DE MUNTKLAPPER EUROPEES GENOOTSCHAP VOOR MUNT- EN PENNINGKUNDE vzw Koninklijke Vereniging Driemaandelijks tijdschrift - 43 - juli-augustus-september 2004 Tetradrachme van Alexander de Grote (336-323 v. Chr.) Vz. Kz. Kop van de jeugdige Herakles naar rechts, bedekt met een leeuwenvel Zeus zittend op een troon naar links, houdt in de rechterhand een arend en leunt met de linkerhand op een verticale geparelde scepter Achter de troon ΑΛΕΞΑΝΔΡΟY (ALEXANDROU) in Griekse letters; ervoor het muntteken, een anker. Zilver, Ø 25,5 mm, 16,78 g; Newell, plate XXXV, 11; Price, 3918 Alexander de Grote (336-323 v. Chr.) Op 13 juni van het jaar 323 v. Chr. overleed Alexander de Grote terwijl duizenden van zijn soldaten stilzwijgend voorbij zijn ziekbed defileerden. Hij stierf aan malaria; een paar tabletten kinine zouden hem nu kunnen redden. Zo eindigde een van de grootste veroveringstochten die de wereldgeschiedenis heeft gekend. Alexander was 32 jaar en acht maanden eerder geboren als zoon van Filips, koning van Macedonië, een landstreek die zich nu in de republiek Macedonië en in NoordGriekenland bevindt. Zijn wieg stond in de hoofdstad van Macedonië, Pella. Het heeft de archeologen heel wat moeite gekost deze stad terug te vinden; ten tijde van Alexander bevond Pella zich aan zee; aanslibbing heeft ervoor gezorgd dat de stad zich nu op 20 km van de kust bevindt. Verantwoordelijke uitgever : L. VERBIST, Berkelei 31, 2860 SINT-KATELIJNE-WAVER Afgifte Kantoor Gent X P209161 Macedonië was een machtig land in de 4de eeuw v. Chr. Het werd als een Griekse staat beschouwd want de Macedoniërs mochten deelnemen aan de Olympische Spelen, die alleen voor Grieken waren voorbehouden. De andere Grieken beschouwden de Macedoniërs toch maar als Grieken van tweede klasse omdat de democratie er minder was geëvolueerd en omdat ze minder hoogstaand van cultuur waren. Toch werd Filips leider en generaal van alle Grieken. Hij bereikte dit resultaat door zijn intelligentie, doch ook door het massaal gebruik van geld om zijn doelstellingen kracht bij te zetten. In het midden van de 4de eeuw v. Chr. had hij de mijnen van het Pangaeumgebergte (Thrakië) in zijn bezit genomen; ze waren rijk aan goud en zilver. Toen ook draaide de politiek en de oorlogvoering volledig op geld. Zo hadden de Atheners hun imperialistische politiek in Griekenland kunnen voeren dank zij hun rijke zilvermijnen in het Lauriumgebergte. “Geen burcht is zo ontoegankelijk dat er geen met goud beladen ezel in zou geraken” pleegde Filips te zeggen. Filips versterkte zijn leger en verbeterde zijn legertactiek door de samenwerking tussen de wapensoorten te verbeteren, zwaar en licht, voetvolk, boogschutters, slingeraars en ruiterij. Hij gebruikte zijn soldaten zo weinig mogelijk en liet vooral zijn munt de “philippus” voor hem vechten. Zijn doel was het groot aantal Griekse stadsstaatjes te verenigen tot één staat onder Macedonische controle. De grote dreiging voor de Grieken waren de Perzen. Het Perzische rijk had zich uitgebreid over gans het Midden-Oosten. Het oostelijk deel van de Middellandse Zee was volledig in hun handen en ze probeerden verder naar het westen door te dringen. Op 12 september 490 v. Chr. hadden de Atheners de Perzen te Marathon verslagen maar de Perzische koning beschikte over vrijwel onuitputtelijke reserves aan soldaten en alle Grieken waren niet tegen de Perzen: Sparta kreeg van de Perzen heel wat gouden dareiken toegestopt. Filips voerde trouwens ook propaganda voor zijn zaak door hetgeen hij op zijn munten liet zetten. Het was namelijk de gewoonte in de Griekse stadstaten een locaal embleem of een locale godheid te kiezen als munttype. Filips zette van zijn kant echter geen locale Macedonische thema’s op zijn munten maar goden en toestanden van algemeen Grieks belang. Op zijn goudstukken plaatste hij Apollo, de god die in het heiligdom van Delphi door alle Grieken werd vereerd; op zijn zilveren 4 drachmenstukken plaatste hij Zeus, de oppergod, de god ook van Olympia waar de spelen ter zijner ere werden ingericht. Filips maakte zich in Griekenland uiterst populair door de paardenwedrennen van de Olympische Spelen van 356 v. Chr. te winnen. De paardensport was toen de discipline die het hoogst in aanzien stond. Hij won later nog tweemaal de wagenrennen. De keerzijden van zijn munten maken allusie op deze overwinningen. Het vierspan staat op de goudstukken, Filips op het winnend paard op de tetradrachmen. Athene dat een groot deel van de Griekse steden domineerde, probeerde Filips te weerstaan en viel met de hulp van het machtige Thebe Filips aan; ze werden verslagen en op het congres van Corinthe in 337 v. Chr. stonden de Griekse steden hun buitenlands politiek beleid en het opperbevel van het leger aan Filips af. Hij had zijn doel bereikt. Nu moest er oorlog gevoerd worden tegen de Perzen. In volle voorbereiding van de campagne werd Filips echter in 336 vermoord; hij was 46 jaar oud. Zijn zoon Alexander volgde hem op; hij was jong doch goed voorbereid op zijn taak door zijn leraar Aristoteles, de grootste Griekse filosoof na Plato. Toen Filips stierf was de staatskas bijna leeg; de voorbereiding van de oorlog had 800 talenten gekost (ruim 20 ton zilvermunt). Wanneer Alexander de campagne begon bleven er slechts 70 talenten in kas. Men heeft Alexander zijn jeugdige overmoed verweten waarmee hij deze campagne zo snel aanvatte, maar hij kon gewoonweg niet anders: eens de oorlog begonnen werd deze gefinancierd door de buit. 2 In de lente van 334 stak Alexander, toen 22, de Hellespont over met een voor die tijd reusachtig leger van 32.000 man voetvolk en 5.100 ruiters. Men mag niet vergeten dat deze massa dagelijks moest eten en dat het leger nog gevolgd werd door wijnhandelaars, opkopers van buit, geldschieters op de buit die nog moest komen, muzikanten en kunstenmakers, werklui en ambachtslieden die zich wilden vestigen in de steden die Alexander zou stichten in het veroverd gebied. Hij behaalde een eerste overwinning op de Perzische troepen die in dat gebied gelegerd waren. In de winter van 334-333 veroverde hij Zuidwest-Anatolië; het was de eerste maal in de geschiedenis dat er in de winter oorlog werd gevoerd. Het volgend jaar trok hij naar Syrië en versloeg de hoofdmacht van het leger van Darius bij Issus. Daarna veroverde hij Fenicië (het huidige Libanon) en Egypte. De buit Marmeren hoofd van Alexander de van Damascus was zo overvloedig dat hij geen Grote, British Museum, Londen. angst meer moest hebben voor de financiering van de rest van de oorlog. In de koninklijke residentie van Damascus maakten de Macedoniërs ook nog een massa dienaren buit: 329 zangeressen en muzikanten, 46 vlechtsters van kransen, 277 keukenhulpjes, 29 keukenchefs, 40 parfumeurs, 70 wijnschenkers… In Egypte raadpleegde hij het orakel van Zeus-Ammon. Intussen had Darius opnieuw een leger op de been gebracht. Alexander verliet Egypte in 331 en kwam tegenover de troepen van Darius te staan in Gaugamela. Het Perzisch leger was tien tot twintigmaal groter dan dat van de Grieken maar de Macedonische oorlogsmachine deed perfect werk en Darius moest opnieuw vluchten. Alexander achtervolgde hem, doch Darius werd afgezet door zijn eigen volk en vermoord. Alexander wierp zich op als opvolger van Darius; hij liet hem met koninklijke eer begraven en achtervolgde de moordenaars; ze werden gevangen en terechtgesteld. In het westen van het Perzisch rijk waren de bewoners tamelijk onverschillig wie nu hun koning was, doch in het oosten ontmoette hij een verwoede tegenstand. Alexander de Grote (links) en Darius (rechts) in de slag bij Gaugamela. Mozaïek uit Pompei, Nationaal Archeologisch Museum van Napels. 3 Steeds meer oostwaarts ging de tocht tot aan de grens van Indië; daar versloeg hij de Indische vorst Porus ondanks het feit dat deze niet minder van 85 olifanten in de strijd wierp. Dit evenement werd door een gedenkmunt herdacht. De uitgeputte troepen weigerden echter aan de verovering van Indië te beginnen. Tussen het oorlogvoeren in had Alexander zich geïnstalleerd als opvolger van Darius. De administratie die in Perzië zeer goed georganiseerd was werd opnieuw in het leven geroepen. Het Perzisch hofceremonieel werd in het hof van Alexander ingevoerd, iets dat de Grieken tamelijk dwars zat want het lag niet in hun democratische gewoonten om voor iemand te gaan knielen. Alexander wilde Perzië en Macedonië doen versmelten tot een groot rijk met dezelfde cultuur. Zo beval bij het huwelijk van 10.000 Macedoniërs met 10.000 Perzische en Iraanse vrouwen. Deze intense vermenging van Griekse en oosterse cultuur schiep een nieuwe beschaving dat het Hellenisme genoemd wordt. In het jaar 325 maakte hij het moeilijkste stuk van tien jaar oorlogvoering door. In een mars van 60 dagen dwars door de woestijn verloor hij 20 tot 30.000 van zijn beste soldaten. Wanneer Alexander dan plotseling ziek werd en stierf was er niets voorzien voor zijn opvolging; hij had een minderjarig zoontje doch zijn generaals zouden zijn rijk onder elkaar verdelen. Zijn lijk werd gebalsemd en in een praalstoet dwars door Klein-Azië naar Egypte gebracht, waar het in een glazen kist in Alexandrië werd begraven. Herakles Van alle helden uit de Griekse mythen is Herakles (voor de Romeinen Hercules) de meest beroemde door zijn wonderbare prestaties; zijn “12 werken” hebben hem tot op heden populair gemaakt. Het was de superman van de Grieks-Romeinse oudheid. Naast werkelijke goden vereerden de oude Grieken ook halfgoden en helden, die gewoonlijk geboren werden uit een godheid en een menselijk wezen. Zo werd Herakles geboren als kind van Zeus en van Alcmene, koningin van Thebe. Hera, de echtgenote van Zeus zond twee slangen om het kind te doden doch de pasgeborene wurgde de twee slangen in zijn wieg. Het werd duidelijk dat hij over een zeer grote kracht zou beschikken. Volwassen geworden doodde hij echter in een vlaag van waanzin zijn kinderen. De goden Herakles veroordeelden hem ertoe zich ter beschikking te stellen van zijn neef, de koning van Argos. Deze vreesde echter dat Herakles hem zijn troon zou ontnemen en legde hem op 12 werken uit te voeren in de hoop dat Herakles eraan zou ten onder gaan; zo moest hij o.a. de leeuw van Nemea wurgen, de slang met negen koppen van Lerna doden, de stal van koning Augias gaan uitkuisen, de vleesetende paarden van Diomedes vernietigen, de gouden appels (appelsienen?) uit de tuin der Hesperiden in Spanje halen, de hellehond Cerberus gaan vangen. Hij kweet zich met succes van al deze taken. Daarna verrichtte Herakles nog vele andere heldendaden. Toen zijn tweede vrouw Dejanire werd ontvoerd door de centaur (wezen half mens en half paard) Nessus doodde hij deze met een giftige pijl. De stervende Nessus raadde Dejanire aan zijn 4 mantel in zijn bloed te drenken en deze aan Herakles te geven als hij haar ontrouw zou worden, wat ook gebeurde. Nauwelijks had Herakles de mantel omgedaan of hij kreeg onhoudbare pijnen. Hij maakte een brandstapel en liet zich levend verbranden. De goden besloten hem in de godenwereld op te nemen. Herakles is de verpersoonlijking van de lichaamskracht, maar ook van de moed en de volharding. Het is een ongecompliceerd levensgenieter en hij is niet zeer slim. In de eredienst is het een beschermgod. Alle godsdiensten bezitten dergelijke krachtpatsers: Samson, Goliath, Gilgamesj… De daden van Herakles zijn een verzameling van exploten, die waarschijnlijk vroeger aan andere goden en helden werden toegeschreven. De oorsprong van deze verhalen wordt gesitueerd in het laat steentijdperk. Men heeft namelijk opgemerkt dat Herakles nooit metalen wapens gebruikt, zijn werken handelen steeds over jacht en het vernietigen van schadelijke dieren, nooit van aanplantingen, behalve dan de tuin der Hesperiden. Herakles wordt op de munt traditioneel afgebeeld, het hoofd bedekt met de scalp van de leeuw van Nemea, zijn eerste werk. De keuze van het munttype was niet moeilijk, Herakles komt reeds op munten van Alexander I, de grootvader van Alexander, voor. Herakles was de legendarische stichter van de Olympische Spelen. Het is best mogelijk dat Herakles op de munt de trekken heeft van de jonge Alexander. In ieder geval werd blijkbaar door zijn tijdgenoten de Herakleskop als zijn portret aanzien. We zien hoe Ptolomaeus, zijn generaal die koning van Egypte werd, op zijn munten een gelijkaardige kop zet maar in plaats van de leeuwenscalp, een olifantenscalp, wat niets te maken heeft met Herakles, maar wel met Alexander. Het was in die tijd nog niet de gewoonte portretten van niet-goden op munten te plaatsen, alleen in Perzië zijn er voor die tijd een paar munten bekend met het portret van levenden. De Herakleskop op deze munt is dus waarschijnlijk een compromis tussen de Griekse en de Perzische traditie. Het blijft een open vraag of Alexander tijdens zijn leven reeds goddelijke eerbetuigingen ontving. Zeus Zeus is de oppergod van de Grieken (Jupiter voor de Romeinen) en de keuze van dit type voor de keerzijde is dan ook te situeren in de muntpropaganda van Filips en Alexander die alleen algemeen Griekse goden op hun munten plaatsten. Het Macedonische koningshuis beweerde trouwens van Zeus zelf af te stammen. De voorstelling van Zeus, zittend op een troon, met arend en scepter heeft echter al veel inkt doen vloeien. Het is een nieuw type in de Macedonische muntslag. Een munttype heeft altijd wel ergens zijn oorsprong. Er zijn drie theorieën. Het zou de Zeusbeeld van Phidias afbeelding zijn van het Zeusbeeld van de beeldhouwer Phidias dat in Olympia stond, helemaal van goud en ivoor gemaakt; een andere mogelijkheid is dat het type gekopieerd was van de munten van de Arcadische liga van de 5de eeuw v. Chr.; een derde theorie is dat het overgenomen werd van de munten van de satraap Mazaios in Tarsus. Onze landgenoot F. de Callataÿ heeft in het Belgisch Tijdschrift voor Numismatiek in 1982 mijns inziens op overtuigende wijze bewezen dat het type op de munten van Tarsus werd gekopieerd. Hij bewees dat de troon van Zeus een Perzische troon is. 5 De munt De besproken munt was de dollar van de 4de en 3de eeuw voor Christus. Het is een stuk van 4 drachmen, een tetradrachme dus, die in de volksmond algemeen als “alexanders” worden betiteld. Het stuk is van Attisch gewicht, dat betekent dat het hetzelfde gewicht heeft als de Atheense tetradrachmes (theoretisch 17,30 a 17,40 g). Alexander had er de voorkeur aan gegeven zijn stukken op Attische muntvoet te laten slaan om zo de Atheense munt te kunnen concurrentie aandoen. De Atheense “uilen” waren de munten bij uitstek waarmee internationale betalingen werden verricht. In korte tijd verdrongen de “alexanders” de “uilen” van de internationale geldmarkt. Het anker, dat als muntteken gebruikt wordt, is het symbool van de dynastie der Seleuciden, gesticht door Seleucos, generaal van Alexander na diens dood. Ze regeerden over een groot rijk met als kern Syrië. Het anker was oorspronkelijk een persoonlijk embleem van Seleucos. Toen deze nog admiraal was van Alexander de Grote had hij een grote zeeslag gewonnen en vandaar de keuze van het anker. De besproken munt is dus duidelijk na de dood van Alexander geslagen, want de munten van Alexander waren zo populair dat in een eerste fase zijn generaals er niets aan veranderden behalve dan Ptolomaeus die, zoals gezegd, Alexander een olifantenscalp opzette. Deze munt werd geslagen tussen 311 en 295 v. Chr. onder de regering van Seleucos I in Ecbatana, de oude rijkshoofdstad der Meden, het huidige Hamadan. De stad was later de zomerresidentie van Alexander de Grote geworden. De ontzaglijke schatten die er werden buitgemaakt dienden om grote hoeveelheden munten te slaan in dit belangrijk atelier. Het is welbekend dat bijvoorbeeld het atelier der Seleuciden in Magnesia aan de Meander tot in het derde kwart van de 3de eeuw v. Chr. “alexanders” bleef voortslaan. We staan hier voor het zelfde fenomeen als dat van de Maria-Theresiathalers. De Seleuciden plaatsten ook tegenstempels met hun anker als type op niet-Syrische stukken van Attisch gewicht om hun omloop in Syrië toe te laten. Bibliografie Ludwig MÜLLER, Numismatique d’Alexandre le Grand suivie d’un appendice contenant les monnaies de Philippe II et III, Copenhague 1855, Réimpr. Bologna 1975. Edward T. NEWELL, The Coinage of the Eastern Seleucid Mints: from Seleucus I to Antiochus III (Numismatic Studies 1), American Numismatic Society, New York 1938, Reprint 1978. M.J. PRICE, The coinage in the name of Alexander the Great and Philip Arrhidaeus, a British Museum catalogue, Zürich-London 1991. F. DE CALLATAΫ, La date des premiers tetradrachmes de poids attique émis par Alexandre le Grand, in Belgisch Tijdschrift voor Numismatiek, 1982, p. 5-25. H. Dewit 6