NATUURKUNDE HOOFDSTUK 3 • Directe lichtbronnen: - kaars - tv scherm - ster Indirecte lichtbronnen: - spiegel - fietsreflector - maan • - directe lichtbron: lichtbron die zichzelf uitzendt. - indirecte lichtbron: geeft zelf geen licht, maar wel door terugkaatsting - lichtstraal: een lichtbundel - diffuse terugkaatsing: lichtstraal valt in op ruw oppervlak - spiegelende terugkaatsing: de terugkaatsingshoek = de invalshoek •Lichtbron - divergent: lichtstralen gaan van de normaal af - convergent: lichtstralen gaan naar de normaal toe - evenwijdig: lichtstralen lopen evenwijdig aan de normaal •- breking: een verschijnsel waarbij de lichtstraal verandert - invalshoek (i): de hoek tussen de invallende lichtstraal en de normaal - brekingshoek (r):de hoek tussen de gebroken lichtstraal en de normaal - brekingsindex: hangt af van de soort stof, zie binas tabel 18 - dispersie: het splitsen van wit licht in andere kleuren - spectrum: kleurenband • Hoe dichter je het voorwerp bij de lens zet, hoe groter heb beeld wordt. Dus N= b/v wordt heel groot. • Hoe kleiner v wordt, hoe groter b wordt. Wet van de lens: 1/f = 1/b + 1/v • - van glas naar lucht: lichtstraal breekt naar normaal toe. - van glas naar lucht: lichtstraal loopt evenwijdig verder • Grenshoek: hoek waarbij de lichtstraal tegen de grens van water en lucht licht.