament de enige wijze waarop men om
niet over zijn goederen kan beschikken1. Dit zijn dus voor veel mensen belangrijke middelen
om over hun vermogen of nalatenschap te beschikken. Dit werk zal dieper ingaan op de
schenking van roerende goederen bij notariële akte, een middel van vermogensplanning dat
sinds het Vlaams Decreet van 19 december 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de
begroting 20042 veel belangrijker is geworden.
Sinds 1 januari 2002 hebben de gewesten de bevoegdheid inzake het bepalen van de
aanslagvoet, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen van het registratierecht op schenkingen
onder de levenden van roerende goederen (en onroerende goederen)3. Aldus zal hier enkel de
situatie in het Vlaams Gewest besproken worden.
2. In dit werk wordt om te beginnen een algemeen beeld geschept van de schenking op zich,
met de belangrijkste bestanddelen waardoor men een handeling als een schenking kan
kwalificeren. Daarna bekijken we het verschil tussen de schenking van roerende goederen bij
notariële akte en deze bij handgift, onrechtstreekse schenking, vermomde schenking en de
schenking voor een buitenlandse notaris. We sluiten af met het bespreken van de schenking
van roerende goederen met opschortende voorwaarde van overlijden.
II. De schenking
1
Art. 893 B.W.
BS 31 december 2003, 62343.
3
Art. 3 Bijzondere wet van 16 januari 1989 gewijzigd door art. 5 Bijzondere wet van 13 juli 2001 tot
herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, BS 3
augustus 2001, 26615.
2
4
§ 1. De schenking in het algemeen
3. De definitie van het begrip schenking vinden we terug in artikel 894 van het Burgerlijk
Wetboek: “Een schenking onder de levenden is een akte waarbij de schenker zich dadelijk en
onherroepelijk van de geschonken zaak ontdoet, ten voordele van de begiftigde, die ze
aanneemt”. Uit de definitie blijken de elementen die essentieel zijn, wil men spreken over een
schenking. Vooreerst is er het materieel element dat een verarming in hoofde van de schenker
en een verrijking in hoofde van de begiftigde inhoudt. Tussen die verarming en verrijking
dient een direct verband te bestaan. De verarming en verrijking moeten dadelijk en
onherroepelijk gebeuren. De term dadelijk wijst op het feit dat het recht op de zaak
onmiddellijk dient over te gaan op de begiftigde, het is dus niet noodzakelijk dat de
uitoefening van dat recht of het bezit van de geschonken zaak onmiddellijk overgaat. De
onherroepelijkheid van de schenking houdt in dat, eens de schenking geldig is gesloten, men
enkel kan herroepen met wederzijdse toestemming of op gronden door de wet erkend4. De
schenker kan dus de schenking niet eenzijdig herroepen. Hij mag ook geen modaliteiten aan
de schenking koppelen die het hem mogelijk maken om rechtstreeks of onrechtstreeks terug te
komen op de definitieve vermogensoverdracht die een schenking vereist5. De
onherroepelijkheid van schenkingen geldt niet voor echtgenoten, zij kunnen schenkingen aan
elkaar steeds ad nutum herroepen (tenzij deze werden opgenomen in het huwelijkscontract)6.
Het tweede element is het intentioneel element, ook wel de animus donandi genoemd. De
schenker moet de intentie hebben om te begunstigen, hij moet werkelijk de
vermogensverschuiving, waartoe hij in geen geval verplicht was, gewild hebben7. Het mag
dus niet gaan om een natuurlijke verbintenis of om een eerder geleverde prestatie te
vergoeden. Als de schenker een economische tegenprestatie in ruil verwacht, is er geen sprake
van een intentie om te begiftigen en zal er aldus geen sprake zijn van een schenking8. De
animus donandi wordt niet vermoed maar moet worden bewezen door zij die de schenking
4
Art. 1134, 2de lid B.W.
K. GEVAERT, “De nieuwe fictiebepaling van het Wetboek der Successierechten” (noot onder Arbitragehof 26
april 2006), TFR 2006, afl. 310, 881.
6
Art. 1096 B.W.
7
J. FACQ en J. VERSTRAETE, “De schenking hervormd: enkele luchthartige bedenkingen” in F. SWENNEN
en R. BARBAIX (eds.), Over Erven Liber amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 165.
8
W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht,
Antwerpen, Intersentia, 2006, 183-186.
5
5
willen behouden zien. De invulling van het begrip is derhalve een feitenkwestie, die de
rechter zal beoordelen aan de hand van de concrete omstandigheden en de verschillende
opvattingen9.
4. De schenking is een contract, er is dus wilsovereenstemming vereist tussen de partijen10 11.
Het is essentieel dat de begiftigde de schenking aanvaardt en dit tijdens het leven van de
schenker12 13. Artikel 932 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt in wezen geen termijn
waarbinnen moet worden aanvaard, maar wanneer één der partijen,schenker of begiftigde,
overlijdt vóór de aanvaarding, zal de schenking geen uitwerking meer kunnen krijgen. Het is
dus aanbevolen de aanvaarding zo snel mogelijk te laten plaatshebben14.
De aanvaarding is een grondvoorwaarde, aldus moet elke schenking worden aanvaard
ongeacht in welke vorm ze wordt verricht15. Artikel 932 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt
dat deze aanvaarding in uitdrukkelijke bewoordingen moet gebeuren. We mogen ook
aannemen dat deze aanvaarding schriftelijk moet zijn daar dit impliciet kan worden afgeleid
uit de bewoordingen van artikel 932 van het Burgerlijk Wetboek16. Er is echter een
uitzondering op deze regel. De handgift, vermomde schenking en onrechtstreekse schenking
zijn giften die vrijgesteld zijn aan de vormvereisten van artikel 931 van het Burgerlijk
Wetboek. De vormvoorwaarden van artikel 932 van het Burgerlijk wetboek zijn op hen ook
niet van toepassing. De aanvaarding van de handgift, de vermomde en onrechtstreekse
schenking kunnen ook op stilzwijgende wijze gebeuren.
De aanvaarding van de schenking gebeurt meestal in dezelfde notariële akte als waarin de
schenking gebeurt. Maar het kan voorkomen dat de aanvaarding in een latere authentieke akte
plaatsvindt, in dat geval moet deze akte betekend worden aan de schenker. Ook hier is er geen
9
J. FACQ en J. VERSTRAETE, “De schenking hervormd: enkele luchthartige bedenkingen” in F. SWENNEN
en R. BARBAIX (eds.), Over Erven Liber amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 166167.
10
H. DE SAEGER en N. LABEEUW, “Schenkingen en registratie - Schenkingen van tegenwoordige goederen”
in M. COENE, W. PINTENS en A. VASTERSAVENDTS (eds.), Erfenissen, schenkingen en testamenten:
artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2006, 12.
11
A. VERBEKE, “Schenken in binnen- en buitenland”, TEP 2006, afl. 5, 377.
12
Art. 893 B.W. en Art. 932 B.W.
13
E. GOOVAERTS en L. WEYTS, “Notariële akte/België” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE
(eds.), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 98.
14
N. LABEEUW, “Art. 932 B.W.”, in M. COENE, W. PINTENS en A. VASTERSAVENDTS (eds.),
Erfenissen, schenkingen en testamenten: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en
rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2006, 10.
15
E. GOOVAERTS en L. WEYTS, “Notariële akte/België” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE
(eds.), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 97.
16
N. LABEEUW, “Art. 932 B.W.”, in M. COENE, W. PINTENS en A. VASTERSAVENDTS (eds.),
Erfenissen, schenkingen en testamenten: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en
rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2006, 6.
6
termijn bepaald waarbinnen moet worden betekend maar het is noodzakelijk voor de
geldigheid van de schenking dat de schenker nog in leven is wanneer de akte van aanvaarding
aan hem wordt betekend17.
De aanvaarding kan door de begiftigde zelf gebeuren maar ook door een mandataris18. De
mandataris moet dan over een volmacht beschikken die voor een notaris is verleden. Een
uitgifte van deze volmacht zal aan de minuut moeten worden gehecht van de schenkingsakte
of de latere aanvaardingsakte19. Wederom geldt ook artikel 933 van het Burgerlijk Wetboek
niet voor de handgift en dergelijke, de volmacht tot aanvaarding kan mondeling of in een
onderhandse akte gegeven worden20.
Er moet op gewezen worden dat de aanvaarding via sterkmaking onmogelijk is.
Onregelmatigheden bij de aanvaarding of betekening van de schenking geven tijdens het
leven van de schenker aanleiding tot absolute nietigheid en na het overlijden van de schenker
tot relatieve nietigheid. De vordering tot nietigverklaring kan te allen tijde worden ingesteld,
zelfs voor het eerst in cassatie. Ze zal verjaren na maximaal 10 jaar, te rekenen vanaf de dag
van het verlijden van de schenking die nietig blijkt te zijn21.
5. De schenking is een contract en is dus onderworpen aan de grondvoorwaarden eigen aan de
overeenkomsten, namelijk toestemming, bekwaamheid, geldig voorwerp en geoorloofde
oorzaak22.
Vooreerst moet er toestemming zijn van de partij die zich verbindt. De schenker moet dus
gezond van geest zijn23. De term “gezondheid van geest” is een feitenkwestie en wordt
overgelaten aan de appreciatie van de rechter. Er kan gesteld worden dat de schenker in staat
moet zijn de zin en de draagwijdte van zijn beschikkingen te begrijpen en er vrijwillig in toe
te stemmen24. Echter de toestemming van de schenker kan aangetast zijn door de gewone
17
N. LABEEUW, “Art. 932 B.W.”, in M. COENE, W. PINTENS en A. VASTERSAVENDTS (eds.),
Erfenissen, schenkingen en testamenten: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en
rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2006, 10.
18
Art. 933 B.W.
19
Art. 933 B.W.
20
H. DE SAEGER en N. LABEEUW, “Schenkingen en registratie - Schenkingen van tegenwoordige goederen”
in M. COENE, W. PINTENS en A. VASTERSAVENDTS (eds.), Erfenissen, schenkingen en testamenten:
artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2006, 30.
21
N. LABEEUW, “Art. 932 B.W.”, in M. COENE, W. PINTENS en A. VASTERSAVENDTS (eds.),
Erfenissen, schenkingen en testamenten: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en
rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2006, 13.
22
Art. 1108 B.W.
23
Art. 901 B.W.
24
W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht,
Antwerpen, Intersentia, 2006, 187.
7
wilsgebreken zoals daar zijn: bedrog, geweld en dwaling. Schenkingen zonder toestemming
of met een gebrekkige toestemming zijn relatief nietig25.
De schenker moet tevens bekwaam zijn om contracten aan te gaan en te schenken. Volgens
artikel 1123 van het Burgerlijk Wetboek is de bekwaamheid de regel en de onbekwaamheid
eerder de uitzondering. Men is onbekwaam wanneer men door de wet is onbekwaam
verklaard. Zo kan een minderjarige niet schenken tenzij bij huwelijkscontract, net zoals een
meerderjarige echtgenoot kan, of tenzij het gaat om gebruikelijke geschenken en aalmoezen26.
Een persoon die onder voorlopig bewind is geplaatst, kan slechts schenken na machtiging, op
zijn verzoek, van de vrederechter27. Er moet ook bekwaamheid zijn in hoofde van de
begiftigde, namelijk de bekwaamheid om te ontvangen. Om een schenking te kunnen
ontvangen, moet men bestaan op het ogenblik van de schenking. Het is echter voldoende als
men op dat ogenblik verwekt is28, men moet dan achteraf wel levend en levensvatbaar
geboren worden29. Een handelingsonbekwame begiftigde kan de schenking niet aannemen en
zal dus moeten vertegenwoordigd worden door zijn wettelijke vertegenwoordiger. Alsook
bestaan er een paar bijzondere onbekwaamheden om te schenken en schenkingen te
ontvangen tussen bepaalde personen omwille van hun verhouding ten opzichte van elkaar.
Een voorbeeld daarvan is de onbekwaamheid van een pupil om aan zijn voogd te schenken30.
Ten derde moet er een bepaald voorwerp zijn als inhoud van de schenking. De geschonken
zaak moet in de handel zijn31, moet toebehoren aan de schenker en dient bepaald of
bepaalbaar te zijn32. Men kan enkel tegenwoordige goederen schenken, de schenking van
toekomstige goederen is nietig33.
Tenslotte moet er ook sprake zijn van een geoorloofde oorzaak. De oorzaak is ongeoorloofd
als zij niet in overeenstemming is met de regels van openbare orde, goede zeden en die van
dwingend recht34 35.
25
W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht,
Antwerpen, Intersentia, 2006, 190.
26
W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht,
Antwerpen, Intersentia, 2006, 192.
27
Art. 488bis, h), §2 B.W.
28
Art. 906, 1ste lid B.W.
29
Art. 906, 3de lid B.W.
30
Art. 907 B.W.
31
Art. 1128 B.W.
32
Art. 1108 B.W.
33
Art. 943 B.W.
34
Art. 1133 B.W.
35
W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht,
Antwerpen, Intersentia, 2006, 198-199.
8
§ 2. De schenking van roerende goederen
6. De schenking van roerende goederen kan in verschillende vormen gebeuren. In principe
moet een schenking onder de levenden bij notariële akte gebeuren, dit staat letterlijk te lezen
in artikel 931 van het Burgerlijk Wetboek. Volgens dit artikel is de schenking een
vormgebonden rechtshandeling die maar geldig kan bestaan als zij in notariële vorm is
verleden36. De sanctie op het niet naleven van deze vormvereiste is de nietigheid, de absolute
nietigheid wanneer de schenker nog in leven is en de relatieve indien dat niet meer het geval
is37. Dit alles moet evenwel genuanceerd worden want een aantal schenkingsvormen
ontsnappen aan de verplichte naleving van art. 931 B.W. Er wordt algemeen aanvaard dat
men op een vormelijk geldige manier kan schenken via de hand- en bankgift, de
onrechtstreekse schenking en de vermomde schenking38 39 40. Artikel 931 B.W. zegt immers:
“Alle akten houdende schenking onder de levenden worden verleden voor notaris,…”. Dus
als men artikel 931 van het Burgerlijk wetboek nauwkeurig leest dan kan men daaruit afleiden
dat enkel indien er een akte van de schenking wordt gemaakt, deze notarieel moet zijn41. Deze
uitzonderingen op artikel 931 van het Burgerlijk Wetboek gelden echter enkel voor de
roerende goederen, voor de onroerende goederen is het noodzakelijk dat de schenking bij
notariële akte gebeurd. Ook voor bepaalde schenkingen van roerende goederen is dat
noodzakelijk, namelijk wanneer er bepaalde modaliteiten worden verbonden aan die
schenking, we denken bijvoorbeeld aan de schenking met voorbehoud van vruchtgebruik42.
Voor andere schenkingen van roerende goederen kan het schenken bij notariële akte gewoon
nuttig zijn. De keuze van de schenkingsvorm ligt dus bij de partijen. Die keuze zal beïnvloed
worden door de leeftijd en levensverwachting van de schenker, zijn gezondheidstoestand en
de grootheid van de te verwachten roerende goederen in de nalatenschap43 (dit omwille van
het progressief tarief inzake successierechten).
36
T. CARNEWAL, “De tarieven inzake successierechten in Vlaanderen. Successieplanning via schenking van
roerende goederen”, Jura falc. 2006-07, afl. 3, 437.
37
W. PINTENS en N. LABEEUW, “Schenkingen onder levenden: art. 931 B.W.” in M. COENE, W. PINTENS
en A. VASTERSAVENDTS (eds.), Erfenissen, schenkingen en testamenten: artikelsgewijze commentaar met
overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2006, 20.
38
E. GOOVAERTS en L. WEYTS, “Notariële akte/België” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE
(eds.), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 91.
39
S. BUYLAERT, “De nieuwe Vlaamse schenkingsrechten”, T. Not. 2004, 487.
40
E. VRIJDERS, “De nieuwe schenkingsrechten en de EBA”, TFR 2004, 515.
41
R. DEBLAUWE, “Verlaagde schenkingsrechten in Vlaanderen”, T. Fin. R. 2004, nr. 3, 808.
42
H. COOLS, Almanak erven en schenken: de theorie en de praktijk, Antwerpen, Standaard uitgeverij, 2006,
182.
43
S. BUYLAERT, “De nieuwe Vlaamse schenkingsrechten”, T. Not. 2004, 487.
9
Hierna worden de verschillende schenkingsvormen uitvoering besproken.
7. Overeenkomstig artikel 516 van het Burgerlijk Wetboek zijn alle goederen roerend of
onroerend, dat is de summa divisio van de goederen in ons recht. In de artikelen 516 tot 526
van het Burgerlijk Wetboek vinden we terug wat bedoeld wordt met roerende en onroerende
goederen in ons recht. Op deze begrippen moet men zich baseren daar het Wetboek der
Registratierechten niet zelf in een definitie voorziet voor deze begrippen. Artikel 21 van het
Wetboek der Registratierechten houdt een uitzondering in. Het beschouwt lichamelijke
roerende goederen aangewend tot de dienst en de exploitatie van onroerende goederen (dit
zijn de onroerende goederen door bestemming, dus de roerende goederen die niet
geïncorporeerd zijn in een onroerend goed, maar als onroerend goed beschouwd worden
omdat ze blijvend aan een erf verbonden zijn door de eigenaar) niet als onroerende
goederen44.
1. De regel: de schenking bij notariële akte
A. De situatie vóór het Vlaams Decreet van 19 december 200345
8. Vóór het Vlaams Decreet van 19 december 2003 kenden zowel het registratierecht als het
successierecht een evenredig progressief tarief. Het registratierecht inzake schenkingen in
rechte lijn en tussen echtgenoten kon oplopen tot 30%, terwijl het toptarief van de
successierechten 27% bedraagt. Het was dus interessanter om roerende goederen te laten
vererven dan te schenken. Het behoeft dan ook geen verdere uitleg dat de schenking van
roerende goederen bij notariële akte geen succes was. Men omzeilde de dure
schenkingsrechten door te gaan schenken via onder andere de handgift, of men trok naar een
buitenlandse notaris, in een land waar men geen schenkingsrechten hoefde te betalen. De
fiscus zag op die manier veel geld aan zich voorbij glippen. Het werd dus tijd dat de
schenking van roerende goederen financieel interessanter werd gemaakt.
B. Het Vlaams Decreet van 19 december 2003
a. ratio legis
44
R. DEBLAUWE, “Verlaagde schenkingsrechten in Vlaanderen”, T. Fin. R. 2004, nr. 3, 812.
Met Vlaams Decreet van 19 december 2003 wordt het Vlaams Decreet van 19 december 2003 houdende
bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004, bedoeld.
45
10
9. De nieuwe regeling van het Vlaams Decreet van 19 december 2003 heeft men ingevoerd op
basis van verschillende motieven46 47.
Zoals reeds aangehaald werden de dure schenkingsrechten omzeild door het doen van een
schenking bij handgift, maar zo een handgift heeft een aantal nadelen. Zo is er dikwijls geen
bewijs van de handgift t.a.v. de andere erfgenamen. Daar komt bij dat als de schenker
overlijdt binnen de drie jaar na de schenking, de begiftigde successierechten moet betalen op
wat hij via handgift heeft ontvangen. Ook de aankoop met gelden verkregen uit handgift, van
bijvoorbeeld een onroerend goed, geeft een probleem aangezien men niet kan bewijzen waar
het geld vandaan komt. Deze gekende nadelen van de handgift wou men weg werken door de
burger een enorm verlaagd tarief van schenkingsrechten aan te bieden. Door de nieuwe
regeling zouden schenkers eerder overwegen hun schenking te doen via notariële akte daar het
tarief fors gedaald is en de notariële akte hen meer rechtszekerheid biedt dan de handgift. De
decreetgever wou dus die nadelen van de handgift wegwerken door een aannemelijk
alternatief te creëren.
Dit was natuurlijk niet het enige motief van de decreetgever, de nieuwe regeling werd ook
geïnspireerd door budgettaire motieven. De handgiften en schenkingsakten voor een
buitenlandse notaris brachten natuurlijk niets op voor de Belgische schatkist. Zoals R.
DEBLAUWE aanhaalt, was het de bedoeling om gebruik te maken van het “Laffer-effect”:
lagere tarieven geven soms hogere inkomsten voor de staat48. De schenker zal namelijk meer
geneigd zijn om schenkingrechten te betalen, niet alleen omdat de tarieven verlaagd zijn maar
ook omdat daardoor het betalen van successierechten uitgesloten wordt, zelfs als hij zou
overlijden binnen drie jaar nadat de schenking is gedaan49.
Tenslotte vormt de nieuwe regeling een aanvulling op de fiscale amnestiewetgeving50. De
teruggekomen roerende waarden uit het buitenland kunnen goedkoop geschonken aan de
jongere generatie.
b. Toepassingsgebied
46
N. GEELHAND, “Fiscale aspecten van het patrimoniaal familierecht. De nieuwe Vlaamse schenkingsrechten”
in G. VERSCHELDEN, A. WYLLEMAN en J. BAEL, Rechtskroniek voor het notariaat deel V, Brugge, Die
Keure, 2004, 182-183.
47
E. VRIJDERS, “De nieuwe schenkingsrechten en de EBA”, TFR 2004, 518.
48
R. DEBLAUWE, “Verlaagde schenkingsrechten in Vlaanderen”, T. Fin. R. 2004, nr. 3, 809.
49
Art. 7 W. Succ.
50
L. WEYTS, “Nieuwigheden bij schenkingen” in F. VANISTENDAEL (ed.), Fiscaal recht. Themis. School
voor postacademische juridische vorming. Vormingsonderdeel 35, Brugge, Die Keure, 2005, 5.
11
(1) Ratione temporis
10. Het Vlaams Decreet van 19 december 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de
begroting 200451 is met betrekking tot het schenkingsrecht52 in werking getreden op 1 januari
200453. De nieuwe regeling is aldus van toepassing op de schenkingen van roerende goederen
bij notariële akte verleden vanaf 1 januari 2004 en op de handgiften en schenkingen voor een
buitenlandse notaris waarvan de documenten ter bevestiging ervan worden aangeboden na 31
december 200354.
(2) Ratione loci
11. Zoals in de inleiding reeds aangehaald zijn vanaf 1 januari 2002 de gewesten bevoegd
inzake het bepalen van de aanslagvoet, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen van het
registratierecht op schenkingen onder de levenden van roerende goederen (en onroerende
goederen)55. Daaruit vloeit voort dat de regelgeving in de verschillende gewesten niet
gelijklopend is wat onder andere het schenkingsrecht betreft. Er was dus nood aan een
criterium dat bepaalde welke regionale wetgeving van toepassing was op schenkingen onder
de levenden van roerende en/of onroerende goederen. Er werd geopteerd voor het
lokalisatiecriterium. Het lokalisatiecriterium is anders gedefinieerd als de schenker een
rijksinwoner dan wel een niet-rijksinwoner is56.
Is de schenker een rijksinwoner dan is de regelgeving van toepassing van de plaats waar de
schenker, op het moment van de schenking, zijn fiscale woonplaats heeft. Als de fiscale
woonplaats van de schenker tijdens de periode van vijf jaar voor zijn schenking op meer dan
één plaats in België gelegen was dan is de regelgeving van de plaats in België van toepassing
waar zijn fiscale woonplaats tijdens die vijfjarige periode het langst gevestigd was57. De
51
BS 31 december 2003, 62343.
Artikelen 131 tot 140 nieuw Vl. W. Reg.
53
Art. 103 Vlaams Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004.
54
T. LAUWERS, “De schenking van roerende goederen: de invoering van de “verlaagde” vlakke tarieven in het
Vlaams gewest”, Waarvan Akte 2004, nr. 4, 3.
55
Art. 3 Bijzondere wet van 16 januari 1989 gewijzigd door art. 5 Bijzondere wet van 13 juli 2001 tot
herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, BS 3
augustus 2001, 26615.
56
E. SPRUYT en P. VAN MELKEBEKE, “De Vlaamse schenkingsrechten in een nieuw bevallig kleedje”, AFT
2004, afl. 4, 24.
57
E. SPRUYT en P. VAN MELKEBEKE, “Vlaams Decreet 19 december 2003: verlaging van de Vlaamse
schenkingsrechten”, Nieuwsbrief Not. 2004, 1.
52
12
Vlaamse schenkingsrechten zullen pas van toepassing zijn wanneer de schenker in de periode
van vijf jaar voor de schenking zijn fiscale woonplaats het langst in het Vlaamse Gewest heeft
gehad. Als de fiscale woonplaats van de schenker tijdens de periode van vijf jaar voor de
schenking op meer dan één plaats was gevestigd, meer bepaald enerzijds in het buitenland en
anderzijds op het ogenblik van de schenking in België, dan dient teruggegrepen te worden
naar het algemeen criterium, zijnde de plaats waar de schenker, op het ogenblik van de
schenking, zijn fiscale woonplaats heeft58 59. Aldus zijn in het geval dat de schenker een
rijksinwoner is, irrelevant: de woonplaats van de begiftigde, de lokalisatie van het geschonken
goed, de nationaliteit van schenker of begiftigde en de plaats waar de schenking tot stand
komt (bijvoorbeeld standplaats van de notaris die de schenkingakte verlijdt).
De fiscale woonplaats is de plaats waar de schenker zijn werkelijke, effectieve, voortdurende
woonplaats had gevestigd, de plaats waar hij zijn domus, zijn familie, het centrum van zijn
bedrijvigheid, de zetel van zijn zaken en van zijn bezigheden had60.
De schenking of de inbreng om niet door een VZW of stichting moet naar analogie behandeld
worden. Er moet gekeken worden naar de ligging van de maatschappelijke zetel in de periode
van vijf jaar voor de schenking61.
Voor de rechtspersoon moeten we kijken naar de ligging van de zetel. Een rechtspersoon die
een statutaire zetel en een zetel van werkelijke leiding in verschillende gewesten heeft, zal
zijn fiscale woonplaats in het gewest hebben waar zijn zetel van werkelijke leiding gelegen
is62.
Is de schenker een niet-rijksinwoner dan is de plaats van de ligging van het onroerend goed,
dat geschonken wordt, relevant. Wanneer er echter roerende goederen worden geschonken
door een niet-rijksinwoner, heeft de wetgever niet voorzien in een specifiek
lokalisatiecriterium. E. SPRUYT en P. VAN MELKEBEKE nemen de stelling in dat in dit
geval de schenkingsrechten van toepassing zijn van het gewest dat de meeste
58
E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel 2: De fiscale invalshoek”, AFT
2008, afl.10, 22.
59
E. SPRUYT en P. VAN MELKEBEKE, “Vlaams Decreet 19 december 2003: verlaging van de Vlaamse
schenkingsrechten”, Nieuwsbrief Not. 2004, 1.
60
N. GEELHAND, “Fiscale aspecten van het patrimoniaal familierecht. De nieuwe Vlaamse schenkingsrechten”
in G. VERSCHELDEN, A. WYLLEMAN en J. BAEL, Rechtskroniek voor het notariaat deel V, Brugge, Die
Keure, 2004, 223.
61
H. PELGROMS, “Overzicht van de nieuwe Vlaamse schenkingsrechten. Vlaams decreet houdende bepalingen
tot begeleiding van de begroting 2004 van 19 december 2003”, T. Not. 2004, 5.
62
T. CARNEWAL, “De tarieven inzake successierechten in Vlaanderen. Successieplanning via schenking van
roerende goederen”, Jura falc. 2006-07, afl. 3, 435.
13
aanknopingspunten heeft met de schenking63 64. H. CASMAN haalde reeds vroeger aan dat dit
de fiscale woonplaats zou kunnen zijn van de begiftigde indien hij een rijksinwoner is en
wanneer dit niet het geval is, dit de plaats kan zijn waar de schenking aan de formaliteit van
de registratie wordt onderworpen65. Volgens de laatste bronnen zou bij een schenking aan een
rijksinwoner door een niet-rijksinwoner inderdaad het recht van toepassing zijn van de plaats
waar de begiftigde zijn fiscale woonplaats heeft, op het moment van de schenking. Wanneer
de begiftigde ook geen rijksinwoner is dan zou de ligging van het kantoor der registratie waar
de schenking ter registratie wordt aangeboden, bepalen welke gewestelijke regelgeving van
toepassing is66. Er moet opgemerkt worden dat deze regeling elke wettelijke grondslag mist.
(3) Ratione materiae
12. Het Vlaams Decreet heeft artikel 131 van het Vlaams Wetboek der Registratierechten
onderverdeeld in twee paragrafen. De eerste paragraaf handelt over de schenking van de
onroerende goederen die aan een progressief tarief onderhevig blijven. De tweede paragraaf
voorziet nu in een vlak tarief wat de schenking van roerende goederen betreft. Art. 131, § 2
Vl. W. Reg. is van toepassing op schenkingen onder de levenden van roerende goederen.
Meer bepaalt de schenkingen die worden aangeboden ter registratie. De schenkingen van
roerende goederen gedaan bij notariële akte vallen alleszins onder het toepassingsgebied
aangezien hun aanbieding ter registratie wettelijk verplicht is67. Ook de schenking van
roerende goederen bij handgift, onrechtstreekse schenking, en notariële akte in het buitenland
vallen onder de nieuwe regeling wanneer zij vrijwillig ter registratie worden aangeboden. Het
vrijwillig aanbieden van een onderhandse akte waaruit een schenking blijkt, geeft ook
aanleiding tot het heffen ven het schenkingsrecht. Het is dus niet relevant of een schenking
via notariële akte is geschied, wel of zij ter registratie wordt aangeboden68.
63
E. SPRUYT en P. VAN MELKEBEKE, “Vlaams Decreet 19 december 2003: verlaging van de Vlaamse
schenkingsrechten”, Nieuwsbrief Not. 2004, 1.
64
E. SPRUYT en P. VAN MELKEBEKE, “De Vlaamse schenkingsrechten in een nieuw bevallig kleedje”, AFT
2004, afl. 4, 24.
65
H. CASMAN, “Registratierechten op schenkingen in familiaal verband in Vlaanderen, Brussel en Wallonië”
in H. CASMAN, Y.-H. LELEU en A. VERBEKE (eds.), Eigenzinnig familiaal vermogensrecht. Actualia –
Schenkingen, Gent, Larcier, 2005, 13.
66
E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel 2: De fiscale invalshoek”, AFT
2008, afl.10, 23.
67
Art. 19, 1° W. Reg.
68
N. GEELHAND, “Fiscale aspecten van het patrimoniaal familierecht. De nieuwe Vlaamse schenkingsrechten”
in G. VERSCHELDEN, A. WYLLEMAN en J. BAEL, Rechtskroniek voor het notariaat deel V, Brugge, Die
Keure, 2004, 226.
14
c. De vernieuwde regeling
(1) Het tarief
13. In paragraaf 2 van artikel 131 Vl. W. Reg. vinden we de tarieven terug voor schenkingen
van roerende goederen. Voor schenkingen in rechte lijn, m.a.w. tussen ouders en kinderen,
grootouders en kleinkinderen, en tussen echtgenoten of samenwoners geldt een tarief van 3%.
Schenkingen tussen alle andere personen, zoals tussen broers en zussen, tussen ooms,tantes,
neven en nichten en tussen anderen, is het tarief van 7% van toepassing69. Het tarief waarvan
sprake is, is niet langer een progressief tarief maar een vlak tarief. De waarde van de
schenking speelt dus geen rol meer om het toepasselijke tarief te bepalen, enkel de graad van
verwantschap tussen de schenker en de begiftigde70.
De tarieven van artikel 131, § 2 Vl. W. Reg. gelden voor schenkingen van de volle eigendom,
de blote eigendom of het (tijdelijke of levenslange) vruchtgebruik van roerende goederen71.
De betaling van de schenkingsrechten heeft tot gevolg dat bij overlijden van de schenker, ook
onmiddellijk na de registratie van de schenking of na het verlijden van de notariële akte, er
geen successierechten meer verschuldigd zijn.
(2) De belastbare basis
14. Artikel 133 Vl. W. Reg. bepaalt dat het tarief berekend wordt over de verkoopwaarde van
de geschonken goederen, zonder aftrek van de lasten. Voor ter beurs genoteerde effecten
voorziet artikel 133, 2de lid Vl. W. Reg. in een andere regeling. De belastbare basis wordt
daarvoor forfaitair vastgesteld op de waarde volgens de laatste prijscourant, op last van de
69
S. PODEVYN, “Successietarieven en schenkingstarieven; een vergelijkende analyse”, AFT 2004, afl. 4, 21-23.
S. LUST, “Schenking/Voorwerp/Roerende goederen/Regeling van het Vlaamse Gewest” in A. VERBEKE, F.
BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Brussel, De Boeck &
Larcier, 2005, 69.
71
A. NIJS, A. VAN ZANTBEEK en A. VERBEKE, “Belangrijke hervorming van de Vlaamse schenkings- en
successierechten”, Nieuwsbrief Succ. R. 2004, nr. 1, 1.
70
15
regering bekendgemaakt vóór de datum waarop het recht opeisbaar is geworden. Dit is dus de
datum waarop de akte verleden wordt (als het gaat om een notariële akte) of de datum waarop
de datum ter registratie wordt aangeboden (als het gaat om een onderhandse akte of een akte
verleden voor een buitenlandse notaris waarvoor geen verplichting tot registratie bestaat).
Voor een schenking waarbij de blote eigendom van roerende goederen wordt geschonken en
de schenker zichzelf het vruchtgebruik voorbehoudt, is de belastbare basis de verkoopwaarde
van de volle eigendom van de goederen72. Betreft het daarentegen een schenking van blote
eigendom zonder dat het vruchtgebruik door de schenker is voorbehouden dan is de belastbare
basis de verkoopwaarde van de volle eigendom van de goederen, verminderd met de waarde
van het vruchtgebruik73.
De berekeningsmethode die het Wetboek der Registratierechten voorziet voor de belastbare
basis te berekenen voor de schenking van het vruchtgebruik van onroerende goederen, kon
niet gebruikt worden voor de roerende goederen, aangezien de werkelijke jaarlijkse opbrengst
of de huurwaarde moeilijk bepaald kan worden74. Daarom heeft men gekozen om de jaarlijkse
opbrengst van de roerende goederen vast te stellen op 4% van de waarde in volle eigendom
van die goederen. Wanneer we te maken hebben met een levenslang vruchtgebruik dan wordt
die forfaitaire opbrengst van 4% vermenigvuldigd met een coëfficiënt die verschilt naargelang
de leeftijd van de vruchtgebruiker. Die coëfficiënt vinden we terug in artikel 47 van het
Wetboek der Registratierechten. Hebben we daarentegen te maken met een tijdelijk
vruchtgebruik dan wordt de forfaitaire opbrengst van 4% gekapitaliseerd tegen 4% over de
duur van het vruchtgebruik. De bekomen belastbare basis mag in dit geval niet hoger zijn dan
de belastbare basis van het levenslang vruchtgebruik, indien het vruchtgebruik op het hoofd
van een natuurlijk persoon gevestigd is. Gaat het om een rechtspersoon, dan mag de
belastbare basis niet meer bedragen dan 80% van de waarde van de volle eigendom75 76 77.
(3) Het progressievoorbehoud
72
Art. 133, 6de lid Vl. W. Reg.
Art. 133, 7de lid Vl. W. Reg.
74
M.-A. MASSCHELEIN, Schenking bij notariële akte, Gent, Larcier, 2007, 218.
75
Art. 133, 4de en 5de lid Vl. W. Reg.
76
N. LABEEUW, “Wijzigingen op het vlak van Vlaams schenkings- en successierecht”, NFM 2004, afl.9, 243.
77
E. AERTS, “Gunsttarief voor schenking roerende waarden”, Fisc. Act. 2003, nr. 44, 6.
73
16
15. Om de schenking van roerende goederen bij notariële akte nog aantrekkelijker te maken,
schafte het Vlaams Decreet van 19 december 2003 het progressievoorbehoud78 voor
schenkingen van roerende goederen af. In artikel 137 van het Vlaamse Wetboek der
Registratierechten vinden we duidelijk terug dat de regel van progressievoorbehoud enkel
geldt voor de schenkingen van onroerende goederen die binnen de drie jaar tussen dezelfde
partijen worden gedaan. Het progressievoorbehoud houdt in dat als de schenker overlijdt
binnen drie jaar na de schenking waarop schenkingsrechten zijn betaald, de schenking wordt
meegeteld om het tarief van de successierechten te bepalen dat op de nagelaten goederen zal
worden toegepast79. Door dit “opduweffect” zal men terechtkomen in hogere tarieven. Tussen
twee schenkingen van roerende goederen is er sowieso geen sprake van progressievoorbehoud
daar deze belast worden aan een vlak tarief. Deze afschaffing is eerder van belang bij
schenkingen van roerende goederen die binnen de drie jaar gevolgd worden door een
schenking van onroerend goed, hierbij geldt nu dus ook geen progressievoorbehoud meer.
Ook zal er geen progressievoorbehoud zijn indien een schenking van onroerende goederen
binnen de drie jaar gevolgd wordt door een schenking van roerend goed, en dit tevens tussen
dezelfde partijen80.
Ten gevolge van deze wijziging is ook de verplichting afgeschaft om in de schenkingsakte,
vroeger gedane schenkingen van roerend goed te vermelden. Er moet enkel nog melding
gemaakt worden van schenkingen van onroerende goederen81.
(4) De gelijkschakeling van samenwonenden met echtgenoten
16. Sinds 1 januari 2004 worden samenwonenden gelijkgeschakeld met echtgenoten wat de
Vlaamse schenkingsrechten betreft82. Zij kunnen dus ook van het 3%-tarief genieten. De
decreetgever heeft zich voor de definitie van het begrip samenwonenden laten inspireren door
Art. 48 Vl. W. Succ. wat uiteraard de eenvormigheid tussen beide wetboeken enkel maar ten
goede komt83.
78
Art. 66bis W. Succ.
E. AERTS, “Gunsttarief voor schenking roerende waarden”, Fisc. Act. 2003, nr. 44, 4.
80
N. GEELHAND, “Fiscale aspecten van het patrimoniaal familierecht. De nieuwe Vlaamse schenkingsrechten”
in G. VERSCHELDEN, A. WYLLEMAN en J. BAEL, Rechtskroniek voor het notariaat deel V, Brugge, Die
Keure, 2004, 201.
81
Art. 138-1 Vl. W. Reg.
82
Art. 132-1 Vl. W. Reg.
83
E. SPRUYT en P. VAN MELKEBEKE, “Vlaams Decreet 19 december 2003: verlaging van de Vlaamse
schenkingsrechten”, Nieuwsbrief Not. 2004, 6.
79
17
Met samenwonenden worden zowel de wettelijke als de feitelijke samenwonenden bedoeld.
De wettelijke samenwoner is degene die op de dag van de schenking wettelijk samenwoont
met de schenker, meer bepaald een verklaring van wettelijke samenwoning heeft afgelegd
overeenkomstig artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek. De feitelijke samenwoner is de
persoon of personen die op de dag van de schenking ten minste één jaar ononderbroken met
de schenker samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren. Dit wordt
ook geacht het geval te zijn, wanneer het samenwonen en het voeren van een
gemeenschappelijke huishouding met de schenker, aansluitend op de bedoelde periode van
één jaar tot op de dag van de schenking, door overmacht onmogelijk is geworden84. Wat men
met het voeren van een gemeenschappelijke huishouding bedoeld, is niet geheel duidelijk.
Blijkbaar bedoelde men naast de effectieve samenwoning op hetzelfde adres, ook bijdragen in
de lasten van de samenwoning, naar analogie van art. 217 B.W. voor echtgenoten85.
Net zoals in de successierechten geldt een uittreksel uit het bevolkingsregister, waaruit blijkt
dat beide personen op hetzelfde adres zijn ingeschreven, als weerlegbaar vermoeden van
ononderbroken samenwoning en van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding86.
(5) De versoepeling inzake geadopteerden
17. Er vond een gelijkaardige wijziging plaats in het schenkingsrecht, die reeds gebeurde in
het successierecht, voor de geadopteerde kinderen. Art. 132-2 2e lid, 3° Vl. W. Reg. werd
aangepast: “het adoptief kind moet gedurende drie opeenvolgende jaren (en niet langer zes)
voor de leeftijd van eenentwintig, hoofdzakelijk ( in plaats van uitsluitend ) van de adoptant
of/en van zijn levenspartner ( in plaats van echtgenoot ) hulp en verzorging gekregen hebben
die kinderen normaal van hun ouders krijgen”. Indien aan voorgaande voorwaarden voldaan
is, is de geadopteerde onderworpen aan het tarief in rechte lijn.
De term levenspartner moet uitgelegd worden als de persoon of de achtereenvolgende
personen waarmee de adoptant gedurende de vereiste periode een levensgemeenschap (of een
gemeenschappelijke huishouding) vormde87. Dit kan dus de echtgenoot of de wettelijke of
feitelijk samenwonende partner van de adoptant zijn. Het begrip is echter soepeler dan het
84
E. SPRUYT en P. VAN MELKEBEKE, “De Vlaamse schenkingsrechten in een nieuw bevallig kleedje”, AFT
2004, afl. 4, 30.
85
R. DEBLAUWE, “Verlaagde schenkingsrechten in Vlaanderen”, T. Fin. R. 2004, nr. 3, 813.
86
A. NIJS, A. VAN ZANTBEEK en A. VERBEKE, “Belangrijke hervorming van de Vlaamse schenkings- en
successierechten”, Nieuwsbrief Succ. R. 2004, nr. 1, 2-3.
87
E. SPRUYT en P. VAN MELKEBEKE, “De Vlaamse schenkingsrechten in een nieuw bevallig kleedje”, AFT
2004, afl. 4, 30.
18
begrip samenwoner vermits men reeds levenspartner is vanaf de eerste dag dat men een
gemeenschappelijke huishouding voert88.
(6) Andere verlaagde tarieven
18. In art. 140 en 140bis Vl. W. Reg. vinden we diverse verlaagde tarieven terug. Zo worden
bijvoorbeeld schenkingen aan provincies en gemeenten belast aan een tarief van 5,5%.
Schenkingen van ondernemingen vallen onder een 2% tarief als zij aan bepaalde voorwaarden
voldoen. Dat tarief geldt ook voor schenkingen van de (volle of blote) eigendom of het
vruchtgebruik van aandelen en vorderingen89, mits ook aan de voorwaarden is voldaan.
C. De notariële akte en de fiscale verklaringen
19. De notariële schenkingsakte moet verleden worden in minuut90. Het is niet toegelaten deze
in brevet te verlijden. De notaris is gehouden de minuut te bewaren van alle akten die hij
verlijdt91.
De notariële schenkingsakte moet aan dezelfde regels voldoen als deze die van toepassing zijn
op iedere notariële akte, zijnde: de plaats waar en datum waarop de akte verleden is, moet
vermeld worden92 en de akte moet ondertekend worden door de partijen en de notaris93.
Indien deze vormvereisten niet nageleefd zijn, zal de akte nietig zijn94.
20. In de notariële akte moeten een aantal fiscale verklaringen worden opgenomen.
Vooreerst bepaalt artikel 170bis lid 1 W. Reg. dat de notaris in de schenkingsakte de
verklaring van de schenker moet opnemen die vermelding inhoudt van het adres en de datum
88
E. SPRUYT en P. VAN MELKEBEKE, “De Vlaamse schenkingsrechten in een nieuw bevallig kleedje”, AFT
2004, afl. 4, 31.
89
Art. 140bis, § 1, 2° en 3° Vl. W. Reg.
90
Art. 931 in fine B.W.
91
Art. 20 van de Wet van 25 Ventôse jaar XI (16 maart 1803) tot regeling van het notarisambt, Bull. 258, nr.
2440.
92
Art. 12 van de Wet van 25 Ventôse jaar XI (16 maart 1803) tot regeling van het notarisambt, Bull. 258, nr.
2440.
93
Art. 14 van de Wet van 25 Ventôse jaar XI (16 maart 1803) tot regeling van het notarisambt, Bull. 258, nr.
2440.
94
Art. 114 van de Wet van 25 Ventôse jaar XI (16 maart 1803) tot regeling van het notarisambt, Bull. 258, nr.
2440.
19
en duur van de vestiging van de verschillende fiscale woonplaatsen die hij gehad heeft in de
periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum van de schenking95. Dit is belangrijk om dan
op basis van het lokalisatiecriterium na te gaan welke gewestelijke regeling van toepassing is.
Wanneer de schenker weigert deze verklaring te doen of indien hij een onjuiste of onvolledige
verklaring aflegt, is hij een boete verschuldigd van tweemaal de aanvullende rechten96. De
notaris die nalaat de schenker te vragen de verklaring te doen, is een boete verschuldigd van
25 euro97.
Eveneens de verwantschapsband of de samenwoningsrelatie tussen de schenker en de
begiftigde dient vermeld te worden98. Dit om het toepasselijke tarief te bepalen.
Tenslotte moet ook de verkoopwaarde van de geschonken goederen vermeld worden in de
akte. Hierbij is artikel 133 Vl. W. Reg. van belang, zoals reeds vroeger aangehaald.
Het relevante tijdstip voor de beoordeling van deze drie verklaringen, is het ogenblik waarop
de rechten opeisbaar worden, met name de dag waarop de notariële akte wordt verleden99.
Het vermelden waard is het feit dat de verwantschapsband en de verkoopwaarde niet
noodzakelijk in de akte moeten staan vóór de ondertekening ervan. Zij kunnen daarna, maar
vóór de registratie van de akte (dit is dus vóór het verstrijken van de termijn van 15 dagen),
door de notaris in naam van de partijen worden opgenomen aan de voet van de akte100.
D. De staat van schatting
21. Overeenkomstig artikel 948 van het Burgerlijk Wetboek is een schenkingsakte van
roerende (lichamelijke en onlichamelijke) goederen slechts geldig voor de goederen waarvan
een staat van schatting, getekend door de schenker en door de begiftigde of door degenen die
voor deze laatste aannemen, aan de minuut is gehecht. De roerende goederen die onroerend
95
B. STROBBE, “Voortaan verklaring vereist omtrent fiscale woonplaats in alle notariële schenkingsakten”,
Nieuwsbrief registratierechten 2002, nr. 2, 3.
96
Art. 170bis, 2de lid W. Reg.
97
Art. 170bis, 3de lid W. Reg.
98
C. DECKERS, J. DE HERDT en N. GEELHAND, “(Fiscale) successieplanning “in extremis” in Vlaanderen.
Naar een nieuw concept inzake fiscale successieplanning. Bijzonder deel: De schenkingen als techniek van
fiscale successieplanning in extremis”, TEP 2008, afl. 1, 44.
99
E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel 2: De fiscale invalshoek”, AFT
2008, afl.10, 123.
100
Art. 168, 1ste lid W. Reg.
20
zijn door incorporatie of door bestemming vallen niet onder deze bepaling op voorwaarde dat
ze tezelfdertijd met de onroerende goederen worden geschonken101.
22. De staat moet een gedetailleerde beschrijving inhouden van de geschonken goederen,
zodat de goederen kunnen geïdentificeerd worden. De goederen moeten individueel worden
opgesomd en individueel worden geschat op datum van de schenking102. Een globale
schatting is niet toegestaan, tenzij de goederen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en
één ondeelbaar geheel uitmaken. Zo mag een verzameling als één geheel worden omschreven,
maar indien die verzameling een belangrijk waardevol stuk bevat, zal dat stuk wel individueel
moeten vermeld worden103. Men neemt aan dat men deze beschrijving mag aanvullen met
foto’s, vermits dergelijke beschrijvingen niet altijd even eenvoudig zijn. Evenwel kunnen
foto’s niet in de plaats van de beschrijving worden opgenomen104.
Schuldvorderingen en bankbriefjes moeten niet geschat worden, zij zijn waard wat het bedrag
van de vordering of het bankbriefje zelf weergeeft. Dit in tegenstelling tot genoteerde
effecten, voor hen zal men een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving geven105.
23. De staat van schatting kan zowel notarieel als onderhands zijn, dat document wordt dan
aangehecht aan de notariële schenkingsakte. De staat moet ondertekend zijn door de schenker
en de begiftigde, alsook door de notaris indien de staat is opgemaakt bij notariële akte. Doch
is het aangewezen dat de notaris ook de onderhandse staat ondertekent, zodat ook deze
uitvoerbare kracht heeft106. In de praktijk wordt de staat dikwijls opgenomen in de
schenkingsakte zelf, dit wordt algemeen aanvaard zolang de staat voldoet aan alle
voorwaarden. Men mag ook verwijzen naar een vroeger opgestelde inventaris of staat,
101
E. GOOVAERTS en L. WEYTS, “Notariële akte/Staat van schatting van het geschonkene” in A. VERBEKE,
F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Brussel, De Boeck
& Larcier, 2005, 101.
102
C. DE WULF, “Algemene regels betreffende de vorm van de schenking en betreffende de aanvaarding” in C.
DE WULF m.m.v. J. BAEL, S. DEVOS en H. DE DECKER (eds.), Het opstellen van notariële akten Deel I,
Mechelen, Kluwer, 2002, 398.
103
M.-A. MASSCHELEIN, “De staat van schatting bij de schenking van roerende goederen” (noot onder Cass. 1
maart 2007), Not. Fisc. M. 2008, afl. 4, 137.
104
M.-A. MASSCHELEIN, “De staat van schatting bij de schenking van roerende goederen” (noot onder Cass. 1
maart 2007), Not. Fisc. M. 2008, afl. 4, 137.
105
E. GOOVAERTS en L. WEYTS, “Notariële akte/Staat van schatting van het geschonkene” in A. VERBEKE,
F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Brussel, De Boeck
& Larcier, 2005, 101.
106
M.-A. MASSCHELEIN, “De staat van schatting bij de schenking van roerende goederen” (noot onder Cass. 1
maart 2007), Not. Fisc. M. 2008, afl. 4, 136.
21
gehecht aan of verwerkt aan een notariële akte, mits deze een individuele opsomming en
schatting van de geschonken goederen bevat en deze voldoende actueel is107.
E. De voordelen van de notariële akte
24. De notariële akte geeft het minst aanleiding tot betwistingen108 109. Ingevolge de notariële
akte krijgt de schenking immers vaste datum. De notariële akte bezit ook volledige
bewijskracht en is uitvoerbaar, wat niet het geval is bij een onderhandse akte. We mogen ook
niet vergeten dat de notaris ten opzichte van zijn cliënten een advies- en voorlichtingsplicht
heeft, hij zal de partijen dus adviseren over de eventuele nadelige gevolgen van de schenking
en kan hen wijzen op de manieren hoe men best aan vermogensplanning doet. Uitzonderlijk
biedt de notariële akte ook een fiscaal voordeel. Artikel 140bis W. Reg. bepaalt immers dat de
schenking bij notariële akte moet gebeuren, wil men onder het 2%-tarief vallen.
2. De uitzondering: bij handgift, onrechtstreekse schenking,
vermomde schenking of notariële schenking voor een buitenlandse
notaris
A. De handgift
25. De handgift is de schenking die tot stand komt door de loutere overdracht van de zaak, de
traditio genoemd, aan de begiftigde, die aanvaardt110. De handgift dient te voldoen aan vier
107
M.-A. MASSCHELEIN, “De staat van schatting bij de schenking van roerende goederen” (noot onder Cass. 1
maart 2007), Not. Fisc. M. 2008, afl. 4, 136.
108
N. GEELHAND, “Fiscale aspecten van het patrimoniaal familierecht. De nieuwe Vlaamse
schenkingsrechten” in G. VERSCHELDEN, A. WYLLEMAN en J. BAEL, Rechtskroniek voor het notariaat
deel V, Brugge, Die Keure, 2004, 227.
109
E. GOOVAERTS en L. WEYTS, “Notariële akte/België” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H.
DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 9394.
110
A. MEYUS en S. WILIKENS, “De gemodaliseerde hand- en bankgift – een instrument voor estate planning”,
AFT 2001, 166.
22
vereisten: er moet animus donandi zijn in hoofde van de schenker, de geschonken zaak moet
effectief en onherroepelijk overgedragen worden, die overdracht moet gebeuren tijdens het
leven van de schenker en de begiftigde moet aanvaarden en dit ook tijdens het leven van de
schenker.
De handgift is slechts mogelijk voor lichamelijke roerende goederen of onlichamelijke
roerende goederen waarvan het recht in de titel geïncorporeerd is, daar de handgift
verwezenlijkt wordt door de loutere overhandiging van de schenker aan de begiftigde van het
goed111. Met ander woorden moet er steeds een materieel stuk voor handen zijn. Goederen die
niet vatbaar zijn voor traditio kunnen dus niet geschonken worden via handgift, zulke
schenking zou absoluut nietig zijn.
De traditio-vereiste heeft ook als gevolg dat het de handgift ongeschikt maakt om te schenken
met voorbehoud van vruchtgebruik voor de schenker112. Uit de rechtsleer en rechtspraak
wordt er afgeleid dat het hoogst onzeker is of de handgift met voorbehoud als geldig zal
worden beschouwd daar er geen eensgezindheid is. Men kiest in dit geval dus beter voor de
notariële akte omwille van de rechtszekerheid. En nu de tarieven voor het schenken van
roerende goederen verlaagd zijn, mag de betaling van registratierechten geen reden meer zijn
om niet voor deze rechtszekerheid te kiezen.
Uit de traditio-vereiste vloeit ook voort dat de handgift niet onder opschortende voorwaarde
kan worden gedaan, een ontbindende voorwaarde daarentegen is wel mogelijk.
Dit wil niet zeggen dat er geen andere lasten, modaliteiten of voorwaarden bestaan die aan
een handgift kunnen gekoppeld worden. Dan denken we bijvoorbeeld aan een
vervreemdingsverbod, conventionele terugkeer, een uitsluitingsclausule, enz… In die gevallen
zal een handgift meestal vergezeld gaan van een pacte adjoint, een document dat moet dienen
als bewijs van de handgift en de modaliteiten die eraan verbonden zijn. Belangrijk is dat de
handgift niet tot stand komt door de pacte adjoint, zij dient enkel tot bewijs ervan. Men moet
er dan ook over waken, bij het opstellen van dat geschrift, dat de indruk niet gewekt wordt dat
de gift door het geschrift tot stand komt. Het moet dus opgesteld zijn enkel en alleen ad
probationem113.
26. Het probleem bij de handgift is dat de burger dikwijls niet over de nodige informatie
beschikt wat schenkingen betreft en als dusdanig geen weet heeft van eventuele fouten die hij
111
T. CARNEWAL, “De tarieven inzake successierechten in Vlaanderen. Successieplanning via schenking van
roerende goederen”, Jura falc. 2006-07, afl. 3, 441.
112
N. GEELHAND, “Handgift met voorbehoud van vruchtgebruik”, TFR 2006, 509-510.
113
E. VRIJDERS, “De nieuwe schenkingsrechten en de EBA”, TFR 2004, 516.
23
maakt bij het doen van de gift of eventuele nadelige gevolgen die kunnen voortvloeien uit zijn
schenking. Ook het feit dat enkel lichamelijke roerende goederen of onlichamelijke roerende
goederen waarvan het recht in de titel geïncorporeerd is, kunnen geschonken worden via
handgift is een belangrijk nadeel. A. NIJS, A. VAN ZANTBEEK en A. VERBEKE stellen dat
de handgift nog een goede schenkingsvorm is om in eenvoudige familiale situaties, relatief
beperkte bedragen te schenken zonder al te veel voorwaarden. In de andere gevallen stellen zij
de schenking van roerende goederen bij notariële akte voorop114.
B. De onrechtstreekse schenking
27. De onrechtstreekse schenking komt tot stand door een akte met een eigen autonoom
statuut die een voordeel toekent, alhoewel dit niet haar specifieke of exclusieve functie is115.
Onrechtstreekse schenkingen kunnen slechts verwezenlijkt worden door rechtshandelingen
die een abstract karakter hebben en definitief zijn116. Het abstracte karakter houdt in dat de
rechtshandeling, waardoor de onrechtstreekse schenking plaatsvindt, zowel te bezwarende
titel kan zijn als om niet. Het definitieve karakter betekent dat de rechtshandeling geldig is op
zich en een onmiddellijke afstand tot gevolg heeft. De rechtshandeling heeft tevens een
autonoom statuut en is dus onderworpen aan eigen specifieke regels die moeten nageleefd
worden.
Het bewijs van een onrechtstreekse schenking kan geleverd worden door aan te tonen dat er
een verarming is in hoofde van de ene partij en een verrijking in hoofde van de andere partij
die in direct verband staan tot elkaar. Daarenboven moet de animus donandi van deze
vermogensverschuiving bewezen worden117. Doch is het aangewezen een onderhands
geschrift op te stellen van de onrechtstreekse schenking, dit met het oog op de latere
bewijsvoering118.
114
A. NIJS, A. VAN ZANTBEEK en A. VERBEKE, “Hoe roerende goederen schenken in Vlaanderen?
Handgift, bankgift of toch notarieel?”, Nieuwsbrief Succ. R. 2004, nr. 5, 6.
115
W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht,
Antwerpen, Intersentia, 2006, 220.
116
W. PINTENS en N. LABEEUW, “Schenkingen onder levenden: art. 931 B.W.” in M. COENE, W. PINTENS
en A. VASTERSAVENDTS (eds.), Erfenissen, schenkingen en testamenten: artikelsgewijze commentaar met
overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2006,6.
117
W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht,
Antwerpen, Intersentia, 2006, 221.
118
C. DE WULF, “Algemene regels betreffende de vorm van de schenking en betreffende de aanvaarding” in C.
DE WULF m.m.v. J. BAEL, S. DEVOS en H. DE DECKER (eds.), Het opstellen van notariële akten Deel I,
Mechelen, Kluwer, 2002, 460.
24
28. Voorbeelden van onrechtstreekse schenkingen zijn onder meer: kwijtschelding van een
schuld, betaling van andermans schuld, beding ten behoeve van een derde (zoals bijvoorbeeld
de levensverzekering) en de bankgift. Over deze laatste geven we iets meer uitleg.
De bankgift gebeurt door overschrijving tussen bankrekeningen die met animus donandi
wordt gedaan119. Er is lange tijd gezegd geweest dat de bankgift een soort handgift was, maar
nu lijkt men aangenomen te hebben dat de bankgift in feite een onrechtstreekse schenking
uitmaakt120. Een bankgift kan enkel bancaire tegoeden als voorwerp hebben, zoals daar zijn
geld en gedematerialiseerde aandelen. De bankgift zal voor deze laatste steeds belangrijker
worden daar vanaf 31 december 2013 alle aandelen aan toonder moeten verdwijnen en zullen
omgezet worden in aandelen op naam of gedematerialiseerde aandelen121. En deze kunnen nu
eenmaal niet via handgift weggeschonken worden.
C. De vermomde schenking
29. De vermomde of verdoken schenking is de schenking die gebeurt onder het mom van een
handeling te bezwarende titel, waarin geveinsd wordt dat er een tegenprestatie dient te worden
geleverd maar men in feite heeft afgesproken dat dit niet moet gebeuren122. Een dergelijke
schenking wordt als geldig beschouwd. Doch wanneer zij fiscale wetsontduiking beoogt of zij
ter bedrieglijke benadeling van de rechten van een derde is geschied, zal zij niet als geldig
worden aanzien.
Bij een vermomde schenking mag de begiftiging niet uit de schijnbare akte te bezwarende
titel blijken, wanneer dit wel het geval is, is er geen werkelijk verdoken karakter en is de
schenking nietig123. De akte onder bezwarende titel die de schenking moet verhullen, moet
voldoen aan de vorm- en grondvereisten die de wet oplegt voor die akte. Om geldig te zijn
119
A. NIJS, A. VAN ZANTBEEK en A. VERBEKE, “Hoe roerende goederen schenken in Vlaanderen?
Handgift, bankgift of toch notarieel?”, Nieuwsbrief Succ. R. 2004, nr. 5, 6.
120
M. MOREAU, “Over hand- en bankgiften”, AFT 1999, 3.
121
L. WEYTS, Opstellen van notariële akten. Deel 4, Leuven, Acco, 2008, 83.
122
W. PINTENS, K. VANWINCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht,
Antwerpen, Intersentia, 2006, 217.
123
C. DE WULF, “Algemene regels betreffende de vorm van de schenking en betreffende de aanvaarding” in C.
DE WULF m.m.v. J. BAEL, S. DEVOS en H. DE DECKER (eds.), Het opstellen van notariële akten Deel I,
Mechelen, Kluwer, 2002, 458.
25
moet tevens de geveinsde rechtshandeling, een rechtshandeling zijn die eigendom laat
overgaan124.
Om geldig te zijn moet ook hier sprake zijn van een verarming in hoofde van de ene partij en
een verrijking in hoofde van de andere, met een direct verband tussen beide. De animus
donandi moet vanzelfsprekend ook aanwezig zijn.
Een voorbeeld van een vermomde schenking is een verkoop waarvan de verkoopprijs niet of
slechts ten dele moet betaald worden.
De feitenrechter beoordeelt soeverein of een rechtshandeling als een vermomde schenking
dan wel een rechtshandeling te bezwarende titel moet worden gekwalificeerd.
D. De notariële schenking voor een buitenlandse notaris
30. De reden waarom men soms naar het buitenland trekt om een notariële schenkingsakte te
laten verlijden is tweevoudig. Ten eerste ontwijkt men op die manier de Belgische
schenkingsrechten, daar een buitenlandse schenkingsakte in België niet verplicht
registreerbaar is125 126. Artikel 19, 1° W. Reg. geldt enkel voor de Belgische notaris verleden
akten. Men trekt dan ook naar een land waar er geen schenkingsrechten te betalen zijn, zoals
Nederland of Zwitserland. Ten tweede kan men in een notariële schenkingsakte veel meer
modaliteiten bedingen dan in een handgift, zoals voorbehoud van vruchtgebruik. Ook
onlichamelijke roerende goederen kunnen op deze manier belastingsvrij weggeschonken
worden. De notariële akte geeft bovendien vaste datum aan de schenking, en men bezit op die
manier tevens een authentiek bewijs127. De notariële schenking voor een buitenlandse notaris
blijkt dus het ideale alternatief voor de handgift.
31. De geldigheid van de schenking van roerende goederen voor een buitenlandse notaris
werd fel bekritiseerd door L. WEYTS128 129. Volgens hem zou dergelijke schenking als
124
W. PINTENS en N. LABEEUW, “Schenkingen onder levenden: art. 931 B.W.” in M. COENE, W. PINTENS
en A. VASTERSAVENDTS (eds.), Erfenissen, schenkingen en testamenten: artikelsgewijze commentaar met
overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2006, 8.
125
A. NIJS, “Schenkingen van roerend vermogen voor buitenlandse notaris en progressievoorbehoud”,
Nieuwsbrief Succ. R. 2002, nr. 7, 1-2.
126
A. NIJS, “Notariële akte/Buitenland:fiscale aspecten” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE
(eds.), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 105-106.
127
N. LABEEUW, “Wijzigingen op het vlak van Vlaams schenkings- en successierecht”, NFM 2004, afl.9, 237.
128
L. WEYTS, “Nieuwigheden bij schenkingen” in F. VANISTENDAEL (ed.), Fiscaal recht. Themis. School
voor postacademische juridische vorming. Vormingsonderdeel 35, Brugge, Die Keure, 2005, 5-15.
129
L. WEYTS, “Vlucht niet naar Nederland, vlucht naar uw notaris: over schenkingen van roerend goed”, T.
Not. 2006, 366-376.
26
rechtsmisbruik beschouwd worden en aldus niet geldig zijn. De opinie van L. WEYTS werd
echter helemaal niet gevolgd door de rest van de rechtsleer130 131 132 133. Zij stellen dat er
helemaal geen sprake is van rechtsmisbruik of wetsontduiking.
Een argument dat onder andere aangehaald wordt, is het feit dat art. 931 B.W. spreekt van een
notariële akte maar niet noodzakelijk van een ‘Belgische’ notariële akte.
We mogen er vanuit gaan dat een schenking van roerende goederen voor een buitenlandse
notaris geldig is, ook al is er geen enkele andere band met België.
E. De nadelen
32. Per schenkingsvorm werden er al enkele nadelen opgesomd, maar hier bespreken we een
nadeel dat geldt voor alle vier.
De handgift, onrechtstreekse schenking, vermomde schenking en de schenking voor een
buitenlandse notaris verleden zijn niet verplicht registreerbaar. Er zijn dus geen
schenkingsrechten verschuldigd. Het nadeel hiervan is dat ze alle vier onder de toepassing van
artikel 7 van het Wetboek der Successierechten vallen. Dit betekent dat wanneer de schenker,
die schenkt via één van deze vier schenkingsvormen, binnen de drie jaar na de schenking
komt te overlijden, hetgeen geschonken was, geacht wordt deel uit te maken van zijn
nalatenschap. Met andere woorden zal de begiftigde successierechten moet betalen op datgene
dat hem geschonken is. Dit kan nadeliger uitvallen of moest men de schenking geregistreerd
hebben en schenkingsrechten betaald hebben.
Maar het risico dat de schenker binnen de drie jaar overlijdt, is verzekerbaar134. De
verzekeringsmaatschappij betaalt de successierechten in dat geval. Men verzekert echter enkel
een plots overlijden. Iemand die ongeneeslijk ziek wordt, heeft namelijk de mogelijkheid om
de schenking alsnog te laten registreren en schenkingsrechten te betalen om zo buiten het
toepassingsgebied van art. 7 W. Succ. te vallen. Het is belangrijk dat de begiftigde zelf deze
130
E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel 1: De juridische invalshoek”,
AFT 2008, afl. 8-9, 31-33.
131
A. VERBEKE, “Schenken in binnen- en buitenland”, TEP 2006, afl. 5, 382-388.
132
N. LABEEUW en R. BLAUWE, “Schenking voor een Nederlandse notaris: geldig? Waarom niet?”,
Successierechten 2006, nr. 8, 1-10.
133
A. NIJS, “Schenkingen van roerend vermogen voor buitenlandse notaris en progressievoorbehoud”,
Nieuwsbrief Succ. R. 2002, nr. 7, 1-2.
134
T. CARNEWAL, “De tarieven inzake successierechten in Vlaanderen. Successieplanning via schenking van
roerende goederen”, Jura falc. 2006-07, afl. 3, 443.
27
verzekering afsluit op hoofde van de schenker135. Want wanneer de schenker de verzekering
afsluit, zal dit aanzien worden als een kosteloos beding ten behoeve van een derde (zoals de
levensverzekering) en op basis van artikel 8 van het Wetboek der Successierechten,
onderworpen zijn aan successierechten136.
Best informeert men op voorhand bij de verzekeraar over de hoogte van de
verzekeringspremies en op basis daarvan kan men afwegen wat het voordeligst uitkomt:
belastingsvrij schenken met het nemen van een verzekering of toch schenken aan 3% of 7%tarief via de Belgische notaris.
3. De registratie
33. “Registratie is een formaliteit bestaande in het afschrijven, ontleden of vermelden van een
akte of van een geschrift, door de ontvanger der registratierechten in een hiertoe bestemd
register (of op elke andere informatiedrager bepaald door de Koning). Deze formaliteit geeft
aanleiding tot heffing van een belasting genaamd registratierecht.”( art. 1 W. Reg.)
Artikel 5 van het Wetboek der Registratierechten bepaalt dat de registratie slechts geschiedt
na de betaling van de rechten.
De kosten van de akte vallen normaal ten laste van de begiftigde.
34. Het schenkingsrecht wordt geheven naar aanleiding van de registratie van de akte die
geldt als titel van de schenking. Voor schenkingen geldt er geen algemene registratieplicht.
Maar artikel 19, 1° van het Wetboek der Registratierechten bepaalt dat notariële akten moeten
geregistreerd worden. Belgische notariële schenkingsakten moeten bijgevolg verplicht
geregistreerd worden. Het verlijden van de notariële schenkingsakte maakt de
registratierechten opeisbaar. Opdat de administratie zou kunnen overgaan tot heffing van de
registratierechten, moet aan een aantal voorwaarden voldaan zijn. De aangeboden akte moet
het bewijs leveren van de belaste schenking en moet de bedoeling hebben een titel te
verstrekken. Alsook moeten al de vereiste handtekeningen aanwezig zijn137. Een schenking
die aangetast is door een nietigheid kan toch geregistreerd worden aangezien de fiscale
135
L. WEYTS, “Vlucht niet naar Nederland, vlucht naar uw notaris: over schenkingen van roerend goed”, T.
Not. 2006, 367-368.
136
E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel 2: De fiscale invalshoek”, AFT
2008, afl.10, 121.
137
H. DE SAEGER en N. LABEEUW, “Schenkingen en registratie - Schenkingen van tegenwoordige goederen”
in M. COENE, W. PINTENS en A. VASTERSAVENDTS (eds.), Erfenissen, schenkingen en testamenten:
artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2006, 32.
28
administratie geen rechter is die over de geldigheid van akten en overeenkomsten kan
oordelen. De fiscale administratie is niet gebonden door de benaming of de kwalificatie die
partijen aan hun akte geven.
35. Voor de andere schenkingsvormen (de handgift, onrechtstreekse schenking, vermomde
schenking en de schenking voor een buitenlandse notaris) is er geen verplichting tot
registratie. Zelfs wanneer er ter bewijs van zulke schenking een document, uiteraard niet
notarieel, opgemaakt wordt, is ook dit niet verplicht registreerbaar. Ten gevolge van de nietregistratie en de niet-betaling van de schenkingsrechten, vallen zij wel onder het
toepassingsgebied van art. 7 W. Succ.138. Wat nadelig kan zijn, zoals reeds aangehaald.
De schenkingsrechten zullen wel opeisbaar zijn indien deze vrijwillig ter registratie worden
aangeboden. Een reden om de schenking toch aan de registratie te onderwerpen, is wanneer
men vreest dat de schenker zal overlijden in de driejarige termijn na de schenking en men zo
successierechten zou moeten betalen. Dit noemt men ook wel het ‘regulariseren’ van de
handgift, onrechtstreekse schenking, vermomde schenking of de schenking voor een
buitenlandse notaris. De schenkingsrechten zijn eisbaar op het moment dat het onderhands
document ter registratie wordt aangeboden.
De onderhandse akte die vrijwillig te registratie wordt aangeboden, moet het bewijs leveren
van de belaste schenking en moet de bedoeling hebben een titel te verstrekken. Het document
moet door de schenker en de begiftigde ondertekend zijn139. Op dit principe wordt een
uitzondering gemaakt voor de handgift. De eenzijdige erkenning van de handgift door de
begiftigde laat in de regel de heffing van het schenkingsrecht toe140.
Het document moet, analoog met de notariële akte, de fiscale verklaringen bevatten. Dit zijn
de fiscale woonplaats van de schenker, de verkoopwaarde van het geschonken goed en de
verwantschapsgraad tussen de schenker en de begiftigde. Deze elementen worden beoordeeld
op het moment dat de registratierechten opeisbaar worden, dit is de datum van de aanbieding
ter registratie141 142
138
N. GEELHAND, “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij familiale
vermogensplanning” in N. GEELHAND en J. VERHOEYE, XXXe Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 20032004: Levenslang en verder. Familiale vermogensplanning in de 21ste eeuw. Gandaius Permanente Vorming,
Antwerpen, Kluwer, 2004, 17.
139
H. PELGROMS, “Nieuw tarief schenkingsrechten versus een handgift door een zorgouder aan een zorgkind”,
Notarius 2004, afl. 1, 47.
140
S. LUST, “Schenking/Oorzaak/Registratie van titel” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE
(eds.), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 39.
141
F. WERDEFROY, Registratierechten 2006-2007. Volume III, Antwerpen, Kluwer, 2007, 1903.
29
Men kan een handgift, onrechtstreekse schenking, vermomde schenking of de schenking voor
een buitenlandse notaris ook regulariseren door het onderhands document neer te leggen
onder de minuten van de notaris. Het moet gaan om een Belgische notariële bevestigingsakte,
want enkel deze maakt de schenkingsrechten opvorderbaar en sluit zo de toepassing van art. 7
W. Succ. uit143.
Deze regularisatie is een belangrijke factor in de fiscale planning in extremis aan de hand van
schenkingen. Zoals hierboven reeds aangehaald kan men op deze manier de toepassing van
art. 7 W. Succ. uitsluiten. Het is aanbevolen dat men, wanneer men een schenking doet zonder
betaling van schenkingsrechten, reeds rekening houdt met de eventuele regularisatie en
daarvoor de gepaste maatregelen treft144.
36. Het kan voorkomen dat een handgift, onrechtstreekse schenking, vermomde schenking of
de schenking voor een buitenlandse notaris incidenteel vermeld wordt in een te registreren
akte. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen in een akte voor een verkoop van onroerend goed
waarin een vermelding is opgenomen die verwijst naar een eerder gedane gift die niet
geregistreerd is. Wanneer zowel de schenker als de begiftigde partijen zijn in deze akte van
verkoop, laat dit de administratie toe om schenkingsrechten te heffen op de incidentele
vermelde schenking. Dit kan zelfs wanneer de schenking enkel door de begiftigde wordt
bevestigd145. De fiscale administratie is echter enkel gerechtigd om schenkingsrechten te
vorderen indien blijkt dat de schenking uitsluitend vermeld werd omdat de begiftigde zich op
die manier een titel tot bewijs wilde verschaffen. Er moet dus nagegaan worden waarom de
begiftigde, de schenking vermeldt in een andere te registreren akte146.
De vermelding van een handgift, onrechtstreekse schenking, vermomde schenking of de
schenking voor een buitenlandse notaris in een aangifte van nalatenschap maakt op zich het
142
N. GEELHAND, “Fiscale aspecten van het patrimoniaal familierecht. De nieuwe Vlaamse
schenkingsrechten” in G. VERSCHELDEN, A. WYLLEMAN en J. BAEL, Rechtskroniek voor het notariaat
deel V, Brugge, Die Keure, 2004, 232-234.
143
C. DECKERS, J. DE HERDT en N. GEELHAND, “(Fiscale) successieplanning “in extremis” in Vlaanderen.
Naar een nieuw concept inzake fiscale successieplanning. Bijzonder deel: De schenkingen als techniek van
fiscale successieplanning in extremis”, TEP 2008, afl. 1, 50.
144
C. DECKERS, J. DE HERDT en N. GEELHAND, “(Fiscale) successieplanning “in extremis” in Vlaanderen.
Naar een nieuw concept inzake fiscale successieplanning. Bijzonder deel: De schenkingen als techniek van
fiscale successieplanning in extremis”, TEP 2008, afl. 1, 59.
145
N. GEELHAND, “Fiscale aspecten van het patrimoniaal familierecht. De nieuwe Vlaamse
schenkingsrechten” in G. VERSCHELDEN, A. WYLLEMAN en J. BAEL, Rechtskroniek voor het notariaat
deel V, Brugge, Die Keure, 2004, 228.
146
H. CASMAN, “Registratierechten op schenkingen in familiaal verband in Vlaanderen, Brussel en Wallonië”
in H. CASMAN, Y.-H. LELEU en A. VERBEKE (eds.), Eigenzinnig familiaal vermogensrecht. Actualia –
Schenkingen, Gent, Larcier, 2005, 9.
30
registratierecht niet opvorderbaar147. Dit gebeurt immers niet om een titel te verschaffen aan
die schenking.
4. De schenking van aandelen
37. Bij de aandelen aan toonder zijn de rechten van de aandeelhouder geïncorporeerd in de
titel148. Bij deze aandelen geldt het bezit als titel149. Zij kunnen dus zowel bij notariële akte als
bij handgift en dergelijke worden weggeschonken. Maar aangezien na 31 december 2013 alle
aandelen aan toonder zullen verdwenen zijn, zijn deze minder van belang.
38. Aandelen op naam zijn onlichamelijke roerende goederen waarvan het recht zelf niet
vervat ligt in de titel.
In een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel werd geoordeeld dat een
schenking van aandelen op naam in een BVBA gerealiseerd is door een loutere aantekening in
het register van aandelen, en dit beschouwd wordt als een rechtsgeldige onrechtstreekse
schenking150. Maar velen treden deze rechtspraak niet bij.
Een argument om het oneens te zijn met deze beslissing van de rechtbank van eerste aanleg te
Brussel is dat een aantekening in een register van aandelen op zich geen rechtshandeling met
een eigendomsoverdragend effect is. Het is hooguit een element van bewijs. Men kan dus niet
spreken van een geldige onrechtstreekse schenking151.
Aandelen op naam moeten geschonken worden via een notariële akte, dit kan zowel een
Belgische als een buitenlandse zijn152.
39. Gedematerialiseerde aandelen zijn onlichamelijk goederen en bijgevolg is het niet
mogelijk om hen via handgift weg te schenken. De overdracht van gedematerialiseerde
aandelen gebeurt door de overschrijving van rekening naar rekening. Dus men kan
147
N. LABEEUW, “Wijzigingen op het vlak van Vlaams schenkings- en successierecht”, NFM 2004, afl.9, 240.
D. PIGOLET en K. VANWINCKELEN, “De aan(deel)houder schenkt” (noot onder Kh. Veurne 12 december
2001), TRV 2003, 90.
149
Art. 2279 B.W.
150
Rb. Brussel 31 oktober 2002, Not. Fisc. M. 2003, 109, noot E. SPRUYT.
151
E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel 1: De juridische invalshoek”,
AFT 2008, afl. 8-9, 38.
152
N. GEELHAND, “Fiscale aspecten van het patrimoniaal familierecht. De nieuwe Vlaamse
schenkingsrechten” in G. VERSCHELDEN, A. WYLLEMAN en J. BAEL, Rechtskroniek voor het notariaat
deel V, Brugge, Die Keure, 2004, 227.
148
31
gedematerialiseerde aandelen geldig wegschenken via de onrechtstreekse schenking153.
Uiteraard kan dit ook via notariële akte.
40. Aandelen die geschonken worden bij notariële akte, vallen dus onder het 3%- of 7%tarief. Maar schenkingen van de (volle of blote) eigendom of het vruchtgebruik van aandelen
en vorderingen kunnen onder het 2%-tarief vallen van art. 140bis, § 1, 2° en 3° Vl. W. Reg.,
mits aan de voorwaarden is voldaan van dat artikel. De vennootschap waarvan de aandelen
worden geschonken dient haar zetel van werkelijke leiding in een lidstaat van de Europese
Unie gevestigd te hebben. Er is tevens de voorwaarde van voortzetting van activiteit; het
moet gaan om een vennootschap die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachtsof landbouwactiviteit, een vrij beroep of een ambt of post tot doel heeft. Die activiteit van de
vennootschap moet zonder onderbreking voorgezet worden gedurende vijf jaar te rekenen van
de datum van de schenking van de aandelen. Tenslotte is er de participatievoorwaarde: de
geschonken aandelen dienen ofwel 10% van de stemrechten in de algemene vergadering
ofwel 10% van de totaliteit van de aandelen van de vennootschap te vertegenwoordigen, dit
dient in de notariële schenkingsakte door zowel de partijen als de notaris bevestigd te
worden154.
Het is echter de vraag of de schenker en begiftigde niet liever 3% of 7% zonder dergelijke
voorwaarden zouden betalen dan dat men onder het iets goedkopere (zeker als men onder het
3%-tarief zou vallen) 2%-tarief valt en aan allerlei voorwaarden moet voldoen, zelfs tot vijf
jaar na de schenking.
§ 3. De schenking met opschortende voorwaarde van overlijden
41. Nadat het Vlaams Decreet van 19 december 2003 in werking was getreden, werden er al
snel constructies uitgewerkt die men als misbruiken kan bestempelen. Één van deze
constructies was de spiegelschenking of ook wel tandemschenking genoemd155. Het is een
techniek die eigenlijk bestaat uit twee schenkingen. Ten eerste wordt er een schenking van
153
E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel 1: De juridische invalshoek”,
AFT 2008, afl. 8-9, 45.
154
S. LUST en E. SANSEN, “Schenken e vererven van aandelen – Stand van zaken van de bijzondere regimes in
de drie gewesten”, TEP 2005, afl. 1, 255-256.
155
J. LEMMENS, “Is het achterpoortje goed gesloten voor tandemschenking en schenking onder opschortende
modaliteit van overlijden van de schenker?”, T. Fin. R. 2005, Afl. 2, 1053-1062.
32
roerende goederen gedaan voor een buitenlandse notaris156 onder de ontbindende voorwaarde
dat de schenker overlijdt binnen de drie jaar te rekenen vanaf de schenking. De tweede
schenking gebeurt op dezelfde dag maar voor een Belgische notaris en dit onder de
opschortende voorwaarde dat de schenker overlijdt binnen de drie jaar. Dit betekent dat men
bij de schenking voor de buitenlandse notaris geen schenkingsrechten hoeft te betalen en
indien de schenker nog drie jaar na de schenking blijft leven, er ook geen successierechten op
basis van art. 7 W. Succ. zullen verschuldigd zijn. Op de Belgische schenking zal voorlopig
enkel het algemeen vast recht namelijk 25 euro geheven worden157, en deze schenking zal niet
in werking treden wanneer de schenker nog drie jaar na de schenking blijft leven. Wanneer de
schenker echter wel komt te overlijden binnen de drie jaar na de schenking, zal de schenking
voor de buitenlandse notaris ontbonden worden en zal de Belgische schenking uitwerking
krijgen. Er zullen omwille van de vervulling van de opschortende voorwaarde,
schenkingsrechten betaald moeten worden op de schenking en zodoende is art. 7 W. Succ.
niet van toepassing158. Het hoeft geen verdere uitleg dat de fiscus en de decreetgever hiermee
niet opgezet waren.
42. De reactie van de Vlaamse decreetgever op deze spiegelschenkingen was het invoeren van
een nieuwe fictiebepaling159. Deze zit vervat in artikel 4, 3° van het Wetboek der
Successierechten:“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten
beschouwd:…3° alle schenkingen onder de levenden van roerende goederen die de
overledene heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge het
overlijden van de schenker”.
44. Deze fictiebepaling is enkel van toepassing op schenkingen onder de levenden van
tegenwoordige goederen, andere handelingen om niet zijn dus niet geviseerd. En enkel op
schenkingen die hetzij door de partijen vrijwillig ter registratie worden aangeboden, hetzij
verplicht registreerbaar zijn160. De fictiebepaling moet immers een oneigenlijk gebruik van de
156
Een Nederlandse of Zwitserse notaris zodat men in het desbetreffende land ook geen schenkingsrechten moet
betalen.
157
Art. 16 W. Reg.
158
E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel 2: De fiscale invalshoek”, AFT
2008, afl.10, 125.
159
A. NIJS en A. VAN ZANTBEEK, “Nieuw Vlaams fictief legaat: Opgelet met schenkingen onder
opschortende voorwaarde”, Nieuwsbrief Not. 2005, nr. 4, 1-7
160
I. VERHULST en S. NELIS, “Artikel 4, 3° W. Succ. Vlaams Gewest: enkele verduidelijkingen aangaande
het toepassingsgebied”, Nieuwsbrief Succ. R. 2006, nr.1, 2.
33
verlaagde schenkingsrechten voor roerende goederen tegengaan161. Het moet ook gaan om
roerende goederen, onroerende goederen zijn derhalve uitgesloten. En er moet sprake zijn van
een opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker. De
opschortende voorwaarde die vervuld wordt door het overlijden van iemand anders dan de
schenker (zoals bijvoorbeeld bij de schenking met beding van fideï-commis de residuo) valt
met andere woorden niet onder het toepassingsgebied van art. 4, 3° Vl. W. Succ.162. Met deze
laatste voorwaarde worden zowel de opschortende voorwaarde van het overlijden van de
schenker als die van het vooroverlijden van de schenker bedoeld, alsook de schenking onder
de opschortende voorwaarde van het overleven van de begiftigde163.
45. Er is echter al heel wat kritiek gekomen op deze fictiebepaling.
Ten eerste spreekt het wetsartikel over een opschortende voorwaarde, dit wil zeggen dat het
moet gaan om een toekomstige en onzekere gebeurtenis. Maar het overlijden van een persoon
is een zekere gebeurtenis, het is enkel onzeker wanneer dit zal gebeuren. Bij een toekomstige
en zekere gebeurtenis spreekt men van een opschortende termijn164. De decreetgever heeft dus
een ongelukkige woordkeuze gemaakt.
Ten tweede is er sprake van collateral damage165, bepaalde planningen worden geviseerd
waarvan kan worden vermoed dat dit niet de bedoeling was van de Vlaamse decreetgever166.
Voorbeelden hiervan zijn de roerende schenkingen met voorbehoud van vruchtgebruik
waaraan een beding van aanwas is gekoppeld en die waar een beding van terugval is
gekoppeld. We kunnen opmerken dat de eerste niet onder de toepassing van art. 4, 3° Vl. W.
Succ. vallen en de tweede wel167 168.
Het derde punt van kritiek is dat men zich de vraag stelt of het Vlaams Gewest wel bevoegd
was om dergelijk fictielegaat in te voeren. De gewesten zijn bevoegd om de aanslagvoet, de
heffingsgrondslag en de vrijstellingen te wijzigen. De gewestelijke bevoegdheid strekt zich
niet tot het bepalen van de belastbare materie. De vraag rijst dus of men door het invoeren van
161
B. CARDOEN, “Heeft de nieuwe fictiebepaling een beperkt toepassingsgebied?”, Fisc. Act. 2005, nr.15, 13.
A. NIJS en A. VAN ZANTBEEK, “Nieuw Vlaams fictief legaat: Opgelet met schenkingen onder
opschortende voorwaarde”, Nieuwsbrief Not. 2005, nr. 4, 2.
163
E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel 2: De fiscale invalshoek”, AFT
2008, afl.10, 128.
164
E. AERTS, “Vlaamse regering sluit twee achterpoortjes”, Fisc. Act. 2004, nr. 42, 5.
165
A. VERBEKE, “Combi-schenking” in H. CASMAN, Y.-H. LELEU en A. VERBEKE (eds.), Eigenzinnig
familiaal vermogensrecht. Actualia – Schenkingen, Gent, Larcier, 2005, 149.
166
A. NIJS en A. VAN ZANTBEEK, “Vlaams paniekvoetbal over schenking onder opschortende voorwaarde”,
Fisc. Act. 2005, nr.2, 6.
167
E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel 2: De fiscale invalshoek”, AFT
2008, afl.10, 129.
168
B. CARDOEN, “Heeft de nieuwe fictiebepaling een beperkt toepassingsgebied?”, Fisc. Act. 2005, nr.15, 14.
162
34
het nieuwe fictielegaat niet heeft gesleuteld aan de belastbare materie. A. NIJS en A. VAN
ZANTBEEK lijken te geloven dat een verzoek tot nietigverklaring mogelijk is169, ook J.
LEMMENS beaamt dit170. Terwijl B. CARDOEN de mening is toegedaan dat het invoeren
van de fictiebepaling betrekking heeft op de samenstelling van de vererfde massa en er dus in
feite aan de heffingsgrondslag wordt geraakt en bijgevolg de gewesten wel degelijk bevoegd
zijn171. Er is dus geen eensgezindheid wat dat betreft.
III. Conclusie
46. We kunnen besluiten dat wanneer men roerende goederen wegschenkt, men dat best doet
bij notariële akte. De tarieven van de Vlaamse schenkingsrechten zijn dermate verlaagd dat
deze geen drempel meer mogen vormen. Dit samen met de voordelen die de notariële akte
biedt zoals rechtszekerheid, lijkt de schenking bij notariële akte een betere keuze dan pakweg
de handgift. Voor zij die liever geen schenkingsrechten betalen, lijkt mij de beste optie om
een schenkingsakte voor een buitenlandse notaris te sluiten, dit samen met een
successierechtenverzekering. Als de schenker dan binnen drie jaar na de schenking plots
sterft, zal de verzekering de successierechten betalen. Wordt de schenker ongeneeslijk ziek
binnen die drie jaar, dan kan men de schenking nog altijd vrijwillig ter registratie aanbieden.
Men kiest mijn inziens dan best voor de akte voor een buitenlandse notaris verleden, daar men
bij deze verschillende modaliteiten aan de schenking kan verbinden, de akte vaste datum zal
hebben en authentieke bewijskracht. En dit is bij o. a. de handgift niet het geval.
169
A. NIJS en A. VAN ZANTBEEK, “Vlaams paniekvoetbal over schenking onder opschortende voorwaarde”,
Fisc. Act. 2005, nr.2, 7.
170
J. LEMMENS, “Is het achterpoortje goed gesloten voor tandemschenking en schenking onder opschortende
modaliteit van overlijden van de schenker?”, T. Fin. R. 2005, Afl. 2, 1060-1061.
171
B. CARDOEN, “Heeft de nieuwe fictiebepaling een beperkt toepassingsgebied?”, Fisc. Act. 2005, nr.15, 15.
35
IV. Bibliografie
Wetgeving
- Het Burgerlijk Wetboek.
- Het Wetboek der Registratierechten.
- Het Wetboek der Successierechten.
- Wet van 25 Ventôse jaar XI (16 maart 1803) tot regeling van het notarisambt, Bull. 258, nr.
2440.
- Bijzondere wet van 16 januari 1989 gewijzigd door art. 5 Bijzondere wet van 13 juli 2001
tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van
de gewesten, BS 3 augustus 2001, 26615.
- Vlaams Decreet van 19 december 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de
begroting 2004, BS 31 december 2003, 62343.
Rechtspraak
- Rb. Brussel 31 oktober 2002, Not. Fisc. M. 2003, 109, noot E. SPRUYT.
Rechtsleer
- AERTS, E., “Gunsttarief voor schenking roerende waarden”, Fisc. Act. 2003, nr. 44, 3-6.
- AERTS, E., “Vlaamse regering sluit twee achterpoortjes”, Fisc. Act. 2004, nr. 42, 3-6.
- BUYLAERT, S., “De nieuwe Vlaamse schenkingsrechten”, T. Not. 2004, 434-510.
- CARDOEN, B., “Heeft de nieuwe fictiebepaling een beperkt toepassingsgebied?”, Fisc. Act.
2005, nr.15, 12-15.
36
- CARNEWAL, T., “De tarieven inzake successierechten in Vlaanderen. Successieplanning
via schenking van roerende goederen”, Jura falc. 2006-07, afl. 3, 431-455.
- CASMAN, H., “Registratierechten op schenkingen in familiaal verband in Vlaanderen,
Brussel en Wallonië” in CASMAN, H., LELEU, Y.-H. en VERBEKE, A. (eds.), Eigenzinnig
familiaal vermogensrecht. Actualia – Schenkingen, Gent, Larcier, 2005, 1-78.
- COOLS, H., Almanak erven en schenken: de theorie en de praktijk, Antwerpen, Standaard
uitgeverij, 2006, 249 p.
- DEBLAUWE, R., “Verlaagde schenkingsrechten in Vlaanderen”, T. Fin. R. 2004, nr. 3,
808-823.
- DECKERS, C., DE HERDT, J. en GEELHAND, N., “(Fiscale) successieplanning “in
extremis” in Vlaanderen. Naar een nieuw concept inzake fiscale successieplanning. Bijzonder
deel: De schenkingen als techniek van fiscale successieplanning in extremis”, TEP 2008, afl.
1, 7-60.
- DE SAEGER, H. en LABEEUW, N., “Schenkingen en registratie - Schenkingen van
tegenwoordige goederen” in COENE, M., PINTENS, W. en VASTERSAVENDTS, A. (eds.),
Erfenissen, schenkingen en testamenten: artikelsgewijze commentaar met overzicht van
rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2006, 77 p.
- DE WULF, C., “Algemene regels betreffende de vorm van de schenking en betreffende de
aanvaarding” in DE WULF, C. m.m.v. BAEL, J., DEVOS, S. en DE DECKER, H. (eds.), Het
opstellen van notariële akten Deel I, Mechelen, Kluwer, 2002, 956 p.
- FACQ, J. en VERSTRAETE, J., “De schenking hervormd: enkele luchthartige
bedenkingen” in SWENNEN, F. en BARBAIX, R. (eds.), Over Erven Liber amicorum
Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 153-178.
- GEELHAND, N., “Beschouwingen, denkpistes en valkuilen van de successierechten bij
familiale vermogensplanning” in GEELHAND, N. en VERHOEYE, J., XXXe
Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004: Levenslang en verder. Familiale
vermogensplanning in de 21ste eeuw. Gandaius Permanente Vorming, Antwerpen, Kluwer,
2004, 1-49.
37
- GEELHAND, N., “Fiscale aspecten van het patrimoniaal familierecht. De nieuwe Vlaamse
schenkingsrechten” in VERSCHELDEN, G., WYLLEMAN, A. en BAEL, J., Rechtskroniek
voor het notariaat deel V, Brugge, Die Keure, 2004, 173-235.
- GEELHAND, N., “Handgift met voorbehoud van vruchtgebruik”, TFR 2006, 475-512.
- GEVAERT, K., “De nieuwe fictiebepaling van het Wetboek der Successierechten” (noot
onder Arbitragehof 26 april 2006), TFR 2006, afl. 310, 875-884.
- GOOVAERTS, E. en WEYTS, L., “Notariële akte/België” in VERBEKE,A., BUYSSENS,
F. en DERYCKE, H. (eds.), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Brussel, De
Boeck & Larcier, 2005, 91-99.
- GOOVAERTS, E. en WEYTS, L., “Notariële akte/Buitenland” in VERBEKE,A.,
BUYSSENS, F. en DERYCKE, H. (eds.), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking,
Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 103.
- GOOVAERTS, E. en WEYTS, L., “Notariële akte/Staat van schatting van het geschonkene”
in VERBEKE,A., BUYSSENS, F. en DERYCKE, H. (eds.), Vermogensplanning met effect
bij leven: schenking, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 101-102.
- LABEEUW, N., “Art. 932 B.W.”, in COENE, M., PINTENS, W. en VASTERSAVENDTS,
A. (eds.), Erfenissen, schenkingen en testamenten: artikelsgewijze commentaar met overzicht
van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2006, 13 p.
- LABEEUW, N. en BLAUWE, R., “Schenking voor een Nederlandse notaris: geldig?
Waarom niet?”, Successierechten 2006, nr. 8, 1-10.
- LABEEUW, N., “Wijzigingen op het vlak van Vlaams schenkings- en successierecht”, NFM
2004, afl.9, 234-246.
- LAUWERS, T., “De schenking van roerende goederen: de invoering van de “verlaagde”
vlakke tarieven in het Vlaams gewest”, Waarvan Akte 2004, nr. 4, 1-4.
- LEMMENS, J., “Is het achterpoortje goed gesloten voor tandemschenking en schenking
onder opschortende modaliteit van overlijden van de schenker?”, T. Fin. R. 2005, Afl. 2,
1053-1062.
38
- LUST, S. en SANSEN, E., “Schenken en vererven van aandelen – Stand van zaken van de
bijzondere regimes in de drie gewesten”, TEP 2005, afl. 1, 238-270.
- LUST, S., “Schenking/Oorzaak/Registratie van titel” in VERBEKE,A., BUYSSENS, F. en
DERYCKE, H. (eds.), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Brussel, De Boeck
& Larcier, 2005, 37-43.
- LUST, S., “Schenking/Voorwerp/Roerende goederen/Regeling van het Vlaamse Gewest” in
VERBEKE,A., BUYSSENS, F. en DERYCKE, H. (eds.), Vermogensplanning met effect bij
leven: schenking, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 69-74.
- MASSCHELEIN, M.-A., “De staat van schatting bij de schenking van roerende goederen”
(noot onder Cass. 1 maart 2007), Not. Fisc. M. 2008, afl. 4, 131-140.
- MASSCHELEIN, M.-A., Schenking bij notariële akte, Gent, Larcier, 2007, 309 p.
- MEYUS, A. en WILIKENS, S., “De gemodaliseerde hand- en bankgift – een instrument
voor estate planning”, AFT 2001, 165-190.
- MOREAU, M., “Over hand- en bankgiften”, AFT 1999, 2-6.
- NIJS, A., VAN ZANTBEEK, A. en VERBEKE,A., “Belangrijke hervorming van de
Vlaamse schenkings- en successierechten”, Nieuwsbrief Succ. R. 2004, nr. 1, 1-4.
- NIJS, A., VAN ZANTBEEK, A. en VERBEKE,A., “Hoe roerende goederen schenken in
Vlaanderen? Handgift, bankgift of toch notarieel?”, Nieuwsbrief Succ. R. 2004, nr. 5, 5-8.
- NIJS, A. en VAN ZANTBEEK, A., “Nieuw Vlaams fictief legaat: Opgelet met schenkingen
onder opschortende voorwaarde”, Nieuwsbrief Not. 2005, nr. 4, 1-7.
- NIJS, A., “Notariële akte/Buitenland:fiscale aspecten” in VERBEKE,A., BUYSSENS, F. en
DERYCKE, H. (eds.), Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Brussel, De Boeck
& Larcier, 2005, 105-106.
- NIJS, A., “Schenkingen van roerend vermogen voor buitenlandse notaris en
progressievoorbehoud”, Nieuwsbrief Succ. R. 2002, nr. 7, 1-5.
- NIJS, A. en VAN ZANTBEEK, A., “Vlaams paniekvoetbal over schenking onder
opschortende voorwaarde”, Fisc. Act. 2005, nr.2, 4-7.
39
- NIJS,A.,“Vruchtgebruik/Rechthebbenden/Gezamenlijk/Successief/Terugvallend/Eventueel
vruchtgebruik:fiscale aspecten” in VERBEKE,A., BUYSSENS, F. en DERYCKE, H. (eds.),
Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 317320.
- PELGROMS, H., “Nieuw tarief schenkingsrechten versus een handgift door een zorgouder
aan een zorgkind”, Notarius 2004, afl. 1, 46-48.
- PELGROMS, H., “Overzicht van de nieuwe Vlaamse schenkingsrechten. Vlaams decreet
houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 van 19 december 2003”, T. Not.
2004, 2-11.
- PIGOLET, D. en VANWINCKELEN, K., “De aan(deel)houder schenkt” (noot onder Kh.
Veurne 12 december 2001), TRV 2003, 86-91.
- PINTENS, W. en LABEEUW, N., “Schenkingen onder levenden: art. 931 B.W.” in
COENE, M., PINTENS, W. en VASTERSAVENDTS, A. (eds.), Erfenissen, schenkingen en
testamenten: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer,
Antwerpen, Kluwer, 2006, 22 p.
- PINTENS, W., VAN DER MEERSCH, B. en VANWINCKELEN, K., Inleiding tot
familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire pers, 2002, 997 p.
- PINTENS, W., VANWINCKELEN, K. en DU MONGH, J., Schets van het familiaal
vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 365 p.
- PODEVYN, S., “Successietarieven en schenkingstarieven; een vergelijkende analyse”, AFT
2004, afl. 4, 4-23.
- SPRUYT, E., “De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel 1: De
juridische invalshoek”, AFT 2008, afl. 8-9, 17-104.
- SPRUYT, E., “De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel 2: De fiscale
invalshoek”, AFT 2008, afl.10, 20-138.
- SPRUYT, E., “Omtrent schenking van aandelen op naam via het register van aandelen: een
stand van zaken” (noot onder Rb. Brussel 31 oktober 2002), Not. Fisc. M. 2003, 109-119.
40
- SPRUYT, E. en VAN MELKEBEKE, P., “De Vlaamse schenkingsrechten in een nieuw
bevallig kleedje”, AFT 2004, afl. 4, 24-41.
- SPRUYT, E. en VAN MELKEBEKE,P., “Vlaams Decreet 19 december 2003: verlaging van
de Vlaamse schenkingsrechten”, Nieuwsbrief Not. 2004, 1-15.
- STROBBE, B., “Voortaan verklaring vereist omtrent fiscale woonplaats in alle notariële
schenkingsakten”, Nieuwsbrief registratierechten 2002, nr. 2, 2-4.
- VERBEKE, A., “Combi-schenking” in CASMAN, H., LELEU, Y.-H. en VERBEKE, A.
(eds.), Eigenzinnig familiaal vermogensrecht. Actualia – Schenkingen, Gent, Larcier, 2005,
142-152.
- VERBEKE, A., “Schenken in binnen- en buitenland”, TEP 2006, afl. 5, 377-388.
- VERHULST, I. en NELIS, S., “Artikel 4, 3° W. Succ. Vlaams Gewest: enkele
verduidelijkingen aangaande het toepassingsgebied”, Nieuwsbrief Succ. R. 2006, nr.1, 1-3.
- VRIJDERS, E., “De nieuwe schenkingsrechten en de EBA”, TFR 2004, 515-522.
- WERDEFROY, F., Registratierechten 2006-2007, Antwerpen, Kluwer, 2007, 2162 p.
- WEYTS, L., “Nieuwigheden bij schenkingen” in VANISTENDAEL, F. (ed.), Fiscaal recht.
Themis. School voor postacademische juridische vorming. Vormingsonderdeel 35, Brugge,
Die Keure, 2005, 5-19.
- WEYTS, L., Opstellen van notariële akten. Deel 4, Leuven, Acco, 2008, 274.
- WEYTS, L., “Vlucht niet naar Nederland, vlucht naar uw notaris: over schenkingen van
roerend goed”, T. Not. 2006, 366-376.
41
42
Download