De Rode Planeet spreekt al duizenden jaren tot de verbeelding

advertisement
SPELEN OP MARS
Martiale
mythen
De Rode Planeet spreekt al duizenden jaren tot de
verbeelding. Onze buren moesten wel daar wonen.
Uiteindelijk is zijn leegte beklemmend. Dirk Vlasblom
Links Angaraka, hindoegod van de oorlog;
Martiaanse vechtmachines, een illustratie
van H. Lanos uit de Franse vertaling van
‘War of the Worlds’, en, van boven naar
beneden, de goden Horus, Ares en Nergal.
Boven, van links naar rechts Giovanni
Schiaparelli, zijn tekening van de canali en
een scène uit Red Planet.
N
iemand weet wanneer de mens voor het
eerst naar Mars keek,
maar we weten wel
wát hij zag. Eerst een
bleke roze stip die alleen ’s ochtends
te zien is, net voor zonsopgang. Mars
beweegt ten opzichte van de sterren,
wordt een jaar lang steeds helderder
en komt steeds vroeger boven de horizon. Dan beweegt hij plotseling in tegenovergestelde richting. Als hij op
z’n helderst is, verbleekt hij alleen bij
de maan en Venus. En hij heeft dan
een intens rode kleur. Na zeventig dagen maakt hij opnieuw rechtsomkeert. Hij wordt doffer, is alleen nog ’s
avonds zichtbaar en gaat steeds vroeger onder. Na een jaar is het weer een
bleekroze stip, alleen zichtbaar tegen
zonsopgang. Daarna verdwijnt hij en
blijft hij honderd dagen weg. Waarna
de tweejarige cyclus opnieuw begint.
PENDELBEWEGING Van de vijf plane-
beredeneerde Aristarchos van Samos
(310 – 230 v. Chr.) dat de planeten niet
om de aarde draaien, maar om de zon.
Hij dacht alleen dat ze volmaakte cirkels beschreven en dat strookte niet
met de waarnemingen. Het zou tot de
Renaissance duren voor de wetenschap terugkeerde naar het inzicht
van Aristarchos en afrekende met de
geocentrische fictie.
Tegen die tijd viel er ook meer te zien;
hemelvorsers beschikten toen over telescopen. In 1609 kreeg Galileo Galilei
Mars voor het eerst in zijn kijker en in
1659 tekende Christiaan Huygens de
eerste Marskaart. Huygens keek vaak
naar de Rode Planeet. Hij dacht dat er
intelligent leven was, een denkbeeld
dat hij deelde met veel latere Marskijkers. In de loop der tijd werden de
lenzen beter. Astronomen ontdekten
‘zeeën’, ‘wolken’ en ‘poolkappen’ en
concludeerden dat Mars seizoenen
kent. Het Marsbeeld werd allengs
vertrouwder.
ten die met het blote oog te zien zijn,
spreekt Mars het meest tot de verbeelding. Door zijn intrigerende rode
kleur en die raadselachtige pendelbeweging aan de nachtelijke hemel. Dat
is een god, dachten de ouden. Toen de
wetenschap twijfel zaaide aan godheden, raakte de mens ervan overtuigd
dat er ginds wezens moesten wonen
die op verkenning wilden, net als hij.
Omdat hij op den duur steeds meer
zag – of meende te zien – op Mars,
verwachtte hij het eerste buitenaardse bezoek uit die hoek van de hemel.
De Rode Planeet werd het middelpunt van moderne mythen: een wereld van vijandige, op verovering beluste marsmannen, maar ook een toevluchtsoord voor overlevenden van
een aards Armageddon.
De oudst bekende meldingen van
Mars zijn opgetekend in Egyptisch
hiëroglyfenschrift. Tijdens de 28ste
dynastie van het Nieuwe Rijk, 14 eeuwen voor Christus, duikt hij op onder
de naam Horus de Rode. De god Horus werd afgebeeld als een man met
MARSKAART In 1877 stonden zon, aarde en Mars in een rechte lijn en was de
afstand tussen de twee planeten minimaal, iets wat om de 26 maanden
gebeurt. De Italiaanse astronoom
Giovanni Schiaparelli (1835-1910), directeur van de sterrenwacht in Milaan, maakte gebruik van deze ‘Grote
Oppositie’ om een gedetailleerde
Marskaart te maken. Hij richtte zijn
telescoop en zag op het oppervlak behalve donker gekleurde ‘zeeën’ ook
een dicht netwerk van dunne, rechte
lijnen, die hij in zijn verslag canali
(geulen) noemde. Schiaparelli beschouwde ze als een natuurlijk kenmerk van het landschap en dacht dat
ze waren ontstaan door stromen oppervlaktewater van de ‘polen’ naar de
‘zeeën’. Maar in de Engelse vertaling
van zijn observatieverslag werden het
canals (kanalen), en dat zijn kunstmatige constructies. Een mythe was geboren: er was intelligent leven op
Mars.
De Marskoorts beving ook weten-
4
4
WETENSCHAP NRC HANDELSBLAD
DONDERDAG 24 DECEMBER 20 09
een havikskop. Egyptenaren noemden Mars ook ‘de planeet die achteruit reist’.
De eerste systematische waarnemingen van hemellichamen zijn gedaan
door Babyloniërs. Hun observaties
staan op kleitabletten en de oudste
rapporten dateren van de vijfde eeuw
voor Christus. Het is niet duidelijk
waarom geleerden in het Tweestromenland zoveel tijd besteedden aan
die waarnemingen. Waarschijnlijk
was het een combinatie van tijdrekening en religie. Mars noemden zij
Nergal, de tegenpool van de zonne-
god Utu. Nergal heerste over de onderwereld en bracht oorlog, ziekte en
verwoesting. De Babylonische sterrenkijkers associeerden Mars’ rode
kleur waarschijnlijk met woede,
koorts en het vuur van de strijd.
Het associatieve verband van rood
met razernij is sterk. In de hindoemythologie heeft Mars verschillende namen, waaronder Angaraka (hij die
rood van kleur is), ook een oorlogsgod. De Grieken omschreven Mars als
‘vurig’ en noemden de planeet Areoos
aster, de ster van Ares. In de Griekse
mythologie is Ares de god van de on-
bezonnen oorlog, van onvoorspelbare drift en impulsief geweld. Hij is de
tegenhanger van zijn halfzuster Pallas Athene, de verstandige, geboren
uit de hersenpan van Zeus, de godin
van de strategische oorlogvoering.
Toch versierde Ares, die snel rood
aanlopende woesteling, Aphrodite,
godin van liefde en vrouwelijke charme.
HELDENMOED De Romeinen gaven
dat paar andere namen: Mars en Venus. In hun pantheon is Mars een veel
respectabeler god dan de domme
driftkop Ares. Mars kent geen genade
met de vijand, maar staat ook voor
heldenmoed in de oorlog. Dat maakt
zijn liaison met de lieftallige Venus
iets aannemelijker. De twee werden
iconen van het eeuwig mannelijke en
het onveranderlijk vrouwelijke en die
symboliek zou zeker zo lang standhouden als de martiale associaties
rond de Rode Planeet.
Sinds Aristoteles Mars in 356 voor
Christus achter de maan zag verdwijnen en besefte dat de planeet veel verder weg stond, hebben Griekse wetenschappers grote stappen gezet. Zo
schappers. Een fervent aanhanger van
de kanalentheorie was de Amerikaanse astronoom Percival Lowell (18551916). Hij wijdde een groot deel van
zijn leven aan het zoeken naar bewijzen voor leven op Mars. In 1895
schreef hij in zijn boek Mars dat intelligente levensvormen er kanalen hadden gegraven om hun aan droogte
stervende planeet te bevloeien. Hoewel Lowell grote verdiensten heeft
voor verbetering van de astronomische waarnemingen in de VS, werd hij
de risée onder zijn collega’s.
OPTISCHE ILLUSIES De Italiaanse as-
tronoom Vincenzo Cerulli (1859-1927)
was een niet minder bezielde Marskijker. Hij stelde vast dat de ‘kanalen’
verdwenen bij kleinere lensopeningen; het waren optische illusies. En
hij zou gelijk krijgen. Toch waren deze fantoomlijnen een halve eeuw lang
aanleiding voor hypothesen, speculaties en folklore over ‘marsmannen’ en
hun meer of minder vreedzame bedoelingen.
In 1894 zag een Franse astronoom een
‘vreemd licht’ op Mars. Hij publiceerde zijn bevindingen op 2 augustus
van dat jaar in het wetenschappelijke
tijdschrift Nature. Dit bracht de Britse
wetenschapsjournalist H.G. Wells,
zelf medewerker van Nature, op een
idee. Hij nam de waarneming als beginpunt voor zijn klassieke science
fiction-roman The War of the Worlds
(1898). De verteller kijkt in het eerste
hoofdstuk door zijn telescoop en ziet
dat vreemde licht op Mars. Het blijkt
de lancering te zijn van cilindervormige ruimteschepen, waarmee Marsbewoners een invasie beginnen van
Aarde. Die cilinders worden gelanceerd met kanonnen, net als in De la
Terre à la Lune (1865-69) van Jules Verne. Mars sterft aan droogte, zoals Lowell schreef, dus de Martianen zoeken hun toevlucht elders. Ze landen
in het zuiden van Engeland, in de
buurt waar Wells woont, en de oorlog
is een feit. De invallers beschikken
over buitenaardse vechtmachines en
de Victoriaanse krijgsmacht delft al
snel het onderspit. De indringers
doen ook aan biologische oorlogvoering. Ze gebruiken een snel woekerend ‘rood kruid’, dat de aardse ecologie even snel verstikt als hun machines de Aardlingen verslaan. Uiteindelijk bezwijken de Martianen aan aardse micro-organismen, waartegen ze
geen weerstand hebben. De aardbewoners trekken aan het langste eind,
maar zullen voortaan met andere
ogen naar de nachthemel kijken.
Het boek was het begin van een nieuw
genre in de literatuur: wetenschappelijke fictie over invasies van buitenaardse wezens. Fantasie, zeker, maar
je wist maar nooit.
Op 30 oktober 1938, een dag vóór Halloween (Allerzielen), wanneer Amerikanen extra gevoelig zijn voor griezeleffecten, zond de radio daar een
hoorspel uit met de titel ‘The War of
the Worlds’. Het was een bewerking
van de beroemde sf-roman door de
toen 33-jarige schrijver en acteur Orson Welles. Het 60 minuten durende
drama bestond hoofdzakelijk uit
nieuwsberichten en verslagen van de
Martiaanse invasie. Hoewel de luisteraars vooraf was verteld dat het om
fictie ging, klonk de uitzending zo realistisch dat er grote paniek ontstond.
Veel Amerikanen dachten dat hun
land echt werd aangevallen door
Marsbewoners.
R U I M T E VA A R T Na de Tweede Wereld-
oorlog begon het ruimtevaarttijdperk en dat rekende af met allerlei
mythen. De Mariners vlogen langs
Mars met hoge resolutiecamera’s en
de ‘kanalen’ bleken verdwenen. Rond
de millenniumwisseling maakte de
mens zich meer zorgen over the enemy
within, het onheil dat hij had afgeroepen over zijn eigen planeet, dan over
snode plannen van aliens.
De jongste versie van de Marsmythe
werd verbeeld in de film Red Planet
(2000). Geen meesterwerk, maar wel
een aardig voorbeeld van het nieuwe
sf-thema: de zoektocht naar een uitwijkplaats voor aardbewoners die de
eigen leefwereld hebben verwoest.
In het jaar 2045 wordt Aarde geteisterd door een ecologische crisis als gevolg van overbevolking en het broeikaseffect. Onbemande ruimteschepen hebben op Mars algen gezaaid
met de bedoeling de atmosfeer te ver-
Langzaam dringt
door: misschien
zijn we wel alleen
rijken en de Rode Planeet bewoonbaar te maken voor de mens. Maar na
twaalf jaar stokt dit proces en blijkt
de hoeveelheid aangemaakte zuurstof juist af te nemen. Er wordt een
bemand ruimteschip uitgestuurd, de
Mars-1, die het kolonisatieproject
moet zien te redden gezien de afnemende leefbaarheid op Aarde. Het is
een reis met vele tegenslagen en een
scenario vol waanzinnige wendingen, maar het komt uiteindelijk hierop neer: de algengroei heeft sluimerend leven op Mars, in de vorm van gi-
gantische insecten, een nieuwe voedselbron bezorgd en wakker geschud.
De insecten vallen aan, het wordt oorlog en uiteindelijk roeit een grote
brand alle leven op Mars – algen en
insecten – uit. Twee overlevenden van
de missie beginnen zonder resultaat
aan de terugtocht naar Aarde.
EENZAAMHEID Langzaam maar zeker
dringt het besef door: misschien zijn
we wel alleen. Naaste buren, zoals
Mars, waarvan we ooit het meest verwachtten, zijn intussen verkend en
onze telescopen turen steeds dieper
het heelal in. Daar is van alles te zien,
maar niets dat wijst op Contact, de titel van een andere science fictionfilm. Die eenzaamheid is beklemmender en doet een nog groter beroep op de verbeeldingskracht dan
buitenaards leven. Het is ook een
nieuw denkbeeld, want de mens had
zich de hemelen nooit voorgesteld als
levenloos.
Beklemming verjaag je met humor,
zoals in die tv-spot van een vaderlands biermerk. Nederlandse technici
besturen vanaf Aarde een Marswagentje. Dat blijkt uitvouwbaar te zijn
en wordt fluks omgetoverd tot een
toog met biertap en drie krukken.
Dan leunen de technici achterover.
Tegen hun verbaasde collega’s in Mission Control zeggen ze: ‘And now we
wait’. Met een zwaar Nederlands accent klinkt dat net als ‘wie weet’.
En dat is hoop op leven.
.
WETENSCHAP NRC HANDELSBLAD
DONDERDAG 24 DECEMBER 20 09
5
Download