Verdamping Inleiding Verdamping is een van de belangrijke functies die een plant bezit om zijn waterhuishouding te regelen. Via de wortels neemt een plant water op vervoert het via apoplast, symplast, xyleemvaten en floeemvaten om het dan bij het openzetten van de huidmondjes weer te verliezen. Deze transpiratie is afhankelijk van de relatieve vochtigheid van de lucht, de hoeveelheid water die in de plant aanwezig is en de soort plant. Normaliter onderhoud een plant een dynamisch evenwicht tussen zijn inwendige waterpotentiaal, waarbij de potentiaal van een cel gelijk moet zijn aan het verschil tussen de osmotische potentiaal en de drukpotentiaal. Is dit niet het geval, dan is de plant onderhevig aan stress. Doelstellingen In dit practicum proberen we een beter inzicht te krijgen in de evaporatie, de stomatale weerstand en de transpiratie van een blad door gebruik te maken van de automatische porometer en de drukbom. Hierbij wordt het elektrisch analogon schema gebruikt. Materiaal en methoden De geleidbaarheid of weerstand van een blad wordt gemeten met een porometer. Dit toestel meet de hoeveelheid waterdamp die via de stomata van de plant aan de lucht wordt vrijgegeven. Hoe lager de gemeten waarde, hoe hoger de stomatale weerstand is. De automatische porometer bestaat uit een clips die over een blad kan geschoven worden en via een vochtsensor en thermometer de hoeveelheid waterdamp en de temperatuur in het meetkamertje in de clips meet. De eenheid waar hier mee wordt gewerkt is een relatieve schaal van zgn. tiks of counts die we via een ijklijn kunnen omrekenen naar een stomatale weerstand rs. Bij de meting van zowel de ijklijn als voor de planten moeten we er op letten dat we het kamertje altijd eerst goed drogen zodat er geen waterdamp meer aanwezig is die de eigenlijke meting van de waarden kan verstoren. Met de drukbom wordt de waterpotentiaal gemeten. Door een deel van de plant onder hoge druk te zetten wordt het water uit de xyleemvaten van bv. de stengel geperst. De kracht die hiervoor nodig is wordt dus de waterpotentiaal Ψ genoemd. We gebruiken ook een klein draagbaar weerstation waarmee we de relatieve vochtigheid van de lucht en de temperatuur in de kamer kunnen meten. Het elektrisch analogon model werd ontwikkeld om de barrières die er in een plant bestaan op een eenvoudige manier te kunnen berekenen. Deze barrières zijn de grenslaag weerstand die het gevolg is van een stilstaande fase die zich boven een oppervlak bevindt, de stomatale weerstand die groter is naarmate de huidmondjes meer gesloten zijn en tenslotte moet er een interne weerstand overwonnen worden die samenhangt met de overgang van het ene medium in het andere. Het model bestaat er nu in om elke barrière te bekijken als een elektrische weerstand, waarbij ook de berekeningen voor serie- en parallelschakelingen uit de elektriciteit mogen worden overgenomen. We gaan er hier van uit dat een flux gelijk is aan een potentiaalverschil of concentratieverschil over een weerstand. Om onze metingen met de porometer te kunnen omrekenen naar reële weerstanden moeten we eerst een ijklijn opstellen. Dit doen we door een vochtig filtreerpapiertje in een plastik omhulseltje te brengen met daarin 3, 4,6 en 11 gaatjes. De diameter van deze gaatjes is zodanig dat deze overeenkomt met een bepaalde weerstand. Eens de ijklijn is opgesteld kunnen we het aantal “tiks” omrekenen naar een bepaalde weerstand. We gebruikten achtereenvolgens de porometer en de drukbom om de stomatale weerstand en de waterpotentiaal te meten bij klimop (Hedera hibernica), madeliefje (Bellis perennis), begonia en een aronskelk (Spatifillum quattro). Voor onze metingen werd op verscheidene bladen en dit op verschillende planten de transpiratie met de porometer nagegaan. Ook werd aan boven en onderkant van het blad gemeten om na te gaan of zich ook hier huidmondjes bevinden. We bepalen de transpiratie van de planten ook door de afname van het gewicht te meten over een langer termijn. Hierbij wordt de grond in de pot afgedekt met folie zodat het gewichtverlies enkel door verdamping van de plant zelf wordt veroorzaakt. We meten de afname van het plantengewicht op verschillende tijdstippen over een 2 weken verspreid. Tijdens deze periode zullen de planten geen water krijgen. We kunnen deze gewichtsverliezen omzetten naar verdampingswaarden waarden in g/m².s door het bladoppervlak van de plant te bepalen. Resultaten De diskette waarop we al tijdens het practicum onze meetwaarden hebben bewaard, bleek een fout te bevatten, waardoor we niet al onze gemeten waarden konden openen en bijgevolg konden we hier ook geen verdere berekeningen op uitvoeren, laat staan conclusies trekken blad 1 gem. fout blad 2 gem. fout blad 3 counts counts boven onder Klimop rs Tl Tc C(H2O)blad C (H2O)lucht ΔΨ ΣR TR (s m-1) (°C) (°C) (g.m-3) (g.m-3) (g.m-3) (s.cm-1) (g.m-2.s-1) ∞ ∞ ∞ ∞ ∞ ∞ 275 273 284 300 283 6,15 10,45 10,38 10,75 11,28 10,71 0,20 ∞ ∞ ∞ ∞ ∞ ∞ ∞ 189 185 188 192 198 190,4 2,20 7,58 7,45 7,55 7,68 7,88 7,63 0,07 ∞ ∞ ∞ ∞ ∞ 124 122 122 123 123 5,42 5,35 5,35 5,39 5,39 22 22 19,43 5,05 14,38 22 22 19,43 5,05 14,38 10,71 0,001343 7,63 0,00188 ∞ 125 5,45 gem. ∞ 123,17 5,39 22 fout ∞ 0,48 0,02 Tabel 1: Meting en berekening met klimop. 22 19,43 5,05 14,38 5,39 0,0027 Madeliefje counts counts rs boven rs onder Tl Tc C(H2O)blad C(H2O)lucht ΔΨ ΣR TR (s m-1) (s m-1) (°C) (°C) (g.m-3) (g.m-3) (g.m-3) (s.cm-1) (g.m-2.s-1) boven onder blad 1 233 377 9,05 13,84 209 426 8,25 15,48 202 449 8,02 16,24 207 456 8,18 16,48 213 456 8,38 16,48 gem 212,8 432,80 8,38 15,70 23 24 20,85 5,66 15,19 5,46 0,00278 fout 5,35 15,00 0,18 0,50 blad 2 571 ∞ 20,30 0 gem 487 ∞ 17,51 0 529 ∞ 18,91 0 23 24 20,85 5,42 15,43 18,91 0,00082 fout 42 Tabel 2: Meting en berekening voor madeliefje Begonia counts counts rs Tl Tc C(H2O)blad C (H2O)lucht ΔΨ TR ΣR (s m-1) (°C) (°C) (g.m-3) (g.m-3) (g.m-3) (s.cm-1) (g.m-2.s-1) boven onder blad 1 ∞ 116 117 117 117 117 116,8 0,2 5,15 5,19 5,19 5,19 5,19 5,18 0,01 121 124 125 125 125 124 0,77 5,32 5,42 5,45 5,45 5,45 5,42 0,03 gem 88 85 85 84 84 85,2 4,22 4,12 4,12 4,09 4,09 4,13 fout 0,73 0,02 gem fout blad 2 ∞ gem fout blad 3 ∞ 25 24,5 23,05 5,83 17,22 5,18 0,0033 24 24 21,78 5,69 16,09 5,42 0,0030 24 24 21,87 5,69 16,18 4,13 0,0039 Tabel 3: Meting en berekening met begonia. Aronskelk counts counts rs Tl Tc C(H2O)blad C (H2O)lucht ΔΨ TR ΣR (s.m-1) (°C) (°C) (g.m-3) (g.m-3) (g.m-3) (s.cm-1) (g.m-2.s-1) boven onder ∞ ∞ 23 24 blad 2 ∞ ∞ 23 24 Tabel 4: Meting en berekening voor aronskelk. blad 1 20,85 5,83 15,02 / 0,00 20,85 5,83 15,02 / 0,00 druk druk (atm) (MPa) 6,9 0,70 1 5,4 0,55 2 klimop 6,0 0,61 3 6,10 0,62 gem 0,44 0,04 fout begonia 9,0 0,91 madeliefje 7,7 0,87 2,6 0,26 1 1,3 0,13 aronskelk 2 1,95 0,20 gem 0,53 0,05 fout Tabel 5 : Metingen met de drukbom voor beide reeksen. Plant meting op 24 februari 10.45 u 11.45 u tijdsinterval 1u = 3600s plant nr gewicht (g) gewicht (g) Δ gewicht (g) T (g . m-2 . S-1) 1A 401 399,3 1,7 0,0098 1B 427,5 426,4 1,1 2A 591 596,8 -5,8 -0,0145 2B 520,3 552,1 -31,8 3A 396,9 396 0,9 0,0022 3B 398,5 397,8 0,7 4A 633,9 630,6 3,3 0,0052 4B 717,2 715,1 2,1 14.26u 15.58u tijdsinterval 1,5u = 5400 1a 395,3 392,8 2,5 0,0096 1b 423,1 419,4 3,7 2a 584,9 593,8 -8,9 -0,0148 2b 549,2 547,5 1,7 3a 389,2 385,3 3,9 0,0065 3b 393,2 390 3,2 4a 620,9 616,1 4,8 0,0051 4b 705,5 702,7 2,8 Tabel 6 : Gewichtsverlies van de plant. totale bladopp plantje (m2) 1A 4,80E-02 2A 1,11E-01 3A 1,11E-01 4A 1,76E-01 Tabel 7:totale bladoppervlakte Bespreking Voor het opstellen van de ijklijn werden met de porometer een zestal metingen genomen per aantallen van gaatjes (tabel 1). Hieruit werd het gemiddelde berekend met zijn bijhorende standaardfout. Gemiddelde = Σx N # gaatjes Fout = √{(Σ(x- x2) / N-1) / √N} rs (s.cm-1) # tiks 3 13,7 362 4 10,3 313 6 6,9 161 11 3,75 71 Tabel 8: Metingen voor de ijklijn. 366 293 161 73 352 281 155 73 gem. 364 284 160 73 362 284 185 73 356 283 160 73 360,33 289,67 163,67 72,67 fout 2,16 4,96 4,36 0,33 Nu we weerstand uitgezet hebben tegen de relatieve schaal van het aantal tiks of counts, kunnen we door onze gevonden waarden een trendlijn trekken (grafiek 1). Deze kunnen we met volgende formule beschrijven: y = 0.0333 x +1,2906 en ze heeft een r² van 0.9091 wat betekent dat deze lijn de meetwaarde zeer goed benadert. Weerstand r (s.cm -1) Stomatale weerstand : ijklijn 16 y = 0,0333x + 1,2906 14 12 R = 0,9891 2 10 8 6 4 2 0 0 50 100 150 200 250 300 350 400 # counts Grafiek 1: Ijklijn voor de automatische porometer. We kunnen vervolgens onze gemeten waarden omrekenen naar een weerstand via de formule: R = 0,03333 . # counts + 1,2906. Zie tabellen 1 tot 7 met meetwaarden en berekeningen voor de resultaten. Hierna wordt uitgelegd hoe we via het elektrisch analogon model de transpiratie hieruit berekenen. Het elektrisch analogon model voor een plant ziet er schematisch als volgt uit: TR weerstand ra ra regelbare weerstand rcut rs rcut rs Onder Boven Met: rs = stomatale weerstand rcut = cuticulaire weerstand ra = grenslaagweerstan TR = totale transpiratie Xyleem TR en ΔΨ berekenen we met onderstaande formules: TR = ΔΨ met als eenheid g.m-2.s-1 ∑R ΔΨ = C (H2O)blad - C (H2O)lucht C(H2O)blad of de concentratie van H2O in het blad kunnen we terugvinden aan de hand van de tabel achteraan de cursus nota’s. Voor de gemeten bladtemperatuur bv. 22°C vinden we in de tabel een waarde van 19,34 g.m-3 terug. De concentratie aan H2O in de lucht (C (H2O)lucht) kunnen we ook weer uitrekenen aan de hand van deze tabel. Hier moeten we deze echter nog vermenigvuldigen met de gemeten relatieve vochtigheid in de kamer (nl.26%). Temperatuur in de kamer en de droge cuvet bleken na een aantal metingen weinig tot niet van elkaar te verschillen. Dus: C(H2O)lucht bedraagt 5,05 g.m-3 voor een relatieve vochtigheid van 26% en een temperatuur van 22°C. (C(H2O)lucht = 19,43 g.m-3 . 0,26 ) Hieruit berekenen we het verschil in waterpotentiaal: ΔΨ = 19,34 g.m-3 – 5,05 g.m-3 = 14,38 g.m-3 Dit geld dus voor een blad en een kamer met een temperatuur van 22°C. Voor de andere bladeren en kamertemperaturen bij de verschillende planten verwijzen we naar de tabellen met de meetresultaten. Om de totale transpiratie te berekenen hebben we echter ook de som van de verschillende weerstanden nodig. Hiervoor moeten we rekening houden met het type van schakeling. Bij een serie schakeling berekent men de som van de weerstanden immers anders dan in een parallelle schakeling: Serie: Rtot = R1 + R2 + … Parallel: 1/Rtot = 1/R1 + 1/R2 + … Met deze kennis in het achterhoofd kunnen we nu TR gaan berekenen: 1/ Rtot = 1/RbovenTOTAAL + 1/Ronder TOTAAL (parallel schakeling) Daarbij kunnen we voor respectievelijk boven en onder dezelfde formules gebruiken, maar mogen we niet vergeten later rekening te houden met de indexen: RTOTAAL = ra + rs,cut 1/rs,cut = 1/rs + 1/rcut (serie schakeling) (parallel schakeling) Waarbij de cuticulaire weerstand oneindig groot is dus 1/rcut gelijk wordt aan 0 en we deze dus mogen laten vallen. Daar we echter met de porometer zowel de grenslaag als de stomatale weerstand meten wordt de formule iets eenvoudiger: 1/Rtot = 1/Rboven + 1/Ronder Waarbij de waarde voor ∑R dus de inverse is van 1/Rtot. En we TR hier verder uit kunnen berekenen. Vergelijken we nu de transpiratie tussen verschillende planten, dan merken we op dat deze hoger is bij begonia dan bij klimop en dat tussen de klimop onderling ook grote verschillen bestaan. Voor de aronskelk konden we geen transpiratie berekenen daar de porometer aangaf dat er geen waterdamp in de cuvet werd vrijgelaten. Dit wijst er op dat de huidmondjes van deze plant volledig gesloten waren. De verschillen in verdamping tussen de planten zijn inderdaad naar alle waarschijnlijkheid te wijten aan verschillen in stomatale geleidbaarheid, dat wil zeggen de mate waarin de huidmondjes open staan. Wij waren de dag van het practicum de tweede ploeg die met deze planten experimenteerde. De kans is dan ook groot dat de planten hierdoor onder grotere stress stonden dan normaal. Neem daarbij dat de grond van de aronskelk bijna volledig was opgedroogd en we kunnen al raden dat het dan voordeliger is om alle stomata ook effectief te sluiten. Tabellen 1, 2 en 3 leren ons dat bij klimop en begonia de huidmondjes zich aan de onderzijde van het blad bevinden en dat er bij madeliefje ook aan de bovenkant van het blad stomata zouden moeten zitten. De plaats van de huidmondjes is belangrijk naar verdamping toe, uit andere proeven (zie practicum fysisch blad) blijkt immers dat ook wind een invloed heeft op verdamping. Door de huidmondjes onderaan het blad te zetten, zitten deze een beetje beschermd tegen bijvoorbeeld de wind. Uit grafiek 2 kunnen we verder nog afleiden dat zowel begonia als klimop hier de hoogste transpiratie vertonen bij blad 3. Voor meting aan dit blad werden de planten aan het raam gezet gedurende een twintigtal minuten. Hierdoor hebben deze meer PAR straling ter beschikking en kunnen ze hun fotosynthese optimaliseren. Daarbij hebben ze dan ook meer nood aan CO2 en zetten daarom hun huidmondjes meer open, ten einde meer van dit gas binnen te krijgen, met als gevolg dat ook de verdamping hier stijgt. De lage transpiratie bij blad 2 van het madeliefje was ook te verwachten. Aangezien dit blad al gedeeltelijk ingescheurd was en er dus op deze “breuklijn” een moeilijk in te tomen waterdamp lek ontstaat. Na verloop van tijd zal deze breuklijn dan ook helemaal uitgedroogd en verdord zijn en zal de plant het blad verliezen. Huidmondjes zijn hier dan ook een overbodige luxe geworden en desintegreren. 0,0045 0,004 0,0035 Klimop -2 -1 TR (g.m .s ) 0,003 0,0025 Madeliefje Begonia 0,002 Aronskelk 0,0015 0,001 0,0005 0 blad 1 blad 2 blad 3 Grafiek 2: Transpiratie bij de verschillende planten Voor de metingen met de drukbom (tabel 4), hadden wij oorspronkelijk geen data voor begonia en madeliefje. Daar deze niet pasten in de geleverde klemringetjes bij de drukbom. Voor deze twee planten werden data van een andere groep gebruikt. De drukbom geeft eigenlijk aan hoe hard we aan de waterdraad moeten trekken om deze boven het snijvlak met de xyleemvaten te laten uitkomen. Dus de druk die binnen de plant heerst ten gevolge cohesie en adhesie en ook zuigspanning wordt hier overwonnen. Een plant gaat transpireren doordat de waterpotentiaal binnen in het blad hoger is dan in de omgevende lucht en het water kan ontsnappen door de open huidmondjes. In grafiek 3 zien we dat de druk binnen het blad voor aronskelk al bij een zeer lage atmosfeer wordt overwonnen. Hieruit volgt dan dat de waterpotentiaal binnen aronskelk zeer laag is. 10 9 8 Druk (atm) 7 6 5 klimop begonia madeliefje 4 aronskelk 3 2 1 0 Grafiek 3: Metingen met de drukbom Transpiratie kan ook berekend worden vanuit het verschil in gewicht over een bepaalde periode gemeten. Hierbij moet de bodem afgedekt zijn ten einde bodemtranspiratie tegen te gaan. Voor de metingen zie tabel 6 en 7. Daarbij staat plant 1a voor een madeliefje, 2a is klimop, 3a vertegenwoordigt de aronskelken en 4a staat voor begonia. De transpiratie werd in de voor en namiddag gemeten. Tijdens het ganse experiment hebben de planten geen extra water gekregen. Voor het berekenen van de transpiratie van de ‘b’ planten, ontbraken echter de nodige gegevens die door groep c moesten opgemeten worden. Hun transpiratie kunnen we ook niet met die van ons vergelijken, aangezien zij niet de tijd hebben genoteerd waarover getranspireerd werd. In grafiek 4 worden de gemeten transpiratiesnelheden weergegeven die op deze manier werden berekend. Daarbij staan meting 1 en 2 respectievelijk voor die in de voormiddag en die in de namiddag. Plant 1, 2, 3, 4 staat voor de verschillende species. De negatieve waarde is waarschijnlijk een meetfout ten gevolge van het niet correct afwegen van de plant. Als niet alle bladeren op de balans lagen bij de eerste meting dan zal deze massa lager zijn dan bij de tweede meting. Aangezien een negatieve verdamping fysisch onmogelijk is in lucht. Vergelijken we deze methode met de methode van het elektrisch analogon, dan blijken de eerst gemeten waarden veel lager te liggen. Dit is te wijten aan het feit dat we bij deze methode de transpiratie berekenen voor de totale bladoppervlakte, bij de vorige methode werd slechts de transpiratie van één blad gebruikt. 0,0150 0,0100 0,0000 1 -2 -1 TR (g.m .s ) 0,0050 2 3 4 Meting 1 Meting 2 -0,0050 -0,0100 -0,0150 -0,0200 plant Grafiek 4: Transpiratie berekend via gewichtsverlies.