In 2020 moet 10 % van de Nederlandse energiebehoefte worden ingevuld met duurzame energiebronnen. Dat is de doelstelling van de nederlandse overheid. SenterNovem helpt daarbij via de uitvoering van het programma Duurzame Energie in Nederland (DEN). DEN stimuleert het toepassen van duurzame energie in provincies, gemeenten en bedrijven in de bouwsector, agrarische sector, industrieen dienstensector. Dit gebeurt onder meer door initiatieven te ondersteunen en subsidie beschikbaar te stellen voor veelbelovende en innovatieve energieprojecten. S e nte r N ove m i s o nt s t a a n u i t e e n f u s i e t u s s e n S e nte r e n N ove m . • S e nte r N ove m is een agentschap van Ministerie van uit voor verschillende overheden op het gebied van innovatie, energie & klimaat en milieu & leefomgeving en draagt zo bij aan innovatie en duurzaamheid • Meer informatie www.senternovem.nl Juliana van Stolberglaan 3 Duurzame energie in Nederland Postbus 93144 DE WEGWIJZER VOOR UW KEUZE 2509 AC Den Haag telefoon: 070- 373 50 00 Utrecht, oktober 2005 telefax: 070- 373 51 00 Meer informatie? E mail: [email protected] Internet: www.senternovem.nl/duurzameenergie. Swentibolstraat 21 Postbus 17 6130 AA Sittard telefoon: 046- 420 22 02 Publicaties bestellen? Mail dan naar [email protected] o.v.v. de titel en het publicatienummer. Publicatienummer: 02DEN05.14 het Economische Zaken • SenterNovem voert beleid telefax: 046 – 452 82 60 Catharijnesingel 59 Postbus 8242 3503 RE Utrecht Bio-energie van eigen bodem PROGRAMMA INFORMATIE COLOFON Samenstelling en redactie: Ecofys bv, Utrecht in opdracht van SenterNovem Michiel Tijmensen Rolf de Vos www.ecofys.nl Ontwerp: Evert Albers, Ecofys bv Druk: Libertas, Bunnik Foto’s en illustraties: Voermans Van Bree en Hans Pattist in opdracht van Ecofys bv en SenterNovem Nuon Biomassa Stroomlijn Uitgave: Eerste druk, oktober 2005 ISBN 10: 90-74432-74-3 telefoon: 030- 239 34 93 telefax: 030- 231 64 91 Dokter van Deenweg 108 Postbus 10073 8000 GB Zwolle Telefoon: 038- 455 35 53 Telefax: 038- 454 02 25 Bio-energie van eigen bodem Voorbeelden van en ervaringen met kleinschalige installaties voor opwekking van elektriciteit uit biomassa editie 2005 in opdracht van Hoewel deze publicatie met de grootst mogelijke zorg is samengesteld, kan SenterNovem geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele fouten. Bij publicaties van SenterNovem die informeren over subsidieregelingen geldt dat de beoordeling van de subsidieaanvragen uitsluitend plaatsvindt aan de hand van de officiële publicatie van het besluit in de staatscourant. In 2020 moet 10 % van de Nederlandse energiebehoefte worden ingevuld met duurzame energiebronnen. Dat is de doelstelling van de nederlandse overheid. SenterNovem helpt daarbij via de uitvoering van het programma Duurzame Energie in Nederland (DEN). DEN stimuleert het toepassen van duurzame energie in provincies, gemeenten en bedrijven in de bouwsector, agrarische sector, industrieen dienstensector. Dit gebeurt onder meer door initiatieven te ondersteunen en subsidie beschikbaar te stellen voor veelbelovende en innovatieve energieprojecten. S e nte r N ove m i s o nt s t a a n u i t e e n f u s i e t u s s e n S e nte r e n N ove m . • S e nte r N ove m is een agentschap van Ministerie van uit voor verschillende overheden op het gebied van innovatie, energie & klimaat en milieu & leefomgeving en draagt zo bij aan innovatie en duurzaamheid • Meer informatie www.senternovem.nl Juliana van Stolberglaan 3 Duurzame energie in Nederland Postbus 93144 DE WEGWIJZER VOOR UW KEUZE 2509 AC Den Haag telefoon: 070- 373 50 00 Utrecht, oktober 2005 telefax: 070- 373 51 00 Meer informatie? E mail: [email protected] Internet: www.senternovem.nl/duurzameenergie. Swentibolstraat 21 Postbus 17 6130 AA Sittard telefoon: 046- 420 22 02 Publicaties bestellen? Mail dan naar [email protected] o.v.v. de titel en het publicatienummer. Publicatienummer: 02DEN05.14 het Economische Zaken • SenterNovem voert beleid telefax: 046 – 452 82 60 Catharijnesingel 59 Postbus 8242 3503 RE Utrecht Bio-energie van eigen bodem PROGRAMMA INFORMATIE COLOFON Samenstelling en redactie: Ecofys bv, Utrecht in opdracht van SenterNovem Michiel Tijmensen Rolf de Vos www.ecofys.nl Ontwerp: Evert Albers, Ecofys bv Druk: Libertas, Bunnik Foto’s en illustraties: Voermans Van Bree en Hans Pattist in opdracht van Ecofys bv en SenterNovem Nuon Biomassa Stroomlijn Uitgave: Eerste druk, oktober 2005 ISBN 10: 90-74432-74-3 telefoon: 030- 239 34 93 telefax: 030- 231 64 91 Dokter van Deenweg 108 Postbus 10073 8000 GB Zwolle Telefoon: 038- 455 35 53 Telefax: 038- 454 02 25 Bio-energie van eigen bodem Voorbeelden van en ervaringen met kleinschalige installaties voor opwekking van elektriciteit uit biomassa editie 2005 in opdracht van Hoewel deze publicatie met de grootst mogelijke zorg is samengesteld, kan SenterNovem geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele fouten. Bij publicaties van SenterNovem die informeren over subsidieregelingen geldt dat de beoordeling van de subsidieaanvragen uitsluitend plaatsvindt aan de hand van de officiële publicatie van het besluit in de staatscourant. Inleiding Dit boek is geschreven om initiatiefnemers van projecten met bioenergie zo doeltreffend en eenvoudig mogelijk te begeleiden over de drempels in de eerste fase van hun project. In dit boek kunnen zij lering trekken uit succesvol en minder succesvol verlopen bioenergie-installaties die warmte en elektriciteit opwekken door de verbranding, vergassing of vergisting van biomassa. De lezer krijgt eerst een overzichtelijk en toegankelijk stappenplan, geïllustreerd met concrete voorbeelden uit de praktijk. Daarna worden tien voorbeeldprojecten beschreven. Met opzet is niet gekozen voor de zeer grote bio-energieprojecten zoals die in de Willem-Alexandercentrale in Buggenum van Nuon of de Amercentrale in Geertruidenberg van Essent. De ervaringen en lessen zijn geput uit een wijde verscheidenheid aan kleinere ‘stand alone’ bio-installaties en zijn bovendien voorzien van contactgegevens voor het verkrijgen van extra informatie. In dit boek staan de ervaringen met drie verbrandings-installaties voor biomassa in Nederland, namelijk in Cuijk, Schijndel en Lelystad. Daarnaast is de enige biomassa vergassingsinstallatie in Nederland, in Tzum, beschreven. Deze installatie bevond zich bij het schrijven van dit boek nog in de opstartfase. Tenslotte zijn in het boek zes draaiende vergistingsinstallaties beschreven: Hallum, Fleringen, Zuidvelde en Beltrum (allen mestvergisting), Lelystad (GFT-vergisting) en Vagron (ONFvergisting). Ter illustratie van de snelle ontwikkeling op dit gebied, zij nog gemeld dat er meerdere mestvergistingsinstallaties draaiend zijn en er tientallen initiatieven bekend zijn bij SenterNovem. Een goede voorbereiding is de start van elke goede projectmanager. De lessen in dit boek en de verwijzingen naar meer informatie kunnen de lezer een eind op weg helpen naar zijn doel: een succesvol bio-energieproject. De redactie Met stand-alone wordt bedoeld dat de installaties niet zijn gekoppeld aan, of onderdeel uitmaken van, bestaande installaties als kolenverbrandingsinstallaties. 3 �������������� �������������������������� ������������ ��������� �������������������� ������� �������������������������� ������������ ��������������������������� ����������� ������������� ����������� �������������������������� ������������ �������������������������� ���������� ��������������������������� �������� ��������������������������� ������������ 4 ����������� ���������� ���������� Inhoudsopgave Inleiding 3 Openingswoord Minister van Economische Zaken 6 Stappenplan bio-energie projecten 8 Hout verbrandingsinstallatie Cuijk 20 Houtverbrandingsinstallatie Lelystad 28 Houtverbrandingsinstallatie Schijndel 36 Kippenmestvergassing Tzum 46 Mestvergistingsinstallatie Beltrum 54 Mestvergistingsinstallatie Fleringen 62 Mestvergistingsinstallatie Zuidvelde 70 Mestvergistingsinstallatie Hallum 78 GFT vergister Lelystad 86 Vergisting ONF Groningen 94 Index 102 Kennisproducten bio-energie SenterNovem 103 5 Valkuilen en succesfactoren De Nederlander die gevraagd wordt een bron van duurzame, hernieuwbare energie te noemen, zal meestal niet als eerste denken aan bio-energie. Zonne- en windenergie liggen als duurzame energiebronnen kennelijk veel meer voor de hand en dat is verklaarbaar. Windturbines en zonnepanelen zijn nu eenmaal veel beter herkenbaar als duurzame energiebron dan biomassa. Niettemin is bio-energie qua aandeel de komende jaren de grootste duurzame energiebron in de wereld én in Nederland. De Nederlandse overheid heeft zich ten doel gesteld dat in 2020 10% van alle energie in Nederland afkomstig is van hernieuwbare bronnen. Dat is een ambitieuze doelstelling die niet zonder het gebruik van biomassa kan worden gehaald. Momenteel bedraagt het aandeel van duurzame energie in de totale Nederlandse energievoorziening iets meer dan 1%. Het merendeel daarvan wordt opgewekt uit biomassa. Aanvankelijk kwam dat vooral uit afvalverbrandingsinstallaties, waarin biomassa zoals houtresten en organisch materiaal uit huishoudelijk afval zijn weg vond. 6 Mede dankzij onderzoek en ontwikkeling neemt het scala aan bruikbare soorten biomassa en bijbehorende verwerkingstechnologieën snel toe. Maar onderzoek en ontwikkeling zijn zinloos als daarop niet de toepassing van deze nieuwe technologieën volgt. Dat gebeurt nu ook. De bijstook van biomassa in kolencentrales, de bouw van enkele middelgrote biomassacentrales en nieuwe kleinschalige bio-energie installaties zijn daarvan het tastbare bewijs. Maar er is meer nodig om een begin te maken met de transitie naar een duurzame energievoorziening. Eigenlijk mag je zeggen dat geen mogelijkheid onbenut kan blijven. In dat licht bezien is het dus zeer bemoedigend om te constateren dat ondernemend Nederland, van agrariër tot afvalverwerker en energiebedrijf, blijk geeft van een grote interesse in de commerciële mogelijkheden van energieopwekking uit biomassa. Evenzeer tonen overheden veel belangstelling voor opwekking van warmte en kracht uit biomassa, niet in de laatste plaats met het doel om het eigen, lokale klimaatbeleid vorm te geven. Deze gezamenlijke interesse van ondernemers en overheden is de belangrijkste reden voor de publicatie van dit ‘Bioenergie van eigen bodem’. Om de interesse om te kunnen zetten in levensvatbare bedrijfsplannen voor de daadwerkelijke uitvoering van bio-energieprojecten, is het uitwisselen van ervaringen van onschatbare waarde. Door kennis te nemen van de praktijk uit eerdere, soortgelijke projecten kunnen nieuwe initiatiefnemers valkuilen vermijden en effectief gebruikmaken van succesfactoren. De projecten in dit boek zijn niet slechts geselecteerd op basis van hun succes of hun fraaie uiterlijk. Met opzet is gekozen voor een kritische formule, omdat de wereld van de bio-energie niet mooier is dan welke andere sector dan ook. Dit boek biedt u een rijk en toegankelijk overzicht van concrete stappen die u de kortste weg wijzen naar een succesvol nieuw en duurzaam project. Laurens Jan Brinkhorst Minister van Economische Zaken 7 n Stappenplan bio-energie projecten Stel u heeft een goed idee. U heeft een organische reststroom waarvoor de verwerkingskosten aardig oplopen. Met deze biomassa zou u duurzame energie kunnen produceren. Of misschien heeft u warmte nodig voor uw productieproces. Dat zou u mogelijk met biomassa willen opwekken. Met organische reststromen, zoals mest of hout kan duurzame stroom en / of warmte geproduceerd worden. In dit hoofdstuk gaan we op zoek naar antwoorden op de volgende vragen; • Hoe kunt u uw idee vormgeven? • Is uw idee kansrijk? • Hoe verkleint u het risico? • Hoe komt u van uw idee tot een draaiende installatie? 8 Elk bio-energie project is anders en ook speelt een rol of u, of uw bedrijf, alleen een biomassa installatie aanschaft of iets in een samenwerkingsverband opzet. Toch zijn de fasen die u in bioenergie projecten doorloopt en onderwerpen die aan bod komen in grote lijn overeenkomstig. Het realiseren van een bio-energie installatie vraagt om een gestructureerde aanpak. Het regelen van een groot aantal zaken binnen het traject van een idee tot realisatie, wordt de projectontwikkeling genoemd. Bij het ontwikkelen van een bio-energie project worden de volgende fasen en activiteiten in het project onderscheiden. 1. Ideefase Resultaat: Uw doelstellingen, en eventuele partners, zijn duidelijk, u legt de randvoorwaarden vast in een voorontwerp en besluit al dan niet door te gaan met het project. Bent u enthousiast dan is het zaak tijd en/of geld te investeren om een haalbaarheidsanalyse te laten maken. Checklist te ondernemen acties • Opstellen heldere doelstellingen • Uitvoeren globale kosten-baten analyse • Vormen consortium en specialist in de arm nemen • Oriënteren op financiering • Verkennen benodigde vergunningen • Afwegen van risico’s Fase Omschrijving 1 Ideefase · Opstellen heldere doelstellingen · Opstellen globale kosten-baten analyse · Vormen consortium en specialist in de arm nemen · Oriënteren op financiering · Verkennen benodigde vergunningen · Afwegen van risico’s 2 Haalbaarheidsanalyse · Uitvoeren haalbaarheidsanalyse 3 Voorbereidingen · Aanvragen offertes · Aanvragen vergunningen · Organiseren financiering 4 Uitvoering · Opzetten draaiboek · Bouwsupervisie 5 Ingebruikname · In bedrijfstelling · Training 6 Beheer · Onderhoud Resultaat Uw doelstellingen zijn duidelijk, u legt de randvoorwaarden vast in een voorontwerp en besluit al dan niet door te gaan. U heeft een helder beeld wat de mogelijkheden zijn en besluit definitief de installatie te bouwen of niet. U heeft de vergunningen rond en er zijn concrete afspraken met leveranciers. De installatie is gebouwd en gereed voor gebruik. De installatie wordt aan u overgedragen en u kunt zelfstandig verder. U voorziet in uw eigen energie en u heeft zelfs genoeg over om aan het energiebedrijf of derden te leveren. 9 Hoe stel ik heldere doelstellingen op? Vaak leeft de gedachte om een bio-energie installatie te realiseren al enige tijd voordat de uitwerking concreet ter hand wordt genomen. Dit was ook het geval bij het project van de mestvergistingsinstallatie te Beltrum. De heer Groot Zevert was al meerdere jaren bezig te zoeken naar een geschikte locatie voor een installatie. Toen de subsidie voor duurzame elektriciteit omhoog ging (MEP) en er een bestaande mestverwerkingslocatie beschikbaar bleek, was de tijd rijp om een stap verder te zetten. In de ideefase is het nodig helder te krijgen waarom het initiatief nu dient te worden opgepakt. Probeer gevoel te krijgen voor belangrijke kenmerken en randvoorwaarden en onderbouw niet alleen het initiatief maar ook de timing. Stel uzelf de vraag wat de aanleiding en het doel van het project is. Is mijn project haalbaar? 10 De economische haalbaarheid is natuurlijk heel belangrijk. In de ideefase wordt een globale kosten-batenanalyse uitgevoerd. Niet alle details zijn reeds bekend, maar een aantal aannamen zijn in dit stadium vaak al te maken. Indien het verbranding of vergassing van biomassa betreft, kan men denken aan: • De afzetmogelijkheden van warmte en/of elektriciteit • Beschikbaarheid van biomassa; hoeveelheid, prijs, wat voor termijn en onder wat voor specificaties • Minimale vermogens voor warm water-, stoom- of elektriciteitsproductie • Stookwaarden en rendementen van verbranding van de biomassa en te produceren gas • Afmetingen van het benodigde terrein; de installatie, de biomassa opslag, logistiek • Afvoer en opslag van reststoffen (storttarief) • Mogelijke verkoop van eigen restproducten Indien het vergisting van biomassa betreft, moet men denken aan: • De afzetmogelijkheden van warmte en/of elektriciteit • Hoeveelheid te vergisten materiaal die beschikbaar is; aantal dieren of GFT-afval • Karakteristieken van de mest, GFT, co-substraat • Beschikbaarheid opslag voor het uitgegiste materiaal • Benutting van uitgegiste mest op het eigen bedrijf. Moeten mestafzet overeenkomsten worden uitgebreid? • Haalbaarheid van co-vergisting (het toevoegen van ander organisch materiaal om een hogere biogas opbrengst te verkrijgen) Als initiatiefnemer is het van belang dat u ook zelf enige technische kennis opbouwt van de bio-energie installatie. Benader ik andere partijen voor het project? Op het moment dat het initiatief goed omschreven is kunnen andere (markt-)partijen worden benaderd om inzicht te krijgen in hun interesse in deelname aan het project. Wellicht is het mogelijk om een consortium te vormen voor het gemeenschappelijk opzetten van een project. Om het risico te spreiden kan het verstandig zijn er andere partijen bij te betrekken die bereid zijn om investeringen te doen. Daarnaast zijn bio-energie installaties vaak technisch complex. Daarom kan het verstandig zijn er een adviseur, professionele projectbegeleider of medewerker van een energiedistributiebedrijf bij te betrekken die vertrouwd is met de techniek, de bouw en de exploitatie van bio-energiecentrales en verkoop van elektriciteit en warmte. Met het energiedistributiebedrijf wint men informatie in over de vergoeding voor teruglevering van energie. Daarnaast kan het energiebedrijf bijdragen in toekomstige onderhoudswerkzaamheden. Op verzoek van de eigenaar van de bio-WKK in Schijndel werd door de hoofdaannemer een ingenieursbureau voor projectbegeleiding ingehuurd. Echter beter is dat de eigenaar van de installatie zelf de projectbegeleiding inhuurt. Kies je een leverancier als partner dan is zijn eerste belang ‘veel’ leveren. Een hardware leverancier opnemen in een consortium dat een installatie gaat realiseren of exploiteren heeft het risico van mogelijke belangenverstrengeling. Een valkuil in de ideefase is dat betrokken partijen de insteek van een project verschillend kunnen interpreteren doordat de doelstelling van tevoren niet helder is opgesteld. In Schiedam is een demonstratie installatie neergezet van een vastbed vergassingssysteem waarin zowel een technologie ontwikkelaar als een technologie exploiterende marktpartij waren betrokken. De technologie ontwikkelaar zag het project als een demonstratie van de technologie op basis waarvan kan worden besloten tot exploitatie, terwijl de marktpartij het project zag als eerste stap tot commerciële exploitatie waardoor ook de eerste installatie zo snel mogelijk voltijds zou moeten draaien. Impliciet denken de twee partijen daarmee heel anders over de beschikbaarheid van de installatie in de eerste jaren na de bouw. Het is van belang deze verwachtingen in een vroeg stadium zo expliciet mogelijk te maken en dit zoveel mogelijk vast te leggen, bijvoorbeeld in een intentieverklaring. In deze verklaring kan ook de doelstelling van het gezamenlijk uit te voeren project worden vastgelegd, inclusief aantal draaiuren gedurende de eerste jaren van de toekomstige installatie. De eerste resultaten uit enkele Belgische vergassing demonstratie- Ter voorbereiding kunt u een bezoek brengen aan een soortgelijke installatie. U kunt uw vragen voorleggen aan mogelijke projectpartners, maar ook zelf informatie opzoeken op internet, bijvoorbeeld op: biomassa.pagina.nl www.senternovem.nl www.verantwoordgroen.nl 11 opstellingen zijn veelbelovend. Maar ondanks de positieve ervaringen bij demonstraties zullen bij de eerst geplaatste, commerciële installaties hoogstwaarschijnlijk nog de nodige kinderziektes verholpen moeten worden. Uit een demonstratie installatie kan veel geleerd worden, maar wil men vanaf het begin continu draaien dan is het wellicht beter de keuze voor een commercieel bewezen technologie te maken. De heer van Roy van de houtverbrandingsinstallatie in Schijndel benadrukt dat voldoende tijd uitgetrokken moet worden voor de ideefase. Als hij hetzelfde project nogmaals zou uitvoeren, zou hij waken voor een “te enthousiaste start”. Een uitgebreidere voorstudie zou hem achteraf meer tijd hebben bespaard. Hoe kan ik mijn project financieren? 12 www.senternovem.nl/duurzameenergie www.minez.nl Een oriëntatie op de mogelijke projectfinanciering maakt deel uit van de ideefase. De financiering van een bio-energie installatie kan voor een deel bestaan uit groenfondsen. Dit zijn leningen die tegen een verlaagd rentetarief (1-2 procent rentevoordeel) beschikbaar zijn. Daarnaast zijn er vele andere mogelijkheden van subsidies en fiscale maatregelen, zoals EIA, Vamil en MEP. Bij de uitvoeringsorganisatie SenterNovem van het ministerie van Economische Zaken kunt u overzichten krijgen en informatie inwinnen. Daarnaast is op internet een financieringswijzer voor duurzame energie te vinden via www.senternovem.nl. Indien u samenwerkt met andere bedrijven en/of kennisinstellingen vergroot u de aanwezige kennis en neemt uw kans op subsidie toe. Daarnaast verkleint u het financiële risico door het te delen met andere partijen. Naast deze vormen van risico-afdekking kunnen ook diverse soorten verzekeringen worden afgesloten. Er moet werkkapitaal voor bijvoorbeeld reserveonderdelen worden ingeruimd, anders kan men snel in liquiditeitsproblemen geraken. Wat moet ik weten van vergunningaanvraag? Het is belangrijk dat er in de ideefase vooroverleg is met de provincie over de mogelijkheden en beperkingen die worden gesteld aan de bio-energie installatie. Bij InfoMil en SenterNovem kan men informatie inwinnen. Verken wat voor vergunningen nodig zijn voor de bouw en het bedrijven van de installatie. Meestal zal dit in ieder geval een milieu- en een bouwvergunning zijn. Het is van belang dat zowel wordt overlegd met de milieuafdeling als met de ruimtelijke ordeningsafdeling van de gemeente als met de omgeving. Rob Remmers van Essent, projectleider van biomassacentrale Cuijk heeft goede ervaringen met een vrijwillig uitgevoerde Milieuaspectenstudie (MAS, een minder uitgebreide variant van een Milieueffectrapportage). Deze zogenaamde MAS zorgde ervoor dat omwonenden en andere belanghebbenden op objectieve wijze geïnformeerd werden over het project en het draagvlak zo verbeterde. Het verkrijgen van de vergunning voor een voor de provincie ambtenaar onbekende technologie (zoals biomassa vergassing of vergisting) kan soms meer tijd dan normaal vergen. Het is daarom van belang het bevoegd gezag vanaf het begin mee te laten denken bij de besluitvorming. Daardoor ontstaat er een betere acceptatie. In het Friese Hallum moest voor de bouw van de mestvergister een milieuvergunning worden aangevraagd. Bij de gemeente was echter nog geen ervaring met mestvergistingsvergunningen. Daarom is er voor de gemeente een uitstap naar een Duitse vergister verzorgd. De gemeente kreeg hierdoor een goed beeld van wat een installatie inhoudt, waardoor het vergunningsproces voor deze mestvergister erg soepel verliep. Zowel bij InfoMil als bij SenterNovem is dit knelpunt onderkend. Voor onervaren provincie ambtenaren is ondersteuning georganiseerd. De GFT-vergister in Lelystad kende een zeer lang traject voor de bouwvergunning en hiervoor benodigde wijziging van het bestemmingsplan. Problemen met het bestemmingsplan hebben geleid tot 3 jaar vertraging in het project. Hoe weeg ik het risico af? Zoals elke investering is de investering in een bio-energie installatie niet zonder risico’s. Echter met het juiste advies kunnen risico’s worden afgewogen. Bepaal in hoeverre u bereid bent om in innovatieve technologie te investeren. Bedenk daarbij dat in het algemeen geldt: hoe innovatiever, des te meer risico. Het is vaak zinvol om de bio-energie installatie juridisch van uw kernactiviteiten te splitsen, zodat de risico’s voor het totale bedrijf worden gereduceerd en de continuïteit hiervan niet in gevaar komt. Voor de heer Schoonwater van de houtverbrandingsinstallatie van Nuon te Lelystad is de financiële draagkracht van het consortium van leveranciers een aandachtspunt. Het kan zijn dat de financiële draagkracht minder doorzichtig blijkt en het consortium de gegeven garanties niet kan waarmaken. Dit heeft al eens geleid tot het faillissement van de hoofdleverancier. www.infomil.nl 13 2. Haalbaarheidsanalyse Resultaat: U hebt helder in beeld wat de mogelijkheden zijn en u kunt een besluit nemen of er verder gewerkt wordt aan de realisatie van de installatie. Checklist te ondernemen acties • Uitvoeren haalbaarheidsanalyse 14 Het is belangrijk om een haalbaarheidsanalyse te laten uitvoeren door een specialist indien u geen ervaring hebt met haalbaarheidsstudies voor bio-energie installaties. De specialist heeft ervaring met de technologie en al vaker gelijksoortige haalbaarheidsanalyses uitgevoerd. U kunt het beste een onafhankelijk partij inschakelen (dus geen leverancier) die deze analyse voor u uitvoert. In de haalbaarheidsanalyse worden de aannames uit de ideefase zoveel mogelijk uitgewerkt in kentallen. Kosten worden ingeschat voor de brandstof en de investeringsen onderhoudskosten van de installatie. Naast de hoeveelheid brandstof komen ook de beschikbaarheid, prijs, specificaties van de biomassa en voorbewerking aan de orde. De baten bestaan uit de afzet van elektriciteit (inclusief MEP subsidie, een extra vergoeding voor duurzame elektriciteit) en warmte en mogelijk uit de afzet van reststromen. Bij de houtverbrandingsintallatie in Schijndel zal men in het vervolg bedacht zijn op de variërende marktprijs van de brandstof. In de haalbaarheidsstudie nam men aan dat de biomassa gratis beschikbaar zou komen, wat inmiddels niet meer het geval is. Bij de economische haalbaarheid wordt de verwachte projectrentabiliteit bepaald. Hiervoor kunnen zowel de terugverdientijd als het rendement bepaald worden. Het rendement op geïnvesteerd vermogen is het rendement indien het project volledig met eigen vermogen gefinancierd zou worden (ook wel: rendement op gemiddelde investering). Er is onderscheid te maken tussen het rendement na belasting, het netto rendement en voor belasting, het bruto rendement. In de berekening van het bruto rendement worden de investeringen minus subsidies afgezet tegen de jaarlijkse baten en (bedrijfs)-kosten. De effecten van fiscale maatregelen worden hierbij omgerekend tot een subsidie equivalent. 3. Voorbereidingen Resultaat: Zodra de installatie is ontworpen, de vergunningen zijn toegewezen en de financiering rond is en alle noodzakelijke contracten zijn getekend (energiebedrijf, samenwerking, leveranciers) kan definitief voor doorgang van de projectrealisatie worden besloten. Checklist te ondernemen acties • Aanvragen offertes • Aanvragen vergunningen • Creëren draagvlak omgeving • Organiseren financiering Door offertes aan te vragen bij verschillende bio-energie installatie leveranciers krijgt u een goed beeld van de investering van de installatie. Turn-key levering van het gehele systeem verdient de voorkeur. Hierbij liggen de technische en organisatorische risico’s gedurende de project realisatie en start-up grotendeels bij de (turn-key) leverancier. Is de inschatting dat het project eenvoudig is dan kan soms aanzienlijk bespaard worden door een deel van een project in eigen beheer uit te voeren. Bij de biomassa verbrandingsinstallatie in Cuijk heeft Essent gekozen voor turn-key levering van de installatie door Siemens. Dit heeft het voordeel dat het gemak oplevert voor de investeerder en uiteindelijk kosten kan besparen omdat Siemens ook voor de oplossing van mogelijke problemen met de leveranciers van de diverse onderdelen van de installatie verantwoordelijk was. Bij het aanvragen van een offerte moet duidelijk zijn wat voor installatie gewenst wordt en waaraan deze moet voldoen, omschreven in een programma van eisen (PvE). Op basis van offertevergelijking van de installaties wordt een keuze gemaakt voor de gewenste leverancier. In deze fase zal ook overleg plaatsvinden over de condities voor levering (specificaties, leveringstermijn, garanties en garantieperioden, garantie van bepaalde opbrengsten en rendementen en ontbindende voorwaarden). De leverancier werkt de installatie verder uit en ontwerpt meer in detail (bestek). Deze technische documenten zijn nodig voor de definitieve vergunningaanvraag. Met alle partners worden concrete afspraken gemaakt over verantwoordelijkheden, leveringen, etc. De initiatiefnemers van houtverbrandingsinstallatie in De Lier bij Schipluiden hebben geleerd dat je een leverancier pas betaalt als deze heeft geleverd wat afgesproken is. Dit lijkt voor de hand te liggen, maar wordt nog wel eens over het hoofd gezien. 15 In het geval van co-vergisting is het van belang dat het digestaat als meststof erkend wordt. Producten die op de ‘positieve lijst’ van LNV staan hebben geen ontheffing inzake de meststoffenwet nodig nodig. Het digestaat van de co-vergisting mag dan direct als meststof gebruikt worden. De aanvraag voor de milieuvergunning en bouwvergunning kan na het ontwerp van de installatie gestart worden. Het is verstandig vergunningverleners gedurende het proces te informeren en te betrekken bij het verloop. Omwonenden en nabij gelegen bedrijven worden altijd betrokken in de procedure. Het is goed om draagvlak te creëren bij omwonenden. Zij kunnen bezwaren inbrengen tegen de ter inzage gelegde aanvraag en ontwerpvergunning. 16 Willem Elsinga, oud-medewerker van de GFT-vergister in Lelystad heeft de ervaring dat draagvlak creëren bij de lokale wethouder van milieu en ruimtelijke ordening zeer belangrijk is. Het verkrijgen van een vergunning voor een nieuwe techniek geeft onzekerheid en vraagt doorgaans een lange besluitvorming. De vergunningverleners dienen bij het proces betrokken te worden om zo veel mogelijk vertraging te voorkomen. De GFT-vergister was genoodzaakt een uitgebreide milieueffectrapportage uit te voeren. Inmiddels is dat niet meer nodig bij GFT vergisters met gelijke schaalgrootte. Tijdens het doorlopen van de vergunningsprocedures kan ook de financiering verder worden ingevuld. Het is verstandig om een consultant, boekhouder, accountant of fiscalist advies te laten uitbrengen over de meest gunstige financieringsvorm in de specifieke situatie. Gesproken kan worden over de toepassing van fiscale maatregelen als EIA, MIA en VAMIL. Het is belangrijk om te werken met redelijke financiële marges. Uit de praktijk blijkt dat de kostenpost “onvoorzien” voor een first-of-its-kind installatie ruim genomen dient te worden. Zodra de installatie is ontworpen, de vergunningen zijn toegewezen en de financiering rond is en alle noodzakelijke contracten zijn getekend (samenwerking, afname elektriciteit en/of warmte, leveranciers) kan tot doorgang van het project worden besloten. 4. Uitvoering Resultaat: De installatie is gebouwd en gereed voor gebruik. Checklist te ondernemen acties • Opzetten draaiboek • Bouwsupervisie In deze fase dient de uiteindelijke bouw van de installatie uitgevoerd te worden. Het bedrijf dat het werk gaat uitvoeren moet een duidelijk bouwplan overleggen met daarin de data van: • Aanvang werkzaamheden • Aanvoer installatie onderdelen en materialen • Fasering van activiteiten en betalingen • Oplevering • Afname test Duidelijk moet zijn wie aanspreekpunt is voor de uitvoering. De afnemer kan een bouwsupervisor aanstellen, die namens de afnemer waakt over het volgens specificaties en wettelijke vereisten uitvoeren van de bouw. Deze zou de afgesproken tijdsplanning en verantwoordelijkheidsverdeling in een gedetailleerd draaiboek kunnen voorleggen. Formuleer belangrijke beslismomenten, telkens wanneer een bepaalde component aan de installatie toegevoegd wordt. Het is in het belang van alle partijen dat meer- en minderwerk tijdig wordt gesignaleerd. Spreek hiervoor heldere procedures af met de uitvoerder. De projectcoördinator heeft de verantwoordelijkheid alle partijen op de hoogte te stellen van wat van hen op welk moment verwacht wordt. In de voorbereidingsfase is een gedetailleerde planning gemaakt. Het is nu zaak om deze planning goed te bewaken. Indien daarvoor gegronde redenen zijn, kan de planning eventueel bijgesteld worden. Stel daarvan dan wel zo snel mogelijk alle betrokkenen op de hoogte. 5. Ingebruikname Resultaat: De installatie wordt overgedragen aan de eigenaar. Deze kan zelfstandig verder Checklist te ondernemen acties • In bedrijfstelling • Instructie over dagelijks gebruik • Nalopen voorschriften milieuvergunning Wanneer de bouw van de installatie is voltooid dient deze door de leverancier te worden opgestart. De installatie moet voldoen aan zekere specificaties, zoals productie van elektriciteit en warmte. Door leverancier en koper zullen afspraken gemaakt moeten worden over bepaalde dagelijkse onderhoudsactiviteiten, zoals 17 invoer van biomassa, controle van apparatuur en opslag van reststromen. Het is van belang dat de door de gebruiker te verrichten handelingen op papier worden vastgelegd en dat de eindverantwoordelijkheid voor de opstart van de installatie bij de leverancier komt te liggen. Tijdens de opstart van een Nederlandse houtketel van 1 MWth in Tsjechië bleek dat de initiatiefnemer (een kleine gemeente) wel voor hout gezorgd had, maar dat dat uiteindelijk niet aan de gewenste specificatie voldeed. Dit vertraagde de inbedrijfname enorm. Les hieruit is dat bij een biomassa project het verzorgen van de biomassa een project op zich is en dat dat niet onderschat moet worden. Men moet rekening houden dat de installatie enige aanlooptijd nodig heeft. Zo moet gedurende de opstart van een GFT of mestvergistingsinstallatie de gasproductie nog op gang komen. Een tijdelijke aansluiting op een alternatieve warmtebron is dus noodzakelijk. Overwogen kan worden om de WKK van de vergistingsinstallatie tijdelijk op aardgas of, afhankelijk van het type motor, diesel of propaan te bedrijven. 18 Gedurende de opstartperiode dient de leverancier de gebruiker op afdoende wijze te instrueren over het dagelijks gebruik ervan. Naast instructie over het dagelijks gebruik dient een volledig en goed overdraagbaar dossier van de installatie ter beschikking te komen. Hierin staat • • • • • • het bestek met eventuele afwijkingen gemeten prestaties van de installatie gebruiks-, onderhouds-, en veiligheidsinstructies opleveringsrapport calculatie van feitelijk gemaakte investeringskosten garantie- en kwaliteitsverklaringen Kortom, het doel van de gebruikersinstructie dient te zijn dat de gebruiker, op zo kort mogelijke termijn, de installatie zelfstandig kan bedrijven en onderhouden. Meestal vindt er kort na de ingebruikname een controle plaats door de milieu-ambtenaar. Zorg daarom dat u zelf al een keer alle voorschriften hebt nagelopen. Met name de registratie voorschriften vergen nogal wat voorbereiding. 6. Beheer Resultaat: U voorziet in uw eigen energie en u heeft zelfs genoeg over om aan het energiebedrijf te leveren. Checklist te ondernemen acties • In bedrijf • Onderhoud In deze fase wordt het project afgerond en de installatie in gebruik genomen. Belangrijk is dat de gebruiker dagelijks controleert of alles in de installatie goed verloopt. Maak in een onderhoudscontract goede afspraken over het onderhoud van de installatie en de procedures ten aanzien van het oplossen van eventuele storingen waarbij de leverancier noodzakelijk is. In dit kader is het ook van belang dat voldoende reserveonderdelen aanwezig zijn en garantieverklaringen. Afspraken hierover zouden in principe al vastgelegd moeten zijn tijdens de voorbereidingsfase van het project. De houtverbrandingsinstallatie in Schijndel heeft om stagnatie te voorkomen extra budget moeten gebruiken voor de inkoop van reserveonderdelen. Het stil leggen van de installatie was geen optie omdat men elektriciteit moest leveren. Als de installatie een aantal maanden draait is het raadzaam om het gehele project met alle betrokkenen te evalueren. Hierbij komt niet alleen het verloop van het project naar voren maar ook het functioneren van de installatie. Het is goed om bij de evaluatie na te gaan of uitbreiding van het project mogelijk is. Bij de start van het mestvergistingsproject in Zuidvelde was uitgegaan van een bio-WKK van 60 kWe. Dit zou voldoende zijn voor de vergisting van mest alleen. Na publicatie van de eerste ‘positieve lijst’ door het Ministerie van LNV, zijn vrijwel direct energierijke reststromen aan de mest toegevoegd (co-vergisting). De hoeveelheid biogas die bij het vergisten vrijkomt is hierdoor meer dan verdubbeld. Dit vereiste een grotere capaciteit van de gasmotor. Hiertoe is een extra 300 kWe motor geïnstalleerd. De gebouwde installatie zal steeds onderhevig blijven aan onderhoud en aanpassingen. Aanpassingen kunnen noodzakelijk zijn vanwege veranderingen ten opzichte van de eisen die golden tijdens het ontwerp van de installatie. Het gaat hierbij onder andere om eisen vanuit de brandstof en eisen die voortvloeien uit veranderde regelgeving. Toen EPON (nu Electrabel) in 1995 begon met het meestoken van hout in de Gelderland 13 centrale, was het project marginaal haalbaar. Toen in de jaren daarna de vergoedingen voor duurzame elektriciteit stegen werd het project pas lucratief. Afhankelijk van de contracten die u heeft afgesloten met andere partners is het mogelijk dat de financiële situatie omtrent de installatie in de loop van de tijd wijzigt. Dit betekent dat u alert moet blijven op de kosten van de inkoop van biomassa. U kunt ervoor kiezen de biomassa leverancier medeplichtig in het project te maken Voor bedrijven die elektriciteit terugleveren aan een distributeur kan het de moeite lonen om regelmatig na te gaan of de terugleververgoeding nog wel volgens de markt van het moment is. 19 Houtverbrandingsinstallatie 20 21 Vorige pagina: De aanvoer van de biomassa per vrachtwagen De aanvoer van biomassa kan tevens plaatsvinden via het water. 22 Voor de ontvangstbunkers ligt een voorraad gechipt hout. Het interieur van de houtverbrandingsinstallatie in Cuijk. De cijfers: Jaarlijkse hoeveelheid biomassa 270.000 ton per jaar met een vochtgehalte van 50%. Gemiddeld 25 vrachtwagens per dag Elektrisch vermogen 25.000 kWe Thermisch output vermogen 85.000 kWth (wordt niet benut) Totale elektriciteitsopbrengst 190.000.000 kWh per jaar, dit komt overeen met elektriciteit voor 63.000 huishoudens Beschikbaarheid 7.600 uur (87 %) Afmeting installatie ca. 5.000 m2 op terrein van 30.000 m2 Totale bruto investering 50.000.000 €, oftewel 2.000 € per kWe 23 Cuijk pioniert met grootste stand-alone houtverbrandingsinstallatie De bio-energiecentrale Cuijk is de eerste grote Nederlandse ‘standalone’ energiecentrale die volledig op biomassa gestookt wordt. Met een doorzet van 270.000 ton biomassa per jaar en een netto vermogen van 25 MWe is de installatie groot in zijn soort. Er valt heel wat te leren van deze pionier in Nederland. ‘Wij bouwen graag nog een Cuijk’ Rob Remmers, projectleider van Essent www.co2-reductieplan.nl De installatie heeft 50 miljoen Euro gekost, waarvan 6 miljoen subsidie verkregen werd uit het CO2-reductieplan van de overheid. De elektriciteitsproductie is naar tevredenheid. De geproduceerde duurzame elektriciteit wordt volledig afgenomen door Essent. Aanvankelijk was ook voor de geproduceerde warmte een bestemming, namelijk de omliggende bedrijven, maar dat bleek economisch niet haalbaar. De ontwikkeling van het project 24 De ontwikkeling van de centrale is gestart door Essent (toen nog PNEM) met als doel om op een duurzame wijze elektriciteit op te wekken en ervaring op te doen met biomassa verbranding. Tijdens de projectfase bleek een aantal factoren van groot belang. Een contract werd gesloten met een consortium van leveranciers (geleid door Siemens), dat samen met Essent een projectgroep vormde. Het project is turn-key opgeleverd, wat betekende dat Siemens de hoofdverantwoordelijke was voor de realisatie en dus ook voor de oplossing van mogelijke problemen met de leveranciers van de diverse onderdelen van de installatie. ‘Het turn-key contract en de keuze voor bewezen technologie is ons zeer goed bevallen’ Rob Remmers, projectleider van Essent CO2-reductieplan Het CO2-reductieplan ondersteunt grootschalige investeringsprojecten die een aanzienlijke bijdrage leveren aan de vermindering van de nationale CO2uitstoot. Duurzame projecten die voor het bedrijfsleven niet rendabel genoeg zijn, trekt het CO2-reduductieplan over de streep. Richtsnoer bij de beoordeling van de projecten is een zo groot mogelijke CO2-reductie per subsidie-euro. Voor het verlenen van subsidies werkt het Projectbureau met indieningsronden, ook wel tenders genoemd. Het project moet minimaal 1.000 ton CO2 of CO2equivalent per jaar besparen en de kosten mogen niet hoger zijn dan € 9 per ton CO2-equivalent reductie. Pro-actieve communicatie met belanghebbenden heeft ertoe geleid dat de maatschappelijke acceptatie gewaarborgd werd en tegen de milieuvergunning geen beroep werd ingesteld. In de initiatieffase is overleg gevoerd met het bevoegd gezag: de provincie NoordBrabant. Aan bezwaren van omwonenden zoals luchtemissies, transportbewegingen en de wens tot restwarmte afname voor nuttig gebruik kon de projectontwikkelaar in een vroeg stadium tegemoet komen. De organisatie in Cuijk is erop gericht om de installatie met zo weinig mogelijk mensen in bedrijf te houden en daarmee de operationele kosten te minimaliseren. Op dit moment wordt de installatie op afstand bestuurd vanuit Eindhoven (het regionale operationele centrum van Essent) in vijf ploegen van vijf personen. Verder zijn er overdag mensen bij de installatie in Cuijk aanwezig om de brandstofinname te regelen, de monstername van het hout te doen, de veiligheid te garanderen en preventief onderhoud uit te voeren. Enkele malen heeft Cuijk te maken gehad met technische problemen. Bijvoorbeeld met het fenomeen ‘bed-agglomeratie’: het klonteren van het zandbed waarop de verbranding plaatsvindt. Het hele zandbed, waarop de verbranding plaatsvindt, dient in zo’n geval ververst te worden, wat drie dagen kan duren. Nog steeds is alertheid van de operator en handmatige sturing noodzakelijk om het zandbed niet in kritieke situaties te laten belanden en de beste afregeling voor de verbranding te bereiken. In de toekomst wil Essent dit proces misschien automatiseren. 25 Uiteindelijk is een grotere houtinvoer nodig geweest dan gepland om het vermogen van 25 MWe te bereiken. Het vochtgehalte van het hout is namelijk 10% hoger dan verwacht (50% in plaats van 40%) waardoor de verbrandingswaarde omlaag gaat. ‘De theoretische beschikbaarheid van hout lijkt mooi, voor de prijs die wij ervoor over hebben valt het in de praktijk tegen.’ Rob Remmers, projectleider van Essent Daarnaast bleek de kwaliteit van de brandstoffen kritisch. Deze fluctueert bijvoorbeeld met het seizoen. Ook hebben goedkopere houtsoorten (zoals snoeihout) vaak meer aanhangend zand, wat tot extra slijtage van de bewegende delen van het systeem en een extra belasting van de afvoersystemen kan leiden. In Cuijk is in eerste instantie geprobeerd goedkoop (geshred) hout te verwerken, maar dat leidde tot ophoping en samenklitting van hout in het transportsysteem. Nu stookt men alleen duurder (gechipt) hout. Zie kader: Chippen of shredden Toekomst De Nederlandse overheid heeft een nieuwe wet voor ondersteuning van milieuvriendelijke productie van elektriciteit in voorbereiding. Voor een periode van 10 jaar kan een producent van duurzame elektriciteit een zogenaamde MEP vergoeding krijgen. MEP staat voor Milieukwaliteit ElektriciteitsProductie. Met deze goede regeling wil Essent graag een nieuwe ‘Cuijk’ bouwen. De leveringszekerheid van biomassa is voor een centrale van de omvang van Cuijk zeer belangrijk. Essent denkt dat voor een tweede centrale in Nederland en ook Duitsland, België en Noord-Frankrijk voldoende biomassa beschikbaar is. Essent laat momenteel een aantal studies verrichten naar de mogelijkheid van biomassa-import, in de toekomst wellicht ook vanuit de Baltische staten. Meer informatie: Bio-energiecentrale Cuijk is voor specifieke doelgroepen te bezoeken na afspraak. 26 Gechipt hout Chippen of shredden? Hout bestemd voor de verbrandingsinstallatie kan worden gechipt of geshredderd. Een zogenaamde ‘chipper’ hakselt het hout met messen in stukjes van de gewenste grootte. De machine wordt gevoed met schoon hout, want aanhangend zand of steentjes maakt de messen snel bot. Een shredder is een sterke machine die het hout verkleint met stompe beitels. Het product is een vezelachtige kluwen van hout met relatief veel zand. Geshred’ hout kan verstoppingen veroorzaken bij het transportsysteem. Daarom verkiest men gechipt hout, dat vaak ter plekke (in het bos) wordt gechipt. Een mobiele chipmachine is kostbaar, daarom kan men er voor kiezen de machine bij de verbrandingsinstallatie neer te zetten. Wel moet men rekening houden met het geluid van deze machine. Cuijk ������������ ������������ ���������� ������ ����� ����������� ������� ��������� ������������� ������ ���������� ������� 27 ��������������� ������������� ������������������ �������������� ����������� ������������ ������������ ����������������� ������������ De installatie De centrale produceert elektriciteit op basis van verbranding van schoon hout. Het hout bestaat o.a. uit dunningshout van bossen, snoeihout en schoon resthout van houtverwerkende industrieën. Houtleveranciers zorgen vaak zelf voor de specificatie van het hout. De diverse soorten hout worden verbrand in een zogenaamde ‘wervelbedoven’, waarna de gegenereerde warmte wordt omgezet in stoom. De wervelbedoven is 6 meter breed en 30 meter hoog. Op de bodem ligt een laag zand, die van onderaf wordt opgeblazen. Op 2 meter hoogte komen de houtsnippers erbij. Daar heerst een temperatuur van ongeveer 150o C. Elektriciteitsopwekking gebeurt met behulp van een generator, aangedreven door een stoomturbine. De geproduceerde rookgassen worden in een aantal stappen gereinigd om aan de emissie-eisen te kunnen voldoen. De gasreiniging bestaat uit een elektrostatische filter voor stof (vliegas) afvangst en een de-NOx (ammoniak injectie in de ketel om NOx vorming te reduceren). Houtverbrandingsinstallatie d 28 29 Vorige pagina: Het hart van de installatie in Lelystad. De houtverbrandingsinstallatie in Lelystad. 30 De opslagbunker, goed voor 3 dagen houtopslag. Een kijkje in de verbrandingsoven. De cijfers Jaarlijkse hoeveelheid biomassa 25.000 ton hout per jaar met een vochtgehalte van 45%. Gemiddeld 3 vrachtwagens per werkdag Elektrisch vermogen 1.700 kWe Thermisch vermogen 6.500 kWth Totale elektriciteitsopbrengst 10.000.000 kWh per jaar, dit komt overeen met elektriciteit voor 3.300 huishoudens Totale opbrengst warmte Circa 150.000 GJ per jaar. Dit staat gelijk aan warmte voor circa 3.000 huishoudens Beschikbaarheid 8.350 uur (95%) Afmeting installatie gebouw met een oppervlak van 3.811m2 Totale bruto investering 12.000.000 € oftewel 6.900 € per kWe 31 Vele kleintjes maken één grote In Lelystad staat de eerste kleinschalige bio-energiecentrale. De centrale levert elektriciteit aan het openbare elektriciteitsnet en warmte aan het lokale stadsverwarmingsstelsel. Bewoners van de wijk de Landerijen in Lelystad, worden voorzien van duurzame warmte gedeeltelijk afkomstig van de naastgelegen ‘energieteelt’. Nuon heeft met de centrale in Lelystad ruime ervaring opgedaan om meer van dit soort installaties in Nederland neer te gaan zetten. De ontwikkeling van het project 32 De centrale is ontwikkeld door Nuon en in 2001 in bedrijf genomen. Nuon’s doel was ervaring op te doen met elektriciteitsen warmteopwekking door gebruik te maken van biomassa als brandstof. In 1996 begon men met het opstellen van een haalbaarheidsstudie en de aanvraag van een milieuvergunning. Na de haalbaarheidsstudie kon het project Europees aanbesteed worden en kwam het Weense Polytechniek met Holec Projects (later QtecQ) uit Nederland als onderaannemer als winnaar uit de bus. Met dit consortium is een turn-key contract afgesloten. Hierbij liggen de technische en organisatorische risico’s gedurende de project realisatie grotendeels bij de (turn-key) leverancier. Echter, het internationale consortium bleek niet voldoende financiële draagkracht te bezitten en kon de gegeven garanties niet waarmaken. Uiteindelijk betekende dit het faillissement van de hoofdleverancier. Het afbouwen van de installatie werd toen in eigen hand genomen. Een flinke overschrijding van het budget en vertraging van het project was het resultaat. De brandstof Het hout is afkomstig uit de bossen in Flevoland (dunningshout), snoeihout uit de omliggende gemeenten en energieteelt. Bij beheer van bossen wordt regelmatig hout geveld, om bomen de ruimte te geven. De jaarlijkse opbrengst aan dunningshout dat in principe beschikbaar kan komen voor energiedoeleinden is ongeveer 1 m3 per hectare per jaar (ten opzichte van een gemiddelde bijgroei van 8 m3 per hectare per jaar). Rekening moet worden gehouden met de kosten voor het afvoeren van dit hout uit het bos en het verkleinen. Gemeenten composteren momenteel vaak hun snoeihout uit plantsoenen. Als met dit geld het snoeihout op een andere, milieuvriendelijker wijze verwerkt kan worden, ziet men dit zitten. Naast snoeihout wordt ook energieteelt van een nabij gelegen energieplantage als brandstof ingezet. Bij deze energieplantage is ervaring opgedaan om efficiënt wilg en populier te telen, te oogsten en uiteindelijk om te zetten naar duurzame energie. De ontwerpwaarden van de installatie komen overeen met de uiteindelijke installatie. Zo is het aantal draaiuren per jaar gelijk aan het geschatte aantal in het ontwerp. Het groot onderhoud Henk Bulder, operator van de centrale van de installatie doet Nuon zelf in samenwerking met Stork. Op dit moment wordt de installatie bedreven door 2 personen. Naast de organisatorische ervaringen zijn de technische ervaringen betreffende logistiek en brandstofkwaliteit zeer leerzaam geweest. Het geleverde plantsoenhout bleek bijvoorbeeld te veel zand te bevatten. Dit leidde tot slijtage. Ook de stuksgrootte en de voorbehandeling van het hout bleken cruciaal (chippen of shredderen, zie ook de beschrijving van Cuijk centrale). De kwaliteit van het hout is verbeterd door extra magneetbanden te installeren om het hout schoon te maken. Verder beveelt men toekomstige initiatiefnemers aan om rekening te houden met voldoende ruimte op het terrein zelf voor het lossen van de vrachtwagens. Het project is gesubsidieerd met 1.800.000 Euro door het CO2-reductieplan en Senter. ‘Het lokale draagvak voor de bio-energiecentrale is goed. Hierover is veel overleg gevoerd met de gemeente Lelystad en is er onder andere een open dag georganiseerd voor omwonenden.’ Dhr Schoonwater - oud-medewerker Nuon Energiebeplanting Flevoland Tussen Almere en Lelystad is Staatsbosbeheer Flevoland in 1999 begonnen met de aanleg van een 200 hectare groot bos met snelgroeiende wilgenbomen. Het hout dat jaarlijks uit deze “energiebeplanting” beschikbaar komt, wordt tesamen met het dunningshout dat vrijkomt uit het reguliere bosbeheer in Flevoland, gebruikt als brandstof voor de bioenergiecentrale in Lelystad. Bij het energieteeltproject zijn overheid, bedrijfsleven, energieleveranciers en milieuorganisaties betrokken. Inmiddels (2002) is 60 ha energieteelt gerealiseerd en heeft de eerste (proef)oogst plaatsgevonden. In Nederland is het beschikbare landoppervlak niet toereikend voor grootschalige energieteelt: naar schatting zou 4 miljoen hectare nodig zijn. Een knelpunt voor de verdere commercialisatie is het ontbreken van een geschikte oogstmachine in Nederland. Nu is Staatsbosbeheer aangewezen op buitenlandse contractors, waardoor de oogstkosten onaanvaardbaar hoog worden. Nederlandse aannemers willen vooralsnog niet investeren in zo’n oogstmachine omdat er nog te weinig oppervlakte energieteelt is om de machine rendabel te kunnen inzetten. Het project dient vooral als demonstratie hoe grootschalige energieteelt maatschappelijk en landschappelijk kan worden ingepast, zodat er een groter draagvlak kan ontstaan voor deze milieuvriendelijke vorm van landgebruik. 33 Toekomst Nuon is enthousiast over het plaatsen van meer van dit soort kleinschalige biomassa installaties. Momenteel zijn er vergevorderde plannen voor een biomassa WKK installatie in Almere, de grotere broer van de bio-energiecentrale in Lelystad. Ook deze centrale wordt op het stadsverwarmingsstelsel aangesloten en levert dus zowel duurzame warmte als groene stroom. Meer informatie: Voor meer informatie over dit project of voor een bezoek kunt u bellen met: Nuon houtverbrandingsinstallatie Larsonsdreef Lelystad 030 - 2472796 34 De installatie De houtverbrandings installatie in Lelystad produceert elektriciteit en warmte door verbranding van onbewerkt hout. Elders gereinigd hout (o.a. ontzand en gezeefd) wordt vanuit een centraal punt per vrachtwagen naar de installatie getransporteerd. Het aangevoerde hout wordt via transportbanden in de hoofdbunker geleid. In de bunker kan voor 3 dagen hout worden opgeslagen, zodat de centrale ook in het weekend, als er geen hout wordt aangevoerd, kan doordraaien. Het hout wordt in de hoofdbunker enigszins gemengd en op roosters verbrand. De hete gassen die bij deze verbranding ontstaan worden door een stoomketel geleid. Na de stoomketel worden deze gassen gereinigd in een droge rookgasreinigingsinstallatie. Voordeel van droge rookgasreiniging is dat er geen afvalwater wordt geproduceerd. Elektriciteitsopwekking gebeurt met behulp van een door een stoomturbine aangedreven generator. Warmte wordt afgetapt en gaat via warmtewisselaars naar het stadsverwarmingnet van Lelystad. Indien de warmtevraag in de zomer afneemt dan gaat het elektrisch vermogen omhoog. Het maximale elektrische vermogen van de installatie is 1,7 MWe en het maximale thermische vermogen is 6,5 MWth. In de winterperiode, wanneer naast warm tapwater tevens warmte voor verwarming van huizen wordt geleverd, is het elektrisch vermogen het laagst. Het totaalrendement kan in de wintermaanden, door de grote warmtevraag, oplopen tot boven de 80%. Lelystad ������������ ������������ ���������� ������ ����� ����������� ������� ��������� ������������� ������ ���������� 35 ������� ����������������������� ������������������������� ������������ ������������ ����������������� ������������ Houtverbrandingsinstallatie 36 37 Vorige pagina: Alle houtresiduen komen van het eigen houtverwerkende bedrijf. De installatie (gebouw aan de rechterkant) staat op het terrein van Houtindustrie Schijndel. 38 De turbine heeft een vermogen van 1 MWe. De verbrandingsoven. De cijfers Jaarlijkse hoeveelheid biomassa 14.000 ton hout per jaar met een vochtgehalte van 50%. Ongeveer 40% van het hout wordt ingekocht. Elektrisch vermogen 1.050 kWe (aan het net geleverd) Thermisch vermogen 500 kWth Totale elektriciteitsopbrengst 8.400.000 kWh per jaar, dit komt overeen met elektriciteit voor 2.800 huishoudens Totale opbrengst warmte 13.500 GJ per jaar HIS gebruikt slechts 6% van de warmte Beschikbaarheid 8.000 uur (91%) Afmeting installatie Gebouw 240 m2 hoogte 14 m, 4 silo’s met een totale inhoud van 2.000 m3. Totale bruto investering 3.000.000 €, oftewel 2.900 € per kWe Terugverdientijd ± 11 jaar 39 HIS: een primeur met aanloopproblemen Houtindustrie Schijndel B.V. is gespecialiseerd in het bewerken van hout. Een overschot aan hout voor de bestaande verbrandingsketels was aanleiding om samen met Novem naar alternatieven op zoek te gaan. In Duitsland wekte een warmte-kracht installatie de interesse. Een bezoek resulteerde in de bouw van Nederlands eerste bio-energie installatie in 1997. Na zes jaar is de installatie nog steeds volop in bedrijf. De installatie leed aanvankelijk echter aan verschillende kinderziektes. Veel van deze aanloopproblemen hadden voorkomen kunnen worden door meer geld uit te trekken voor mensen met know-how, zo luidt de analyse achteraf. Het budget was echter beperkt. Het is verstandig voldoende aandacht te besteden aan de contracten en afspraken over garanties en terugleververgoedingen. De totale investering van het project bedroeg ongeveer € 3 miljoen. Dit is inclusief later uitgevoerde aanpassingen aan de installatie. Het bedrijf heeft een subsidie van ruim 400.000 € ontvangen van Novem. 40 De ontwikkeling van het project Houtindustrie Schijndel B.V. (HIS) is gespecialiseerd in het bewerken van hout. Jaarlijks komt bij deze bewerkingen zo’n 10.000 ton houtresiduen vrij. Tot 1996 werd dit resthout in een tweetal ketels verbrand. De warmte die hierbij vrijkwam werd gebruikt voor de verwarming van de eigen gebouwen, het drogen van hout en voor verschillende productieprocessen. Door een toename van de productie ontstond een overschot aan hout. Dit was aanleiding voor HIS om te kijken naar een alternatief. ‘We zijn bij projecten in Duitsland gaan kijken. Dat waren allemaal veelbelovende projecten, maar daar zijn de vergoedingen veel hoger.’ Dhr. Van Roy, directeur van Houtindustrie Schijndel Voor advies hierover stapte HIS naar Novem. Samen hebben ze de verschillende mogelijkheden bekeken. Uit analyses bleek al snel dat een grotere ketel meer warmte zou leveren dan nodig was voor het bedrijf zelf. Afzet van warmte aan derden bleek niet haalbaar. Vervolgens richtte de aandacht zich op de mogelijkheid om het afvalhout om te zetten in zowel warmte als elektriciteit. In Duitsland werd dit concept toen al succesvol toegepast. Na een bezoek aan een aantal Duitse bio-energie centrales werd voor dit alternatief gekozen. Na aanvraag van offertes voor de bouw van een warmtekrachtcentrale bij een drietal bedrijven, werd uiteindelijk een overeenkomst gesloten met het Belgisch bedrijf Vyncke. Dit bedrijf is gespecialiseerd in verbrandingsinstallaties voor energiewinning. Voor Vyncke was het echter de eerste keer dat ze een op biomassa gestookte installatie bouwde die naast warmte elektriciteit leverde. In 1996 begon de daadwerkelijke bouw van de houtverbrandingsinstallatie met een stoomcyclus, uniek in Nederland. Deze werd in 1997 operationeel en in maart 1998 bracht Hare Majesteit Koningin Beatrix in het kader van de ontwikkeling van duurzame energie zelfs een werkbezoek aan HIS. ‘We zijn ook een beetje een energiebedrijf.’ Dhr. Van Roy, directeur van Houtindustrie Schijndel Leerervaringen De aanvang van het project liep niet zo soepel. Met name de eerste twee jaar deed zich een aantal cruciale problemen voor. Door de combinatie van hoge oplopende kosten van het project en tegenvallende bedrijfsresultaten was het project ook bijna fataal geworden voor HIS. Veel van deze problemen zijn achteraf terug te leiden naar een gebrekkige communicatie tussen HIS en Vyncke, een gebrekkige voorstudie, een “te enthousiaste start” en een contract dat niet goed in elkaar zat. Vyncke had destijds problemen met andere projecten en diverse onderleveranciers. Dit had ook effect op het project van HIS. De toelevering van diverse componenten liep vertraging op en de bouw van de installatie duurde aanzienlijk langer dan gepland. Hierdoor kwam het regelmatig voor dat HIS extra kosten moest maken. De engineering van het project is gedaan door het Duitse engineeringbureau Seegers. Seegers werkte als een onderleverancier van Vyncke hetgeen de objectiviteit van deze partij niet ten goede kwam. Dit had voorkomen kunnen worden als HIS zelf Seegers had ingehuurd voor de engineering en Vyncke uitsluitend de installatie zou bouwen. ‘Als ik het weer zou doen zou ik meer geld uittrekken voor mensen met know-how.’ Dhr. Van Roy, directeur van Houtindustrie Schijndel 41 Financiele opbrengst nog niet optimaal HIS heeft zelf niet voldoende resthout en moet dus hout bijkopen. Voorheen kreeg men geld toe. Er heeft zich echter een verschuiving voorgedaan in vraag en aanbod. Tegenwoordig moet men fors bijbetalen. Voor de verkoop van de opgewekte elektriciteit heeft HIS een contract met Essent. De heer van Roy vermoedt dat de hoogte van de vergoedingen relatief laag is. Waarschijnlijk hadden de terugleververgoedingen hoger kunnen zijn indien het contract beter (bijvoorbeeld door een externe adviseur) was bestudeerd of opgesteld. HIS is het project gestart met in het achterhoofd een relatief simpele, volautomatische installatie, te vergelijken met een CVketel. Het eerste jaar bleek echter dat er vrijwel continu één persoon aanwezig moest zijn voor het verrichten van kleine reparaties en onderhoudswerkzaamheden. Met deze extra kostenpost was geen rekening gehouden. 42 Daarnaast was in eerste instantie uitgegaan van een jaarlijkse ‘downtime’, waarbij de installatie volledig wordt stilgelegd voor onderhoudswerkzaamheden. Achteraf bleek echter dat er minimaal één stop per maand nodig is. Door afkoeling en opwarming van de ketel kost dit per stop minimaal twee dagen. Op jaarbasis is dit tijdrovend en kost veel geld, waar geen rekening mee gehouden was. Demoproject Dit demoproject was ook voor de leverancier de eerste keer. Daarom is het project voor een lage prijs geleverd. Dit heeft waarschijnlijk als gevolg gehad dat bepaalde delen van de installatie om kosten te besparen minder degelijk zijn uitgevoerd. Zo viel het toevoersysteem van de brandstof regelmatig door technische problemen uit. Hierdoor moest de installatie telkens stilgelegd worden, wat een extra kostenpost vormde. Veel zwakke punten in de installatie zijn binnen 2 jaar opgelost door zwakke componenten te vervangen door degelijke componenten. Hierdoor is er minder uitval en is het jaarlijks aantal draaiuren dus aanzienlijk toegenomen. Deze verbeteringen waren echter wel voor eigen rekening. Inmiddels draait de installatie relatief constant en wordt er een gemiddelde van ongeveer 8.000 draaiuren gehaald. Door het krappe budget zijn er ook weinig reserveonderdelen op voorraad. Dit kan grote problemen opleveren aangezien de levertijd van sommige onderdelen een half jaar bedraagt. Een dergelijke lange ‘downtime’ zou een grote kostenpost betekenen. ‘Je moet niet bezuinigingen op de juiste materialen. Als je maar geen stagnaties krijgt.’ Dhr. Van Roy, directeur van Houtindustrie Schijndel Door al deze problemen zijn de kosten van het project en de terugverdientijd flink opgelopen. De projectinvestering is achteraf gezien te laag ingeschat. Men is uitgegaan van 2.000.000 €, maar achteraf bleek de installatie ongeveer 3.000.000 € te kosten. De terugverdientijd van het project was geschat op 7 tot 10 jaar, maar deze is inmiddels ook behoorlijk opgelopen en zal nu tenminste 11 jaar bedragen. De termijn is echter sterk afhankelijk van toekomstige terugleververgoedingen voor uit biomassa opgewekte elektriciteit en ontwikkelingen op het gebied van de samenstelling en prijs van afvalhout. De toekomst De bio-energiecentrale van de HIS is technisch zonder meer geschikt voor herhaalde toepassing in Nederland. Het is wel verstanding om een partner te zoeken met ervaring in het bouwen en bedrijven van een bio-energie installatie. Dit omdat de technische complexiteit van dergelijke kleinschalige verbrandingsinstallatie niet onder doet voor die van een grootschalige houtverbrandings centrales, zoals in Cuijk. Voor het realiseren van een installatie zoals in Schijndel is het aan te raden de aandacht te richten op het inperken van technische en projectmatige risico’s. HIS heeft uit de ervaringen met dit eerste houtverbrandingsproject geleerd dat het verstandig is tijdens de ontwikkeling van een dergelijk project tijd en geld uit te trekken voor: • Het inzetten van een onafhankelijke, ter zake kundige adviseur. • De volledigheid van het contract tussen de toekomstige eigenaar en hoofdaannemer. • Afspraken met betrekking tot garanties. • Het door een expert laten afsluiten van contracten (op lange termijn) voor de verkoop van elektriciteit en de inkoop van biomassa. Meer informatie: Houtindustrie Schijndel BV Postbus 239 5480AE Schijndel Dhr. P. van Roy Telefoon: 073 - 5478175 43 De installatie Het resthout bestaat grotendeels uit verpulverde stukken hout met een lengte van ongeveer 3 centimeter en ligt opgeslagen in silo’s. Vanuit deze silo’s wordt het hout getransporteerd naar een roosteroven, waar de verbranding van het hout plaatsvindt. Een elektrostatisch filter in de afzuiging verwijdert vliegas uit de uitlaatgassen. De warmte die vrijkomt tijdens de verbranding wordt gebruikt om water om te zetten in stoom. Deze stoom drijft een stoomturbine aan, die is gekoppeld aan een generator. Hiermee wordt elektriciteit opgewekt. De installatie levert ongeveer 1 MW elektrisch vermogen. Dit staat gelijk aan het elektriciteitverbruik van 2.800 huishoudens. 44 Daarnaast levert de installatie 5 MW thermisch vermogen. Deze warmte wordt voor 6% binnen het bedrijf gebruikt voor de verwarming van de gebouwen en het drogen van hout. De overige warmte gaat verloren in een koeler. De geschatte levensduur van de installatie bedraagt zo’n 15 tot 20 jaar. De oude verbrandingsketel is opgeknapt en dient als back-up voor de huidige installatie. Daarvoor wordt zij op temperatuur gehouden. Schijndel ����������� ������� �������������� ������ ������������� ������ ������� ��������� 45 ���������� ������� ������ ������������ ������ ������� ��������� ������������ ������������ ����������������� ������������ Kippenmestvergassing 46 47 Vorige pagina: Er werd lang gesleuteld om de installatie bedrijfsklaar te maken. De biomassa zal opgeslagen worden vóór de hal met de vergasser 48 De stoomketel heeft een voorverbrander. Gas en later stroom worden d.m.v. een buizenstelsel vervoerd naar de volgende processtap. Dankzij hun eigen mest zitten de kippen er warmpjes bij. De cijfers Jaarlijkse hoeveelheid biomassa 2.500 ton kippenmest (70% droge stof) van eigen kippen 2.500 ton schoon hout (85-90% droge stof) Elektrisch vermogen 200 kWe Thermisch vermogen 1.900 kWth Totale elektriciteitsopbrengst Maximaal 1,9 miljoen kWh per jaar, dit komt overeen met elektriciteit voor 630 huishoudens Afmeting installatie Een gebouw van 200 m2 en maximaal 11 meter hoog met de vergasser en de stoomcyclus en hiernaast een buitenopslag van 200 m2. Totale bruto investering € 2.300.000 oftewel € 11.500 per kWe Terugverdientijd Niet van toepassing (proefproject) 49 Kippenmest: van probleem naar kans Reeds jaren is het afzetten van kippenmest een probleem dat hoge kosten met zich meebrengt. Door kippenmest te vergassen wordt niet enkel dit probleem opgelost, maar wordt er tevens duurzame elektriciteit opgewekt. In Tzum (Friesland) legt men de laatste hand aan een vernieuwende installatie. De ontwikkeling van het project Zeven jaar geleden al ging Dhr. Atsma op zoek naar alternatieven voor de afzet van kippenmest. Hij gaf destijds opdracht aan een onderzoeksbureau om te kijken of de mest verbrand of vergast kon worden. Uit de studie bleek dat verbranding lastig is vanwege het lage assmeltpunt, wat leidt tot vervuiling van de installatie. Vergassingsproeven met kippenmest bij het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN), in een kleine wervelbedvergasser, gaven positieve resultaten. Het oorspronkelijke plan was de bouw van een installatie voor 25.000 ton mest, het totale kippenmestoverschot uit de regio. Maar de financiering daarvan bleek lastig. 50 Het gevolg was een jarenlange zoektocht van Atsma, in samenwerking met leverancier HoSt, naar geschikte partners en bruikbare constructies. Uiteindelijk bleken ‘De Friese Wouden’ wel een deel te willen meefinancieren, omdat het resthout uit hun bossen op deze manier energetisch verwerkt kon worden. Eerste vergassingsproeven van hout bij het ECN gaven aan dat dit mogelijk is. Zo werd gekozen voor een mix van kippenmest en hout, 5000 ton in totaal. “Je loopt tegen alles en iedereen aan en dan moet je gewoon volhouden.” Dhr. G.Atsma, beheerder van de installatie Uiteindelijk financierden verschillende partijen de installatie, waaronder De Friese Wouden, Maatschap Atsma, Stichting Mest Afzet Noord-Nederland, Rabobank, Storteboom, Agrifirm, leverancier HoSt en energiebedrijf Eneco. Tevens zijn voor het project subsidies verkregen van SenterNovem (uit het voormalige EWAB programma) en van het Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN). Het grote aantal partijen dat bij het project betrokken is geeft een idee van de complexiteit bij het ontwikkelen van dit proefproject. De installatie wordt de eerste jaren geëxploiteerd door de Stichting Biomassavergasser Noord Nederland (SBNN). Na enkele jaren bedrijf is het de bedoeling dat de installatie wordt overgenomen door maatschap Atsma, tegen een vergoeding die afhankelijk is van de prestaties van de installatie. De maatschap Atsma heeft wel al het gehele civiele deel, zoals het gebouw, de betonvloeren, en de benodigde infrastructuur, zelf bekostigd. De bouw is gestart in de zomer van 2004, de start vond plaats in oktober 2005. Inmiddels zijn de kosten van het hele project opgelopen tot ruim 2 miljoen euro. Een volgende installatie kan met de opgedane kennis en ervaring voor een aanzienlijk lager bedrag worden gerealiseerd. Brandstofdiversiteit De kippenboerderij van Dhr. Atsma heeft 250.000 slachtkuikens die jaarlijks 2.500 ton kippenmest produceren. Al deze mest zal in de vergasser gebruikt worden als brandstof. Dit bespaart de normale afzetkosten voor kippenmest van ongeveer 16-20 €/ton. Van buiten het bedrijf zullen er nog enkel droge houtresten worden aangevoerd. Omdat er dus geen afvalstoffen van buiten het bedrijf worden gebruikt, werd het vergunningentraject ook aanzienlijk eenvoudiger. Dhr. Atsma heeft zelf de vergunningsaanvragen opgesteld, met in de toekomst ook ruimte voor vergassing van natuurgras of bermgras. “Wij zien een grote toekomst voor dit soort decentrale installaties. Er wordt namelijk meer energie uit de brandstof gehaald doordat naast de elektriciteit ook de vrijkomende warmte kan worden benut. Tevens wordt de kans op verspreiding van ziektes door het slepen met de mest over grote afstanden verkleind” Erik de Kant, HoSt (mede-ontwikkelaar) De toekomst De proefinstallatie wordt eerst uitgebreid getest. Tegelijk wordt de gasreiniging verder ontwikkeld, waarvoor ECN tests uitvoert. Als beide tests slagen, dan zou op termijn de stoomcyclus achter de vergasser vervangen kunnen worden door een gasmotor. De productie van elektriciteit zal hierdoor aanzienlijk toenemen. De plannen voor een vervolg op de proefinstallatie zijn er reeds. Een installatie voor de vergassing van 7.000 ton droge kippenmest lijkt bij de huidige afzetprijzen en met de beschikbare kennis commercieel haalbaar. In de omgeving hebben vele kippenhouders al interesse getoond. Sommigen zijn zelfs al gestart met het aanvragen van milieuvergunningen, maar het lijkt verstandig de eerste resultaten van de proefinstallatie af te wachten. 51 “Boeren in de omgeving zijn al bezig met milieuaanvragen van soortgelijke installaties. Dan zeggen wij: nog even wachten, eerst eens meten hier.” Dhr. G.Atsma, beheerder van de installatie Meer informatie HoSt BV Postbus 920 7550 AX Hengelo 074 - 2401807 De installatie 52 Na verwijdering uit de stal wordt de mest buiten overkapt opgeslagen. In deze opslag zorgt broei ervoor dat de kippenmest gedroogd wordt tot een drogestofgehalte van 70%. De gedroogde mest wordt in de weekendopslag gebracht, waar vandaan het via een schroef de vergasser ingebracht kan worden. De houtresten, bijvoorbeeld houtkrullen, worden via een aparte weekendopslag bijgemengd. vergasser, worden via een cycloon en een terugvoersysteem weer teruggevoerd onder in het wervelbed. De vergasser bestaat uit een systeem waarbij de brandstof, in dit geval kippenmest en hout, en een grote hoeveelheid zand in beweging worden gehouden door middel van ingeblazen lucht, in een zogenaamd ‘circulerend wervelbed’. Eerst wordt het gas van circa 800 °C gekoeld tot 500 °C. Alkalimetalen, verantwoordelijk voor vervuiling van de ketelinstallatie, condenseren hierdoor uit het gas op de asdeeltjes. Hierna volgen drie cyclonen op rij, die de as met gecondenseerde alkalimetalen afvoeren. Deze as is geschikt voor kunstmestproductie. De hoeveelheid aangevoerde lucht wordt zodanig gedoseerd dat er net voldoende brandstof wordt verbrandt om de temperatuur te handhaven. Het deel dat niet verbrandt, zal door de hitte ontleden in een brandbaar gas. Dit ‘producergas’ of ‘stookgas’ dient als brandstof voor een warmtekrachtinstallatie, in dit geval een stoomturbine. Het zand en de niet geheel vergaste bestanddelen die door het gas worden meegenomen uit de Het stookgas bevat nog verontreinigingen, zoals vliegas, zwavel, ammoniak en teerverbindingen. Om te voldoen aan emissieeisen te voldoen en ook om vervuiling van de ketelinstallatie te voorkomen is reiniging van het stookgas noodzakelijk. Na reiniging kan het stookgas worden verbrand in de ketelinstallatie voor de opwekking van stoom, die in de stoomturbine elektriciteit produceert. De stroom gaat naar het net, de warmte wordt gedeeltelijk gebruikt om de stallen te verwarmen. Overtollige warmte wordt weggekoeld. Tzum ���������� ���� �������� ������ ������ ��������� 53 �� ������������ ����������� ������� ������ ���������� ������������ ����������������� ������������ Mestvergistingsinstallatie 54 55 Vorige pagina: De mest wordt per vrachtwagen aangevoerd. Het oppervlak van de installatie bedraagt ongeveer 9 ha. 56 De vergistingstanks zijn met elkaar verbonden d.m.v. gasbuizen. Alle mest wordt in de bedrijfshal gelost en geladen. De cijfers Jaarlijkse hoeveelheid biomassa 36.000 ton (varkens-)mest en co-substraten per jaar Elektrisch vermogen 440 kWe Thermisch vermogen 600 kWth Totale elektriciteitsopbrengst Circa 3,5 miljoen kWh per jaar, dit komt overeen met elektriciteit voor 1.200 huishoudens Afmeting installatie Totaal 9.000 m2, waaronder 3x een 5 meter hoge vergistingstank van 800 m3 en een 5 meter hoge navergistingstank van 3.000 m3 en een bedrijfsgebouw van 1.100 m2 Totale bruto investering € 2.000.000 oftewel € 4.550 per kWe Terugverdientijd 8 jaar 57 Stankprobleem aangepakt met grootschalige vergistingsinstallatie Loon- en transportbedrijf Groot Zevert heeft samen met Evelop op creatieve wijze een bestaande mestverwerker in Beltrum omgebouwd tot mestvergister. Binnen anderhalf jaar na het eerste idee ging de installatie over van indampen tot vergisten. Niet alleen wordt zo op duurzame wijze elektriciteit en warmte opgewekt, tevens is de geurhinder weg. Omdat veel essentiële onderdelen uit de oude installatie zijn hergebruikt, konden de investeringskosten laag blijven. De ontwikkeling van het project 58 Loon- en transportbedrijf Groot Zevert was reeds sinds eind jaren negentig op zoek naar geschikte locaties om een vergistingsinstallatie te realiseren. Maar niet eerder bleken projecten haalbaar. Maar na de komst van de MEP-premies voor duurzame elektriciteit en vanwege de toenemende druk op de mestmarkt verkende Groot Zevert opnieuw de mogelijkheden. Toen een nabijgelegen mestverwerkingslocatie kon worden overgenomen, zocht Groot Zevert samenwerking met projectontwikkelaar Evelop uit Utrecht. Dit keer bleek het project wél economisch aantrekkelijk. Bovendien was de locatie gunstig voor vergunningverlening, omdat het bestemmingsplan van de locatie (gelegen tegen een stortplaats) al in overeenstemming was met de gewenste activiteit. “Dit project is een voorbeeld van hoe je snel tot resultaten kunt komen. Door gebruik te maken van de bestaande installatie en door het vergunningenproces slim in te steken draaide alles binnen anderhalf jaar.” Rick Wasser, Managing Director Evelop, mede-eigenaar van de installatie Tempo Samen met projectontwikkelaar Evelop werd in razendsnel tempo het projectontwikkelingstraject doorlopen. Groot Zevert bracht de kennis over de mestmarkt in en Evelop de kennis omtrent duurzame-energieproductie en projectontwikkeling. Een uitgebreide procedure voor een milieu-effectrapportage werd vermeden door te kiezen voor een vergistingsinstallatie met een doorzet van 36.000 ton (72.000 ton mest wordt onbehandeld op- en overgeslagen). Ook de financiering was snel rond, mede doordat Evelop en Groot Zevert een joint venture oprichtten die de installatie mede financiert en exploiteert. Het project is in twee fasen uitgevoerd. In de eerste, begin 2005 gerealiseerde, fase wordt er enkel varkensmest vergist. In een tweede fase zullen ook grondstoffen van de zogenaamde ‘positieve lijst’ worden bijgemengd. Deze gefaseerde aanpak maakte het mogelijk snel te kunnen draaien. “Na de eerste opstartproblemen ben ik nog maar één uur per dag op de installatie. Eventuele storingen worden automatisch gemeld op ons hoofdkantoor.” Arjan Prinsen, beheerder van de installatie Uitbreidingsplannen De installatie is sinds april 2005 operationeel met varkensmest als biomassa. Nog in 2005 zullen ook stoffen van de positieve lijst mee worden vergist, met name reststromen van de voedings- en genotmiddelenindustrie, zoals resten van aardappelverwerkers of alcoholproducerende bedrijven. Tevens bestaat de planning om twee extra vergistingstanks bij te plaatsen, om in totaal 70.000 ton biomassa per jaar te kunnen vergisten. Na bijplaatsing van een extra gasmotor in het bedrijfsgebouw zal het totale elektrisch vermogen dan zo’n 1.000 kW bedragen. Ruimte voor de extra silo’s en gasmotor was bij aanvang van het project al ingeruimd. “We hebben een goede keus gemaakt de zaken zo aan te pakken. Nu is het vooral belangrijk de aanvoerstromen goed in de gaten te houden.” Jan Groot Zevert, mede-eigenaar van de installatie Op dit moment hebben Evelop en Groot Zevert plannen om ook elders installaties volgens hetzelfde concept op te zetten. De eerste stappen zijn reeds gezet om de uit bedrijf genomen vergistingsinstallatie van de Scharlebelt nieuw leven in te blazen. 59 Meer informatie Evelop BV Dhr. R. Wasser ([email protected]) Postbus 8127 3503 RC Utrecht 030 - 2807837 De installatie 60 De varkensmest en de andere stoffen worden in mestwagens aangevoerd tot in de bedrijfshal. Ter vermijding van geuroverlast wordt de lucht uit de bedrijfshal afgezogen en gereinigd in een biologische wasser. Er zijn verschillende vooropslagtanks voor de mest en de co-substraten. Op deze manier kan het voedingspatroon van de vergister goed gestuurd worden. De vergistingstanks zijn standaard (zie ook pagina 84), de (verwarmde) na-vergister is wat groter uitgevoerd. Het biogas wordt opgevangen in een gasopslag boven in de vergister. In totaal is er ongeveer 1.000 m3 opslagcapaciteit voor biogas aanwezig boven de drie vergistingstanks en de na-vergister. De gasmotor met stroomgenerator, de zogenaamde ‘bio-wkk’, zet het biogas om in zo’n 3.500.000 kWh elektriciteit per jaar. Deze wordt verkocht als groene stroom. Met het gas in de buffer is het mogelijk om extra elektriciteit te produceren op momenten dat deze meer waard is, zoals midden op de dag. Het restproduct, uitgegiste mest, wordt opgeslagen in een gasdichte navergistingstank waar nog wat extra biogas vrijkomt. De uitgegiste mest bevat nog alle voedingsstoffen en mineralen en is vrijwel vrij van ziektekiemen en onkruidzaden. De uitgegiste mest is nagenoeg reukloos en bevat relatief veel minerale stikstof die goed door planten kan worden opgenomen. “De mestmarkt komt telkens meer onder druk te staan. We krijgen signalen uit de markt dat vergiste mest gemakkelijker af te zetten is dan onvergiste mest.” Arjan Prinsen, beheerder van de installatie De geproduceerde warmte wordt gedeeltelijk gebruikt om de vergister op temperatuur te houden. Een ander deel wordt gebruikt voor de hygiënisatie van de mest. Voorafgaand aan het vergistingsproces wordt de mest gedurende 1 uur op 70 °C gehouden, om zo ziektekiemen en onkruidzaden onschadelijk te maken. De hygiënisatie verhoogt de kwaliteit van het eindproduct, die daardoor ook op een mestmarkt onder druk goed verkoopbaar is. Beltrum ���� ����������� ����������� ������������ ����������� ����������� ��������� ���������� 61 �������� ���� ������������� ��������� ��� ������������ ����������������� ������������ ������ Mestvergistingsinstallatie 62 63 Vorige pagina: De kippenmest ligt klaar om de vergister ingevoerd te worden. Opslag van vergiste mest in het foliebassin. 64 Het bedieningspaneel van de gasmotor. De producenten van de biomassa. De cijfers Jaarlijkse hoeveelheid biomassa 15.000 ton mest+/- 12.000 ton varkensmest van eigen bedrijf+/- 3.000 ton kippenmest opgehaald uit omgevingenkele tientallen tonnen snijmaïs van eigen land Elektrisch vermogen 170 kWe Thermisch vermogen 253 kWth Totale elektriciteitsopbrengst maximaal 1,4 miljoen kWh per jaar, dit komt overeen met elektriciteit voor 467 huishoudens Afmeting installatie 6 meter hoge vergistingstank van 1.500 m3 met een diameter van 18 meter, een kleinere vooropslag van 600 m3 en een geluidsdichte container voor de gasmotor Totale bruto investering € 700.000 oftewel € 4.895 per kWe Terugverdientijd 6 jaar 65 Biomassa meest aantrekkelijke duurzame energiebron voor varkensbedrijf De gebroeders Oude Lenferink hebben met hun zeugenfok- en vleesvarkensbedrijf één van de grotere varkenshouderijen in de regio Twente. Sinds 2003 bezitten zij tevens een van de grootste commerciële biogasinstallaties in Nederland. De installatie vormt een belangrijke nevenbron van inkomsten, aangezien de stroom tegen betaling het elektriciteitsnet opgaat en de restwarmte ingezet wordt voor verwarming van de stallen. Als de installatie voorspoedig blijft draaien, kan binnenkort zelfs warmte geleverd worden aan de eigen woning. De ontwikkeling van het project Gerard Oude Lenferink wilde een nuttige toepassing vinden voor het gas dat voortdurend bij de stallen vrijkwam. Een consultant die op zijn verzoek een duurzame energiescan uitvoerde, bevestigde dat dit biogas zeker nuttig benut zou kunnen worden. Het gebruik van biomassa was ook aantrekkelijker dan een windturbine of zonnepanelen. 66 Toen de beslissing was gevallen voor de bouw van een mestvergister met een warmtekrachtinstallatie, moest eerst nog worden onderzocht hoe een dergelijke installatie het beste gebouwd kon worden. In Nederland bleek weinig kennis en ervaring te zijn, dus weken de broers uit naar Duitsland, waar veel ervaring met vergisting bestaat. De bezoeken aan Duitse biovergisters wekten vertrouwen in de techniek en de keuze viel op een Duitse technologieleverancier. “Het idee om methaangas te gaan gebruiken ontstond toen ik bij de stallen voortdurend een damp omhoog zag gaan. Dat vond ik zonde en ik ben me toen gaan oriënteren op de mogelijkheden om dat gas te gaan gebruiken.” Gerard Oude Lenferink, mede-eigenaar installatie Vervolgens gingen de broers het traject van vergunningaanvraag en financiering in. De subsidieaanvraag (binnen het DEN-programma van SenterNovem), met ondersteuning van een consultant, verliep soepel, al waren er wel veel voorwaarden waar aan voldaan moest worden. De gebroeders dienden zelf de vergunningaanvraag voor de Wet Milieubeheer en de bouwvergunning bij de gemeente in. Daaraan hielden zij erg goede contacten met het bevoegd gezag over. Speciale zorg ging naar de elektriciteitskabel voor het leveren van elektriciteit aan het net. Daarmee was een investering gemoeid van ruim € 40.000. Ook moest er een buffervat met 10.000 liter warm water worden aangelegd, voor het geval de gasmotor van de wkk stagneert. De bouw van de installatie startte in 2003, het volautomatisch vullen van de silo, acht keer per dag, begon medio 2004. In het eerste bedrijfsjaar waren er enkele problemen met het afstellen van het hele proces, maar de leverancier en de consultant konden de broers hierbij hulp bieden. “Als ik het nog een keer zou doen, dan zou ik sneller opstarten met de wkk-installatie. Hier zijn we te voorzichtig in geweest, waardoor we veel tijd hebben verloren in het optimaliseren. Je moet het spelletje leren spelen om de wkk steeds beter te laten draaien. Nu hebben we het goed in de vingers.” Gerard Oude Lenferink, mede-eigenaar installatie Nu draait de installatie 24 uur per dag en volledig naar wens. Behalve het regelmatig vullen van de bak met kippenmest, draait het proces volautomatisch: een lange mestmixer houdt de mest in beweging en een computer regelt de aan- en afvoer van de mest. De wkk draait nu op 60% van zijn capaciteit. Door een steeds betere inrichting van het proces zal de wkk spoedig kunnen worden opgevoerd naar 100% capaciteit. Dubbele winst Al in het eerste jaar hebben de gebroeders Oude Lenferink ondervonden dat zij nu een stuk gemakkelijker van hun mest afkomen dan voorheen. Zij verwachten dat dit in de toekomst nog gunstiger wordt. Het vergisten zorgt ervoor dat de mest geurloos wordt en een hogere kwaliteit heeft dan de oorspronkelijke mest. De stikstof in de vergiste mest kan namelijk gemakkelijker opgenomen worden door de plant. Bovendien heeft het proces een gunstige invloed op de homogeniteit van de mest, waardoor bemesting beter af te stemmen is op de behoefte van het gewas. Tegelijkertijd worden nu ook stroom en warmte uit de mest gewonnen. De installatie levert standaard 143 kW elektriciteit en 213 kW warmte. In eerste instantie wordt de warmte gebruikt om het vergistingsproces te verwarmen. De rest kan ingezet worden voor verwarming van de stallen en wellicht in later stadium ook de woning. Nu wordt nog geregeld restwarmte naar de noodkoeler geleid. Om de warmte ook in de woning te gebruiken, moet nog wel een warmteleiding aangelegd worden van ruim € 25.000. De stroom wordt eerst in het eigen proces gebruikt om de rest tegen vaste prijs op basis van een jaarcontract als groene stroom aan de energieleverancier te verkopen. De teruglevering van stroom aan het net is circa 900.000 kWh per jaar. Nu de energieprijs zo hoog is, verdienen de gebroeders Oude Lenferink hun investering binnen zes jaar terug. 67 De toekomst De belangstelling voor de installatie is groot. Vooral de snelle terugverdientijd vanwege de hoge energieprijzen spreekt aan. De gebroeders overwegen nu een additionele investering om de restwarmtelevering uit te breiden naar de privéwoning op de locatie. “Dankzij hoge energieprijzen verdienen we de installatie zeker terug in 6 jaar, terwijl de installatie wel 15 jaar mee kan gaan.” Gerard Oude Lenferink, mede-eigenaar installatie Tegelijkertijd verbeteren zij hun positie in de markt als mestleverancier. Akkerbouwers uit de omgeving die het afgelopen jaar de mest hebben afgenomen reageerden allen positief op de verbeterde kwaliteit. Hierdoor ontstaat een hogere vraag waardoor prijzen gunstiger worden en er kan wellicht ook mest in Duitsland afgezet worden. 68 Meer informatie Gebr. Oude Lenferink Oldenzaalseweg 136 7666 LH Fleringen Tel: 0541 - 670665 De installatie Jaarlijks produceert de varkenshouderij van de gebroeders Oude Lenferink ongeveer 12.000 ton varkensmest. Alle mest wordt gebruikt in de vergister. In de vooropslag van 600 m3 wordt de mest gemengd met kippenmest van naburige bedrijven. De kippenmest levert een hogere biogasproductie. Ook wordt snijmaïs uit eigen veld in de vergister gebracht. Snijmaïs staat op de ‘positieve lijst’ van stoffen voor co-vergisting en draagt ook bij aan een hogere biogasproductie. Daarna verblijft het mengsel gemiddeld 35 tot 40 dagen in de vergister van 1.500 m3 onder ‘mesofiele’ omstandigheden, dus bij een temperatuur van 35°C. Het geproduceerde biogas wordt opgevangen in een gaszak van 410 m3 die het dak van de vergister vormt en gaat daarna de warmtekrachtinstallatie in voor de productie van stroom en warmte. Om mogelijke stagnatie van de warmtevoorziening vanuit de wkk te kunnen opvangen is er een buffervat geplaatst voor 10.000 liter warm water. Fleringen ���� �������� ���������� ���� ������������� ���������� ���������� ����������� �������� ���� ��������� ����������� ��������� ��������� ������ ��������������� ������ �������� ������������ ����������������� ������������ De warmte wordt gebruikt voor het proces en voor de stallen op locatie (2 fokvarkensstallen en 1 vleesvarkensstal). De rest wordt weggekoeld met een noodkoeler. Uiteindelijk komt ook de privéwoning voor verwarming door de wkk in aanmerking, waardoor noodkoeling bijna geheel achterwege kan blijven. De stroom gaat voor een klein deel het proces in, het merendeel wordt per vastgestelde prijs verkocht aan de energieleverancier. Ongeveer 900.000 kWh per jaar wordt op deze manier aan het net geleverd, wat overeenkomt met het elektriciteitsverbruik van ongeveer 300 huishoudens. De afgewerkte mest die uit de vergister komt gaat een afgedekt foliebassin in, in afwachting van toepassing in de akkerbouw in de omgeving. 69 Mestvergistingsinstallatie 70 71 Vorige pagina: Ook boven het foliebassin (links) wordt biogas opgevangen. De biomassa bestaat uit gras, uien en mest. 72 De bio-ethanolinstallatie gebruikt restprodukten van de akkerbouw. De gasmotor zet biogas om in elektriciteit. De cijfers Jaarlijkse hoeveelheid biomassa Rond 15.000 ton mest en co-vergistingsmateriaal Elektrisch vermogen 980 kWe Thermisch vermogen 1,7 MWth Totale elektriciteitsopbrengst 3-4 miljoen kWh per jaar, dit komt overeen met elektriciteit voor zo’n 1.000-1.300 huishoudens Afmeting installatie Rechthoekige 5 meter hoge vooropslag van 200 m3, een 6 meter hoge vergistingssilo van 2.500 m3 met een diameter van 23 meter; en een foliebassin (3.500 m3) van 40 bij 40 meter, 2 meter hoog, met een gasbuffer 4 gasmotoren in geluidsdichte containers Totale bruto investering € 1,6 miljoen voor de gehele mestvergisting inclusief 3 gasmotoren en 1 reserve gasmotor, dus € 1.633 per kWe Terugverdientijd gemiddeld 6 jaar 73 Akkerbouwbedrijf blijft groeien als bioenergieproducent In het Drentse Zuidvelde hebben de gebroeders Bosma hun akkerbouwbedrijf in 2002 uitgebreid met een vergistingsinstallatie. Sindsdien produceren zij groene stroom en warmte uit onder andere mest. Dit proces levert zo veel gas op, dat zij inmiddels hebben uitgebreid van één naar vier gasmotoren. Nu wordt ook akkerbouwafval zoals maïs en gras toegevoegd om de biogasproductie te verhogen. En daar houdt de groei niet op. Ook is een bio-ethanolinstallatie in aanbouw die 10.000 liter per dag kan produceren. “Op dit moment moeten we bijna al onze warmte wegkoelen omdat we er geen toepassing voor hebben. Deze warmte kan prima gebruikt worden voor de productie van bio-ethanol.” Henk Bosma, mede-eigenaar installatie 74 De ontwikkeling van het project De gebroeders Bosma telen op hun ruim 350 ha groot akkerbouwland aardappels, graan, maïs en bieten. In 2002 zijn de broers begonnen met het vergisten van aangevoerde varkens- en kippenmest voor de productie van groene stroom. Deze stroom wordt gebruikt voor de koelcellen van de aardappels op het bedrijfsterrein. Een ander voordeel van het vergistingsproces is dat de mest die overblijft van aanzienlijk hogere kwaliteit is dan de mest die erin gaat. “Het mooiste van de vergistingsinstallatie is toch wel dat de mest er zo veel beter van wordt. Dat levert echt een voordeel op voor een akkerbouwbedrijf.” Henk Bosma, mede-eigenaar installatie De gebroeders hebben zelf veel werk verzet om deze grote investering te laten renderen. De subsidie- en vergunningaanvraag hebben zij bijvoorbeeld zelf gedaan. Die aanvragen verliepen soepel, evenals de contacten met de leverancier van de technologie. Het onderhoud aan de installatie, gemiddeld een paar uur per dag, doen ze ook zelf. Uiteindelijk kostte het vergistingsproject, inclusief alle gasmotoren en de aanleg van een elektriciteitskabel naar het net, een investering van ruim 1,5 miljoen euro. Dankzij de MEP-vergoeding en een contract van 2 jaar voor teruglevering van de de overtollige stroom aan de het energiebedrijf is deze investering toch in ongeveer 6 jaar terug te verdienen. Bovendien nam met het installeren van elke gasmotor de kennis en ervaring toe, waardoor het proces steeds efficiënter ging verlopen. Capaciteituitbreiding In 2002 startte het bedrijf met een kleine gasmotor van 85 kWe, om het geproduceerde biogas om te zetten in stroom en warmte. Al gauw bleek de productie van biogas zo voorspoedig te lopen dat een tweede motor nodig was. Die productie nam nog verder toe doordat niet alleen mest, maar ook covergistingsproducten zoals maïs en gras van eigen land werden vergist. Met de extra productie van 75 m3 per uur biogas uit het foliebassin bleek zelfs de tweede gasmotor niet voldoende extra capaciteit te bezitten om alle biogas te kunnen verwerken. Inmiddels is een derde gasmotor toegevoegd, plus een reservemotor die ervoor zorgt dat de gasmotoren niet op hun maximale vermogen hoeven te draaien. Afhankelijk van het aanbod van beschikbare mest en covergistingsproducten levert de installatie 3 tot 4 miljoen kWh per jaar, waarvan slechts 5 procent voor eigen gebruik nodig is. De overige 95 procent wordt aan het net geleverd als groene stroom. 75 De toekomst De warmte die in de gasmotoren vrijkomt wordt momenteel voor een klein deel benut in het vergistingsproces, het merendeel wordt weggekoeld. De gebroeders zagen dat als verspilling en zijn begonnen met de bouw van een zogenaamde bio-ethanolinstallatie. Deze gebruikt de warmte om uit restproducten van de akkerbouw, zoals ‘bietenpuntjes’ of maïs, bio-ethanol te produceren. De bioethanol zal als groene transportbrandstof ingezet kunnen worden in auto’s. De installatie is overgenomen van een Duits bedrijf en wordt nu aangepast en opnieuw gebouwd op de locatie in Zuidvelde. De nieuwe installatie zal naar verwachting in 2006 gereed zijn voor gebruik en kan, afhankelijk van het beschikbare aanbod van restproducten, tot 10.000 liter bio-ethanol per dag produceren. Ook hiermee is een grote investering mee gemoeid, van zeker 2 miljoen euro. Een vrijstelling van brandstofaccijns zal ervoor zorgen dat de productie van bio-ethanol rendabel wordt. “Met de accijnsvrijstelling op bio-ethanol kunnen we de installatie in ongeveer 6 jaar terugverdienen. Zonder accijnsvrijstelling zou dat wel 12 tot 13 jaar kunnen zijn.” Henk Bosma, mede-eigenaar installatie Meer informatie Henk Bosma Peesterweg 8 9335 TD Zuidvelde 76 De installatie Het vergistingsproces van deze installatie is vergelijkbaar met dat van de installatie in Fleringen (zie pagina 84 voor een uitgebreidere beschrijving van deze installatie). De producten komen samen in een kleine rechthoekige vooropslag van ongeveer 200 m3 om vervolgens gepompt te worden naar de grote vergistingssilo van ruim 2.500 m3. Daar verblijft het ongeveer 30 tot 40 dagen bij een temperatuur van 35°C. Het vrijkomende biogas gaat de gasmotor in. De vergiste mest wordt naar een foliebassin gebracht van ruim 3500 m3 met een gasbuffer. Hier wordt ook nog biogas gewonnen, dat eveneens naar de gasmotoren wordt geleid. Het digestaat dat na een paar maanden in deze na-opslag overblijft, is uitgegiste mest van betere kwaliteit dan de oorspronkelijk mest. Deze mest wordt uitgereden over het akkerland. Zuidvelde ���� ���� ������������� ����������� ����������� ��������� ������������ �������� ���� ��������� 77 ����������� ������ ������������ ���������� ���������� ������������ ����������������� ������������ ����������� ����������� Mestvergistingsinstallatie 78 79 Vorige pagina: Tussen de twee silo’s. Kippenmest wodt in de sleufsilo opgeslagen. 80 De co-substraten worden via de drogestof-invoer toegevoegd aan de vergister. De warme gasbuizen van de gasmotor zijn geïsoleerd. De cijfers Jaarlijkse hoeveelheid biomassa 4.500 ton rundermest 800 ton maïs 550 ton vaste kippenmest 100 ton voederresten Elektrisch vermogen 190 kWe Thermisch vermogen 283 kWth Totale elektriciteitsopbrengst maximaal 1,6 miljoen kWh per jaar, dit komt overeen met elektriciteit voor 530 huishoudens Afmeting installatie 4 meter hoge (en 1 meter ingegraven) vergistingstank van 800 m3 met een diameter van 15 meter, een mest mengput van 20 m3, een 4 meter hoge (en 2 meter ingegraven) na-opslag van 3.500 m3 met een diameter van 27 meter, een sleufsilo voor maïs en kippenmest van 400 m2 en een geluidsdichte container voor de gasmotor Totale bruto investering € 750.000, oftewel € 3.950 per kWe Terugverdientijd 6-7 jaar 81 Melkkoe met dubbele betekenis: energie uit mest Vader en zoon Zijlstra hebben hun ondernemingsgeest vertaald in een gloednieuwe vergistingsinstallatie. Al binnen negen maanden na de eerste prille plannen werkten de melkmachines op elektriciteit uit eigen mest. Het project trekt een bijna niet te stoppen stroom van geïnteresseerden . “Om 4 uur ’s ochtends gaat de gasmotor aan. Dan melken we onze koeien met zelf opgewekte elektriciteit.” Zijlstra jr., eigenaar en beheerder van de installatie De ontwikkeling van het project 82 Om met twee man economisch rendabel te kunnen blijven werken zocht de familie Zijlstra naar uitbreidingsmogelijkheden voor het eigen bedrijf. Eerder waren vader en zoon om dezelfde redenen begonnen met een fokkerij voor melkkoeien. Nu waren er twee opties om meer inkomen te genereren: uitbreiding naar een groter aantal melkkoeien of het het opzetten van een vergistingsinstallatie. Windturbines, een andere optie, mochten van de provincie Friesland in de omgeving niet meer worden gebouwd. De Zijlstra’s hoorden voor het eerst van de mogelijkheden van mestvergisting tijdens een voorlichtingsbijeenkomst van de Nederlandse Land- en Tuinbouworganisatie NLTO. Direct werd een haalbaarheidsstudie op touw gezet. Toen bleek dat het project economisch rendabel zou zijn, ging de familie Zijlstra over tot actie, met financiering uit eigen kapitaal. Het vergunningenproces werd snel doorlopen, mede doordat kon worden aangesloten bij de reeds voorbereide vergunningaanvraag voor een nieuwe stal. Een bezoek van gemeenteambtenaren aan Duitse vergisters zorgde voor een enthousiaste houding bij de vergunningverlener. De bouw en opstart van de installatie duurden in totaal een half jaar. Op 1 januari 2005, negen maanden na de voorlichtingsbijeen komst, is de installatie officieel in gebruik genomen. “Het opstarten in de winter zorgde ervoor dat het vergistingsproces maar langzaam op temperatuur kwam. De zomer zou een betere opstartperiode zijn. Maar nu draait de installatie volgens verwachting.” Karin Reinders, HoSt (mede-ontwikkelaar) “Ik ben ongeveer twee uur per dag bezig met de installatie, inclusief administratie. Natuurlijk rekenen we de kosten voor deze arbeid gewoon mee in de terugverdientijd.” Zijlstra jr., eigenaar en beheerder van de installatie Co-vergisting Rundermest bevat maar een geringe hoeveelheid organische stof waaruit biogas kan worden gewonnen. In de vergister in Hallum zetten bacteriën 1 m3 mest om in circa 25 m3 biogas. Door aan de mest energierijke reststromen toe te voegen (co-vergisting) stijgt de biogasproductie aanzienlijk. In de vergistingsinstallatie worden vaste kippenmest, maïs en voederresten toegevoegd, via een aparte vaste stof invoer. De kippenmest wordt door een naburig bemestingsbedrijf aangevoerd. Maïs wordt geteeld op eigen land en op speciaal ingehuurde percelen. De kippenmest en de maïs worden voor vergisting opgeslagen in een speciaal aangelegde sleufsilo. Af en toe zijn er ook uien beschikbaar. Maar dit is relatief vochtig en levert dus weinig biogas op. Er zijn ook proeven gedaan met bietenstaartjes, maar dat bleek commercieel niet aantrekkelijk. Nu is de familie Zijlstra zelf lupine aan het verbouwen om op proef mee te vergisten. “Een vergistingsinstallatie is net een koe. Hij moet goed gevoed worden om een goede opbrengst te hebben. Wij kunnen dat erg goed met onze koeien en het voeren van de vergister gaat ons dan ook prima af.” Zijlstra jr., eigenaar en beheerder van de installatie Positieve lijst co-vergisting In Nederland was het lange tijd lastig om energierijke materialen toe te voegen aan mest in een vergistingsinstallatie. Een mengsel van dierlijke mest en andere materialen mocht namelijk niet op landbouwgrond gebruikt worden zonder speciale toestemming, die enkel via complexe routes te verkrijgen was. In 2004 is de regelgeving gewijzigd en heeft LNV een zogenaamde ‘positieve lijst’ opgesteld. Op deze lijst staan producten als maïs, natuurgras en bietenpuntjes. Deze mogen zonder aparte toestemming gemengd worden met mest. Deze aanpassing in de regelgeving heeft veel initiatieven voor vergisting nieuw leven ingeblazen. 83 De toekomst Het concept van de installatie trekt veel belangstelling, niet op de laatste plaats omdat het project binnen zo korte tijd is gerealiseerd. Gezien het grote bezoekersaantal van enkele honderden belangstellenden lijkt het niet onwaarschijnlijk dat deze installatie navolging krijgt. Meer informatie HoSt BV Postbus 920 7550 AX Hengelo 074 - 2401807 De installatie 84 De verse rundermest wordt in de vergister gepompt. Via een container worden ook vaste kippenmest, maïs en voederresten in de vergister ingevoerd. De vergistingstank zelf is een standaard mestopslagsilo, maar dan voorzien van isolatie met coating, een verwarmingssysteem en een gaszak voor gasopslag. Het verwarmingssysteem zorgt ervoor dat het natuurlijke vergistingsproces plaats kan vinden bij een temperatuur van rond de 38 °C. Bacteriën in de vergister zetten de organische stoffen om in biogas, een gas met methaan als hoofdbestanddeel. Een verblijftijd van ongeveer een maand zorgt voor een stabiel vergistingsproces en een constante biogasproductie. Het biogas wordt opgevangen in een gasopslag bovenin de vergister. Het biogas is niet geheel zuiver methaan, het bevat ook koolstofdioxide en een kleine hoeveelheid zwavelwaterstof. Het voor de gasmotor schadelijke zwavelwaterstofgas kan eenvoudig door bacteriën worden afgebroken door aan de gasopslag een beetje buitenlucht toe te voegen. Vanuit de gasopslag stroomt het schone biogas naar de biogasmotor. De gasmotor met stroomgenerator, de zogenaamde ‘bio-wkk’, levert jaarlijks 1.300.000 kWh elektriciteit, die deels voor de melkinstallatie wordt gebruikt en ook verkocht wordt als groene stroom. Een deel van de geproduceerde warmte wordt gebruikt om de vergister op temperatuur te houden. Het resterende deel wordt ingezet voor verwarming van het woonhuis, wat jaarlijks zo’n 3.000 m3 aardgas bespaart. Het restproduct, de uitgegiste mest, wordt opgeslagen in een gasdichte na-opslag. Hier wordt nog een beetje extra biogas gewonnen. De uitgegiste mest bevat nog alle voedingsstoffen en mineralen en is nagenoeg vrij van ziektekiemen en onkruidzaden. De uitgegiste mest is vrijwel reukloos en bevat relatief meer minerale stikstof, die daardoor beter door planten kan worden opgenomen. Zijlstra jr. verwacht door toepassing van de vergiste mest op zijn eigen land in de toekomst geen kunstmest meer te hoeven gebruiken Hallum ���������� ������������ �� ����������� �������� ���� ���������� �������� ��������� ����������������� ���������������� �������������� ������ 85 ������ ������ ��������������� ��������������� ������������ ����������������� ������������ �������� GFT Vergister 86 87 Vorige pagina: Een inzamelvoertuig leegt de GFT in de ontvangsthal. Een kijkje in twee open reactoren. 88 Schone GFT-compost. Boven de reactoren wordt het biogas afgevoerd. De cijfers Jaarlijkse hoeveelheid biomassa 35.000 ton gescheiden GFT afval met een uitbreiding naar 85.000 ton GFT-afval. Gemiddeld 3 vrachtwagens per werkdag Biogasopbrengst per ton GFT 90 m3 biogas Elektrisch vermogen 650 kWe Thermisch vermogen 11.600 GJ Warmte wordt gebruikt voor proces en verwarming van kantoor. Totale elektriciteitsopbrengst 2.070.000 kWh per jaar, dit komt overeen met elektriciteit voor 700 huishoudens Afmeting installatie 4.000 m2, waarvan 14 reactoren van 6x6x20m ontvangsthal, weegbrug en kantoor Totale bruto investering 9.000.000 € voor dit pilot project. Voor een tweede installatie: 4.000.000 €, oftewel 6.000 € per kWe Terugverdientijd Circa 10 jaar, afhankelijk van de inname opbrengst van het GFT-afval 89 GFT-afval: van biobak naar stopcontact In Lelystad staat de enige werkzame groente-, fruit- en tuinafval (GFT) vergister die Nederland rijk is. De installatie is sinds 1996 operationeel en levert naast GFT-compost ook energie. Het bedrijf blijft zich ontwikkelen. Zo kan de compost nu verrijkt worden met biostimulatoren met ziektewerende eigenschappen die de compost toegevoegde waarde geven en de afzet naar tuinders bevordert. 90 Een kleine 1.500 kton GFT wordt jaarlijks in Nederland ingezameld om te worden verwerkt tot compost. Slechts een fractie hiervan, 35 kton wordt tot GFT-compost en elektriciteit verwerkt in Lelystad. Het proces vindt plaats met een minimale belasting voor het milieu. Er zijn twee typen GFT-vergistingsprocessen te onderscheiden, namelijk het continue proces met constante toevoer van GFT in de vergistingstank en het batch-proces waarbij de vergistingtanks telkens in één keer worden gevuld of geleegd. In Lelystad staat een batch vergister. Deze vergister maakt gebruik van het Biocel proces, dat zeer eenvoudig is. Er is vrijwel geen voorbewerking van het GFT-afval nodig en de nabewerking bestaat uit nacomposteren en zeven. Als nabewerking kan ook gekozen worden voor droging met restwarmte van de WKK. Het proces behoeft dan slechts een relatief eenvoudige scheidingsstap als nabewerking. De ontwikkeling van het project In 1994 werd in Nederland gescheiden inzameling van GFT-afval ingevoerd, ondanks dat er nog weinig ervaring op het gebied van GFT verwerking was. Een groep van gemeenten in Flevoland besloot niet af te wachten en schreven in 1992 een tender uit voor het verwerken van hun GFT-afval. Orgaworld (destijds nog onder een andere naam) was succesvol met hun Biocel vergistingsproces dat milieutechnische en economische voordelen bood ten opzichte van GFT compostering. Al sinds 1985 vond op de Universiteit Wageningen laboratorium onderzoek naar droge vergisting plaats en men kon nu overgaan tot het testen op pilot schaal. De grootte van de toenmalige pilotreactor van bruto 720 m3 wordt nog steeds gebruikt, maar in plaats van één zijn het er 14 geworden. Dit heeft bijgedragen aan het verkleinen van het opschalingsrisico. De wijze van betrokkenheid bij het project is van grote betekenis voor het welslagen van de ontwikkeling van een nieuwe technologie. In dit geval was Biocel de ontwikkelaar en bouwer van de technologie en ook degene die met de betreffende technologie over een periode van 20 jaar GFT vergist. ‘Wij konden de Zwarte Piet niet bij een ander neerleggen, mocht de installatie niet naar behoren functioneren.’ Dhr Elsinga, oud-medewerker Orgaworld Het is bekend dat de ontwikkeling van een nieuwe technologie altijd gepaard gaat met onvoorziene problemen. Omdat de ontwikkelaar/leverancier ook de eigenaar/gebruiker is van de technologie ontstaat geen zwartepietenspel. De ontwikkelaar/ leverancier lost eenvoudig de problemen op waar hij zelf verantwoordelijk voor is en waar hij zelf de gevolgen voor draagt. Bij turn-key leveranties ontstaat vaak een patstelling (arbitrage), waarbij de ontwikkelaar/leverancier er geen geld meer in wil steken. De gebruiker heeft vaak niet de kennis om zelf de problemen op te lossen. En als hij wel gaat sleutelen aan de technologie van de leverancier kan dat zijn juridische positie in de arbitrage verzwakken. De keuze van de locatie heeft veel voeten in aarde gehad. Men wilde de transportafstand van de aanvoer van het GFT minimaal houden en was daardoor aangewezen op Lelystad. Het heeft veel moeite gekost om de GFT vergistingsinstallatie binnen het bestemmingsplan te laten vallen. De GFT-installatie heeft zo’n 9.000.000 Euro gekost en is gefinancierd met subsidie van Novem, VROM en Senter. De toekomst De afzet van het vergiste product is in de loop van de tijd verder verbeterd. Het wordt momenteel bij boeren en tuinders afgezet. Er is in Nederland een toenemende behoefte aan organische stof. Het gehalte aan stabiele organische stof in de Nederlandse bodem loopt sterk terug. Verder heeft Orgaworld een patent op het mengen van GFT-compost met hoge concentraties plantversterkende organismen. Deze zogenaamde biostimulatoren bevorderen het microbiologisch leven in de grond en kunnen het ontstaan van plantenziektes belemmeren. Continue vergisting: De Spinder, Tilburg In Nederland werd sinds 1994 continue vergisting van GFT-afval toegepast in Tilburg bij het Samenwerkingsverband Midden Brabant (SMB) met een installatie van het Franse Steinmüller Valorga. Het toegepaste proces bestaat uit voorsortering (inclusief ontijzering), verkleining, weging, menging met vergist materiaal en proceswater, vergisting, ontwatering en nacompostering. Het biogas werd gezuiverd tot aardgaskwaliteit in de stortgasopwerkingsinstallatie van SMB. De installatie kende veel aanloopproblemen en is uiteindelijk in 2002 buiten gebruik gesteld. Enkele knelpunten waren de zeer hoge kosten voor onderhoud en het niet kunnen afzetten van het eindproduct. Het aanwezige zand uit het GFT-afval veroorzaakt snelle slijtage aan de schroefpersen, verstoppingen in de leidingen en overbelasting van de afvalwatercentrifuge (Evaluatierapport SMB). 91 “Technisch gezien was de uitbreiding geen enkel probleem. Wat betreft vergunningen heeft het wel wat voeten in aarde gehad”. Dhr. Raedts, Orgaworld De toekomst ziet er rooskleurig uit voor het Biocel proces. Er is inmiddels een vergunning voor uitbreiding naar 85.000 ton per jaar. Deze uitbreiding wordt nu gefaseerd gerealiseerd. Ook heeft het Biocel proces mogelijkheden in de rest van Europa, daar aangescherpte Europese wetgeving het aantal stortplaatsen zal doen afnemen. Hiernaast is de toenemende aandacht voor bestrijding van dierziekten een kans. Het batch proces creëert in het begin van het vergistingsproces hoge concentraties aan natuurlijke zuren waardoor ziekteverwekkers worden gedood. Nacomposteren of drogen zorgt voor extra zekerheid. Meer informatie 92 Orgaworld dhr. Raedts Loopkantstraat 39, Uden 041 - 3333500 De installatie De batch vergisting installatie in Lelystad heeft een piek-verwerkingscapaciteit van zo’n 55.000 ton gescheiden GFT-afval per jaar. Vanwege seizoensfluctuaties is dit gemiddeld zo’n 35.000 ton per jaar. Het GFT-afval wordt met inzamelvoertuigen of in containers van 20 tot 30 ton opgehaald, die worden geleegd op de stortvloer in de ontvangsthal. Vanuit de hal wordt het GFT-afval batchgewijs met behulp van een shovel in 14 anaërobe reactoren van bruto 720 kuub (6x6x20 meter) gestort. Daar wordt het GFT-afval anaëroob (zonder aanwezigheid van zuurstof) vergist door micro organismen (voornamelijk bacteriën en gisten). Hierbij ontstaat biogas, een gasmengsel dat bij dit proces voor 55% bestaat uit methaan (CH4, het hoofdbestanddeel van aardgas) en voor 45% uit kooldioxide (CO2). Elke reactor bevindt zich in een ander stadium van het vergistingsproces. Het proces wordt op gang gebracht door entmateriaal uit een voorgaande vergistingsronde. Het GFT verblijft 17 tot 21 dagen met lichte onderdruk in de reactor, op een temperatuur van 35 tot 40 graden Celsius. Warm percolaatwater wordt over het GFT-afval gesproeid. Lelystad ��������������� ��� ������������ ��������� ������������ ������� ��������� ������ ���� �������������� ����������� �������� ������� ��������� ������������� ������� ������������ ������ �������������� In het begin van het vergistingsproces is de productie van methaan hoog, maar dit neemt na verloop van tijd af. Doordat de verschillende reactoren zich in een ander stadium bevinden kan de biogasproductie constant worden gehouden. De reactoren worden voor het openen gespoeld met de verbrandingsgassen (CO2) afkomstig van de gasmotor. Dit wordt gedaan om het methaan te verwijderen waardoor een veilige werkwijze zonder explosiegevaar ontstaat. Het geproduceerde biogas wordt in twee gasmotoren omgezet in warmte en elektriciteit. De geproduceerde warmte wordt gebruikt om het percolaatwater op temperatuur te brengen en tevens voor de verwarming van de gebouwen. Dit percolaatwater loopt via roosters in de vloer naar de kelder waar het via een ringleiding wordt gecirculeerd. Een deel van het water gaat weer terug als percolaat en wordt verwarmd in een warmtewisselaar, een deel gaat naar de waterzuivering. De nabewerking van het vergiste product bestaat uit nacompostering gedurende 2 weken op de composteerinrichting in Lelystad. Orgaworld is bezig de compostering op het terrein van de vergister zelf te laten plaatsvinden. De compost wordt vervolgens nagescheiden tot een schone GFT-compost en een klein percentage restafval (plastics e.d.). 93 Vergisting ONF 94 95 Vorige pagina: Een blik in één van de vergistingstanks. De vergistingstanks hebben een hoogte van 22 meter. 96 Huisvuil bevat een aanzienlijk deel organisch materiaal. Het huisvuil wordt stap voor stap gescheiden in bruikbare fracties. De cijfers Jaarlijkse hoeveelheid biomassa 92 kton ONF per jaar Elektrisch vermogen 4 x 630 kW (2,5 MWe) Thermisch vermogen 3,6 MWth totaal Totale elektriciteitsopbrengst 14,3 miljoen kWh per jaar; dit komt overeen met elektriciteit voor 4.800 huishoudens Afmeting installatie 4 mengtanks van ieder 200 m3, hoogte van 5 meter en een diameter van 3,5 meter die gekoppeld zijn aan 4 vergistingstanks van elk 2.750 m3, hoogte 22 meter (inclusief gasopslag) en een doorsnee van 15 meter 4 gasmotoren in geluidsdichte containers Totale bruto investering € 19.700.000 (exclusief de geleaste wkk installatie) oftewel € 7.880 per kWe Terugverdientijd ± 10 jaar 97 Nieuwe verwerking organische natte fractie in afval levert groene stroom Vagron, een afvalverwerkingsbedrijf in Groningen, haalt jaarlijks ruim 168 kton huishoudelijk afval op in de gehele regio en scheidt dit in bruikbare stromen. Door nieuwe wetgeving moest Vagron een andere oplossing vinden voor het verwerken van de organische natte fractie (ONF) in het afval, anders dan composteren. Vagron durfde de bouw van een grote vergistingsinstallatie aan, voor de opwekking van groene stroom en warmte uit ONF. “Vagron is de eerste in Europa die op deze manier de organische natte fractie van afval wilde vergisten. Na wat opstartproblemen draait het proces nu voortreffelijk en hebben we veel ervaring opgedaan.” Harrie Meijering, directeur Vagron De ontwikkeling van het project 98 Sinds het inwerking treden van het Besluit Overige Organische Meststoffen (BOOM) in 1991 mag de Organische Natte Fractie (ONF) in huisvuil niet meer gecomposteerd worden. Vagron ging op zoek naar een nieuwe verwerkingsmethode en kwam uiteindelijk uit bij vergisting, aangezien verbranding en storten financieel niet aantrekkelijk bleken te zijn. Vergisten was een grote stap voor Vagron, aangezien er op dat moment nog bijna nergens ervaring was opgedaan met het vergisten van ONF. Vagron, gesteund door een extern bureau, vroeg in 1997 de nodige vergunningen aan en startte met de benodigde milieueffectrapportage. Ook vroeg het bedrijf subsidies aan, maar behalve subsidie voor de infrastructuur werden de aanvragen niet gehonoreerd. Niettemin kon in 1998 de bouw van de vier vergistingstanks worden gestart. In 2000 opende de koningin de installatie officieel. In eerste instantie was gekozen voor directe vergisting van de ONF. Het inerte materiaal – waaronder zand - dat in de ONF aanwezig was, verstoorde echter het proces. Het besluit om een wasinstallatie te bouwen om deze materialen eruit te wassen betekende een forse verbetering van het vergistingsproces. Voor de wasinstallatie en de vergister zijn verschillende technologieleveranciers in de arm genomen. De totale investeringskosten voor het neerzetten van de vergistertanks en wasinstallatie kwamen uit op ruim 19 miljoen euro. De omzetting van het biogas naar elektriciteit en warmte werd volledig uitbesteed aan Essent, waarmee de investeringskosten voor gasmotoren en de aansluiting met het net bij de energieleverancier lagen. Sinds 2004 draait de vergistings- en wkk-installatie 24 uur per dag en volautomatisch. De wasinstallatie vergt 16 uur per dag bemanning, in twee ploegendiensten. Uiteindelijk zijn er vanwege de gehele vergistingsinstallatie 15 extra arbeidsplaatsen. Innoveren gaat niet zonder pijn Het bedrijven van de eerste ONF-vergistingsinstallatie in Europa ging niet zonder slag of stoot. Na de uitbreiding van het proces met een wasinstallatie voor de ONF, bleef het materiaal in de vergister zich onverwacht gedragen. In eerste instantie was gekozen voor de zogenoemde ‘thermofiele’ vergisting bij een temperatuur van meer dan 55ºC. Omdat de wasen vergistingsinstallatie nog veel problemen gaven is het proces ingrijpend veranderd. Zo werd gekozen voor omschakeling naar mesofiele vergisting, bij ongeveer 37ºC, vanwege de eenvoud van het proces en een hoger energierendement. Dit proces draait nu uitstekend. Maar in de tussentijd kon het ONF niet verwerkt worden en moest het tegen hoge prijzen extern gestort worden. Dat heeft geleid tot onnodig hoge kosten voor het project. “Als we het project opnieuw zouden uitvoeren met de kennis die we nu hebben, zouden we alleen al de investeringskosten met zeker 40% kunnen verlagen.” Harrie Meijering, directeur Vagron De toekomst Door de goede samenwerking met de verschillende technologieleveranciers heeft Vagron deze installatie uiteindelijk kunnen neerzetten als een succesvolle innovatie op het gebied van afvalverwerking. De betrokken partijen hebben veel ervaring opgedaan met de technologie en het gehele proces. Nu al plukken andere initiatiefnemers daar de vruchten van. In Heerenveen staat nu een soortgelijke installatie, waarvoor Vagron het ontwerp van de scheidingsinstallatie heeft aangeleverd. Bij Vagron draait het proces nu uitstekend. Van de vier gasmotoren worden er drie aangedreven door biogas uit de vergisters, de vierde draait momenteel als reserve. Twee met biogas gestookte gasmotoren draaien steeds op maximale capaciteit, ook de derde zal eind 2005 worden opgevoerd tot 100%. Dat betekent: meer groene stroom en meer warmte. De warmte zou ingezet kunnen worden voor de verwarming van gebouwen buiten het terrein van Vagron, maar dat is nog afhankelijk van de aanschaf van een opslagtank voor warm water. 99 Meer informatie Vagron Industrial vof Postbus 5085 9700 GB Groningen Tel: 050 - 5339500 Fax: 050 - 5339507 Email: [email protected] Web: www.vagron.nl 100 De installatie Jaarlijks verwerkt Vagron meer dan 168.000 ton huishoudelijk afval. Dat afval wordt ontdaan van papier/plastic, schroot, blik en non-ferro stromen door middel van mechanische afscheiding. Wat overblijft is ruim 67.000 ton organische natte fractie (ONF). Deze fractie, samen met nog 25.000 ton ONF van een externe leverancier, gaat eerst via een 133 meter lange transportband naar de wasinstallatie voor het uitwassen van zand en ander inert materiaal (zoals steen en glas). Alle afgescheiden stromen zet Vagron af in verschillende markten. De gewassen ONF wordt vervolgens in de vier mengtanks verwarmd met proceswater. Door de overstap naar lagere temperaturen voor de vergisting dreigde de verblijftijd van het materiaal in de vergister langer te worden. Om toch het omzettingsrendement van 60% vast te houden, wordt nu het gehalte van droge stof in de ONF verhoogd van 12 naar 20%. Daarna kan het de vergistingstank in waar het gemiddeld 18 dagen verblijft op 37°C. Het biogas dat ontstaat gaat via een opslag naar de warmtekrachtinstallatie. In de vergister blijft ‘digestaat’ achter, dat na ontwatering en menging met andere stoffen zijn toepassing vindt als afdekmateriaal voor stortplaatsen. Een klein deel moet nog altijd gestort worden. Het warme proceswater hergebruikt Vagron voor het opwarmen van het ONF. In de wkk wordt het biogas in gasmotoren omgezet in warmte en elektriciteit. Van de jaarlijks geproduceerde 14,3 miljoen kWh gebruikt Vagron eenderde zelf voor het proces en de gebouwen op de locatie. Het restant levert Vagron als groene stroom aan het net, genoeg om ruim 4.800 huishoudens te voorzien van elektriciteit. Een deel warmte wordt benut voor het proces en de eigen bedrijfsgebouwen. Groningen ����������� ����������� �������� ����� ��� �������������� ������� ���� ��������� �������������� ����� ��������� 101 �������������� �������������� ���������������� ��������� ��������� ������ ���������������� ��������� ��� ������������ ����������������� ������������ Index B V batch-proces 90 verbranding 10 vergassing 10, 46 vergisting 10 vergunningaanvraag 12 C chippen 26 CO2-reductieplan 24, 33 CO2 reductieplan 24 compost 90 continue vergisting 91 cycloon 52 D dunningshout 27, 32 E 102 energiebeplanting 33 energieteelt 33 H haalbaarheidsanalyse 14 I infomil 12 K kosten-baten analyse 9, 10 P positieve lijst 16, 19, 83 S shredden 26 T terugleververgoedingen 42 turn-key contract 24 Overzicht van informatie, brochures en CD-ROM’s die bij SenterNovem te verkrijgen zijn website: http://www.senternovem.nl/duurzameenergie/bioenergie/ Stappenlan “Realiseer een eigen bio-energie installatie” (sept 2005) Stappenplan leidt u systematisch en efficiënt door alle fasen van uw bio-energie project. Leveranciersgids biomassaverbrandingsinstallaties (aug 2005) In deze gids vindt u een overzicht van leveranciers voor verbrandingsinstallaties “Informatieblad Biomassa vergisting” (aug 2005) In dit informatieblad vindt u alle informatie die u zoekt over biomassa vergisting. “Informatieblad Biomassa verbranding en vergassing” (aug 2005) In dit informatieblad vindt u alle informatie die u zoekt over verbranding en vergassing van biomassa. “Informatieblad Biomassa voor de overheid” (aug 2005) Speciaal voor overheden een apart informatieblad over bio-energie. “Vergunningverlening mestvergisting” (juli 2005) Informatie over de vergunningverlening mestvergisting. “Energie uit Biomassa. Achtergrondinformatie over beleid, chemie en techniek” (april 2005) Overzicht van de belangrijkste mogelijkheden om energie op te wekken uit biomassa. Leveranciersgids biomassavergistingsinstallaties (april 2005) In deze gids vindt u een overzicht van leveranciers voor vergistingsinstallaties. Leveranciersgids biomassavergassingsinstallaties (april 2005) In deze gids vindt u een overzicht van leveranciers voor vergassingsinstallaties. “MEP subsidie” (2005) Voor initiatiefnemers van kleinschalige bio-energie installaties, informatie over de MEPregeling met o.a. de aanvraagprocedure bij CertiQ en EnerQ. “Aansluitvoorwaarden kleinschalige bio-energie” (2005) Voor initiatiefnemers van kleinschalige bio-energie installaties informatie over de koppeling van de installatie aan het elektriciteitsnet. “Handel in elektriciteit en de waarde van garanties van oorsprong” (2005) Document voor initiatiefnemers van kleinschalige bio-energie installaties over het verkopen van opgewekte elektriciteit en garanties van oorsprong. “Covergisten Internationaal” Informatie over de regelgeving in het buitenland met betrekking tot co-vergisting. “Voorbeelden bio-energie projecten” Verschillende factsheets over bio-energie installatie “Inzameling Biomassa” (okt 2004) Hulp voor gemeenten en provincies voor opzet structurele inzameling van biomassa voor energiewinning. “Vergunningverlening verbranding & vergassing van biomassa” (sep 2004) Handboek voor vergunningverleners bij vergunningsaanvragen voor het verbranden of vergassen van biomassa. 103 “Bio-energie uit olie en vetten” (aug 2003) Deze brochure informeert bedrijven uit de olie- en zaadverwerkende industrie over de mogelijkheden om reststromen in te zetten voor bio-energie en tuinbouwers die overwegen om bio-energie te gaan gebruiken. “Bio-energie uit groente, fruit en aardappelen” (aug 2003) Informatie over bio-energie uit reststromen van aardappelen, groente en fruit. “Aan de slag met bio-energie” (juli 2003) CD-ROM voor initiatiefnemers die een vergunning willen aanvragen voor een bioenergiecentrale en die zich daarnaast willen oriënteren op de arbeidsomstandigheden. “Kennis van collega’s” (mei 2003) Dit steunpunt kan u helpen bij het verlenen van vergunningen voor bio-energieinstallaties. “Van biomassa tot broodrooster” (dec. 2002) Aantal praktische feiten over bio-energiecentrales op een rij. “Energie uit landelijk gebied” (juli 2002) Informatie over mogelijkheden om agrarische reststromen uit het landelijk gebied in te zetten voor duurzame energieopwekking. 104 Het Actieplan Biomassa is een korte termijn actieplan dat gezamenlijk door markt en overheid wordt uitgevoerd. Het doel is om het investeringsklimaat voor bio-energie te verbeteren, waardoor er meer bio-energie projecten kunnen worden gerealiseerd De volgende producten zijn inmiddels in het kader van het Actieplan opgeleverd: “Afval of Biomassa: een juridische onderbouwing” (jan 2005) “Praktische Tips voor milieuvergunningen bio-energie” (jan 2005) “Effect van IPPC en BBT” ( jan 2005) “Bioenergy implementation in Europe: Trendwatching” (jan 2005) “Handleiding financiering van bio-energieprojecten” (dec 2004) “Bio-energie in Nederland: monitoring vergunningverlening 2004” (dec 2004) In 2020 moet 10 % van de Nederlandse energiebehoefte worden ingevuld met duurzame energiebronnen. Dat is de doelstelling van de nederlandse overheid. SenterNovem helpt daarbij via de uitvoering van het programma Duurzame Energie in Nederland (DEN). DEN stimuleert het toepassen van duurzame energie in provincies, gemeenten en bedrijven in de bouwsector, agrarische sector, industrieen dienstensector. Dit gebeurt onder meer door initiatieven te ondersteunen en subsidie beschikbaar te stellen voor veelbelovende en innovatieve energieprojecten. S e nte r N ove m i s o nt s t a a n u i t e e n f u s i e t u s s e n S e nte r e n N ove m . • S e nte r N ove m is een agentschap van Ministerie van uit voor verschillende overheden op het gebied van innovatie, energie & klimaat en milieu & leefomgeving en draagt zo bij aan innovatie en duurzaamheid • Meer informatie www.senternovem.nl Juliana van Stolberglaan 3 Duurzame energie in Nederland Postbus 93144 DE WEGWIJZER VOOR UW KEUZE 2509 AC Den Haag telefoon: 070- 373 50 00 Utrecht, oktober 2005 telefax: 070- 373 51 00 Meer informatie? E mail: [email protected] Internet: www.senternovem.nl/duurzameenergie. Swentibolstraat 21 Postbus 17 6130 AA Sittard telefoon: 046- 420 22 02 Publicaties bestellen? Mail dan naar [email protected] o.v.v. de titel en het publicatienummer. Publicatienummer: 02DEN05.14 het Economische Zaken • SenterNovem voert beleid telefax: 046 – 452 82 60 Catharijnesingel 59 Postbus 8242 3503 RE Utrecht Bio-energie van eigen bodem PROGRAMMA INFORMATIE COLOFON Samenstelling en redactie: Ecofys bv, Utrecht in opdracht van SenterNovem Michiel Tijmensen Rolf de Vos www.ecofys.nl Ontwerp: Evert Albers, Ecofys bv Druk: Libertas, Bunnik Foto’s en illustraties: Voermans Van Bree en Hans Pattist in opdracht van Ecofys bv en SenterNovem Nuon Biomassa Stroomlijn Uitgave: Eerste druk, oktober 2005 ISBN 10: 90-74432-74-3 telefoon: 030- 239 34 93 telefax: 030- 231 64 91 Dokter van Deenweg 108 Postbus 10073 8000 GB Zwolle Telefoon: 038- 455 35 53 Telefax: 038- 454 02 25 Bio-energie van eigen bodem Voorbeelden van en ervaringen met kleinschalige installaties voor opwekking van elektriciteit uit biomassa editie 2005 in opdracht van Hoewel deze publicatie met de grootst mogelijke zorg is samengesteld, kan SenterNovem geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele fouten. Bij publicaties van SenterNovem die informeren over subsidieregelingen geldt dat de beoordeling van de subsidieaanvragen uitsluitend plaatsvindt aan de hand van de officiële publicatie van het besluit in de staatscourant.