Nieuwsbrief van de Vakcommunity Filosofie 1 september MMX Inhoud Redactioneel Een volwassen democratie laat burgers meedenken over nanotechnologie Zonder hemel geen land Redactioneel Geachte leden van de vakcommunity filosofie, Filosofie is een examenvak dat zich van veel andere schoolvakken onderscheidt door examenonderwerpen die om de drie à vier jaar wisselen. Dit weerhoudt filosofiedocenten ervan dat ze indutten en blijven teren op kennis die zij lang geleden hebben verworven. Zo worden zij gedwongen om hun kennis actueel te houden. Dat is een goede zaak, niet omdat nieuwe zienswijzen altijd beter zouden zijn, maar omdat iedere vakdocent, en dus ook elke filosofiedocent bekend moet zijn met de nieuwste ontwikkelingen in zijn vakgebied. Toch kan de vakkennis nooit volledig zijn. Zo zal bijvoorbeld lang niet iedere filosofiedocent op de hoogte zijn van het werk van Amerikaanse filosoof Michael Sandel. Hij trekt zich echter grondig in zijn denkbeelden tegenwoordig volle zalen met zijn colleges over rechtvaardigheid aan Harvard University. Onlangs verscheen een interview met hem in Trouw. Wie wil verdiepen, kan tegenwoordig echter ook in het Nederlands een belangrijk werk van hem over rechtvaardigheid raadplegen: Rechtvaardigheid: Wat is de juiste keuze? Nu de lange winteravonden weer naderen, komt deze vertaling als geroepen. Walfred Haans communitymanager 1 Een volwassen democratie laat burgers meedenken over nanotechnologie De term nanotechnologie betekent het onderzoeken en manipuleren van dingen van één tot honderd miljardste van een meter, ofwel van één tot honderd nanometer. De Commissie Maatschappelijke Dialoog Nanotechnologie wil de maatschappelijke meningsvorming over nanotechnologie bevorderen. Eén van de door deze commissie gefinancierde projecten is de Nanometing (nanometing.nl) gericht op de uitwisseling van gedachten, meningen, ideeën en suggesties over de kansen en bedreigingen van de nanotechnologie voor individu en samenleving. Techniekfilosoof Tsjalling Swierstra was bereid enige vragen hierover te beantwoorden. Wat is Uw relatie met het Nanopodium en de Commissie Maatschappelijke Dialoog Nanotechnologie? Het Nanopodium is met twee rondes voor projectaanvragen aan de slag gegaan en vanuit de Universiteit van Twente, waar ik leiding gaf aan een onderzoekslijn voor ethiek en politiek, hebben we toen scenario’s en vignetten geformuleerd. Het betreft verhaaltjes over de manier waarop nanotechnologie onze samenleving mogelijk zal gaan veranderen. We willen daarmee ook ingaan tegen het huidige vooroordeel in het debat waarbij de aandacht eenzijdig wordt gericht op de eventuele giftigheid van nanodeeltjes. Het gaat immers om veel meer dan de vraag of een nieuwe technologie gevaarlijk is of niet. Dan verlaat je het terrein van hard-impacts en krijg je te maken met de soft-impacts van technologie. geld dat ze besteden aan hun beltegoed, betekent dat ze vaak geen geld meer hebben om te beginnen met roken. In de gezondheidszorg heeft zich een belangrijke miniaturisering voorgedaan. Bij darmkankeronderzoek maakt men gebruik van een chipje ter grootte van een koffieboon die telkens samples neemt en als die verdachte stukjes darmweefsel signaleert gaat er een bericht naar de arts en kan deze risico’s vaststellen. Mensen komen zo veel meer te weten over de toestand van hun lichaam. Niet altijd is het echter mogelijk om bestaande risico’s te elimineren en dan kun je je afvragen of je hen ook het recht moet gunnen om niet te weten. Wat zoudt U willen dat scholieren in de bovenbouw van havo en vwo weten van nanotechnologie? In de eerste plaats moeten ze weten wat het is. Gelukkig bestaan er veel websites die steeds beter erin slagen om dat uit te leggen. Op het niveau van moleculen en atomen vertonen stoffen heel ander gedrag dan bij de hoeveelheden waar wij gewoonlijk mee werken. Zo heeft het bijvoorbeeld geen zin om je handen met een stuk zilver te wassen, maar op nanoniveau doden zilverdeeltjes de bacteriën, zodat je een omgeving steriel kunt maken. Er worden miljarden in nanotechnologie geïnvesteerd en het is belangrijk dat scholieren een idee krijgen hoe belangrijk die techniek wordt. Het belangrijkste is echter dat ze beseffen dat techniek niet zomaar een passief instrument is. Wij leven niet lang in een biotoop, maar in een technotoop. Daarin heeft men rekening te houden met macht en creativiteit van deze techniek. Vindt U de dialoog over nanotechnologie vooral een zaak voor deskundigen? Veiligheidsstudies zijn vaak een zaak voor deskundigen, want die kunnen risico’s goed inschatten en die willen ook graag de mogelijkheden uitzoeken om risico’s te beperken. Daarbij moeten overheid en Consumentenbond natuurlijk optreden als waakhond, maar dat is geen zaak voor het grote publiek. Dat publiek heeft echter wel een belangrijke inbreng in de discussie rondom bijvoorbeeld medische toepassingen van nanotechnologie of bij toepassingen daarvan in ons voedsel. Als patiënt of als consument heeft men immers kennis van de praktijk van alledag die relevant blijkt op het moment dat de techniek het laboratorium verlaat want we weten inmiddels dat bedoelingen nooit helemaal uitkomen. Wie had bijvoorbeeld tevoren bedacht dat de introductie van mobieltjes zou bijdragen aan kankerbestrijding? Toch pakt dat zo uit, want jongeren hebben een beperkt budget, en het U bent techniekfilosoof. Vindt U dat scholieren vooral bij de exacte vakken aan het denken moeten worden gezet over nanotechnologie, of bij filosofie? 2 Het mooiste zou zijn als exacte vakken in samenwerking met filosofie aandacht zouden besteden aan nanotechnologie. Voor exacte vakken is het moeilijker om na te denken over de maatschappelijke implicaties dan voor filosofen, maar omgekeerd vertonen veel filosofen een technofobe houding, die nog wortels heeft in de bezwaren die Plato in zijn dialoog Phaedrus inbrengt tegen alfabetisering. Waar het om gaat, is dat techniek niet neutraal is, niet altijd positief, maar ook niet altijd negatief. Dat betekent dat wij in een volwassen democratie burgers moeten laten meedenken over implicaties van de techniek. Interviewer: Walfred Haans Zonder hemel geen land De Deense filosoof, of digter, zoals Søren Kierkegaard (1813-1855) zichzelf noemde, kan inmiddels rekenen op een aanhoudende belangstelling binnen het Nederlandse taalgebied. Onder leiding van een groep Kierkegaardspecialisten wordt er hard gewerkt aan een moderne systematische vertaling van de Deense geschriften op basis van de kritische Deense uitgave Søren Kierkegaard Skrifter. Met De ziekte tot de dood is weer een deel verschenen in de reeks, maar niet bepaald het meest toegankelijke. Deze recensie van Stephan Wetzels verscheen oorspronkelijk in 8weekly. Kierkegaard werd in zijn geboortestad Kopenhagen meer bespot dan gelezen. Nauwelijks begrepen door zijn tijdgenoten observeerde hij de mens in de stadia op de levensweg en zo in zijn diepste wezen. Zijn uiterst scherpzinnige en prachtig geschreven teksten, waaronder zijn bekende Dagboeken, werden begin twintigste eeuw opnieuw ontdekt en begonnen langzaam maar zeker grote invloed uit te oefenen. Ondermeer de dialectische theologie van Barth en de existentiefilosofie van Heidegger en Jaspers zijn schatplichtig aan de Deen. Met De ziekte tot de dood voltooide Kierkegaard na Het begrip angst zijn tweede filosofischpsychologische meesterproef. psycholoog, die als tegenhanger van Johannes Climacus ('de subjectiviteit is de waarheid') bovenexistentieel opereert en de 'objectieve mededeling' niet schuwt. Wat volgt na de aanhef zijn complexe inzichten over twijfel en vertwijfeling in verschillende lagen, waar zelfs het ondoorgrondelijke Hegeliaanse begrippenapparaat niet wordt geschuwd. Na de aantrekkelijke aanhef schrikken de ingewikkelde psychologische en antropologische uiteenzettingen wellicht af, maar wie de moeite neemt Anti-Climacus te volgen zal niet teleurgesteld worden. Bovendien leent de tekst zich uitermate om in gedeelten te lezen, omdat er in iedere alinea wel iets gebeurt dat het overdenken waard is. Vertwijfeling De ziekte tot de dood begint met een prikkelende aanhef, waaruit Kierkegaards schrijverstalent onmiddellijk blijkt. Hij grijpt de lezer vast met een beschouwing over de dood en opwekking van Lazarus zoals de evangelist Johannes die vermeldt. Wat baat het Lazarus dat hij uit de doden wordt opgewekt als zijn lot is uiteindelijk toch te sterven? We leren Kierkegaard kennen, of feitelijk het pseudoniem Anti-Climacus, als een christelijk Existentiële oefening Het gehele werk biedt een constante spiegel, waarin de lezer met zichzelf wordt geconfronteerd. Het centrale doel van AntiClimacus is dan ook de lezer zich bewust te maken van zijn existentie. Hoewel de vertwijfeling een fundamentele en onuitroeibare ziekte van de geest lijkt, die het 'ik' of het 'zelf' van zijn vrijheid berooft, is juist die vertwijfeling de redding. Net als de angst in 3 Het begrip angst is de twijfel namelijk geen deficiënt, maar eerder een uitdrukking van de volkomenheid van de menselijke natuur. De vertwijfeling kan pas overwonnen worden, door haar in haar diepst mogelijke vorm te aanschouwen en te bevechten. Wie denkt nooit te twijfelen, heeft zichzelf als zelf nog niet ontdekt. Maar hoe ontdekt men dan zichzelf? Misschien wel door zichzelf op te geven zodat men zichzelf opnieuw kan vinden. Of, nog een stap verder, door te erkennen dat het zelf zijn grond vindt in iets buiten dat zelf. buitengewoon dom is het christendom te verdedigen, omdat wie dat doet er nooit in heeft geloofd, is dat juist ter verdediging van het geloof. Kierkegaard is in dit opzicht een vriend van de hedendaagse christen die een intellectuele gesprekspartner zoekt los van de traditionele apologetische retoriek die, zeker sinds de Kantiaanse ontmaskering van de kentheoretische grondslagen van de metafysica, vaak verzandt in cirkelredeneringen. Bij Anti-Climacus is de haast paradoxale synthese van de wording van het zelf tussen het eindige en oneindige echter het uitgangspunt, evenals de religieuze sprong krachtens het absurde zoals het pseudoniem Johannes de silentio in Vrees en Beven uiteenzet. Hiermee vermijdt Kierkegaard de klassieke apologetische valkuilen, zonder dat de metafysische boodschap aan kracht inboet. Met dit laatste inzicht blijkt dat we te maken hebben met een uiterst christelijk werk, waarvan Kierkegaard lange tijd heeft gedacht dat het hem definitief met de staatskerk in conflict zou brengen. Met enige regelmaat verweeft Anti-Climacus verzen van het Nieuwe Testament in zijn uiteenzetting. Een terugkerende tekst die een zekere kern aangeeft in De ziekte tot de dood is bijvoorbeeld Mattheüs 16:26: 'Want wat baat het immers een mens als hij de hele wereld wint, maar zichzelf toch voorgoed verliest?' In het licht van de eeuwige God wordt de vertwijfelde, begerige, zoekende mens een zondig mens. En alleen in dit licht kan de mens werkelijk bouwen aan zijn leven, omdat dit zelf dat zich tot God verhoudt, bouwt op een vast fundament dat niet de willekeur kent van allerhande onderling uitwisselbare postmoderne existentiële projecten. Aan het einde van de tekst wacht de lezer een uitgebreid nawoord, dat als losstaand essay een verhelderende blik werpt op de tekst en op de moeilijkheden van de pseudonimiteit, zodanig, dat beginnende Kierkegaardlezers het beter als voorwoord kunnen lezen. Daarbij kan het sowieso geen kwaad om naast De ziekte tot de dood een verklarend woordenboek bij de hand te houden, of tenminste het telefoonnummer van iemand die Kierkegaard als afstudeeronderwerp heeft. Want Kierkegaard is en blijft een kameleon in schaapskleren die graag een wolf speelt. Indirecte apologetische dialectiek Hoewel Kierkegaard als filosoof een grondige hekel had aan apologetiek, kan de stijl en de bedoeling van Anti-Climacus als een indirecte apologetische mededeling worden opgevat. Zelfs als Anti-Climacus uitschreeuwt dat het Søren Kierkegaard / Anti-Climacus (vert. Paul Cruysberghs) - De ziekte tot de dood Stephan Wetzels 4