Oefeningen - Telenet Users

advertisement
Herhalingsoefeningen i.v.m. veerkracht
-
Tussen haakjes krijg je het juiste cijferresultaat. Zo weet je of je juist bent.
Ben je verkeerd dan kan je misschien je fout zelf terug vinden.
-
Als je wenst dan kan je deze oefeningen indienen.
Ik verbeter ze dan zo snel mogelijk.
-
Denk aan het aantal beduidende cijfers.
-
Maak gebruik van geg., gevr., opl.
1. Aan een veer met een veerconstante van 25 N/m wordt een massa van 210 g gehangen.
Bereken de uitrekking van die veer.
(8,2 cm)
2. Bereken de kracht die je moet uitoefenen op een veer met veerconstante gelijk aan 20 N/m
om deze veer 20 cm uit te rekken.
(4,0 N)
3. Als je aan veer 150 g hangt en de veer daardoor 2,3 cm uitrekt, wat is dan de
veerconstante van die veer?
(64 N/m)
4. Je neemt twee even lange veren met een verschillende veerconstante. Aan veer 1 hang je
een massa van 180 g waardoor deze 3,2 cm uitrekt. Aan veer 2 hang je een massa van
128 g waardoor deze 1,9 cm uitrekt.
Welke van beide veren is de soepelste? Verklaar via berekening je antwoord.
(veer 1 is het soepelst)
Download