Geschiedenis van het Internet 'The Mother Of All Networks', zoals de Amerikanen Internet noemen, vond zijn oorsprong in 1969 bij de introductie van ARPANET (Advanced Research Projects Agency). ARPANET was een experimenteel datacommunicatienetwerk dat door het Amerikaanse ministerie van Landsverdediging werd opgezet om wetenschappers van diverse Amerikaanse universiteiten toegang te verlenen tot grote computerbestanden, verspreid over het land. In de Verenigde Staten worden wetenschappelijke projecten niet zelden financieel gesteund door de militaire overheid, omdat wetenschappelijk onderzoek vaak ook de militairen ten goede komt. De jaren zestig waren volop ondergedompeld in de Koude Oorlog. Alle militaire informatie was centraal opgeslagen in enkele supercomputers, waardoor het gevaar voor sabotage reëel was. Bovendien was het interessant in het geval van een kernoorlog om computers met militaire informatie op afstand te kunnen besturen. In het begin van de jaren zeventig werd het netwerk geleidelijk voor andere doeleinden dan voor consultatie-op-afstand gebruikt, zoals voor het versturen van berichten (elektronische post) en voor het uitwisselen van computerbestanden. In 1976 werden op ARPANET de eerste mailinglijsten verstuurd (dit zijn berichten met het verzoek tot commentaar), de voorlopers van het huidige Usenet. Er worden meer en meer lokale en nationale (universitaire) netwerken via ARPANET met elkaar verbonden (zoals BITNET), maar dit verloopt moeizaam, omdat verschillende soorten netwerken - en de computers die erop zijn aangesloten - vaak een andere taal 'spreken' (zoals DECnet, SNA, IPX, Appletalk enz.). Met andere woorden, deze netwerken gebruikten allemaal een verschillend communicatieprotocol. Daarom werd een 'open' netwerkprotocol ontwikkeld, het zogenaamde TCP/IP, dat in 1983 werd geïntroduceerd en één van de belangrijkste technologische mijlpalen vormt in de evolutie van Internet. In 1980 werden de militaire activiteiten van het netwerk ondergebracht in MILNET, terwijl ARPANET voor wetenschappelijke doeleinden bleef behouden. Maar in de jaren tachtig ontwikkelde de National Science Foundation een eigen netwerk, NSFNET, om een aantal nationale computercentra toegankelijk te maken voor onderzoekers van verschillende wetenschappelijke instellingen. In 1990 ging ARPANET volledig op in NSFNET, dat snel uitgroeide tot een nationaal, sterk vertakt netwerk. NSFNET kende niet alleen succes bij academici maar ook bij studenten. Aanvankelijk werd op het net geen commerciële informatie geduld. Maar omdat de vraag vanuit de bedrijfswereld zo groot werd, werd in 1991 door een Amerikaans consortium van private informatieaanbieders (Commercial Internet Exchange) een parallel net uitgebouwd waarop dit wel mogelijk was. Het Internet, zoals we dat vandaag kennen, was daarmee gelanceerd. Sinds het begin van de jaren negentig kent Internet dan ook een explosieve groei. Dit komt niet enkel door de belangstelling van het bedrijfsleven maar eveneens, en misschien wel vooral, door het massaal toenemend privé-gebruik. Computerhobbyisten van allerlei slag "surfen" vaak uren rond op zoek naar nieuwe informatie of wisselen berichten uit met andere gebruikers. Zo groeide het oorspronkelijke NSFNET uit tot het huidige Internet. In 1994 oordeelde de NSF dat de verdere uitbouw van de backbone beter overgenomen zou worden door privé -en openbare telecommunicatiemaatschappijen om de activiteiten en fondsen (opnieuw) te kunnen gebruiken voor meer fundamenteel onderzoek. Internet kent sinds het midden van de jaren negentig een fenomenale groei. Elk jaar verdubbelt het aantal aangesloten gebruikers. Medio 1996 waren er wereldwijd (in zo'n 180 landen) circa 60.000 netwerken op Internet aangesloten en 5 miljoen computers. Er zijn natuurlijk meer gebruikers dan computers. Met een gemiddelde van 4 gebruikers per computer, is de Internetgemeenschap momenteel zo'n 20 miljoen gebruikers groot.