PCH 08-Huidtransplantatie.indd

advertisement
PLASTISCHE CHIRURGIE
Huidtransplantatie
BEHANDELING
Huidtransplantatie
Deze folder geeft u algemene informatie over een huidtransplantatie. Van uw (plastisch) chirurg hebt u hierover
specifieke informatie gekregen. Ook leest u hoe de opnameperiode in het ziekenhuis globaal zal verlopen. Afhankelijk
van uw persoonlijke situatie kan de gang van zaken enigszins
anders zijn. Wij raden u aan deze informatie nog eens rustig na
te lezen.
Een huidtransplantatie wordt toegepast bij
weefseldefecten (wonden) die niet meer te
sluiten zijn met hechtingen. Een weefseldefect kan onder andere ontstaan door een
trauma of na het wegnemen van een tumor.
Een huidtransplantatie wordt ook wel een
‘thiersch-plastiek’ of een ‘split-skin graft’
genoemd.
Hierdoor wordt het oppervlak van het
transplantaat sterk vergroot zodat een veel
groter gebied met het huidtransplantaat bedekt kan worden (dit groeit later dicht). Ook
kan wondvocht makkelijk afvloeien door de
open structuur. De plastisch chirurg legt het
huidtransplantaat nu op het weefseldefect
en zet het met kleine nietjes vast, zodat het
niet kan verschuiven. Daarna wordt een beschermend verband aangelegd.
De operatie
Mogelijke complicaties
Tijdens de operatie snijdt de plastisch
chirurg met een soort kaasschaaf een dun
laagje van de huid (het transplantaat). Over
het algemeen wordt hiervoor huid van
het bovenbeen gebruikt. Er ontstaat een
schaafwond, die spontaan zal genezen.
Deze schaafwond wordt de donorplaats
genoemd. De schaafwond wordt met een
plastic folie afgedekt. Het huidtransplantaat gaat door een soort molen waardoor
het een honingraatstructuur krijgt.
Na iedere operatie kunnen complicaties
optreden, zoals een nabloeding, longontsteking, trombose of een wondinfectie. Deze
complicaties komen zelden voor. Zij kunnen
vrijwel altijd goed behandeld worden, al
moet u daarvoor misschien enkele dagen
langer in het ziekenhuis verblijven.
De huidtransplantatie
1
Opname in het ziekenhuis
door medewerkers van de patiëntenvervoersdienst. Daar stapt u over op een ander
bed en wordt u naar de operatiekamer gereden. Van de anesthesist krijgt u een infuus
(een dun plastic slangetje in uw bloedvat)
waardoor de narcose, vocht en eventuele
medicijnen worden toegediend.
In dit hoofdstuk kunt u lezen hoe de opname globaal verloopt. Voor meer informatie
verwijzen wij u ook naar de folder ‘Informatie rond uw operatie’ die u van de anesthesist hebt gekregen.
Opname/operatiedag
Na de operatie
Op de dag dat u geopereerd wordt, mag u
vanaf 24.00 uur niet meer eten. U mag nog
wel helder vloeibare dranken gebruiken
(water, thee met of zonder suiker, zwarte
koffie met of zonder suiker, bouillon, appelsap, druivensap en limonadesiroop). Als
u ’s ochtends geopereerd wordt moet u
vanaf 06.00 uur ’s ochtends nuchter blijven.
Is de operatie ’s middags, dan moet u vanaf
10.00 uur ’s ochtends nuchter zijn. Dit betekent dat u vanaf het genoemde tijdstip ook
niet meer mag drinken. Ook roken raden
wij af.
U wordt na de operatie wakker op de
uitslaapkamer van de operatieafdeling.
Wanneer u voldoende wakker bent en uw
toestand stabiel is, halen afdelingsverpleegkundigen u op en brengen u weer terug naar
uw kamer. Uw contactpersoon wordt dan
opgebeld om te vertellen hoe uw toestand
op dat moment is. De verpleegkundige komt
regelmatig bij u kijken. Mocht u pijn hebben
of misselijk zijn, vraag hier dan gerust iets
tegen aan de verpleegkundige. U mag weer
wat drinken, maar doe het voorzichtig aan in
verband met mogelijke misselijkheid.
U meldt zich op de afgesproken tijd en
plaats in het ziekenhuis. Een ziekenhuismedewerker wijst u de weg naar de verpleegafdeling. Een afdelingsverpleegkundige
heeft een opnamegesprek met u en informeert u over de gang van zaken rond de
operatie en het verblijf op de afdeling.
Eventuele vragen kunt u dan stellen. Ook
krijgt u een folder met afdelingsinformatie
en een bezoekerskaart. Voor de operatie
krijgt u van de verpleegkundige een injectie
ter voorkoming van trombose (=stolling van
het bloed). Deze injectie krijgt u vervolgens
iedere avond totdat u zelf weer voldoende
in beweging bent. Kort voor de operatie
krijgt u een operatiepak aan. Hierna wordt u
in uw bed naar de operatieafdeling gebracht
Infuus, wond en mobiliteit
Het infuus wordt over het algemeen de dag
na de operatie na het ontbijt verwijderd.
Het folie op de donorplaats blijft een aantal
dagen zitten, zodat de wond zo steriel mogelijk blijft en kan genezen. Onder het folie
kan zich wondvocht ophopen, dit is normaal.
Zo nodig (bij lekkage van wondvocht) wordt
er extra folie bijgeplakt. Het beschermend
verband op de wond blijft ook een aantal
dagen zitten om het huidtransplantaat
de kans te geven zich te hechten. Om het
huidtransplantaat goed te laten genezen
is het belangrijk de eerste dagen rust te
houden. De arts bespreekt met u hoelang u
rust moet houden en wanneer het verband
verwijderd wordt.
2
• Zolang de littekens nog rood zijn mag u
ze niet blootstellen aan ultraviolet licht
(zon of zonnebank). U kunt de littekens
eenvoudig beschermen met een sunblock (factor 20).
Nadat de arts de wond heeft uitgepakt, is
zichtbaar in hoeverre het huidtransplantaat
gehecht heeft. De arts bepreekt met u de
verdere behandeling en opnameduur.
Ontslag
Nog vragen
Voor uw ontslag uit het ziekenhuis vertellen
de verpleegkundige en de arts u wat u de
komende tijd kunt verwachten (met betrekking tot pijn, herstel), hoe u de wond kunt
verzorgen en wat u wel en niet mag doen.
Wilt u nog nadere informatie, vraag dit dan
aan de arts. Het is verstandig om deze
vragen van tevoren op te schrijven.
De verpleegkundige verduidelijkt eventueel
de adviezen van de plastisch chirurg. Ook
wordt er dan een afspraak met u gemaakt
voor de eerste poliklinische controle.
Bij vragen kunt u terecht bij de poli Plastische Chirurgie. Tijdens uw verblijf in het
ziekenhuis zullen de verpleegkundigen en
de arts ook steeds toelichten wat er gaat
gebeuren. Zij zijn ook graag bereid al uw
vragen te beantwoorden.
Eenmaal thuis kunt u voor spoedgevallen,
bijvoorbeeld als u denkt dat de wond ontstoken is, overdag direct contact opnemen
via dit telefoonnummer van de poli.
Tussen 16.30 en 08.30 uur en in het weekend kunt u terecht bij de Spoedeisende
Hulp. U vindt alle contactgegevens in het
grijze adreskader achterin deze folder.
Weer thuis
• Wanneer u weer kunt gaan werken,
hangt af van het werk dat u doet en de
wondgenezing. De arts zal dit met u bespreken.
• De arts en de verpleegkundige hebben
met u besproken welke verzorging de
wond thuis nog nodig heeft. Zo nodig
kan ook de wijkverpleegkundige hiervoor worden ingeschakeld. Van de verpleegkundige krijgt u een recept mee
zodat u bij de apotheek het benodigde
verband kunt halen.
3
St. Antonius Ziekenhuis
T 088 - 320 30 00
E [email protected]
www.antoniusziekenhuis.nl
Spoedeisende Hulp
088 - 320 33 00
Plastische Chirurgie
088 - 320 24 00
Locaties en bezoekadressen
Ziekenhuizen
Poliklinieken
St. Antonius Ziekenhuis Utrecht
Soestwetering 1, Utrecht
(Leidsche Rijn)
St. Antonius Polikliniek
Utrecht Overvecht
Neckardreef 6, Utrecht
St. Antonius Ziekenhuis Nieuwegein
Koekoekslaan 1, Nieuwegein
St. Antonius Polikliniek Houten
Hofspoor 2, Houten
St. Antonius Spatadercentrum
Utrecht-De Meern
Van Lawick van Pabstlaan 12,
De Meern
4
Meer weten?
Ga naar www.antoniusziekenhuis.nl
PCH 08/04-’13
Dit is een uitgave
van St. Antonius Ziekenhuis
Download