Implementatie in het Welstandsbeleid Inleiding Het welstandstoezicht is en blijft een belangrijk instrument voor gemeentebesturen om invloed uit te oefenen op de kwaliteit van de leefomgeving. Het toetsen van bouwplannen van burgers en bedrijfsleven aan zogenaamde “redelijke eisen van welstand” door de lokale overheid wordt door sommigen gezien als onnodige bemoeizucht. Over het algemeen wordt het echter geaccepteerd dat de gemeente waakt over de openbare ruimte, die nu eenmaal in belangrijke mate wordt vormgegeven door private bouwwerken. De buitenkant van het gebouw is immers de binnenkant van de stad. Het bestaansrecht van het welstandstoezicht staat dus als zodanig nauwelijks ter discussie, maar wel de mate waarin en de wijze waarop het wordt toegepast. Welstand: “niet of het moet, maar hoe het moet”. Het overheersende gevoel is dat de mondige burger van tegenwoordig meer zeggenschap moet hebben over zijn eigen leefomgeving en dat de overheidsbemoeienis met private bouwplannen zich moet beperken tot situaties waarin sprake is van directe invloed op het publiek domein. Het gaat hierbij om een evenwicht tussen het private en het publieke belang dat bij elk bouwplan speelt. Daarnaast is er behoefte aan meer objectieve en doorzichtige beleidsregels en zo concreet mogelijke toetsingscriteria die bij de welstandsbeoordeling aan de orde zijn. In de welstandstoetsing is meer en meer behoefte aan duidelijkheid vooraf, aan een efficiënte werkwijze en een goede communicatie. 1.1 De huidige praktijk van de welstandszorg 1.1.1 De woningwet en de bouwverordening Het welstandstoezicht vindt haar wettelijke grondslag in de Woningwet, doordat zij gekoppeld is aan de beoordeling van een aanvraag voor een bouwvergunning. De welstandszorg in Nederland bestaat ruim 100 jaar. In 1901 bij de totstandkoming van de Woningwet kreeg de welstandszorg een juridisch kader. Deze wet maakte het mogelijk om aan bouwplannen niet alleen technische, maar ook esthetische eisen te stellen. De Woningwet van 29 augustus 1991, laatstelijk gewijzigd 28 januari 1999, vormt de basis voor de regeling rond het welstandstoezicht. Het verplicht de gemeenten een bouwverordening vast te stellen, waarin nadere eisen van welstand geformuleerd dienen te zijn. In de bouwverordening Gemeente Hellevoetsluis is een hoofdstuk over welstandsaangelegenheden opgenomen. Artikel 9.1 bevat de welstandscriteria en geeft aan dat bij de beoordeling van een bouwwerk acht wordt geslagen op de volgende onderwerpen: De aanvaardbaarheid van het ontwerp in relatie tot de karakteristiek van de reeds aanwezige bebouwing, de openbare ruimte dan wel de stedebouwkundige context; Massa, structuur, maat en schaal, detaillering, materiaalkeuze en kleurstelling; Samenhang in het bouwwerk. 1.1.2 Landelijke trend Inmiddels is behoefte ontstaan aan een betere kwaliteit en een strengere toetsing. Op nationaal niveau doen zich een aantal ontwikkelingen voor die van invloed zijn op het welstandsbeleid. Hiertoe behoren met name een reeks aanbevelingen die zijn gedaan voor modernisering van het welstandstoezicht. Het rapport “welstand op een nieuwe leest” van Architectuur Lokaal (1999) streeft naar een eigentijdse invulling van het welstandstoezicht. De belangrijkste aspecten waarvoor aandacht werd gevraagd zijn een heldere werkwijze van de welstandscommissies. De komende wijziging van de Woningwet zal veel veranderen aan de manier waarop een gemeente bouwaanvragen toetst op redelijke eisen van welstand. Naar verwachting zal de gewijzigde Woningwet op (1 januari) 2002 ingaan, met een overgangsperiode van slechts één jaar. Afhankelijk van de uitkomst van de discussie in de tweede kamer, en de invulling van de AMVB zal de nota over ruim een jaar aangevuld en aangepast moeten worden om aan te sluiten bij de nieuwe woningwet. Tot die tijd zal de bestaande werkwijze de toetsing worden verricht. 1.1.3 Welstand op een nieuwe leest Welstand op een nieuwe leest staat voor deregulering en vereenvoudiging van het welstandstoezicht. In de nieuwe Woningwet dient elke gemeente te beschikken over een vastgesteld welstandsbeleid met duidelijk omschreven toetsingscriteria. In het voorstel tot wijziging van de Woningwet komen de volgende afwijkingen van de huidige wet voor: De politieke verantwoordelijkheid voor het welstandstoezicht komt nadrukkelijk bij het gemeentebestuur te liggen. Hiervoor wordt een gemeentelijke welstandsnota vereist als voorwaarde om in de gemeente welstandstoezicht te kunnen toepassen. In deze nota moeten zo concreet mogelijke welstandscriteria worden opgenomen, die een rol spelen bij de afweging of een bouwvoornemen niet in strijd is met “redelijke eisen van welstand”. In het geval dat dergelijke beleidsregels niet worde vastgesteld, blijft de welstandstoetsing achterwege. Aanvragen om bouwvergunning kunnen in dat geval niet meer worden geweigerd als niet wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand. Welstandsvrije gebieden en objecten Op grond van de huidige Woningwet kan de gemeenteraad gebieden aanwijzen waar geen redelijke eisen van welstand gelden. In het wetsvoorstel wordt dit principe uitgebreid, zodat ook categorieën bouwwerken kunnen worden aangewezen waarvoor geen redelijke eisen van welstand gelden. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld bepaalde bedrijfsgebouwen, dakkapellen, kleine erfbebouwing en dergelijke. Ook wordt het mogelijk om voor verschillende gebieden verschillende kwalitatieve welstandseisen te formuleren. Onderscheid in lichte en reguliere bouwvergunning De huidige Woningwet kent een driedeling in bouwwerken: vergunningsvrije bouwwerken, meldingsplichtige bouwwerken en bouwvergunningsplichtige bouwwerken. Deze driedeling wordt met het wetsvoorstel verlaten; er kan uitsluitend sprake zijn van vergunningsvrije en vergunningsplichtige bouwwerken. Verder blijkt dat er twee verschillende soorten bouwvergunningen zullen ontstaan: de lichte bouwvergunning en de reguliere bouwvergunning. De toetsing moet transparanter en de vergaderingen openbaar. Er wordt uitgegaan van een verruiming van de categorie vergunningvrije bouwwerken. In de huidige Woningwet wordt een aantal bouwwerken genoemd waarvoor geen bouwvergunning vereist is (art. 43: carport, erfscheiding, straatmeubilair). Op grond van de nieuwe Woningwet wordt de categorie vergunningsvrije bouwwerken uitgebreid en ondergebracht in een nieuwe AmvB. Omdat deze bouwwerken vergunningsvrij zijn, worden ze niet onderworpen aan een preventieve (gemeentelijke) toets. Daarmee wordt het voor de burger mogelijk de invloed te vergroten en de regeldruk te verminderen. Alleen bouwwerken die in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand kunnen nog worden aangepakt. Verder zouden volgens het wetsvoorstel de vergaderingen van de welstandscommissies openbaar worden en zou de zittingstermijn van commissieleden worden beperkt tot 4 jaar. 1.2 De plaats van welstand Voor een efficiënt en helder welstandstoezicht is een precisering van de plaats van welstand nodig. Welstand compenseert niet wanneer elders in het R.O. beleid de zaken niet goed zijn geregeld. Voor de begeleiding van het transformatieproces van de stad en de zorg voor de ruimtelijke kwaliteit bestaan een aantal instrumenten. Bestemmingsplan = juridisch Stedebouwkundig plan = ruimtelijk Beeldkwaliteitsplan = welstand Welstandsbeleid neemt dus een plaats in binnen de Ruimtelijke Ordening en ander lokaal beleid (sectoren, zoals cultuurbeleid, architectuurbeleid, reclame- en terrassenverordeningen). Daar wordt al veel geregeld dat door welstand als een gegeven moet worden beschouwd. Omdat welstandsbeleid wordt gevoed door materiaal dat uit andere beleidsvelden afkomstig is, moet welstandsbeleid voortdurend in wisselwerking staan met het overig beleid. De beeldkwaliteit wordt dus niet uitsluitend als een taak van welstandstoezicht gezien. Beeldkwaliteit moet juist geïntegreerd worden opgenomen in het ruimtelijk beleid. “de visuele ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving moet als integraal onderdeel worden opgenomen in het Ruimtelijke Ordening beleid”. Het beeldkwaliteitsplan fungeert naast en als ondersteuning van bestaande beleidsinstrumenten. Het plan ondersteunt ruimtelijke planvormen en doet meer in concreto uitspraken over de gewenste beeldkwaliteit daarvan. Dat er moet worden gestreefd naar een goede ruimtelijke kwaliteit, een goede stadsvorm en een hoogwaardig stadsbeeld, staat doorgaans niet ter discussie. De interpretatie van wat goede kwaliteit is, en hoe die kan worden verkregen echter wel. Voor iedere betrokkene dient een bouwplan een vertaling te zijn van het streven naar de ontwikkeling van een goede, passende architectuur en het versterken van de relatie van de architect met de locatie. Een gebouw dient uit te dragen waarom het op die plaats staat. Bouwen in een woonwijk is anders dan bouwen in het stadscentrum of op een bedrijventerrein. Daarbij is ruimtelijke kwaliteit afhankelijk van een breed assortiment aan disciplines. Daartoe behoren architectuur en stedebouw, maar ook de inrichting van de openbare ruimte, het beheer van de stad, de veiligheid, etc. De regie die wordt gevoerd om beeldkwaliteit te verkrijgen speelt zich dan ook af op verschillende schaalniveau’s. het niveau van de stad (stadsstructuur en opbouw) net niveau van de wijk (wijkstructuur en typologie) het niveau van de straat en de woning net niveau van de openbare ruimte Op elk van de schaalniveau’s kunnen gemeenschappelijke uitgangspunten worden geformuleerd voor de vormgeving van de stedelijke ruimte. Voor elk van de schaalniveau’s kan een wenselijke beeldkwaliteit worden gesteld: voor de ruimtelijke kwaliteit van de Lelystadse hoofdstructuur zullen andere normen gelden dan voor de wijkstructuur, voor de architectuur of de buitenruimte. Voor de architectuur en buitenruimte van het stadscentrum zullen weer andere normen worden gehanteerd dan voor de bestaande of nieuwe woonwijken, voor bedrijfsterreinen of recreatieterreinen. 1.3 Werken aan welstand Welstand bewaakt de kwaliteit van de ruimtelijke leefomgeving, in een schaarse ruimte, met plaatselijk een hoge dynamiek. De bewaking daarvan wordt in het nieuwe welstandstoezicht bij het lokale bestuur gelegd. De gemeente ziet door middel van welstandstoezicht toe op wat er wordt gebouwd. Welstandsbeleid is dus een voorwaarde voor het voeren van een lokaal welstandstoezicht. In een vastgestelde welstandsnota dienen beleidsregels te worden geformuleerd in de vorm van zo concreet mogelijke criteria waaraan getoetst kan worden. Deze criteria zijn echter niet altijd zo concreet; slechts voor enkele zaken zijn objectieve regels te hanteren, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van de samenhang met de omgeving. Voor andere zaken is er sprake van een intrinsieke waarde van het ontwerp zelf: een ontwerp kan spanning of authenticiteit oproepen. Er dient dus ook ruimte gelaten te worden voor interpretaties door de welstandscommissie. “Waar heb je wat aan welstand” In de vormgeving van de gebouwde en ongebouwde ruimte is sprake van een grote mate van subjectiviteit. Als aan Welstand geen duidelijke toetsingscriteria wordt meegegeven, dan vaart de commissie op eigen kompas. Ze kijkt naar het bouwplan en naar de omgeving ervan en de commissie beoordeelt of er met enig respect voor de situatie wordt omgegaan. De wijze waarop de kwaliteit van de stedelijke ruimte wordt bewaakt, dient na de wetswijziging van tevoren bekend worden gemaakt. De vraag die zich hierbij voordoet is tweeledig: in welke mate is welstand van toepassing en op welke wijze wordt er getoetst. 1. De mate waarin toetsing aan welstand van toepassing is Dit is afhankelijk van de ligging, de context van het plan. Hiervoor worden deelgebieden aangewezen, waar de waakzaamheid van welstand van het grootste, van gewoon, dan wel van minder of van geen belang wordt geacht. 2. De wijze waarop door welstand wordt getoetst Er dient duidelijk te zijn of een plan door de oogharen bekeken zal worden of met een vergrootglas en waarnaar wordt gekeken. Recepten voor kwaliteit bestaan echter niet. Ook hier kan worden teruggevallen op de context. De achtergrond voor welstand zal worden ontleend aan een verkenning en analyse van de bestaande omgeving of aan uitgangspunten voor een stedebouwkundig ontwerp. Naast het al dan niet concreet zijn van criteria, blijkt er vaak een discrepantie tussen de ambities van de gemeente in de ruimtelijke vormgeving en een zich terugtrekkende overheid. Maar, niet overal behoeven dezelfde ambities te worden gehanteerd: op de ene plaats een tandje hoger, elders wat minder. In de welstandsnota wordt duidelijk waar de toetsing door welstand noodzakelijk en nuttig is en waar zaken op een andere manier geregeld worden. Door het vastleggen van een expliciet welstandsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende gebieden, en waarin per gebied of soort bouwwerk duidelijke toetsingscriteria zijn gegeven.