Dagactieve nachtvlinders Rupsen Wordt u ook ieder voorjaar weer vrolijk bij het zien van de lieveling grotebeer kolibrivlinder rups oranjetipje rups klein koolwitje rups landkaartje eerste vlinders? Maar wat weten we eigenlijk van deze beestjes met hun vaak bonte vleugels? En waar kun je in je eigen stad vlinders tegenkomen? In deze gids biedt Milieucentrum Utrecht een inkijkje in de wereld van vlinders bij u om de hoek. Toegankelijke informatie over hoe vlinders functioneren: hoe zij waarnemen, zich voortplanten en de beste plek voor hun nageslacht zoeken. Afgewisseld met beschrijvingen van parken en tuinen in de stad Utrecht waar vlinderkenners verscheidene vlindersoorten hebben gespot. Groene oases waar mensen zich inzetten om het vlinders en andere nuttige insecten naar de zin te maken. En wilt u zelf meer vlinders in de tuin, dan biedt deze gids ook een schat aan informatie en tips om uw eigen vlinderparadijs te creëren. Kortom: een gids voor een (nog) kleurrijker zomer in Utrecht! grootavondrood VLINDERGIDS VAN UTRECHT muntvlindertje rups zwartsprietdikkopje rups groot koolwitje rups kleine vos vlinders ontdekken in Utrechtse tuinen en parken rups boomblauwtje rups gehakkelde aurelia rups argusvlinder rups distelvlinder sintjansvlinder bontebessenvlinder gammauil Een uitgave van Milieucentrum Utrecht sintjacobsvlinder 0 978908 073450 rups citroenvlinder rups sintjacobsvlinder rups dagpauwoog rups atalanta atalanta argusvlinder boomblauwtje bont zandoogje citroenvlinder dagpauwoog distelvlinder bruin zandoogje gehakkelde aurelia eikenpage klein geaderd witje klein koolwitje groot koolwitje icarusblauwtje kleine vos kleine vuurvlinder landkaartje oranjetipje zwartsprietdikkopje VLINDER GIDS VAN UTRECHT vlinders ontdekken in Utrechtse tuinen en parken 1 Colofon: Deze publicatie van Milieucentrum Utrecht is mogelijk gemaakt door de Stimuleringsregeling Initiatieven Duurzame Ontwikkeling, gemeente Utrecht en door een bijdrage uit het ‘Meerjaren Groenprogramma 2008 - 2012” Met dank aan: Vlinderstichting (gebruik tekeningen, vlinderplantentop 50), Tieneke de Groot en Marian Peters (inhoudelijk advies), Herman Offereins (vlinderfoto’s), beheerders en bewoners betrokken bij parken en tuinen in Utrecht. Research en redactie: Arjan Berm, Arie Bosma, Inge Dekker, Nathalie van Doesburg, Jolanda Lagendijk, Roland Pereboom, Sim Visser Eindredactie: Susan van Schijndel, Inge Dekker Tekeningen vlinders en rupsen: Annemarie van Lierop, Renée den Besten Fotografie parken en tuinen: Heleen Hüpscher, Martijn van Andel, Sim Visser, Ellen Alzer, Theo de Ronde Fotografie vlinders: Herman Offereins, Heleen Hüpscher. Sim Visser, Jarno Beijk Gebruikte foto’s uit Flickr en Wikipedia: Fotografen Flickr : Zach Putnam, Dnnya17, Morganglines, Heliosphere, Tico, AnneTanne, Don DeBold. Wikipedia : Jean-Pierre Hamon, Olaf Leilinger, Luc Viatour, Karol Kin, Shaddack, Richard Bartz, Plantsurfer, B. Kimmel, Teun Spaans, Franz Xaver, Jean-Pol Grandmont Beeldredactie: Heleen Hüpscher Vormgeving: Marike Stokker Kaart: Paul Mouwes Druk: Roto Smeets Grafiservices, Utrecht Projectcoördinatie: Inge Dekker, Arie Bosma Deze uitgave is gedrukt op Revive 50, FSC mixed credit Oplage: 2.000 ISBN/EAN: 978-90-807345-0-0 Stichting Milieucentrum Utrecht (MCU) is een onafhankelijke organisatie die bijdraagt aan een groen, duurzaam en natuurlijk leefklimaat in de stad. Voor meer informatie: Oudegracht 60 3511 AS Utrecht 030-2367240 ma.-vr. 09.00 - 17.00 uur email: [email protected] www.milieucentrumutrecht.nl © Stichting Milieucentrum Utrecht, juni 2011. Alle rechten voorbehouden. Overname in enigerlei vorm alleen na schriftelijke toestemming van MCU. Aan de informatie in deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend. 2 Vlinders dichterbij brengen Vlinders vindt vrijwel iedereen mooi. Wie wordt er niet vrolijk van de eerste vlinders in het voorjaar? Het is alsof zij de belofte van de naderende zomer in zich dragen, zo ontspannen fladderend van bloem naar bloem. Maar wat weten we eigenlijk van vlinders, meer dan dat zij vaak bontgekleurde patronen hebben en voortkomen uit rupsen? En waar kun je, in je omgeving, meer vlindersoorten tegenkomen dan het bekende koolwitje en de kleine vos? In deze gids biedt Milieucentrum Utrecht een inkijkje in de wereld van de vlinders bij u om de hoek. Informatie over het functioneren van vlinders is afgewisseld met beschrijvingen van parken en tuinen verspreid over de stad. In deze groene oases zetten beheerders en bewoners zich in om het vlinders en andere nuttige insecten naar de zin te maken. Veelal zijn op deze plekken door vlinderkenners verschillende vlindersoorten waargenomen. Vlinders zijn niet alleen mooi. Ze zijn ook nuttig. Op hun zoektocht naar nectar dragen zij bij aan de bestuiving van planten. Als vlinder of als rups vormen zij voedsel voor andere dieren, zoals vogels en vleermuizen. Vaak worden vlinders gezien als een graadmeter voor de kwaliteit van lokale ecosystemen. Waar vlinders voorkomen, treft men vaak ook andere nuttige insecten als zweefvliegen, hommels en bijen aan. Maar vlinders zijn ook kieskeurige insecten. Zij stellen eisen aan hun omgeving. De meeste vlinders kunnen geen grote afstanden afleggen zonder groene ‘stapstenen’ als nectarplanten, bomen en struikgewas. Door de toenemende verstening van onze steden wordt het voor vlinders niet bepaald gemakkelijker zich te verspreiden. U kunt als bewoner van de stad echter uw ‘steentje’ bijdragen door uw tuin of woonomgeving vlindervriendelijker in te richten. Ook hiervoor geeft deze gids de nodige informatie en tips. Wij hopen dat u door de Vlindergids van Utrecht met andere ogen naar vlinders en insecten in uw omgeving gaat kijken. Wij hebben ons beperkt tot vlinders die overdag of rond de schemering waarneembaar zijn en de beschreven vlinderspots zijn slechts een selectie van het totaal aan Utrechtse tuinen en parken. Voor wie meer wil: achterin deze gids vindt u een aantal organisaties en websites die meer informatie bieden over vlinders, parken en tuinen en natuurexcursies in en om Utrecht. Wilt u graag eens met een vlinderkenner op stap? De publicatie van deze gids wordt in de zomer van 2011 begeleid door een aantal excursies in de beschreven parken. Kijk voor nadere informatie op onze website: www.milieucentrumutrecht.nl Veel leesplezier gewenst! Milieucentrum Utrecht 3 4 inhoud Colofon Inleiding 2 3 Vlinders in soorten en maten 6 Utrecht West: De Wilgenhof 8 Schoonheid met een doel 12 Utrecht Noordwest: Park Vechtoever 14 Van eitje tot vlinder 18 Utrecht Overvecht: Park De Gagel en Natuurtuin Klopvaart 20 Vlinders en seizoenen 24 Utrecht Noordoost: Griftpark en Vlindertuin Alexander Numankade 26 Vlinders en planten 30 Utrecht Oost: Voorveldse Polder en Natuurpark Bloeyendael 34 Andere nuttige insecten 38 Utrecht Binnenstad: Pandhof Sinte Marie 40 Tuinieren voor vlinders 44 Vlinderplanten top 50 48 Utrecht Zuidwest: Park Transwijk en Stadsboerderij Eilandsteede 50 Bedreigingen voor vlinders 54 Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern: Leidsche Rijn Park (Maximapark) 56 Vlindervriendelijk natuurbeheer 60 Relevante organisaties 62 5 Vlinders in soorten en maten Vlinders kunnen overdag, ’s nachts of in de schemer actief zijn. Daarom zijn ze ingedeeld in twee groepen: dagvlinders en nachtvlinders. In Nederland komen ongeveer vijftig soorten dagvlinders voor. Helaas zijn er in de afgelopen vijftig jaar zeventien soorten verdwenen, onder meer door de toenemende verstedelijking. De grootste dagvlinder van Nederland is de koninginnenpage. Hij kan 8 tot 10 cm groot worden. De meest zeldzame vlinder in Nederland is de grote ijsvogelvlinder. Hij komt alleen nog nachtpauwoog op Terschelling voor. In Europa leven meer dan tienduizend soorten nachtvlinders. In Nederland zijn zeker tweeduizend soorten bekend waarvan dertienhonderd tot de zogenaamde kleine vlinders (micronachtvlinders) behoren. Deze zijn vaak zeer klein en moeilijk te herkennen. De overige soorten, die makkelijker te herkennen zijn, zijn de grote nachtvlinders (macro-nachtvlinders). De grootste nachtvlinder in Nederland is de nachtpauwoog, die 10 tot 15 cm kan worden. Wereldwijd zijn er zo’n 160 duizend vlinders bekend. De spanwijdte van hun vleugels varieert van enkele millimeters tot wel 30 cm. De grootste vlinder ter wereld is de atlasvlinder. Deze vlinder leeft in Zuidoost-Azië en wordt wel 30 cm. groot. Een verschil van dag en nacht Tussen dag- en nachtvlinders bestaan een aantal verschillen. Het meest opvallende verschil zit hem in de voelsprieten. Dagvlinders hebben dunne voelsprieten met aan het uiteinde een knopje. Bij nachtvlinders ontbreekt dit knopje. Hun voelsprieten hebben verschillende vormen zoals draadvormig, borstelig of licht tot zeer sterk geveerd. Nachtvlinders kunnen nog beter ruiken dan dagvlinders. Dit is nodig omdat ze in het donker niet goed kunnen zien. Met de voelsprieten kunnen ze dan gemakkelijk voedsel of een partner vinden. De dagvlinder kan zijn vier vleugels onafhankelijk van elkaar bewegen. In rusttoestand zijn de vleugels omhoog geklapt, recht boven het lijf. Alleen bij dikkopjes is dit anders. Een nachtvlinder heeft doorgaans een verbinding tussen de voorvleugels en de achtervleugels, waardoor hij deze niet onafhankelijk van elkaar kan bewegen. De vleugels liggen in rust langs het lichaam. Dagvlinders hebben over het algemeen felle kleuren, veelal aan de bovenkant van de vleugels. Met het openklappen van hun vleugels kunnen zij hun vijand laten schrikken. Veel nachtvlinders hebben camouflagekleuren zoals bruin, grijs of zwart omdat ze zich overdag voornamelijk verborgen moeten houden voor hun vijanden. 6 Let op de voelsprieten en vleugels van de sint-jansvlinder, de gehakkelde aurelia en de zuringspanner (nachtvlinder) Dagactieve nachtvlinders Er zijn in Nederland zo’n ruim honderd soorten grotere nachtvlinders die ook overdag actief zijn: de dagactieve nachtvlinders. Deze vlinders hebben over het algemeen felle kleuren om hun vijanden af te schrikken en elkaars soort te herkennen. Voor sommige soorten is zonneschijn noodzakelijk, andere soorten zijn actief rond zonsopkomst of vlak voor de schemering. De kans om dagactieve nachtvlinders te vinden is het grootst op warme en windstille dagen. De meest voorkomende zijn de gamma-uil, de sintjacobsvlinder, de sint-jansvlinder, het muntvlindertje en de kolibrievlinder. muntvlindertje op een dropplant Er zaten twee motten…. in mijn ouwe jas! Zeer berucht is het vlindertje dat gaten in kledingstukken maakt: de kledingmot. Deze mot behoort tot de nachtvlinders. Alleen de rupsen van de kledingmot eten wol, katoen of zijde. De volwassen vlinders zijn niet in staat te eten vanwege hun nauwelijks ontwikkelde monddelen. Zij kunnen toch nog zo’n dertig dagen leven en leggen hun eitjes op plekken waar geschikt voedsel is voor hun kroost. Kledingmotten zijn zeer klein: ze worden ongeveer 12 tot 16 millimeter. Vind je een grotere mot in huis dan is dit doorgaans niet de mot die gaten in je wollen vest eet. Mottenballen (kamfer), stukken toiletzeep of sinaasappels met kruidnagels zouden de kledingmot afschrikken. 7 Utrecht West De Wilgenhof Opladen voor de oversteek 8 Voor vlinders is het niet altijd makkelijk drukke verkeersaders over te steken. Groene plekken langs auto- en waterwegen en spoorlijnen zijn daarom belangrijk. In Utrecht West vinden we zo’n tuin waar vlinders zich even kunnen opladen. Pal langs de spoorlijn ligt in de wijk West ter hoogte van het Majellapark buurttuin De Wilgenhof. Een aantal buurtbewoners heeft daar een eigen groentetuintje. Maar er zijn ook gemeenschappelijke delen, zoals de bloemenborder, de ruigte rond de vijver, een kruidentuin, aardbeienbedden en ... een speciale insectentuin. Er wordt hier biologisch getuinierd, met respect voor de natuur, zonder gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Dat is beter voor vlinders en voor allerlei andere insecten, vogels en voor bodemdiertjes. Zo houden zij elkaar in evenwicht en kan voorkomen worden, dat één soort insecten de overhand krijgt in de tuin. Insectentuin Insecten zijn vaak noodzakelijk voor de bevruchting van bloemen en groenten en dienen als voedsel voor vogels in de stad. Daarom is in De Wilgenhof een insectentuin aangelegd. Met wallen van wilgentenen en stukken hout die mogen verteren. Veel insecten leggen hun eitjes op dat soort plekken. Voor de solitaire bijen (alleenlevende bijen) is een bijenhotel gemaakt. De bijen leggen daarin hun eitjes. De larven ontwikkelen zich met meegekregen reservevoeding in het hotel tot bij. Insectenplanten In De Wilgenhof zijn voor vlinders en andere insecten ook goeie nectarplanten te vinden. Zo is er de bekende vlinderstruik (buddleia davidii). De eenjarige borago of komkommerplant is heel populair bij hommels en bijen, zoals de solitaire andoornbij, de gouden metselbij en de nepetabij (nepeta = kattenkruid). De felblauwe bloempjes zijn ook eetbaar en mooi in een salade. Ook groeit er het gele boerenwormkruid. De ondiepe buisbloempjes van deze plant zijn vooral geliefd bij insecten met een korte tong zoals vliegen, kevers, wespen en bijen. Er is zelfs een speciale wormkruidbij, die voor haar nageslacht helemaal is aangewezen op deze plant. Ook vlinders, vooral dikkopjes, zandoogjes en blauwtjes, zijn trouwe gasten. De naam boerenwormkruid kreeg de plant omdat boeren hem van oudsher gebruiken ter genezing van wormen in de ontlasting. In de groentetuintjes van De Wilgenhof groeien ook veel vergeet-mij-nietjes (myosotis), die in het voorjaar graag bezocht worden door hommels. Wat heel speciaal is in De Wilgenhof zijn de klaverpaden tussen de perkjes. Op bloeiende klaver komen ook veel vlinders, bijen en hommels af. Bovendien is de klaverplant in staat om stikstof uit de lucht vast te leggen in de grond door wortelknolletjes. Dat is weer goed voor de grond en de groei van de groentes. Natuurbelang Zo pal langs de spoorlijn is De Wilgenhof rond 2000 ontstaan. Het was toen een verwaarloosde schooltuin van scholen in de buurt die hun deuren hadden gesloten. Enkele buurtbewoners hebben het beheer overgenomen van de gemeente en een tuin ingericht 9 waar kinderen in hun vrije tijd konden tuinieren. Geleidelijk aan is de tuin steeds verder uitgebreid, maar steeds was er de dreiging dat de tuin zou moeten wijken voor verbreding van de spoorlijn. De laatste jaren is de gemeente het natuurbelang van spoorbermen en oevers van waterlopen echter steeds meer gaan waarderen. Daarom mag De Wilgenhof nu blijven en zijn er zelfs plannen voor de aanleg van een openbare boomgaard en misschien wel de bouw van een kas. Aan het gemeenschappelijke tuinonderhoud wordt gewerkt op zogenaamde ‘samenwerkdagen’ die zo’n drie keer per maand, vaak in het weekend worden gehouden. Dan is ook iedereen welkom die meer wil weten over biologisch tuinieren. Bezoekers zijn vooral ook welkom op de jaarlijkse open dag, die meestal in juni wordt gehouden. Dan is er van alles te doen en te weten te komen over biologisch tuinieren. Adres: De Wilgenhof is te vinden aan de Cremerstraat in wijk West, ter hoogte van het Majellapark. Meer informatie: www.wilgenhofutrecht.nl Vlinders gespot in De wilgenhof dikkopjes zandoogje blauwtje (afbeelding icarusblauwtje) 10 11 Schoonheid met een doel Vlinders zijn bij mensen zo geliefd vanwege de vaak uitbundige kleuren en patronen op hun vleugels. Die kleurpatronen zijn er niet alleen voor de sier, maar vergroten ook de overlevingskansen van de vlinder in de natuur. Kleuren en patronen sint-jansvlinder, dagpauwoog en de rups van de sint-jacobsvlinder Zo heeft de dagpauwoog patronen van ogen op zijn vleugels. Daarmee kan hij dieren laten schrikken die denken aan hem een lekker maaltje te hebben. Als hij plotseling zijn vleugels opent, raakt zijn vijand in verwarring en kan de vlinder nog op tijd ontsnappen. Ook kleuren beschermen de vlinder tegen natuurlijke vijanden zoals vogels. Vaak betekent een felle kleur: Pas op, ik ben giftig! De sint-jacobsvlinder is hier een voorbeeld van. De rups van deze dagactieve nachtvlinder is geel met zwart gestreept en de vlinder zwart met fel rood. In de insectenwereld betekent de combinatie geel-zwart: gevaar. Sommige vlinders hebben wel felle kleuren, maar zijn niet giftig. Zij ‘imiteren’ dan met hun kleuren de giftige vlinders om vijanden te misleiden. Dit verschijnsel noemt men mimicry. Veel vlindersoorten die giftig zijn voor andere dieren, hebben als rups van giftige planten gegeten. De rups slaat het gif op en na de verpopping is de vlinder nog steeds giftig. De vleugels van witjes scheiden een geurstof af die vogels niet lekker vinden. Daarom worden witjes minder vaak opgegeten. De meeste vlinders maken als ze stilzitten gebruik van camouflage. Zij klappen hun vleugels dan samen boven de rug, waardoor alleen de onopvallende kleuren aan de onderzijde van de voor- en achtervleugels te zien zijn. Zo vallen zij minder snel ten prooi aan andere dieren. Veel vlinders zijn naar de kleur van hun vleugels vernoemd, zoals de familie van de witjes en de blauwtjes, het groentje en het citroentje. Schubben als dakpannetjes De vleugels van vlinders zijn opgebouwd uit schubben, het ‘poeder’ dat op je vingers achterblijft als je een vlinder per ongeluk aanraakt. Meestal zijn de schubben ovaal en bedekken ze de vleugel dakpansgewijs. Omdat ze gevuld 12 zijn met lucht, wegen ze weinig en houden ze warmte vast. Een waterafstotend waslaagje op de schubben houdt de vlinder droog tijdens een regenbui. Kleurstoffen zorgen voor de mooie kleuren van de vleugels. De kleuren van de vleugels kunnen versterkt worden door de vorm en ligging van de schubben. Soms zie je een metaal- of parelmoerachtige glans op de vlindervleugels. Dit komt doordat de schubben het licht weerkaatsen. De vlinder als symbool In veel culturen spreken vlinders tot de verbeelding en krijgen zij een symbolische betekenis toegekend. Zo is het Griekse woord voor vlinder psyche, wat ook ziel betekent. De vlinder wordt hier dus gezien als symbool voor de menselijke ziel. Vanwege zijn teerheid en korte levensduur symboliseerde de vlinder in de Oudheid ook de kortstondigheid van het leven. Vanwege zijn gedaanteverwisseling van pop tot vlinder verbindt men in het Christendom de vlinder met de cyclus van leven, dood en wederopstanding. In Azië vereert men de nachtvlinder, omdat men hierin de ziel van een overledene herkent. Men beschouwt deze insecten daarmee als beschermers van de levenden. Chinezen zien de vlinder als symbool van huwelijksgeluk en vreugde. Waarschijnlijk is het Nederlandse woord vlinder afgeleid van het Nieuwhoogduitse flindern of het Vlaamse vlinderen, beide betekenen wegfladderen. De Galactische vlinder, symbool van de Azteken 13 Utrecht Noordwest Park Vechtoever Vlinderen op stand 14 Aan de noordwestkant van Utrecht kunnen vlinders ‘op stand’ terecht langs de idyllische rivier de Vecht. Als een groen lint strekt Park Vechtoever zich uit vanaf de Marnixbrug tot aan Oud-Zuilen. Sinds 2001 is dit park ecologisch ingericht: men zou graag zien dat het oranjetipje zich hier blijvend vestigt. Dichtbij in de Springertuin proberen vrijwilligers zelfs de ’zuidelijke’ koninginnenpage onderdak te bieden. Nat en droog Wie op zoek wil naar vlinders langs de Vecht in Utrecht treft het meeste kans in het noordelijkste deel van het Park Vechtoever. Dit is het ruigste en meest natuurlijke deel, waar de meeste vlinders voorkomen. In dit aan Oud-Zuilen grenzende gebiedje is ook een kleine hoogstamboomgaard. Een wandelpad door dit parkdeel scheidt een nat en een droog deel. Deze combinatie maakt dit gebied interessant voor natuurliefhebbers: aan beide zijden van het pad tref je hele verschillende vegetaties en een grote verscheidenheid aan bloeiende planten aan. Planten die groeien in het natte deel zijn onder meer moerasvergeet-mij-nietje, watermunt, moerasspirea, harig wilgenroosje, oranje havikskruid, ereprijs, pinksterbloem, koekoeksbloem en kattenstaart. In de droge zone zijn planten zoals boerenwormkruid, kaasjeskruid, wilde peen, margriet, centaurie en wilde geranium ingezaaid. De dominante plantensoort is het warmgeel bloeiende boerenwormkruid en dit geeft een spectaculair effect in combinatie met de centaurie. Toch is het de bedoeling dat door uitgekiend maaibeheer het boerenwormkruid geleidelijk plaats maakt voor andere plantensoorten die passen bij droog hooiland. In juni en tijdens de tweede bloeiperiode eind augustus is dit parkdeel een ware bloeiende jungle waar veel vlinders, hommels en zweefvliegen op af komen. Je kunt hier vlinders treffen zoals klein koolwitje, atalanta, kleine vos, dagpauwoog, icarusblauwtje, boomblauwtje en de kleine vuurvlinder. Aangezien de waardplant pinksterbloem er ook groeit, kan bij een juist beheer het oranjetipje worden verwacht. Op het wandelpad zie je ook vaak libellen die zich opwarmen in de zon. En tref je er tijdens je bezoek toch geen vlinders, dan biedt de achtergrond van het pittoreske dorpje Oud-Zuilen altijd nog visueel soelaas. In het parkdeel van de Vechtoever dat loopt van de Marnixbrug tot aan het oude gemeentehuis van Zuilen (Daelwijck) gaat het vooral om grasland dat twee keer per jaar gemaaid wordt. Ter hoogte van de hortensiatuin bij de Jacob Cabeliaustraat is ook een ruigtehoekje gecreëerd met distel en brandnetel die als waardplant kunnen dienen voor een aantal dagvlindersoorten. Bewust maaien Om vlinders en andere insecten te trekken en de juiste vegetatie een kans te bieden worden in het noordelijk deel van het Park Vechtoever verschillende beheertypen toegepast. In het droge hooilandgebied vindt extensief maaibeheer plaats. Dat betekent dat er twee keer per jaar wordt gemaaid in de periode rond half juni en begin oktober. Daarbij houdt men rekening met vlinders en andere insecten door smalle langwerpige stroken van circa 15 150-200 meter lang niet te maaien. Hierdoor ontstaat structuurvariatie en beschutting voor rupsen, vlinders en andere insecten. Afhankelijk van de weersomstandigheden blijft de rest van het maaisel één tot twee weken liggen, zodat het zaad van de planten zich kan verspreiden en vlinders en andere insecten hun toevlucht kunnen zoeken in de nog overeind staande stroken. Natuurplan Vechtoever Het Park Vechtoever is onderdeel van het project Natuurplan Vechtoever en is in 2002 gerealiseerd. Doelstellingen van dit plan zijn onder meer verbetering van de gebruikswaarde en verhoging van de natuurwaarde. Ook moet de samenhang versterkt worden tussen het groen langs de Vecht in de bebouwde kom van Utrecht en dat langs de Vecht in het landelijk gebied (uit: Beheerrichtlijnen Park Vechtoever, IWO 2007). Hierbij is de dagvlinder oranjetipje een gewenste doelsoort. Het beheer dient hierop te worden afgestemd om deze soort blijvend in het gebied te vestigen. De Dienst Stads-werken (Noordwest) van de gemeente Utrecht is verantwoordelijk voor het beheer. Het beheergebied is onderverdeeld in drie deelgebieden: van Marnixbrug tot Fortlaan, van Fortlaan tot Sporthal Zuilen en de weide met de prinses Amaliaboom. Met name het laatste en meest noordelijke gebied is ecologisch het meest interessant en kansrijk voor bijzondere soorten dagvlinders zoals het oranjetipje. 16 In de natte zone is sprake van ruigte die overgaat in struweel van elzen en wilgen. Bij ruigte en struweel vindt een minder intensief beheer plaats dan bij het droge hooiland. De ruigtevegetatie van niet-houtige planten zoals wilgenroosje wordt doorgaans één keer per drie jaar gemaaid. Het struweel van houtige struiken en jonge bomen zaagt men gemiddeld één keer per vijf tot tien jaar kort af. Daarbij laat men steeds een derde deel overeind staan. Hierdoor ontstaat een lijnelement waarop vlinders zich kunnen oriënteren en dat tevens beschutting geeft. De beheerder van het gebied overweegt om in de nu nog open centrale droge hooilandzone ook meer blijvende structuurvariatie aan te brengen met ruigte en struweel. Verderop richting Oud-Zuilen is een hakhoutbosje waar brandnetels en kleefkruid groeien. Vroeger werd hakhout gebruikt voor allerlei praktische toepassingen zoals bezemstelen. Een hakhoutbosje bestaat uit bomen die gemiddeld één keer per tien jaar worden afgezaagd. Tenslotte is er in het gebied extra variatie tussen nat en droog aangebracht door de aanleg van twee poelen. Regelmatig verwijdert men hier vegetatie en houtaanwas om dichtgroeien te voorkomen. Tip: In de omgeving Zeker de moeite waard om even langs te gaan is de Springertuin rond het voormalige gemeentehuis van Zuilen, waarvan de tuin onlangs gerenoveerd is en weer is teruggebracht naar het oorspronkelijke ontwerp van tuinarchitect Leonard Springer (www.zuilenenvecht. nl/springertuin). Bovendien is het de bedoeling om een vlinderhoekje in de tuin te realiseren met schermbloemigen en in de zomer van 2011 een aantal poppen van koninginnenpages uit te zetten. Deze prachtige vlinder die leeft in warmere streken, zou het in de beschutting van de ommuurde moestuin best ook naar zijn zin kunnen hebben. Verder kunt u in de omgeving een kopje koffie drinken bij Fort aan de Klop en kunt u het Slot Zuylen en tuin bezoeken. Voor openingstijden zie www.slotzuylen.nl en www.fortaandeklop.com. Adres: Het beschreven (noordelijk) deel van Park Vechtoever is bereikbaar via de Daalseweg. Dit deel is niet toegankelijk voor honden. Vlinders gespot in Park Vechtoever klein koolwitje atalanta kleine vos dagpauwoog icarusblauwtje boomblauwtje kleine vuurvlinder (afbeelding) 17 Van eitje tot vlinder De levenscyclus van een vlinder bestaat uit vier fasen: ei, rups, pop en vlinder. Dit heet een generatie. Afhankelijk van de soort telt de vlinder één, twee of drie generaties per jaar. De meeste soorten leven twee tot drie weken als vlinder. In deze korte tijd moeten zij zich voortplanten om zeker te zijn van hun voortbestaan. Soort zoekt soort Vlinders die overdag actief zijn herkennen elkaar aan hun kleuren en aan hun geuren (feromonen). Bij dagvlinders gaan doorgaans de mannetjes op zoek naar de vrouwtjes. Daarvoor kennen ze drie strategieën: verkenningsvluchten, een territorium bezetten of samen met andere mannetjes op een opvallende plek rondhangen (zoals rond een markante boom). Als een mannetje met een vrouwtje wil paren, maakt hij dit kenbaar door te baltsen. Bij sommige vlindersoorten waaieren de mannetjes speciale geurstoffen naar haar toe, waardoor de vrouwtjes het mannetje als ‘soorteigen’ herkennen. De paring vindt plaats via de geslachtsorganen die aan het einde van het achterlijf zitten. Bij de mannetjes zijn dit de laatste twee onderdelen van het lichaam. Het vrouwtje heeft inwendig een lange legbuis. Daarnaast hebben mannetjes twee haken aan de punt van het achterlijf waarmee ze het vrouwtje vasthouden tijdens de paring. Het samenkomen kan één tot enkele uren duren. Na de paring slaat het vrouwtje de zaadcellen van het mannetje op en de bevruchting vindt pas plaats als zij de eitjes afzet. Het mannetje geeft naast de zaadcellen ook eiwitten mee die het vrouwtje paring tropische vlinders gebruikt voor de aanmaak van haar eitjes. Eitjes Na de bevruchting gaat het vrouwtje op zoek naar geschikte planten om haar eitjes op te leggen. De planten dienen als voedsel voor de rupsen die uit de eitjes komen. Deze plantensoorten worden waardplanten genoemd. Zodra het vrouwtje op een plant landt, herkent zij via speciale smaakharen aan de onderkant van haar poten, direct of het de juiste plant is. De voorkeur voor een bepaalde soort waardplant is voor elke vlindersoort weer anders. Afhankelijk van de soort leggen de vrouwtjes de eitjes één voor één op telkens nieuwe planten, andere leggen ze in groepjes bij elkaar. De eitjes kunnen per soort enorm verschillen. Er zijn ronde, platte en kegelvormige eitjes en het oppervlak kan stekelig, glad of geribbeld zijn. Ook de kleur varieert van wit, geel, blauw, groen tot oranje en rood. vlindereitjes 18 Rupsje nooit genoeg Uit de eitjes komen na twee tot drie weken de rupsen. De ontwikkeling van de rups hangt ook af van temperatuur en vochtigheidsgraad. Hoe warmer het buiten is, hoe sneller het gaat. Het leven van rupsen bestaat voornamelijk uit eten, eten en nog eens eten. Zij moeten goed groeien en energie opslaan die later gebruikt wordt voor de verandering tot vlinder. Eerst eet de rups de dooier en zijn eierschaal op, deze zitten vol met belangrijke bouwstoffen. Dan gaat hij verder met boombladeren, kruiden, grassen, bloemen of vruchten. Rupsen van nachtvlinders voeden zich ook wel met droog hout, mos, rottende bladeren en paddenstoelen. De huid van de rups kan niet met hem meegroeien. Daarom vervelt hij zo’n drie tot vijf keer in zijn leven. De fase van een rups verschilt per vlindersoort in tijdsduur en hangt sterk samen met het seizoen waarin de rups leeft. rups van de helmkruidvlinder (nachtvlinder) Aan een zijden draadje Is de rups volgroeid dan zoekt hij een geschikte plek om te verpoppen. De sleedoornpage en heidevlinder doen dit in een laag gevallen bladeren of in de grond. Maar meestal verpopt de rups zich aan een takje of stengel, of tussen de bladeren van een plant. Met een zijden draadje spint de rups zichzelf vast. Hij stroopt de laatste rupsenhuid van zich af en de pop komt te voorschijn. Binnen de pophuid worden bijna alle lichaamsdelen afgebroken en opnieuw opgebouwd tot een vlinder. De periode van pop tot vlinder varieert per soort van enkele dagen tot enkele maanden en is afhankelijk van de fase waarin de soort overwintert. De geboorte van de vlinder Als de gedaanteverwisseling voltooid is, barst de pop open en kruipt de vlinder naar buiten. Meestal gebeurt dit ’s ochtends. Er zijn dan nog weinig vijanden actief voor de nog kwetsbare vlinder. De vleugels zijn klein, vochtig en opgevouwen en de vlinder zoekt een plekje waar hij de ruimte heeft om zijn vleugels te spreiden. Door met kracht bloed in de aderen van zijn vleugels te pompen, maakt hij zijn vleugels groter. Vervolgens blijft de vlinder een paar uur hangen om zijn vleugels te laten drogen. Als zijn vleugels volledig gespannen en hard zijn, gaat de vlinder voor het eerst vliegen. Hij gaat op zoek naar soortgenoten om te paren en zo begint de hele cyclus weer van voren af aan. een ontpoppende vlinder 19 Utrecht Overvecht Park de Gagel en Natuurtuin Klopvaart De groene loper uit voor vlinders en insecten 20 Wie in de wijk Overvecht eens op zoek wil naar vlinders, kan terecht in Park de Gagel, waar onder meer een heemtuin is ingericht. Ook toverden bewoners op een van de uitlopers van het park een voormalig schooltuinencomplex om tot de vlinder- en insectvriendelijke Natuurtuin Klopvaart. Midden in Overvecht Noord ligt Park de Gagel. Dit grote park bestaat uit een centraal gedeelte met daaraan ‘uitlopers’ van aangrenzende stukken die van het centrale deel zijn gescheiden door doorgaande wegen zoals de Gangesdreef en de Mekongdreef. In 2005 is het centrale deel van het park heringericht, in nauw overleg met bewoners en betrokken organisaties. Daarbij kwam er onder meer ruimte voor een heemtuin. Heemtuin en vlindertuin Het begrip Heemtuin werd geïntroduceerd door de bekende onderwijzer en natuurbeschermer Jac. P. Thijsse (1865-1945). Hij wilde met de aanleg van een tuin met uitsluitend inheemse flora en fauna een educatief plantsoen dichtbij de mensen creëren. De heemtuin in Park de Gagel bestaat uit twee delen: een fleurige tuin in het midden en daaromheen een talud met bomen en gras. De inrichting van de heemtuin is begeleid door een werkgroep van direct betrokkenen, met advies van de Vlinderstichting. Omdat de tuin een rol speelt in de ecologische verbindingen in de stad is een deel ingericht voor vlinders en insecten. De tuin is bijvoorbeeld zo ontworpen dat er weinig wind komt, maar wel veel zon. De Beheergroep De Gagel draagt er zorg voor dat de vlindervriendelijke beplanting gehandhaafd blijft. Men vindt er veel nectarrijke bloemen zoals lavendel, koninginnenkruid, aster, kattenkruid, steentijm en hemelsleutel. Bovendien zijn er in de nabijheid twee taluds waar veel brandnetels groeien, die fungeren als waardplanten voor rupsen en vlinders. In dit gebied kan men een veelheid aan vlindersoorten waarnemen waaronder zwartsprietdikkopje, icarusblauwtje, kleine vuurvlinder, kleine vos, argusvlinder, klein geaderd witje, klein koolwitje, gehakkelde aurelia, atalanta, dagpauwoog en citroentje. Natuurtuin Klopvaart Voor vlinderliefhebbers is even verderop Natuurtuin Klopvaart zeer de moeite waard. Deze tuin ligt op een van de uitlopers van Park de Gagel, aan de Vancouverdreef in Overvecht Noord. Dit vroegere schooltuinencomplex is nu een grotendeels door bewoners ontworpen en ecologisch onderhouden wijktuin. In de natuurtuin is veel aandacht voor insect- en vlindervriendelijke beplanting. Zo zijn er plekken gemaakt waar vlinders kunnen overwinteren. Ook zijn planten aangeplant waar vlinders kunnen foerageren, of die rupsen voedsel bieden. Je treft hier onder meer aan: vlinderstruik, maarts viooltje, marjolein, herfstaster, vuilboom, muizenoor, teunisbloem, jacobskruiskruid, boerenwormkruid, wilde tijm, ijzerhard, dagkoekoeksbloem, hemelsleutel, koninginnenkruid, prunus, margriet, vlier en witte klaver. Vlinders die hier regelmatig worden waargenomen zijn: kleine vos, dagpauwoog, atalanta, gehakkelde aurelia, bontzandoogje, icarusblauwtje, boomblauwtje, distelvlinder, koolwitje en oranjetipje. Ook zijn er voorzieningen gemaakt zoals een bijenstal en een bijenhotel, en zijn er veel 21 ‘rommelplekjes’ met houtstammetjes en stenen die schuilhoekjes bieden voor insecten. Er wordt nog gewerkt aan bewegwijzering en informatiebordjes voor bezoekers. Adres en openingstijden Natuurtuin Klopvaart: Vancouverdreef 70. Dinsdag tot en met vrijdag van 11.00 tot 16.00 uur van april tot 1 november. Daarnaast in dit seizoen de eerste zondag van de maand. Tip: Net ten noorden van de wijk Overvecht, aan de overzijde van de Karl Marxdreef/N 230 ligt het Gagelbos, dat deel uitmaakt van het Noorderpark. Hier gaat de stad over in het landelijk veenweidegebied dat zich uitstrekt tot het Gooi. Landbouwgrond is hier heringericht voor recreatie en natuurontwikkeling. Vlinders die in het Gagelbos zijn gespot: zwartsprietdikkopje, icarusblauwtje, kleine vuurvlinder, kleine vos, argusvlinder, klein geaderd witje, klein koolwitje, gehakkelde aurelia, atalanta, dagpauwoog en citroentje. 22 Park op puinheuvel Park de Gagel valt van de buitenkant vooral op door de grote centrale heuvel, die gemaakt is van het puin van de oude Jaarbeurs, die in 1941 werd afgebroken. Het park is vernoemd naar fort de Gagel dat ten noorden van het park ligt. Dat dankt zijn naam weer aan de inheemse struik gagel (myrica gale), die hier veel voorkwam toen het nog veenweidegebied was. Vanwege de kruidige geur waren gedroogde gageltakjes vroeger gewild om de linnenkast vrij te houden van vlooien. Het park is in 1975 aangelegd en is ontworpen met een landschappelijk karakter, gekenmerkt door verspreid staande beplanting, hoogteverschillen en een vloeiend padenverloop. Wat in het park opvalt, zijn de ruime zichtlijnen waardoor het zowel van binnen naar buiten als andersom een gevoel van openheid geeft. Langs de noordoostelijke rand zorgen de bomen voor een bosachtige sfeer. Het bomenbestand bestaat louter uit inheemse soorten. De heesters geven het park haar ruimtelijke structuur. Verder valt het ruime gebruik van hagen op, die dienen om beslotenheid te realiseren of uitnodigen om kleinere ruimtes binnen het park te bezoeken. Naast de Heemtuin en Natuurtuin Klopvaart zijn ook andere delen van Park de Gagel een bezoekje waard zoals de Vogelhaag, de Bloementuin, de paddenpoel en het ecologisch beheerde Sjanghaipark. Ook is er een Terrastuin, die opvalt door de niveauverschillen en een Watertuin met een vijver die beheerd wordt als ecologische poel. Vlinders gespot in Park de Gagel en Natuurtuin Klopvaart icarusblauwtje, boomblauwtje, distelvlinder, oranjetipje, kleine vuurvlinder, kleine vos, argusvlinder, klein geaderd witje, klein koolwitje, gehakkelde Aurelia, atalanta, dagpauwoog, citroentje, kleine vuurvlinder, bont zandoogje, zwartsprietdikkopje (afbeelding) 23 Vlinders en de seizoenen Geen vlinders zonder zon Vlinders zijn koudbloedige insecten. Dit betekent dat ze zelf geen lichaamswarmte kunnen aanmaken. Hoe warm ze zich voelen, is afhankelijk van de temperatuur van de omgeving. Als het koeler is dan 12 graden Celsius kunnen veel vlindersoorten simpelweg niet vliegen. Op koude, bewolkte dagen houden de meeste vlinders zich schuil. Dagvlinders kunnen pas vliegen als hun temperatuur rond de 20 graden is, maar 30 graden is beter. Ze hebben de warmte van de zon nodig om actief te worden en te kunnen vliegen. Door lekker te zonnebaden met de vleugels wijduit warmt de vlinder zichzelf op. Witjes houden de vleugels schuin in de zon, zodat het zonlicht naar het lichaam kaatst. Donker gekleurde vlinders, zoals de dagpauwoog, strekken de vleugels horizontaal uit. Zo is het oppervlak dat door de zon beschenen wordt het grootst. Andere vlinders zoals de citroenvlinder en de heivlinder spreiden de vleugels niet open, maar gaan dwars op het zonlicht zitten. Warm in de nacht ’s Nachts is het een stuk koeler dan overdag en er is geen zonlicht. Toch moeten nachtvlinders zich opwarmen om te kunnen vliegen. Veel soorten hebben daarom stevige vliegspieren. Door met de spieren te trillen, warmen ze zich op tot de juiste temperatuur is bereikt om te kunnen vliegen. De dichte beharing die veel nachtvlinders hebben, helpt warmte vast te houden en het isoleert tegen de kou in de nacht. Een bijkomend gunstig effect van de dichte lichaamsbeharing is dat het de ultrasone geluiden van vleermuizen dempt. Hierdoor is de vlinder moeilijker te vinden. Dat komt van pas, want vleermuizen eten graag vlinders. maantandvlinder Ieder zijn eigen plek De favoriete leefomgeving is voor iedere vlindersoort weer anders. Deze hangt onder meer af van de temperatuur, de hoeveelheid licht en de luchtvochtigheid. Er zijn vlinders te vinden in heidevelden, graslanden, moerassen, duingebieden, parken, bossen maar ook in je eigen tuin. Vooral op beschutte plekjes kan het lekker warm worden. Daarom kun je vlinders vaak vinden in de luwte van struiken en heggen. Waar een vlindersoort voorkomt hangt ook nauw samen met de aanwezigheid van waardplanten. Dit zijn de plantensoorten waar het vlindervrouwtje haar eitjes op legt. Overwinteren De meeste vlindersoorten die in Nederland voorkomen, overwinteren hier afhankelijk van de soort als ei, rups, pop of volgroeide vlinder. Als vlinder houden ze een soort winterslaap waarbij ze van te voren genoeg reserves hebben opgeslagen om de winter door te komen. Bij overwinterende vlinders, poppen en rupsen wordt binnenin het lichaam een stof aange24 maakt die op antivries lijkt, waarmee ze de vorst kunnen overleven. Temperaturen van -10 graden Celsius zijn zo geen probleem. De eitjes hebben een speciaal laagje, zodat de schrale wind en regen minder invloed hebben. Vlinders kruipen weg in een beschut hoekje zoals in een holle boom, een beschutte schuur of op een vorstvrije plek als een zolder. Ook rupsen of poppen trekken zich terug op een beschutte plek zoals in de grond of onder een laag takken en bladeren. Soms hangen poppen goed gecamoufleerd aan een stengel. Eitjes worden gelegd in de stengels van grassen of tussen afgestorven bladeren. Soorten die als pop, rups of eitje overwinteren, moeten bij het warmer worden in het voorjaar nog een stukje van hun ontwikkeling afmaken. De zogenaamde ‘vlinderoverwinteraars’ hoeven dat niet. Dit zijn ook de soorten die in het voorjaar rond maart als eerste tevoorschijn komen. Bijvoorbeeld de citroenstengel met vlindereitjes vlinder, de kleine vos, de dagpauwoog en de gehakkelde aurelia. Soms, als de zon al heel veel schijnt en de vlinders zich genoeg kunnen opwarmen, is er kans dat je ze al in februari ziet. Later in het voorjaar komen de vlinders tevoorschijn die als pop hebben overwinterd, zoals het oranjetipje, boomblauwtje, koolwitje en klein geaderd witje. Nog later in het voorjaar verschijnen de vlinders die als rups hebben overwinterd, zoals het oranje zandoogje. Daarna komen de eitjes uit van het zwartsprietdikkopje, familie van de dikkopjes. Het is een van de weinige vlinders die overwintert als eitje waarin zich een ontwikkelde rups bevindt. Junidip Vanaf het voorjaar tot de herfst zijn er vlinders te zien. Terwijl in juni overal tuinen in bloei staan, vliegen er echter maar weinig vlinders. Dit hangt samen met de levenscyclus. In deze tijd zijn vooral eieren, rupsen en poppen aanwezig; de nakomelingen van de vlinders die in het voorjaar geleefd en gepaard hebben. Deze periode noemen kenners de junidip. Afhankelijk van de warmte in het voorjaar kan de junidip al eind mei beginnen. Vanaf eind juni komen de zomervlinders tevoorschijn. Juli en augustus zijn dan de echte topmaanden, bij droog en zonnig weer zijn er veel vlinders waar te nemen. Trekvlinders Vlinders hebben een biologische klok die ze vertelt welk seizoen het is. Voor sommige soorten is het in de winter te koud in Nederland. Deze vlinders vliegen dan in de herfst zuidwaarts naar een warm land en de nazaten van deze vlinders komen in het voorjaar terug. Men noemt deze soorten trekvlinders. Bekende trekvlinders zijn de atalanta en de distelvlinder. Grote vlinders vliegen soms met dertig kilometer per uur en vaak op eigen kracht, ook met tegenwind, in een ‘zelfgekozen’ richting. Zij maken waarschijnlijk gebruik van bepaalde lichtgolven om hun route te bepalen. Kleine vlinders, zoals blauwtjes en sommige nachtvlinders, maken bij de trek gebruik van de wind. Zo waaien zij, vaak op grote hoogte naar andere gebieden. 25 Utrecht Noordoost Het Griftpark en de Vlindertuin Alexander Numankade Fladderen langs groene muren en kapellen 26 In het populaire Griftpark is in twintig jaar tijd een prachtig stukje vlindervriendelijke natuur gecreëerd door een aantal enthousiaste vrijwilligers. Wie ook nog eens de moeite neemt het riviertje de Biltse Grift vanuit het park te volgen, wordt beloond met een tuin die speciaal voor vlinders is aangelegd. Waar eens de Gemeentelijke Gasfabriek lag, ligt nu het veel bezochte Griftpark. Dit park is er niet zonder slag of stoot gekomen. Het eerste ontwerp voor de inrichting dateert al uit 1978. Bewoners uit de omliggende wijken waren al enthousiast aan het werk gegaan met de aanleg, toen in 1980 bleek dat de bodem van het voormalige Gas- en Vaaltterrein te zwaar verontreinigd was en eerst gesaneerd moest worden. In 1999 kon het park officieel geopend worden. Door het park loopt het riviertje de Biltse Grift. Hieraan dankt het park zijn naam. Het Griftpark heeft onder andere een 220 meter lange ecomuur, een bloementuin en een speciaal stukje tuin, de Groene Kapel genaamd, dat zich bevindt aan de kant van de Blauwkapelseweg. Vlindersoorten die regelmatig zijn waargenomen, zijn: kleine vos, gehakkelde aurelia, dagpauwoog, atalanta, distelvlinder, bont zandoogje, klein koolwitje en klein geaderd witje. Ecomuur en natuurkern De ecomuur in het Griftpark was nodig om de grond van de daarnaast gelegen natuurkern op zijn plaats te houden. De onderste laag van dit parkdeel bestaat uit beton, waarmee de ingepakte vervuilde grond van de gasfabriek is afgedekt. Voor deze betonlaag is een muur gemetseld. Tussen muur en beton zit een laag aarde van tien centimeter en in de muur zijn vierduizend ruimten vrijgelaten om planten in te kunnen plaatsen. Er zijn ongeveer tachtig verschillende soorten planten gebruikt die water krijgen uit de vijver via een watergeefsysteem. De muur trekt veel vlinders en insecten aan. Rupsen zijn hier regelmatig te vinden. De kolibrievlinder doet de muur een enkele keer aan. De natuurkern in het Griftpark is ingezaaid met wilde bloemen en planten. Die zijn belangrijk voor insecten. Het maaibeleid wordt hierop aangepast. Er wordt nooit in één keer gemaaid omdat anders de biotoop van de daar levende insecten wordt vernietigd. Groene Kapel In de winter van 2000 ontstond bij een aantal buurtbewoners het idee om in de hoek naast de schooltuinen een aantal ecologische bouwwerken van steen te maken, onder de naam De Groene Kapel. Later werden deze bouwwerken met een grote diversiteit aan planten beplant. Dit heeft ertoe geleid dat de huidige groene kapel voor zowel mens als dier een aantrekkelijke plek is geworden. Door het materiaal dat is gebruikt bij de bouw van de muren, kalkrijke stenen en voedselarme grond, zijn er veel planten te vinden die aantrekkelijk zijn voor vlinders. Bloementuin De bloementuin in het Griftpark ligt tegenover de waterval en naast de kruidentuin. Deze tuin is ingeplant met onder meer zenegroen, koninginnenkruid, veel verschillende soorten tuingeraniums en diverse rozensoorten. 27 Er is in de naaste omgeving ook een oude boomgaard met bijenstal. Het terrein van de boomgaard is geheel natuurlijk gehouden. Je kunt er komen via de kleine kruidentuin. In de kruidentuin is onder meer marjolein te vinden. Vlindertuin aan de Alexander Numankade Wanneer we de Biltse Grift volgen in de richting van het voormalige Ooglijders Gasthuis, komen we vlak na het voormalige Utrechts Archief en net achter het bijzondere pand van het Therapeuticum een ware vlindertuin tegen. Deze bestaat uit een eenvoudig wandelpad waar aan weerszijden een keur aan verschillende planten te vinden is die op verschillende tijden in het jaar in bloei staan. De bloemencirkel in de kinderspeeltuin is tevens onderdeel van de vlindertuin. Het ontstaan van deze tuin hangt samen met het project vlinderbaan, opgezet in 2003 door de Stichting Vlinderbaan. Doel hiervan was om tussen het centrum van Utrecht en Amersfoort een twintig kilometer lange en drie kilometer brede baan te maken waarbinnen natuurgebieden, wegbermen, spoordijken en oevers vlindervriendelijk worden ingericht en beheerd. Een medewerker van de Vlinderstichting kwam op het idee om bij de Alexander Numankade een tuin aan te leggen die een toevoeging zou kunnen vormen op deze vlinderbaan. In de vlindertuin zijn zowel een keur aan nectarplanten, als verschillende waardplanten te vinden. Struiken die in de tuin te vinden zijn, zijn kornoelje, egelantier, sleedoorn en meidoorn. Ook is gezorgd voor zonnige plekken en beschutte plekken. Als natuurlijke heg is gekozen voor een rij rozenbottelrozen. Veel dood materiaal wordt bewust niet opgeruimd, waardoor ook andere insecten zich hier thuis voelen. Daarnaast zijn twee moerasjes aangelegd. Adres: De Vlindertuin vindt u bij het deel van de Alexander Numankade dat alleen als fietspad is ingericht, achter de kinderspeeltuin (tussen Dekhuyzenstraat en Hekmeijerstraat). De tuin is altijd te bezoeken. Het Griftpark is gelegen aan de Blauwkapelseweg. Vlinders gespot in Het Griftpark en vlindertuin Alexander Numankade kleine vos dagpauwoog atalanta distelvlinder bont zandoogje klein koolwitje klein geaderd witje kolibrivlinder (dwaalgast) gehakkelde Aurelia (afbeelding) 28 distelvlinder 29 Vlinders en planten Wat eten vlinders? Eigenlijk kunnen vlinders niet eten, omdat ze geen kaakdelen hebben. De benodigde calorieën om te leven hebben ze opgebouwd in hun tijd als rups. Maar de vlinder heeft extra energie nodig voor het vliegen en voortplanten. Hiervoor hebben de meeste vlinders een dunne oprolbare tong, waarmee ze energierijke nectar uit bloemen kunnen opzuigen. Hierin zitten veel suikers, die nodig zijn voor de energieverbranding, net zoals sporters druivensuiker innemen. Nectar bevat ook kleine hoeveelheden eiwitten en vitamines. Een bijkomend gunstig effect is dat de vlinders bij het drinken van de nectar de bloemen bestuiven. Vooral in het najaar komen soorten als atalanta en gehakkelde aurelia ook af op rottend fruit, vanwege het gistingsproces. Hierdoor zijn de suikers beter opneembaar voor de vlinders. Eikenpages eten de suikerhoudende honingdauw op die op boombladeren ligt. Dit is een afscheidingsproduct van bladluizen. vlinders op rottend fruit roltong van de vlinder tropische vlinder op vijgen Sommige vlinders halen voedingstoffen en mineralen uit mest. Ook zie je soms bepaalde vlinders rond opdrogende plassen, waar ze voornamelijk mineralen opnemen. Dit is waarschijnlijk de reden waarom sommige vlinders vooral in warmere streken worden aangetrokken door een bezweet lichaam, waar ze zich aan ons zoute zweet tegoed doen. Dit gedrag wordt echter ook wel eens in warme droge zomers in Nederland waargenomen. Waardplanten De rupsen van vlinders zijn voor hun voedsel afhankelijk van de bladeren van planten, struiken of bomen. Rupsen hebben vaak een bepaalde voorkeur voor planten. De plantensoorten waar een rups van leeft noemen we waardplanten. Elke rups is dus afhankelijk van bepaalde waardplanten. De eitjes worden dan ook meestal aan de onderkant van de bladeren van deze planten afgezet, zodat ze minder opvallen. De rupsen van de meer algemeen voorkomende vlindersoorten hebben keuze uit meerdere soorten waardplanten. De rupsen van de distelvlinder bijvoorbeeld, komen voor op distel, brandnetel, kaasjeskruid en kruisbes. Daarnaast bestaan er ook specialisten zoals dagpauwoog en kleine vos. Hun rupsen vind je alleen op brandnetels. Omdat de brandnetel een zeer algemene plantensoort is, zijn deze vlinder30 soorten veel gezien. Sommige vlindersoorten zijn echter afhankelijk van een zeer zeldzame waardplant. Omdat deze waardplant alleen in een zeer specifieke omgeving groeit, is de daarop voorkomende vlindersoort vaak ook bedreigd in zijn voortbestaan. Voorbeelden hiervan zijn het gentiaanblauwtje en de zilverenmaan. Opvallend is dat een vlinder geregeld vernoemd is naar zijn waardplant: distelvlinder, gentiaanblauwtje, koolwitje, eikenpage, sleedoornpage. Nectarplanten De meeste vlinders zijn afhankelijk van bloeiende rupsen van de kleine vos op een brandnetel planten waar ze hun nectar vandaan kunnen halen. Niet elke bloeiende plant is hiervoor echter geschikt. Zo zijn planten met klokvormige bloemen, zoals vingerhoedskruid, monnikskap en akelei niet geschikt voor vlinders, omdat de vlinder daar niet bij de nectar kan komen. Daarentegen zijn de vlinderstruik (buddleja davidii), phlox, sering, lavendel, salie, aster en hemelsleutel (sedum spectabile) ideale tuinplanten voor veel soorten vlinders. Ook de klimop trekt tijdens de bloei in de nazomer veel vlinders aan omdat het dan nog maar een van de weinige bloeiende planten is. Voorbeelden van wilde nectarplanten zijn distels, braam, kattenstaart, koninginnenkruid en hemelsleutel. Vlinders blijken een verschillende kolibrievlinder voorkeur te hebben voor de kleur van bloemen. Wat is bestuiving? De meeste bloeiende planten zijn voor hun voortplanting afhankelijk van insecten, waaronder ook vlinders. Bij het opnemen van nectar raakt de vlinder de meeldraden aan waardoor stuifmeelkorrels op het lichaam van de vlinder terechtkomen. Wanneer de vlinder een andere bloem bezoekt, worden stuifmeelkorrels aan de stamper, het vrouwelijke deel van de bloem, overgedragen. Zo vindt bevruchting van de plant plaats. De meeste planten zijn voor de bestuiving niet geheel afhankelijk van vlinders, maar bij tabaksplant en kamperfoelie spelen nachtvlinders als pijlstaarten wel een belangrijke rol in de bestuiving. Om juist deze nachtvlinders aan te trekken geurt de kamperfoelie pas ’s avonds het sterkst. Hoe herkennen vlinders planten? Vlinders hebben verschillende mogelijkheden om planten te kunnen herkennen. Zij maken daarbij gebruik van zicht, geur en smaak. 31 distelvlinder Zicht Een dagvlinder kijkt met facetogen naar de wereld, dit zijn eigenlijk een heleboel deelogen bij elkaar. Een vlinder ziet de wereld dus als een raster van kleine beeldjes. Hiermee kan een vlinder licht en kleuren waarnemen. Vlinders kunnen bovendien ultraviolet licht waarnemen, dat is licht met een kortere golflengte dat voor mensen niet waarneembaar is. Vlinders hebben een groot blikveld, maar kunnen niet van dichtbij scherp stellen. In ultraviolet licht zien de kleuren van bloemen er heel anders uit dan in daglicht en hierdoor zijn vlinders in staat om nectarrijke bloemen op te sporen. facetoog vlinderhoofd Geur bloem gewoon en UV licht Vlinders hebben geen neus, maar hebben op hun antennes wel receptoren waarmee ze geur kunnen waarnemen. Ze ruiken dus met hun antennes. Nachtvlinders zijn vrijwel geheel afhankelijk van geurwaarneming. Zij hebben vaak sterk ontwikkelde antennes die eruit zien als een soort veer. Hiermee hebben ze een veel groter oppervlak aan receptoren om geuren waar te nemen. Dagvlinders kunnen niet van grote afstand een geschikte waard- of nectarplant waarnemen, maar dichtbij een plant wordt geurwaarneming wel belangrijker. 32 Smaak Vlinders beschikken ook over smaakzintuigen aan de onderkant van de poten. Dit zijn een soort haartjes waarmee een vlinder de geur van een plant kan herkennen. Zo kunnen vlinders als het ware proeven of een bepaalde plant ‘lekker’ is voor de rupsen. Daarnaast kunnen vlinders met deze sporen op hun poten de windrichting bepalen. Voordat een vlinder opstijgt, steekt hij daarom eerst een poot omhoog. atalanta op bloem van de vlinderstruik 33 Utrecht Oost Voorveldse Polder en Natuurpark Bloeyendael Vlinders spotten tussen asfaltwegen 34 Aan de oostkant van de stad liggen vlak bij de drukke snelweg A 27 de parken Voorveldse Polder en Natuurpark Bloeyendael. De parkdelen zijn gescheiden door de Biltse Straatweg en omringd door drukke verkeersaders. Toch zijn hier verscheidene vlindersoorten waar te nemen. Niet in de laatste plaats door het insectvriendelijke beheer dat in deze parken gevoerd wordt. Vlinders in de Voorveldse Polder Het park de Voorveldse polder ligt aan de oostrand van Utrecht omsloten door de drukke A 27, de Biltsestraatweg, de Sartreweg en de Biltse Rading. Omdat park de Voorveldse Polder aan de rand van de stad ligt, biedt dit voor vlinders kansen om vanuit het buitengebied hiernaartoe te komen en hiervandaan westelijker te trekken. De meest bijzondere vlinder die regelmatig in dit gebied waar te nemen is, is het bont zandoogje. Dit is een echte bosvlinder die graag een open plekje opzoekt om te zonnen. Verder komen in dit park het boomblauwtje, de eikenpage, de atalanta, de kleine vos, het landkaartje, het groot koolwitje en de gehakkelde aurelia voor. Die laatste is hier veelvuldig gespot. Voor de kleinere vlindersoorten vormt de A27 helaas een aanzienlijke hindernis. Zij kunnen namelijk geen grote afstanden vliegen, voor deze soorten is het overstijgen van de snelweg geen optie. Beheer Karakteristiek voor het park zijn bosjes afgewisseld met stukken hooi- of grasland met verspreide bomen. Daartussendoor lopen nog een aantal smalle watergangen. De meest voorkomende bomen in het park zijn gewone es en zomereik. Daarnaast groeit er zwarte els, populier, iep, schietwilg, gewone esdoorn en veldesdoorn. In het park wordt extensief maaibeheer toegepast. Dit betekent dat er maximaal twee keer per jaar wordt gemaaid, één keer in het voorjaar en één keer in het najaar. Dit heeft tot gevolg dat de inheemse wilde bloemen tussen de grassen goed kunnen groeien en hoog kunnen worden. Hierdoor wordt het gebied voor vlinders een stuk interessanter en visueel ook aantrekkelijker. Deze planten zorgen er bovendien voor dat het gras niet zo snel ‘omvalt’ als het te lang wordt. Om meer vlinders te lokken zijn in 2005 vlinderstruiken (buddleja davidii) en zuurbesstruiken (berberis) geplant. In het deels in het park gelegen fort ligt nu een bijenschans. Natuurpark Bloeyendael Het natuurpark Bloeyendael is omsloten door de A27, de Biltsestraatweg, de A28, de Waterlinieweg en het kantorenpark Rijnsweerd Noord. Het park is aangelegd in de winter van 1975/1976 in de voormalige Johannapolder door de gemeente Utrecht. Het park zoals we dat nu zien heeft een grote natuurwaarde. Toch was het voortbestaan van dit park in het verleden even spannend. In 1990 had de gemeente plannen om hier grootschalige hoogbouw neer te zetten en van dit gebied een soort Manhattan van Utrecht te maken. Gelukkig heeft de actiegroep Bloeyendael dit weten te voorkomen. Toen zeker werd dat dit gebied behouden bleef is de actiegroep omgezet in de tegenwoordige stichting Bloeyendael. Vrijwilligers van deze stichting zetten zich in voor behoud en voortbestaan van dit gebied. 35 Bloeyendael Voorveldse Polder Intiemer Het aanzicht van het park is door de vele begroeide wallen en smalle geheimzinnige paadjes een stukje intiemer dan het naast gelegen Voorveldse Polder. Het park omvat grotere en kleinere waterpartijen, bosjes, moerasbos, struwelen, grasland, het zuidelijk gedeelte van Fort de Bilt, een imkerij en volkstuinen. Het park wordt vooral gebruikt voor rust, passieve recreatie en educatie, terwijl de Voorveldse Polder meer bedoeld is voor actieve recreatie. Park Bloeyendael is om meerdere redenen bijzonder. Zo ligt het pal naast het grote kantorenterrein Rijnsweerd. Bijzonder in Nederland is dat in dit park grootstedelijke bebouwing is gecombineerd met waardevolle natuur. Die natuur laat zich in het voorjaar al volop bewonderen, als vele duizenden stinsenplanten bloeien, zoals het sneeuwklokje en de wilde narcis. Daarna zorgen fluitenkruid, boterbloem en zuring tot eind juni voor een afwisselend kleurenscala. Het waterpeil in de diverse weiden verschilt. Op lagere stukken zijn orchideeën teruggekeerd. In een lage heemtuin achter het activiteitengebouw Bloeyendael-Binnen zijn zeldzame planten zoals lente- en zomerklokje volop aanwezig. Zeldzame vogels die hier voorkomen zijn de ijsvogel en de nachtegaal. Het gebied is in de winter een belangrijk voedselgebied voor vogels van buiten de stad. Om het vogels nog meer naar de zin te maken zijn honderden nestkastjes opgehangen, die vooral door kool- en pimpelmezen worden bewoond. De bonte specht vindt deze kastjes ook erg leuk maar dan om een andere reden, om er lekker in te hakken… Zelfs de ringslang komt hier voor. Om deze ongevaarlijke slang een kans te geven in het park zijn broedhopen van bergen takken, bladeren en plaggen neergelegd. Oranjetipje Het park is omzoomd door wallen die zijn beplant met inlandse besdragende bomen. De vruchten bieden voedsel aan vogels, bloesem en blad aan diverse vlinders. Ook groeien in het park veel vlinderlokkende planten zoals maarts viooltje, wegedoorn, meidoorn en pinksterbloem. De weiden in het park worden tweemaal per jaar gemaaid: één keer in juli na het rijpen van de zaden en één keer in september (extensief maaibeheer). De slootkanten worden alleen in september gemaaid zodat door het jaar heen variatie in bloemenrijkdom ontstaat. Op een eiland in het park zijn vlinderstruiken aangeplant om meer vlinders te lokken. Het vlindervriendelijk beheer heeft resultaat! Dit park was tot 2011 namelijk het enige park in Utrecht waar het oranjetipje al werd waargenomen. Verder komen hier het groot koolwitje, de atalanta, het klein geaderd witje, de gehakkelde aurelia en het bont zandoogje voor. In 2003 zijn zebrarupsen van de sint-jacobsvlinder waargenomen op het jacobskruiskruid in 36 Functioneel verleden en heden Het gebied waar nu Park Voorveldse Polder ligt was vroeger moeras en is in de twaalfde eeuw ontgonnen. De manier waarop dat toen gebeurd is, is nu nog terug te vinden in het stuk rond het knotwilgenveld aan de oostkant van het park. Het park maakt ook deel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie omdat er nog een stuk van Fort De Bilt in ligt. Dit is eigenlijk de helft van wat vroeger één fort was, de andere helft ligt in Natuurpark Bloeyendael. Park Voorveldse Polder is rond 1970 aangelegd. De kern van het gebied wordt bepaald door een grote camping die omringd is door een brede watergang. Verder zijn er sportvelden, een tennisbaan, twee maneges, bosjes, hooilanden en boomweiden. De westkant van het park is vooral bedoeld voor recreatie. Voor de natuur moet je aan de oostkant zijn. Wil je vlinders spotten, dan moet je dus vooral aan deze kant van het park zoeken. het park. De rupsen zijn giftig doordat zij van dit giftige kruiskruid eten. De rups ontpopt zich uiteindelijk tot een mooie zwartrode dagactieve nachtvlinder. Ook bijzonder in het park is de grote imkerij. Hier wordt de honingbij gekweekt. Dit gebeurt op een voor de bijen vriendelijke wijze, waarbij het belang van de bij voorop staat en niet van de imker. Adres: Beide parken Voorveldse Polder en Natuurpark Bloeyendael zijn te bereiken via de Biltsestraatweg. Deze weg scheidt de parken van elkaar. Via de fietstunnel onder de Berekuil kunt u van het ene naar het andere parkdeel lopen of fietsen. Meer informatie: www.bloeyendael.nl (Stichting Bloeyendael) www.voorveldsepolder.nl (Stichting Voorveldse Polder) Vlinders gespot in Voorveldse polder en Natuurpark Bloeyendael bont zandoogje, boomblauwtje, eikenpage, atalanta, kleine vos, landkaartje, groot koolwitje, gehakkelde aurelia, klein geaderd witje, sint jacobsvlinder, oranjetipje (afbeelding) 37 Andere nuttige insecten Plekken waar veel vlinders voorkomen zijn vaak ook aantrekkelijk voor andere insecten. Op een vlinderrijke plaats tref je vaak hommels, bijen en zweefvliegen aan. Ook deze insecten zijn voor hun energievoorziening afhankelijk van de nectar van bloemen. Hommels en bijen verzamelen stuifmeel en nectar voor hun nageslacht. Het dient als voedsel voor hun larven. Vlinders en zweefvliegen hebben het alleen voor zichzelf nodig. Hommels, bijen en zweefvliegen spelen een nog belangrijkere rol bij de bestuiving van planten dan vlinders. Daarom gaan we in dit hoofdstuk kort in op enkele insectensoorten die je ook vaak in tuinen en parken tegenkomt. Bijen De meest bekende bij is de honingbij, die van belang is voor bestuiving en teelt van cultuur-gewassen zoals fruit en noten. Daarnaast levert een bijenkolonie ook bruikbare producten op waaronder honing en bijenwas. Wat veel mensen niet weten is dat er ook veel andere solitaire bijensoorten leven, die soms geheel afhankelijk zijn van bepaalde soorten bloeiende planten. Zoals de naam al zegt leven solitaire bijen niet in een bijenvolk, maar op zichzelf. Hun larven hebben doorgaans minder zorg nodig. Alle bijensoorten spelen wel een belangrijke rol in de bestuiving van planten. Een bij heeft weliswaar een angel solitaire bijen waarmee hij kan steken, maar gebruikt deze alleen om zich te verdedigen bij bedreiging. In tegenstelling tot wespen zijn bijen niet agressief, maar je moet natuurlijk niet te dicht bij een nest komen of een bij vastpakken. De laatste jaren is de zogenaamde bijensterfte geregeld in het nieuws. De website www. bijensterfte.nl beoogt kennis en ontwikkelingen in wetenschap en beleid rond de vele oorzaken van bijensterfte inzichtelijk en toegankelijk te maken voor een breed publiek. Hommels Ook hommels worden steeds meer gebruikt bij de bestuiving van cultuurgewassen. Het grote verschil met de honingbij is dat het volk van de hommel niet overwintert. Alleen de nieuwe generatie hommelkoninginnen overwintert. Bij de eerste warme lentestralen en de eerste bloeiende planten zie je de nieuwe hommelkoningin de ontluikende krokussen binnenvliegen. De hommelkoningin geeft in insectenland de start van de lente aan. Qua sociale structuur zit de hommel tussen de solitaire bij en de honingbij in. De hommel maakt namelijk veel kleinere nesten dan de honingbij. Ook hommels hebben een angel, maar ze zullen niet steken als je ze met rust laat. In vergelijking met bijen zijn hommels veel beter aangepast aan koude leefomstandigheden. Het verspreidingsgebied van de hommel loopt van gebieden met een gematigd klimaat tot aan Arctische regio’s. Door zijn beharing kan de hommel beter warmte vasthouden. Ook kan 38 hij zijn lichaam een beetje opwarmen door spiertrekkingen. Zo kan hij al bij een buitentemperatuur van 6 graden Celsius vliegen. De hommel is hierdoor veel beter in staat dan de honingbij om ook tijdens koude bewolkte dagen voedsel te zoeken. Zweefvliegen Zweefvliegen zijn weliswaar verwant aan de huisvlieg, maar ze maken geen hinderlijk geluid en zijn zelfs heel nuttig. Niet alleen bestuiven ze bloemen, maar bij een aantal soorten leven de larven van bladluizen. Per dag kan een larve tot wel zestig bladluizen per dag verorberen en tijdens het hele larvestadium wel zevenhonderd. In het volwassen stadium spelen zweefvliegen een belangrijke rol bij de bestuiving van planten met schermvormige bloemen zoals fluitenkruid en bereklauw. Hier kom je ze dan ook vaak tegen. Geel met zwart is niet zo apart Geel met zwart gestreepte en andere kleurige zweefvliegen worden nogal eens aangezien voor wespen of bijen. Met dit streepjespak schrikken echter ook zweefvliegen hun mogelijke vijanden af. Voor mensen zijn ze volstrekt ongevaarlijk want ze kunnen niet steken. Vaak kun je het verschil tussen zweefvliegen en wespen of bijen goed herkennen aan het gedrag. Zweefvliegen blijven stil in de lucht hangen en schieten dan opeens pijlsnel weg om vervolgens ergens anders weer te blijven hangen. Dit is vaak stoer, territoriaal gedrag van de mannetjes die soortgenoten en andere vliegende insecten zo wegjagen. Van dichtbij zijn duidelijk de vliegachtige kenmerken van de zweefvlieg te zien zoals de relatief grote ogen en de typische tong met zuignap. Ze gebruiken hun poten veelvuldig om hun lijf en voetjes te ‘wassen’. Met die voetjes proeven ze namelijk ook. De voetjes van (zweef)vliegen zijn eigenlijk neus en tong tegelijk. Schone voetjes zijn dus belangrijk om goed te kunnen proeven waarop ze lopen. De zwart-gele limonadewesp is vooral later in de zomer hinderlijk voor mensen. Wespen leven niet van nectar, het zijn namelijk vleeseters. Net als bijen en hommels leven wespen in een volk met een koningin en werksters. De werksters gaan op jacht naar vliegen, muggen, luizen, rupsen en spinnen. Wespen eten ook van dode dieren en helpen dus opruimen in de natuur. Aan het eind van de zomer, als de koningin geen eitjes meer legt, zit de taak van de werksters erop en hoeven ze alleen nog eten voor zichzelf te zoeken. Ze hebben dan een voorkeur voor zoetigheid. Vandaar dat ze dan graag op onze frisdrank of pannenkoek afkomen. wesp zweefvlieg 39 Utrecht Binnenstad Pandhof Sinte Marie Bloemenparadijs in middeleeuwse setting 40 Midden in de historische binnenstad van Utrecht ligt de Pandhof Sinte Marie. Vrijwilligers toverden deze middeleeuwse plek om tot een heemtuin met meer dan driehonderd plantensoorten. Een oase van rust en kleur met veel nectarplanten voor vlinders en bijen. In 1987 ontstond het initiatief om deze oude pandhof aantrekkelijker te maken met nieuwe beplanting. Tot dan toe beheerde de gemeente de tuin op onderhoudsvriendelijke wijze. De betrokken vrijwilligers wilden zich bij de samenstelling van de beplanting laten inspireren door het historisch karakter van de plek. In de middeleeuwen werden pandhoven vooral gebruikt voor medicinale planten. Ook had zo’n tuin educatieve waarde, om bijvoorbeeld elementaire landbouwkennis over bemesting en roulatie van gewassen aan de stadsbevolking over te brengen. Het tuinontwerp van de Pandhof Sinte Marie is geïnspireerd op een model uit de Renaissance-periode (15e/16e eeuw). Omdat over de beplanting van deze specifieke pandhof niets bekend was, gaf dit de werkgroep ruimte om zelf voor bepaalde thema’s te kiezen. Vanwege de relatie van de plek met de verdwenen Mariakerk, ontstond een fascinatie voor het verzamelen van planten die iets met Maria van doen hadden. Inmiddels beschikt de tuin over de grootste collectie Mariaplanten van Nederland. Daarnaast worden soorten verzameld zoals verfplanten, gebruikskruiden, geneeskrachtige kruiden en zelfs giftige kruiden. Drachtplanten De tuin is verdeeld in vier grote vakken en enkele borders. Er is een informatiebord waarop de verschillende plantvakken te vinden zijn. Meer dan 25 planten zijn via symboolbordjes te herkennen. Een van de met buxus omzoomde vakken heeft als thema ‘nuts- en drachtplanten’. Het woord drachtplant wordt meestal gebruikt door bijenhouders om nectarplanten aan te duiden. Voor hommels en bijen zaait men in de pandhof meestal wat phacelia. In de tuin zijn ook drie soorten kaardenbollen te vinden: dipsacus fullonum, dipsacus, pilosus en dipsacus laciniatus. Daarnaast is er kattenkruid (nepeta carica) te vinden, diverse bolgewassen en veel vroegbloeiende planten zoals judaspenning. Ook in de andere vakken komt de bezoeker planten tegen die vlinders aantrekken. Veel van de planten die opgenomen zijn de in Vlinderplantentop 50 van de Vlinderstichting (zie pagina 48) zijn in de pandhof te vinden. Omdat in het tuinieren ook rekening gehouden wordt met de lokale grondsoort (klei) komen sommige planten uit de lijst hier niet voor, zoals heide. Vlinders die je in de pandhof tegen kunt komen zijn het klein koolwitje en de atalanta. Ook de gehakkelde aurelia is hier meermaals waargenomen. Oudste Pandhof van Nederland De geschiedenis van de Pandhof Sinte Marie gaat terug tot de elfde eeuw. De toenmalige bisschop Bernoldus liet vier kapittelkerken in de vier windstreken van de stad bouwen: de Janskerk in het noorden, de Pieterskerk in het oosten, de Pauluskerk in het zuiden en de Mariakerk in het westen. De bijbehorende pandhoven waren alleen toegankelijk voor de colleges van kanunniken, niet voor de gewone burgerij. Deze geestelijken, die ook wereld41 lijk bestuurders waren van de kapittelkerken en omliggende gebieden, bewoonden de huizen rondom de kerken. De gebieden die hun eigendom waren vielen niet onder het stadsbestuur. De Mariaplaats werd in de elfde eeuw begrensd door een gracht, en viel onder bestuurlijke bevoegdheid van het kapittel van de Mariakerk. Die kerk is in de negentiende eeuw afgebroken. Het pandhof bleef bewaard met het restant van een elfde eeuwse overdekte gang, die van de Mariakerk leidde naar de vergaderzaal van de kanunniken. Het is de oudst bewaard gebleven pandhof in Nederland. Adres en openingstijden: Pandhof Sinte Marie vindt u op de Mariaplaats, naast het gebouw van Kunsten en Wetenschappen. De tuin is toegankelijk tussen 8.00 en 20.00 uur. Jaarlijks organiseren de vrijwilligers een stekjesmarkt. Meer informatie: www.pandhofsintemarie.nl Vlinders gespot in Pandhof Sinte Marie klein koolwitje gehakkelde aurelia atalanta (afbeelding) 42 Vlinderfototip Vlinders zijn koudbloedige dieren en zijn voor activiteit dus afhankelijk van de temperatuur. Bij koud en regenachtig weer, maar ook bij zomerse hitte zal je weinig vlinders treffen. Daarnaast bestaat er in juni een zogenaamde vlinderdip, doordat de eerste generatie vlinders gestorven is en de rupsen nog niet ontwikkeld zijn tot nieuwe vlinders. Vlinders fotograferen is bovendien extra lastig omdat ze vaak onrustig fladderen van de ene naar de andere nectarplant. De beste periode om vlinders te fotograferen is op een frisse zonnige ochtend. De vlinders zijn dan nog koud en passief van de frisse nacht en zullen zich in de zon gaan opwarmen met de vleugels open om zoveel mogelijk warmte op te kunnen vangen. Vaak zie je vlinders zich zo opwarmen op een door de zon beschenen wandelpad. Wel op tijd uit de veren dus voor een mooie foto. 43 Tuinieren voor vlinders Vlinders zijn een belangrijk onderdeel van de natuur. De rupsen eten enorme hoeveelheden aan overschot van planten. Ook vormen zij een belangrijke voedselbron voor veel andere dieren, zoals vogels. Vlinders spelen ook een rol in de bestuiving van planten. Sommige plantensoorten bloeien ‘s nachts, zoals kamperfoelie, teunisbloem en avondkoekoeksbloem en zijn voor hun bestuiving volledig afhankelijk van nachtvlinders. Waarom zelf een vlindertuin aanleggen? Nederland is de laatste decennia meer en meer verstedelijkt en versteend door aanleg van infrastructuur, bedrijventerreinen en woningbouw. Leefgebieden van vlinders komen daardoor in de knel. Ook intensivering van de landbouw en toename van stikstof in de lucht zijn nadelig voor de vlinderstand. Door verkeerd beheer van wegbermen en graslanden wordt (mogelijk) leefgebied ongeschikt gemaakt. Bestaande leefgebieden van vlinders raken geïsoleerd ten opzichte van elkaar. De vlinders kunnen niet meer van de ene fraaie plek naar de andere vliegen. Omdat de meeste vlinders geen lange afstanden kunnen afleggen zijn ze in de stedelijke omgeving afhankelijk van parken, bloemrijke gebieden en tuinen. Zo kunnen ze van het ene gebied naar het andere gaan en uitrusten en aansterken. Onze eigen tuin kunnen we ook zo inrichten dat het een verblijfplaats voor vlinders en andere insecten wordt en zo ook een schakel vormt tussen hun leefgebieden. Het is niet alleen belangrijk voor de natuur, maar natuurlijk ook leuk om vlinders in je tuin te ontmoeten. Daar wordt toch iedereen vrolijk van? Een kieskeurig beestje Vlinders zijn prachtig, maar ze zijn ook best kieskeurig. Ze voelen zich niet zomaar thuis. Hieronder een aantal tips om je tuin vlindervriendelijk te maken. In een vlindertuin kunnen na verloop van tijd zo’n vijftien tot twintig algemene soorten worden gezien waaronder dagpauwoog, citroenvlinder, gehakkelde aurelia, klein geaderd witje, kleine vos, landkaartje en bont zandoogje. 44 Voedsel • Vlinders zijn op zoek naar voedsel zoals nectar. Een goede vlinderplant geeft veel nectar. Geschikte vlinderplanten zijn doorgaans soorten met bloemen waarvan de binnenste krans van bladen diep ligt. Deze krans is vaak het kleurigste en opvallendste deel van de bloem. Vlinders kunnen met hun lange roltong bij de nectar terwijl andere insecten die niet kunnen bereiken. Planten met ‘dubbele’ of gevulde bloemen zijn minder aantrekkelijk voor bestuivende insecten. Het is belangrijk te zorgen voor verschillende planten met in elk seizoen bloeitijden. Door van de lente tot de herfst voor nectarplanten te zorgen, kunnen vlinders altijd in de tuin terecht. Dagvlinders zijn vooral gek op felle kleuren zoals paars, rood, roze, oranje, blauw en geel. Nachtvlinders komen vooral af op witgekleurde bloemen. Een zeer goede vlinderlokkende plant die niet mag ontbreken in de tuin is de vlinderstruik: buddleja davidii. Dit is een echte lekkernij voor de vlinders. In deze gids is een door de Vlinderstichting samengestelde Vlinderplanten top 50 opgenomen (pagina 48). • Sommige vlinders, zoals de atalanta, zijn gek op rottend fruit. Leg in het najaar op een beschut plekje op een schaal wat oude appels, pruimen, peren of bananen en de vlinders zullen je dankbaar zijn. • In droge tijden kan een vlinderdrinkbak een oplossing zijn om aan de vochtbehoefte tegemoet te komen. Voortplantingsplekken • Om voor het nageslacht te zorgen leggen de vlinders hun eitjes op waardplanten. Deze zijn dus ook belangrijk om in de tuin te hebben zodat de rupsen voldoende voedsel hebben. De eisen van de vlinder en de rups verschillen geregeld. Een vlinder kan slechts leven als een waardplant en nectarplant op korte afstand van elkaar aanwezig zijn. De grote brandnetel is de waardplant van onder andere de kleine vos, dagpauwoog, gehakkelde aurelia en atalanta. Niet bepaald een geliefde tuinplant, om hem in toom te houden kun je hem in een emmer (met gaatjes onderin) of grote pot planten. Favoriet bij enkele soorten rupsen zijn koolplanten. Poot er een paar in de tuin die verorberd mogen worden. • Ook zijn verschillende grassoorten favoriet bij veel rupsen, voor hen is het belangrijk dat de bloemenweides niet in één keer, maar in gedeeltes gemaaid worden. Zo hebben ze een grotere kans van overleven. Variatie • Vlinders houden van een gevarieerd landschap. Afwisseling van struiken, bomen, planten en gras helpt vlinders zich te oriënteren in het landschap. Net zoals wij onze omgeving herkennen aan sommige gebouwen. Als er geen hoge én lage planten zijn verdwalen de vlinders. Ook gebruiken mannetjes hoge planten als uitkijkpost om vrouwtjes te zoeken en ter verdediging van hun territorium. Schik de gekozen planten, hagen en struiken zodanig dat de laagblijvende vooraan in de vlindertuin komen. 45 • Veel zon en warmte zijn noodzakelijk voor de vlinder. Kies als vlindertuin een plek die op het zuiden ligt. Nectarplanten gedijen vaak uitstekend op zonnige plekken. Leg ook een aantal stenen of dakpannen neer die in de ochtend al zon opnemen zodat de vlinders zich in de voormiddag hieraan kunnen opwarmen. • Vlinders houden van beschutte plekjes tegen de wind, maar ook zoeken ze schaduwplekjes in een hete zomer. Deze kunnen gecreëerd worden door middel van hagen, struiken, stenen muurtjes of een schutting. • Heeft u geen tuin dan kunt u ook een aantal waard- en nectarplanten in een pot op het balkon te zetten. Houd er wel rekening mee dat u boven de tweede etage weinig vlinderbezoek meer kunt verwachten. Overwinteringsplekken • Onderhoud is van invloed op de aanwezigheid van vlinders in de tuin. Vlinders houden van rommelhoekjes waar ze een plekje kunnen vinden om te overwinteren als vlinder, rups of pop. Een houtstapel van snoeihout biedt een goede plek hiervoor. Of een tegen de muur groeiende klimop. Sommige vlinders en rupsen kruipen onder afgevallen bladeren, onder een bloempot of tussen afgestorven planten. Door wat plantmateriaal in de winter te laten liggen, kunnen zij in de tuin overwinteren. Ook andere dieren zoals vogels of egels verstoppen zich rommelhoekje vaak in zulke tuinhoekjes. • Vlinders die in Nederland overwinteren doen dat graag tussen vegetatie, in een schuurtje of op een zolder. In de stad kun je extra gelegenheid bieden met het ophangen van een vlinderoverwinteringskastje. Dit lijkt op een vogelnestkastje, maar heeft in plaats van een rond gat een paar smalle gleuven. Ze zijn kant-enklaar te koop, maar je kan ze ook zelf maken van hout met een waterdicht dak. Aan de zijkant zitten een paar lange spleten, waarlangs de vlinders binnen kunnen komen. Leg er wat vlinderoverwinteringskastje blaadjes, schors en takjes in. Hang het op aan de stam van een boom, of tegen het huis op een plek waar het niet kan inregenen. Maar niet in de volle zon. Hang je hem op ooghoogte dan kun je zien of de kast bewoond is. En tot slot, maar dit geldt natuurlijk voor alle dieren en levende wezens: vlinders houden niet van gif en bestrijdingsmiddelen! 46 Bijenblok en insectenhotel Naast vlinders kun je ook andere nuttige insecten aantrekken in de tuin. Bijvoorbeeld met een bijenblok of insectenhotel. Bijen die niet in een volk leven (solitaire bijen) maken hier dankbaar gebruik van. Ze stoppen hun eitjes in kleine gaatjes samen met wat voedsel en die gaatjes metselen ze dicht met aarde en strootjes. Een bijenblok is een blok hout met een heleboel gaatjes van verschillende groottes, waar de bijen hun eitjes in kunnen stoppen. Je kunt het beste gaten met een diameter van 3, 4, 5, 6 en 8 millimeter boren. De gaten moeten zo diep mogelijk gemaakt worden en aan de achterkant dicht zijn. Neem dus een dikke schijf. Naaldhout is hiervoor niet geschikt in verband met de hars die hieruit lekt. Hang het houtblok op een zonnige, liefst droge plek. Laat het iets schuin voorover hangen, zodat de regen niet in de gaten loopt. Wanneer een gaatje is opgevuld met een beetje klei weet je dat het gaatje in gebruik is genomen. Ook van stukken rietstengel, bamboestokjes en vlierstengels kun je een insectenhotel maken. De stokjes moeten aan één kant open zijn en aan de andere kant dicht. Deze extra hulp voor bijen moet het hele jaar insectenhotel door buiten blijven hangen. De meeste bijtjes brengen namelijk als pop de winter door in het blok en komen in het voorjaar naar buiten gekropen. Als dichte gaatjes weer open zijn, is het bijtje dus alweer gevlogen. Aan de slag voor vlinders Vlindervoedertafel Teken enkele kleurrijke bloemen op een hoog smal tafeltje. Zorg dat dit tegen de regen kan. In het midden van elke bloem maak je een gaatje en hang hierin een pipetje met een suikerrijke oplossing. Meng daartoe honing of suiker met drie keer zoveel water, bijvoorbeeld één eetlepel honing en drie eetlepels water, door elkaar. Dit honingwater doe je in een klein buisje, zodat de vlinders er goed van kunnen drinken. Doe het niet in een grote bak, anders gaan vlinders er op zitten en plakken ze vast. 47 Vlinderplanten top 50 Er zijn veel planten ‘vriendelijk’ voor vlinders en andere insecten, omdat ze nectar geven of fungeren als waardplant voor rupsen. Teveel om allemaal te noemen. Daarom heeft de landelijke Vlinderstichting er vijftig geselecteerd, die allemaal een meerwaarde voor insecten hebben. De lijst is op kleur geordend. Blauwe bloemen * Vlinderstruik (Buddleja spec.) * Maarts viooltje (Viola odorata) * Marjolein (Origanum marjorana, origanum vulgare) * Kruipend zenegroen (Ajuga reptans) * Slangenkruid (Echium vulgare) * Herfstaster (Aster spec.) * Luzerne (Medicago sativa) * Vergeet-mij-nietje (Myosotis) herfstaster Gele bloemen * Sporkenhout/Vuilboom (Rhamnus frangula) * Muizenoor (Hieracium pilosella) * Gewone paardenbloem (Taraxacum officinale) * Gewone rolklaver (Lotus corniculatus) * Grote teunisbloem (Oenonthera erythrosepala) * Gewoon biggenkruid (Hypochaeris radicata) * Gewone zandkool (Diplotaxus tenuifolia) * Jacobskruiskruid (Senecio jacobaea) * Leeuwentand (Leontodon spec.) * Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare) * Klimop (Hedera helix) grote teunisbloem Lila bloemen * Peperboompje (Daphne mezereum) * Akkerdistel (Cirsium arvense) * Wilde tijm (Thymus serpyllum) * Beemdkroon (Knautia arvensis) * IJzerhard (Verbena spec.) * Munt (Mentha spec.) * Zulte/Zeeaster (Aster tripolium) Roze / rode bloemen * Pinksterbloem (Cardamine pratensis) * Dagkoekoeksbloem (Silene dioica) * Adderwortel (Polygonum bistorta) * Echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi) 48 akkerdistel * Engels gras (Armeria spec.) * Braam (Rubus spec.) * Gewone dophei (Erica tetralix) * Grote kattenstaart (Lythrum salicaria) * Hemelsleutel (Sedum telephium) * Speerdistel (Cirsium vulgare) * Knoopkruid (Centaurea jacea) * Marjolein (Origanum ‘Nymphenburg’) * Muskuskaasjeskruid (Malva moschata) * Struikhei (Calluna spec.) * Koninginnenkruid (Eupatorium purpureum ‘Atropurpureum’) Witte bloemen * Prunus (Prunus spec.) * Gewone margriet (Leucanthemum vulgare) * Gewoon duizendblad (Achillea millefolium) * Margriet (Chrysanthemum maximum ‘Gruppenstolz’) * Vlier (Sambucus spec.) * Engelwortel (Angelica spec.) * Witte klaver (Trifolium repens) * Wilde bertram (Achillea ptarmica) dagkoekoeksbloem Bron: website Vlinderstichting: www.vlinderstichting.nl (Vlinders in de tuin) In de gids Vlinders en libellen in de tuin, praktische tips en tuinideeën is, naast veel informatie over tuinieren voor deze kleine dieren, een uitgebreide plantenlijst opgenomen, waarbij ook zaken als bloeitijd, gewenste grondsoort, standplaats en andere bijzonderheden vermeld staan. Word u donateur van de Vlinderstichting dan krijgt u dit boek gratis. engelwortel distelvlinder op een vlinderstruik 49 Utrecht Zuidwest Park Transwijk en Stadsboerderij Eilandsteede Natuur- en mensvriendelijk tuinieren op een stedelijk eiland 50 Sinds het voorjaar van 2011 beschikt Park Transwijk over een tuin waar wijkbewoners en schoolkinderen naar hartenlust kunnen tuinieren. Door de natuurvriendelijke invulling biedt de tuin ook plek aan verscheidene vlindersoorten. Maar ook voor menselijke bezoekers valt er het nodige te ontdekken. Stadsboerderij Eilandsteede De tuin bij stadsboerderij Eilandsteede is tijdens openingstijden vrij toegankelijk. Deze zonnig gelegen tuin bevindt zich tegenover de boerderij en is omheind met hekken. Stadsboerderij Eilandsteede werd in 2007 geopend en omvat een kinderboerderij, speeltuin en de tuin. Het beheer is in handen van de gemeentelijke afdeling Natuur- en MilieuCommunicatie (NMC). De helft van de tuin wordt gebruikt voor het project Groene Vingers. Leerlingen van de basisschool maken hier kennis met tuinieren. Om de betrokkenheid van bewoners uit de wijk te vergroten, werd de andere helft van de tuin omgevormd tot wijktuin oftewel de vrijetijdstuin. Wijkbewoners en vrijwilligers kregen inspraak over de inrichting. Samen met NMCmedewerkers is in het najaar van 2010 de basis gelegd. Sinds 10 april 2011 is de tuin officieel in gebruik. Mensen uit de omgeving die graag willen tuinieren maar geen tuin hebben, konden zich opgeven voor een stukje tuin. Zij kunnen een eigen natuurvriendelijke invulling aan dit stukje geven zoals een bloementuin of kleine moestuin. Zonder gebruik te maken van chemische bestrijdingsmiddelen of kunstmest. Levendige tuin Rondlopen in deze tuin is een ware ontdekkingstocht. Zo staan er informatiebordjes met leuke wetenswaardigheden. Naast lekker rondlopen of zitten aan een van de picknicktafels, kan je plukken en proeven van de seizoensrijpe bessen en vruchten. Zo zijn er struiken van de aalbes, kruisbes, witte en zwarte bes, Japanse wijnbes, braam en framboos. Vlinders houden van de bloemen van deze vruchtenstruiken. Je vindt er ook een aantal appel-, peren- en kweeperenbomen. Voor de vlinders zijn er vlinderstruiken, de meidoorn, koekoeksbloem en knopig helmkruid. Dit helmkruid is een waardplant waarop rupsen van de kuifvlinder en de kuifvlinder zelf zijn gesignaleerd. Koolplanten zijn er speciaal voor de rupsen van de koolwitjes. Zij mogen deze helemaal kaal eten. Qua beplanting is vooral gekozen voor inheemse planten en variatie, wat goed is voor vlinders. Er is rekening gehouden met vroege en late bloeiers zodat er doorlopend nectar te vinden is. Vlinders zal je er op een zonnige dag vast wel zien zoals koolwitjes en de gehakkelde aurelia. Andere mogelijke gasten zijn de eikenpage, de kleine vos, klein geaderd witje, icarusblauwtje en de distelvlinder. Bijendans Voor de bijen is ook ruimte in de tuin. Ze worden aangetrokken door de lindebomen. Ook kom je in de tuin veel phacelia tegen dat bijenvoer betekent: een echte bijenplant 51 met blauwviolette bloemen die ook vlinders en hommels aantrekt. Deze plant bloeit van juli tot september. Er zijn insectenblokken en plekjes voor solitaire bijen en bij een van de stapelmuurtjes bevindt zich een hommelkast. Een van de paadjes brengt je bij de bijenstal waarin vijf bijenvolken leven. Eilandsteede heeft een eigen imker en de linde- en zomerhoning is hier te koop. Onder de noemer Vliegend Volk gaan leerlingen van de basisschool hier in juni zelf de bijenstal in en in de tuin en het park onderzoeken ze het bloembezoek van de bijen. Eén plekje van de tuin is gereserveerd voor de bijendans. Zin om een dansje te maken? Hier wordt uitgelegd hoe de bijen dat doen om elkaar de weg naar honing te wijzen. Vlinders gespot in Park Transwijk en stadsboerderij Eilandsteede kuifvlinder (nachtvlinder) kleine vos klein geaderd witje icarusblauwtje distelvlinder dagpauwoog atalanta eikenpage (afbeelding) 52 Opknapbeurt voor na-oorlogs park Park Transwijk is tussen 1956 en 1964 aangelegd in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid, met lange en duidelijke zichtlijnen die een gevoel van openheid en ruimte moesten geven. Het park was vooral bedoeld voor bewoners van de nieuwe wijk Kanaleneiland, gebouwd om de naoorlogse woningnood op te vangen. Rond de eeuwwisseling bleek het park verouderd qua opzet en het werd matig bezocht. Het park moest weer veilig, bereikbaar en toegankelijk worden. Tussen 2003 en 2006 kreeg het daarom een flinke opknapbeurt. Paden werden verbeterd, er kwamen natuurvriendelijke oevers, een waterpartij met een prachtige fontein en een junglebrug. Om het park aantrekkelijker te maken kwamen er nieuwe voorzieningen: stadsboerderij Eilandsteede met een paviljoen, een wijktuin met schooltuinen, een skatebaan en een (bouw)speeltuin met kinderopvang. De grote weide is geschikt gemaakt voor evenementen en biedt bewoners picknickruimte. Bij de herinrichting van het park zijn waardevolle bomen en heesters zoveel mogelijk gespaard. De meeste voorkomende boomsoorten zijn: eik, es, els, veldesdoorn, plataan, linde, meelbes en acacia (robinia). Aan de achterzijde van de kantoren aan de Lomanlaan groeien sleedoornstruiken die in april prachtige witte bloesem geven. Ook zijn vlinderstruiken (buddleja’s) geplaatst bij de hoofdingang van het park aan de Beneluxlaan. Deze trekken in de zomer veel dagpauwogen en atalanta’s aan. In 2009 was er een invasie van de trekvlinder de distelvlinder. Een stapel vol leven Er is ook gedacht aan een insectenhoek. Stapeltjes hout afgewisseld met stenen en takken bieden plek aan allerlei nuttige beestjes zoals kevers, duizendpoten, oorwurmen, pissebedden en regenwormen. Hier komen dan weer egels, muizen en vogels op af. Verder vind je er een wilgenhut en -tunnel en een voorbeeld van een natuurlijke schutting. Adres: Stadsboerderij Eilandsteede is te vinden aan de Vreugdenhillaan 31 in Park Transwijk. Openingstijden: dinsdag tot en met zondag van 10-17 uur (maandag gesloten). 53 Bedreigingen voor vlinders Een vlinder is gedurende zijn hele levenscyclus van ei tot vlinder kwetsbaar. Naast vele natuurlijke vijanden speelt de mens een belangrijke rol in de achteruitgang van een groot aantal vlindersoorten. Daarnaast zijn een aantal nachtvlindersoorten in een negatief daglicht komen te staan vanwege rupsenplagen. Tenslotte heeft ook klimaatverandering op bepaalde vlindersoorten een negatief effect. Hieronder wordt op deze bedreigingen ingegaan. Natuurlijke vijanden Vlinders hebben vele natuurlijke vijanden. Veel eitjes verdwijnen in de maag van grazende dieren die planten eten waarop de eitjes zijn afgezet. Ook vormen rupsen vaak een belangrijk onderdeel van het menu van vogels en hun jongen in het voorjaar. Daarnaast zijn er ook nog parasitaire sluipwespen die eitjes in de rupsen leggen, zodat de rups van binnenuit wordt opgegeten door de larven van de sluipwespen. Het is voor een rups eten of gegeten worden. Verder vallen vlinders ten prooi aan vogels en roofinsecten zoals libellen, wespen, horzels, roofvliegen en spinnen. Het is voor een vlinder dan ook van belang veel nakomelingen te krijgen om de soort in stand te kunnen houden. Menselijke invloed De mens heeft op meerdere manieren invloed op de vlindergemeenschap. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen en het volledig en te vaak maaien van graslanden hebben een nadelig effect. Verder is het landgebruik van grote invloed voor vlinders. Door eenzijdig gewasgebruik en overbemesting ontstaan als het ware vlinderwoestijnen waar enerzijds geen voedsel voor de rupsen te vinden is en anderzijds geen nectarplanten voorkomen. Daarnaast hebben vlinders baat bij windluwe plekken die te vinden zijn bij bosschages en ruigten. Veel agrarische gebieden en groenvoorzieningen in de stad zijn door het gebrek aan luwe plaatsen niet goed passeerbaar voor veel vlindersoorten. Ook de geïsoleerde ligging van wel geschikte gebiedjes beperkt de vlinder zich te verspreiden. Rupsenplagen Hoewel weinig mensen iets tegen vlinders hebben, ligt dat heel anders voor de rupsen. Vaak worden rupsen als schadelijk beschouwd vanwege hun vraatzucht. Zo ziet menig moestuinhouder liever geen rupsen van het koolwitje tussen zijn koolplanten. Een rupsen- niet zo 54 maar zo rupsen van de stippelmot eikenprocessierupsen plaag kan in de hand gewerkt worden door eenzijdige plantenteelt die het voor de rupsen een walhalla maakt. Een opvallend verschijnsel veroorzaakt de stippelmot. De rups van de stippelmot kan onder bepaalde gunstige omstandigheden massaal op bepaalde struiken en bomen voorkomen. Een hele struik of boom raakt dan soms overdekt met spinsel, en wordt geheel kaalgevreten. Dit ziet er erger uit dan het in feitelijk is, want de betreffende struik of boom kan na het uitvliegen van de motten zijn bladkroon weer herstellen. Van een andere orde is de eikenprocessierups, omdat die in bepaald stadium gezondheidsproblemen voor de mens zelf geeft. De haren van de processierups, brandharen genoemd, kunnen irritatie geven aan de ogen, huid en luchtwegen wanneer men in de buurt van een kolonie processierupsen verkeert. De eikenprocessierups is een soort die zich vermoedelijk door klimaatverandering steeds noordelijker verspreidt en nu dus jaarlijks ook in Nederland op een aantal locaties voor overlast zorgt. Waarschijnlijk hebben de meeste natuurlijke vijanden van deze rupsen, zoals sluipwespen, Nederland nog niet bereikt. Klimaatverandering Door klimaatverandering kunnen leefgebieden van plant- en diersoorten gaan verschuiven. Dit betekent dat van oorsprong zuidelijk voorkomende plant- en diersoorten hun verspreidingsgebied naar het noorden zullen uitbreiden. Naast de eikenprocessierups zullen ook ‘opportunistische’ (dat zijn soorten die zich makkelijk kunnen aanpassen) treksoorten als koninginnenpage, kolibrievlinder, staartblauwtje en braamparelmoervlinder vaker in Nederland te zien zijn. Andere soorten, met name vlinders die van planten houden die in koudere gebieden groeien, zullen door een opwarmend klimaat verdwijnen uit Nederland. Vooral voor honkvaste specialisten vormt klimaatverandering een probleem, omdat ze vaak afhankelijk zijn van bepaalde waardplanten en niet makkelijk grote afstanden overbruggen. Wanneer door klimaatverandering de waardplant van een bepaalde vlindersoort verdwijnt dan zal die vlindersoort ook verdwijnen. Voor deze vlindersoorten is het dan ook van belang dat er speciale vlindercorridors worden aangelegd, zodat vlinders de mogelijkheid krijgen om zich naar geschiktere gebieden te kunnen verplaatsen. koninginnenpage 55 Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern Leidsche Rijn Park (Maximapark) Vlinders trekken in de Vinex 56 Hoe kun je vlinders ‘zichtbaar’ maken in een splinternieuw stadspark middenin de Vinexwijk? Toen parkrentmeester Joop Spaans in mei 2010 het huis Utrechtseweg 4 in bruikleen kreeg, was het idee voor een vlinder- en insectentuin rond het huis snel geboren. Zoonlief stortte zich op het ontwerp. Zomer 2011 gaat de tuin ‘in première’. Voor parkbeheerder Joop Spaans en zijn medewerkers fungeert het huis aan de Utrechtseweg nr. 4 de komende jaren als onderkomen voor het werk aan het Leidsche Rijn Park. Dat moet in totaal driehonderd hectare gaan beslaan en wordt omsloten door het zogenaamde ‘lint’: een geasfalteerd vrije tijdspad met het motief van madeliefjes in de rand. Langs dat lint wil Spaans de komende jaren inheemse bloemenmengsels inzaaien om insecten en vlinders te lokken. Niet alleen van ecologisch belang, maar ook een ‘psychologische truc’. Zo’n jong park met dunne sprietjes van bomen geeft bezoekers nog niet echt een gevoel van wat een park moet zijn, merkt hij. “Zo richt je de blik van mensen af van die dunne boompjes naar bloemen en bezoekende insecten.” Zo vader zo zoon Spaans probeert het maximum uit de plek te halen met de mogelijkheden die hij heeft. De komende jaren fungeert de beheerspost ook als startpunt voor publieksrondleidingen die Spaans verzorgt. Daarom leek het hem en zijn medewerkers leuk om de tuin rond het vroeg-twintigste eeuwse huis om te toveren tot een insect- en vogelvriendelijke tuin. Maar waar haal je de middelen vandaan in een tijd van bezuinigingen? Het toeval hielp een handje, want zoon Dirk was voor zijn opleiding bos- en natuurbeheer nog op zoek naar een afstudeeropdracht. Om een idee te krijgen van wat er aan vlinders al voorkomt in het Leidsche Rijn Park, voerde Dirk in augustus 2010 een dag-inventarisatie uit in het park. Hij kwam daarbij uit op meer dan tweehonderd exemplaren van klein en groot koolwitje, één atalanta, één distelvlinder, twee bondzandoogjes en twee icarusblauwtjes. Libellen bleken die dag een stuk talrijker. Dirk telde er meer dan 430 van tien soorten. Om de tuin rond het huis insect- en vogelvriendelijk in te richten, nam Dirk een aantal maatregelen in het ontwerp. In de voortuin plaatste hij een kleine vijver en nestkastjes. Een flink aantal bestaande bomen en heesters liet hij staan. Coniferen als taxus en chamaecyparis bieden de vogels nestelgelegenheid. Een volwassen hulst naast het huis werd ook gehandhaafd, deze biedt in de winter veel bessen aan de vogels. Een rijtje als knotboom gesnoeide robinia’s langs het oprijlaantje biedt in de winter verblijf aan puttertjes. In de driehoekige tuin projecteerde Dirk een kronkelende padenstructuur, waarmee een korte wandeling lang de verschillende perken kan worden gemaakt. In de buitenpunt staat een grote groep vlinderstruiken (buddleja davidii) in verschillende kleuren en varianten. Ook werd spiraea (bumalda) aangeplant, ribes (sanguineum), krentenboompjes (amelanchier lamarkii) en lijsterbes (sorbus aucuparia). Om in het vroege voorjaar iets voor hommels te betekenen werden er bolletjes, o.a. scilla sibirica geplant. Een groot plantvak parallel aan de Utrechtseweg is ingezaaid met inheemse nectarplanten zoals avondkoekoeksbloem, damastbloem, kaardenbol, knoopkruid, margriet, rode klaver en vogelwikke. In de vaste planten vakken onder meer 57 hemelsleutel (sedum spectabile) en zonnehoed (echinacea ). Klap op de vuurpijl is het enorme insectenhotel dat zichtbaar vanaf de weg in de tuin moet komen te liggen (in aanleg voorjaar 2011). Daar kunnen allerlei solitaire bijen en insecten hun nageslacht veilig stellen. Interessante soorten Het parkdeel waar de beheerspost aan grenst heet het Binnenhof, gelegen ten zuiden van de spoorlijn Utrecht-Gouda. In het noordelijker gelegen parkdeel het Buitenhof ligt het accent meer op natuurontwikkeling. Het maaibeheer is daar in handen van vrijwilligers van de vereniging Landschapsbeheer Vleuten-De Meern. Toch wordt in het hele park aan ecologisch beheer gedaan. Dit betreft dan vooral maaibeheer: twee keer per jaar, meestal in juni en september. Het maaisel wordt afgevoerd om verrijking van de grond te minimaliseren. Sommige stukken waar iets ‘interessants’ groeit zoals wilde peen of slangenkruid, worden bij dat maaien met rust gelaten. Deze soorten kunnen zich dan verder uitzaaien. Bosbaas Karel Spek die de bijzondere plekken in het park goed kent, instrueert de maaiers hierop. Ecologisch slagadertje Het Leidsche Rijn Park is aangelegd in een oud tuindersgebied. Tuinders kijken vaak op een andere manier naar groenbeheer. Lang gras, wilde bloemen, distels in een park, dat spreekt bewoners met een tuindersachtergrond niet zo aan, merkte Spaans. Doordat de grond nog veel stikstof bevat hebben distels in een vergraven parkdeel vaak een tijd vrij spel. Dit probeert Spaans tegen te gaan door stukken met veel distel regelmatig kort te maaien en de planten zo uit te putten. Hij legt in zijn rondleidingen echter ook uit dat die distels nou net wel interessant zijn voor de ecologie: “Er komen namelijk wel zestig soorten insecten op af.” Overigens is Spaans erg blij met de resten van de oude tuinderscultuur. De oude Alendorperweg, waar veel tuinders hun huizen en erven hebben en voorheen ook kassen, biedt 58 veel volwassen groen, waaronder fruitbomen. Dieren die hier voorkomen, zoals de groene specht, gebruiken het aangrenzende park weer als foerageergebied. Dit ‘ecologische slagadertje’ zoals hij de weg betitelt, biedt een belangrijke meerwaarde in de ‘pioniersfase’ waarin het Leidsche Rijn Park zich momenteel nog bevindt. Adres en openingstijden: De vlindertuin bij Utrechtseweg 4 is vrij toegankelijk, tot zonsondergang, mits u op de paden blijft en geen bloemen plukt. Tegenover de tuin ligt ook de hoofdingang van het Leidsche Rijn Park. Meer info: www.utrecht.nl/smartsite.dws?id=341161 www.leidscherijnpark.nl (St. Vrienden van het Leidsche Rijn Park) www.landschapsbeheervleutendemeern.nl Vlinders gespot in Leidsche Rijn Park klein koolwitje groot koolwitje atalanta distelvlinder icarusblauwtje bont zandoogje (afbeelding) 59 Vlindervriendelijk natuurbeheer Deze vlindergids vestigt de aandacht op een aantal tuinen en parken in de stad Utrecht waar getracht wordt vlinders en andere insecten te trekken. Vlindervriendelijk beheer is mensenwerk. Om verschillende vlindersoorten een leefgebied te bieden, is variatie in beplanting en vegetatiestructuur nodig. Daarnaast hangen de mogelijkheden sterk samen met de omvang en ligging van het terrein. Vlindertuinen De meeste vlindergebieden in de stad zijn van beperkte omvang. Vaak gaat het om op zichzelf staande vlindertuinen of een deel van een grotere groenstructuur zoals een park dat voor vlinders is ingericht. Veel van deze tuinen zijn vooral ingericht om vlinders aan te trekken met verschillende nectarbloemen. Hier komen met name trekvlinders en meer algemene vlindersoorten op af. Om een vlindertuin succesvol te maken, is variatie in soorten en bloeiperiodes wenselijk, zodat er gedurende het hele seizoen van voor- tot najaar iets voor verschillende vlinders te halen valt. Binnen grotere parken kan er naast ruimte voor nectarplanten ook een hoekje met waardplanten gecreëerd worden. Dit moet dan wel zo beheerd worden dat de rupsen de kans krijgen zich te ontwikkelen. Op deze manier kan er een blijvende kleine vos op margriet vlinderpopulatie ontstaan. Natuurlijk beheerde gebieden 60 In Utrecht vinden we ook grotere natuurlijk beheerde parken, zoals het Gagelbos, het Vechtoeverpark en Natuurpark Bloeyendael. Het beheer is hier doorgaans grootschaliger van aard. In dit soort gebieden komen vaak bijzondere vlindersoorten voor zoals het oranjetipje. Naast nectarplanten komen hier ook meer waardplanten voor, waardoor deze parken ook hele vlinderpopulaties kunnen herbergen. Zoals de pinksterbloem, waarvan de zaadjes voedsel vormen voor de rups van het oranjetipje. Idealiter vindt de eerste maaibeurt in het jaar pas plaats als een aantal gewenste rupsensoorten zich met de planten hebben kunnen gefaseerd maaibeheer in langwerpige stroken voeden. Hiervoor is zogenaamd extensief maaibeheer noodzakelijk. Afhankelijk van de voedselrijkdom van de bodem dient er een of twee keer per jaar gemaaid te worden. De periode dat gemaaid wordt is doorgaans begin zomer en begin herfst. Even belangrijk als de maaifrequentie is om gefaseerd te maaien. Dat wil zeggen dat er grofweg bij iedere maaibeurt tien tot vijfentwintig procent van de vegetatie blijft staan en dan met name in lange stroken. Zo hebben rupsen en andere insecten de mogelijkheid zich naar deze stroken te verplaatsen en ontstaat bovendien structuurvariatie. Het beste is daarom om het maaisel een paar dagen te laten liggen, maar niet langer dan een week, omdat anders het maaisel gaat verteren. Als je dus als wandelaar een strook uitgebloeide bloemen ziet, dan is het geen verwaarloosd stuk dat per ongeluk is vergeten, maar bewust beheer voor vlinders en andere insecten. De basis voor gunstig vlinderbeheer is voldoende variatie in vegetatiestructuur. Vlinders gebruiken structuren in de vegetatie om zich te oriënteren en om territoria af te bakenen. Bij het inrichten van parken en vlindertuinen is het ook van belang te kijken naar verbindingsbanen in de vorm van bloemrijke wegbermen, ecoducten, houtwallen of struweel waarlangs vlinders zich kunnen verplaatsen. 61 Relevante organisaties Landelijke organisaties en websites: Vlinderstichting: www.vlinderstichting.nl Vlindernet: www.vlindernet.nl Actie voor bedreigde dagvlinders: www.tienvoor12.nu Vlindertelling: www.vlindermee.nl Waarnemingen natuur: www. waarneming.nl VSB Vlindertuinen: www.vlindertuinen.nl Natuurboeken, veldgidsen: www.knnvuitgeverij.nl Natuurexcursies in Utrecht en omgeving: Zie Groene Agenda op www.milieucentrumutrecht.nl IVN, vereniging voor natuur -en milieueducatie: www. ivnvechtplassen.org/excursies www. ivn.nl/heuvelrugenkrommerijn KNNV, vereninging voor veldbiologie: www5.knnv.nl/afdeling-utrecht Parken en (zelfbeheer)tuinen in Utrecht: Website gemeente Utrecht: www.utrecht.nl > Wonen en wijken > Parken en groen Botanische tuinen Universiteit Utrecht, Tropisch Vlinderfestival (juni - september): www.uu.nl/NL/BotanischeTuinen foto op pagina 4: icarusblauwtje 62 kleine vuurvlinder op boerenwormkruid > 63 64