HANDREIKING WIND EN ZON WATER­ SCHAPPEN COLOFON UITGAVE 1e uitgave van de Expertgroep Wind en Zon van de waterschappen DRUKWERKPRODUCTIE Opmeer bv, Den Haag FOTOGRAFIE Tamara Sleven, Bart van Vliet AUTEURS VOORWOORD De Nederlandse waterschappen hebben hoge ambities op het vlak van duurzaamheid. Daarbij zoeken zij voortdurend naar mogelijkheden om energie te besparen en zelf op te wekken. In het SER Energieakkoord voor Groene Groei is afgesproken dat de waterschappen sterk gaan inzetten op de productie van duurzame energie. In 2020 willen we hiermee voor 40% in het eigen energieverbruik voorzien. In de afgelopen jaren is al een grote prestatie geleverd met een stijging van 18% in 2005 naar bijna 30% duurzame energie in 2014. Deze resultaten worden grotendeels behaald met de productiestijging van biogas in de afvalwaterzuivering. Met meer dan 110 miljoen kuub biogas zijn de waterschappen inmiddels één van de grootste producenten in Nederland. jaar geleden al een ‘Expertgroep Wind en Zon’ ingesteld om de opgedane kennis en ervaringen met het realiseren van winden zonprojecten in het waterbeheer te verzamelen en te delen. In het Energieakkoord hebben de waterschappen toegezegd dat zij ook de mogelijke toepassing van andere energiebronnen dan biogas zullen onderzoeken. Daarbij moet worden gedacht aan windenergie, zonne-energie, waterkracht, restwarmte, warmte/koude, blue energy. Er is veel potentie, want de waterschappen beschikken over veel biomassa, installaties en terreinen. Duidelijk is dat met een brede inzet van duurzame energiebronnen onze 40% doelstelling ook gemakkelijker kan worden bereikt. Het is mijn overtuiging dat deze handreiking een bron van inspiratie zal zijn voor projectleiders én waterschapsbestuurders die concreet aan de slag willen gaan met wind- en zonprojecten. De handreiking laat duidelijk zien dat er veel kansen zijn die we als waterschappen kunnen verzilveren. Duurzame projecten waarmee we ook nog kosten besparen. Die kans laat u toch niet liggen? In toenemende mate verkennen en realiseren de waterschappen alternatieve energiebronnen en we zien dat daarbij ook steeds vaker wordt gedacht aan de plaatsing van windmolens en zonnepanelen. In het kader van het Actieprogramma Klimaat en Energie van de Unie van Waterschappen is een paar Ik ben dan ook bijzonder blij met deze handreiking, want deze biedt een inspirerend overzicht van voorbeelden van gerealiseerde en lopende wind- en zonprojecten met veel bruikbare ervaringen en praktische tips. Daarnaast is een stappenplan opgesteld met een beschrijving van de diverse fases van de ontwikkeling van wind- en zonprojecten. Tot slot geeft de handreiking ook input aan bestuurlijke vragen over de rol van het waterschap in deze projecten en mogelijkheden voor verdere verduurzaming van het energieverbruik. Hennie Roorda Portefeuillehouder Klimaat en Energie Bestuur Unie van Waterschappen Heemraad Waterschap Rivierenland Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 1 INHOUDSOPGAVE COLOFON 1VOORWOORD 51 INLEIDING 6 2DRIE BOODSCHAPPEN VOOR WIND- EN ZONPROJECTEN VAN DE FRONTRUNNERS 6 6 7 8 2.1 2.2 2.3 3VERGROENINGSMOGELIJKHEDEN ELEKTRICITEITSVERBRUIK 8 8 8 9 10 3.1 3.2 3.3 3.4 4 10 10 10 11 12 12 12 Zorg voor visievorming, intern draagvlak en legitimatie van handelen Investeer tijd en energie in externe draagvlakvorming en haalbaarheid Organiseer de werkzaamheden projectmatig TYPERING WIND EN ZONNE-ENERGIE PROJECTEN 4.1 4.2 4.3 4.4 5 Zelf energie besparen of opwekken Lange termijn energiecontracten (PPA’s) met duurzame energieprojecten Inkoop Garanties van Oorsprong (GvO’s) Inkoop van Carbon Credits/Offsets Zonnepanelen op daken en stuwen Grondgebonden zonneweides Mini windturbines Middelgrote en grote windturbines SALDEREN (+ EIA) OF SDE+ SUBSIDIE? 5.1Salderen 5.2 SDE+ subsidie 15 6STAPPENPLAN VOOR DE ONTWIKKELING VAN WIND- EN ZONPROJECTEN 16 18 20 21 22 22 23 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 7 24 24 25 27 27 27 27 27 27 MOGELIJKE ROLLEN WATERSCHAPPEN 7.1 7.2 7.3 8 Fase 1 Verkenning Fase 2 Haalbaarheid Fase 3 Ontwikkeling Fase 4 Financiering en contracten Fase 5 Constructie Fase 6 Exploitatie Faciliterende rol Participerende rol Ontwikkelende rol AANBEVELINGEN VAN DE EXPERTGROEP WIND EN ZON 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 Centrale rol expertgroep in ondersteuning waterschappen Versterken samenwerking met gemeenten Verkennen samenwerking met netbeheerders en producenten Nader onderzoek naar de juiste energiemix Maak gebruik van de kritische succesfactoren 29 BIJLAGE 1. QUICK SCAN WIND OP RWZI’S 35 BIJLAGE 2. QUICK SCAN ZON OP WATERSCHAPSOBJECTEN 39 BIJLAGE 3. AANDACHTSPUNTEN BIJ OPSTELLEN BUSINESS CASE 41 BIJLAGE 4. EXPERTGROEP WIND EN ZON EN GEGEVENS SHAREPOINT Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 3 1INLEIDING Handreiking Wind en Zon waterschappen Voor u ligt de handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten. Deze handreiking is een product van de Expert­ groep Wind en Zon, die onderdeel uitmaakt van het Actie­programma Klimaat en Energie van de Unie van Waterschappen (UvW). De expertgroep voert de volgende activiteiten uit: 1. Voorbeeldprojecten in beeld brengen 2.Kansen in kaart brengen 3.Knelpunten inventariseren 4.Kennis delen 5.Rapportage en/of handreiking opstellen over 1 t/m 4 De ontwikkeling van deze handreiking maakt ook onderdeel uit van de uitvoering van het SER Energieakkoord. De productie van wind en zonne-energie is voor de waterschappen een relatief nieuwe activiteit. Er is behoefte aan praktische informatie over het opzetten van dergelijke projecten. Deze handreiking voorziet in deze behoefte en kan door beleidsadviseurs en projectleiders van waterschappen als start- en achtergronddocument worden geraadpleegd bij het initiëren van wind- en zonne-energie projecten. Daarnaast is er binnen de expertgroep behoefte aan het delen van ervaring met dergelijke projecten. In de handreiking is dan ook gebruik gemaakt van de ervaringen van de frontrunners (van waterschappen) op het gebied van wind- en zonne-energie binnen de Expertgroep Wind en Zon. Aanleiding: ambities en resultaten De waterschappen hebben scherpe ambities op het terrein van klimaat en energie. Deze ambities zijn vastgelegd in het Klimaatakkoord1 (2010). Eén van de belangrijkste afspraken is dat de waterschappen in 2020 voor 40% zelfvoorzienend willen zijn door eigen duurzame energieproductie. Deze afspraak is bevestigd in het SER Energieakkoord (2013). Ed Nijpels ziet er als voorzitter van de Borgingscommissie op toe dat de afspraken worden uitgevoerd. Hennie Roorda vertegenwoordigt als voorzitter van de Commissie waterketen en emissies, de Unie van Waterschappen (UvW) in de Borgingscommissie en Rafaël Lazaroms is vanuit de UvW de inhoudelijk trekker en coördinator van het Actieprogramma Klimaat en E nergie. Het speerpunt van de waterschappen is de opwekking van duurzame energie. De productie van duurzame energie (biogas) bedraagt nu al 2,4 PJ oftewel 112 miljoen kuub, wat bijna 28% van de eigen behoefte is. Uit de Klimaatmonitor 2014 blijkt dat 1 Zie voor de volledige tekst van het Klimaatakkoord: http://www.rijksoverheid.nl/ documenten-en-publicaties/brochures/2010/04/16/klimaatakkoord-unieen-rijk-2010-2020.html naast biogas ook andere bronnen nodig zijn om de 40% doelstelling te kunnen halen. Daarnaast biedt de opwek van winden zonne-energie in combinatie met biogasopwekking kansen voor een goede balans in de energievoorziening. Biogas is (in theorie) goed te bufferen en kan de onbalans bij wind- en zonne-energie systemen opvangen. De totstandkoming van deze handreiking De Expertgroep Wind en Zon brengt de kansen van wind- en zonne-energie voor de waterschappen in kaart. De afgelopen jaren hebben meerdere waterschappen ervaring opgedaan met het ontwikkelen en realiseren van windparken en PV-installaties op waterschapsobjecten. Deze zogenaamde frontrunners hebben hun lessen uit die projecten gebundeld in quick scans (zie bijlage 1 en 2). Op basis daarvan hebben zij aanbevelingen opgesteld in de vorm van een handreiking voor wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten. De UvW heeft P2 de opdracht gegeven om de frontrunners van de Expertgroep Wind en Zon te ondersteunen bij het schrijven van de quick scans en het opstellen van de handreiking. Vervolgens heeft het UvW adviesbureau Ecofys gevraagd om de handreiking verder aan te vullen en concreter te maken. Ecofys heeft veel “hands on” ervaring met het ontwikkelen van wind- en zonne-energie projecten, ook voor de waterschappen. Levend document Aangezien de ontwikkelingen op het gebied van wind en zon snel gaan is het belangrijk dat deze handreiking als “levend” document actueel wordt gehouden. Deze taak ligt bij de Expertgroep Wind en Zon. Voor wind en dijken wordt samen met Rijkswaterstaat verkend of een onderzoeksprogramma kan worden vorm gegeven en een aparte handreiking opgesteld kan worden. Leeswijzer Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de centrale boodschap voor het ontwikkelen van wind en zonprojecten verwoord, die gebaseerd is op opgedane ervaring van de frontrunners. In hoofdstuk 3 worden verschillende vergroeningsmogelijkheden van het elektriciteitsverbruik geschetst waarna hoofdstuk 4 een typering geeft van wind- en zonne-energie projecten bij waterschappen. Hoofdstuk 5 gaat kort in op de mogelijkheden voor subsidie voor wind- en zonne-energieprojecten. Hoofdstuk 6 bevat een generiek toepasbaar stappenplan dat gebruikt kan worden voor de ontwikkeling van wind- en zonne-energie projecten bij waterschappen, waarna in hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de verschillende rollen die een waterschap in wind- en zonprojecten kan vervullen. Afsluitend worden in hoofdstuk 8 vanuit de expertgroep enkele aanbevelingen gedaan voor succesvolle uitvoering van wind- en zonprojecten op waterschapsobjecten. Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 5 2DRIE BOODSCHAPPEN VOOR WIND- EN ZONPROJECTEN VAN DE FRONTRUNNERS De belangrijkste drie boodschappen van de Expertgroep Wind en Zon, gebaseerd op hun ervaringen met projecten in de afgelopen jaren zijn: 1. Zorg voor visievorming, intern draagvlak en legitimatie van handelen. Bestuurlijk draagvlak is nodig om duidelijk te maken waarom het belangrijk is om wind en zonprojecten te realiseren. Het ontbreken van een visie is een belemmering bij de realisatie van duurzame projecten 2.Investeer tijd en energie in externe draagvlakvorming tegelijkertijd met de verkenning van de haalbaarheid. Creëer deze ruimte aan de voorkant van projecten. Deze verkenning is de meest wezenlijke stap in het proces 3.Organiseer de werkzaamheden projectmatig en zorg voor een kernteam met kennis en capaciteit om aan de slag te gaan. Wind en grootschalige zonprojecten vergen veel doorlooptijd omdat rekening moet worden gehouden met wettelijke regelgeving en vergunningverlening 2.1 ZORG VOOR VISIEVORMING, INTERN DRAAGVLAK EN LEGITIMATIE VAN HANDELEN Het belangrijkste advies van de frontrunners uit de expertgroep wind en zon is, om prominent te sturen op draagvlak, zowel binnen als buiten de organisatie (zie volgende paragraaf). Het is de ervaring van de frontrunners dat projecten kunnen vertragen of stagneren als ze intern onvoldoende aandacht krijgen en wanneer er geen duidelijke (duurzaamheids- en/of energie)visie binnen de organisatie aanwezig is waar het initiatief aan kan bijdragen. Daarbij gaat het om het in beeld brengen van de “sense of urgency” van een project: “Waarom moet het project gestart worden en aan welke interne doelstellingen draagt het project of initiatief bij?” Ook imago van het initiatief kan hierbij een belangrijke rol spelen. Als een projectteam binnen een waterschap eenmaal gelegitimeerd met een project bezig is, is het makkelijker het project intern goedgekeurd te krijgen. De kans op het succesvol en sneller realiseren van een project wordt hiermee vergroot. Bovendien kan sneller worden ingespeeld op mogelijkheden die zich voordoen, rond subsidies en/of ontwikkelingen in de omgeving. Deze kunnen bijvoorbeeld ontstaan door wijzigingen in gemeentelijk beleid of subsidies, of omdat er bedrijven aankloppen die geïnteresseerd zijn in het mee ontwikkelen van wind- en of zonne-energie projecten. Een gelegitimeerd projectteam betekent tevens dat tegelijker- tijd wordt gewerkt aan een overkoepelende strategie en beleid voor de lange termijn waarin de business case een prominente plek inneemt. De sectorale doelstelling van 40% eigen opwek van duurzame energie vraagt immers om een vertaling naar de mogelijkheden en karakteristieken van het eigen waterschap. Het is daarom juist het interne projectteam die deze eigen karakteristieken kan vertalen en kan omzetten in nieuwe (wind- en zonne-energie) initiatieven. Kortom ga na wie de belangrijkste (interne) spelers zijn en betrek ze bij de initiatieven. 2.2 INVESTEER TIJD EN ENERGIE IN EXTERNE DRAAGVLAKVORMING EN HAALBAARHEID Naast het creëren van intern draagvlak is het belangrijk om tijdens de haalbaarheidsfase (zie ook hoofdstuk 6) extern draagvlak te creëren zo mogelijk aan te sluiten bij bestaande lokale initiatieven. Kortom ga na wie (extern) de belangrijkste spelers zijn en betrek ze bij de initiatieven. Draagvlak kan zich ontwikkelen doordat partijen aan- en afhaken en van belangstellend opschuiven naar betrokken, investerend tot zelfs realiserend. Alleen aandacht voor draagvlak is onvoldoende, omdat het uiteraard ook draait om de haalbaarheid van projecten. Juist door de combinatie van draagvlak met de ontwikkeling van de haalbaarheidskant, die technisch en rationeel van aard is, ontwikkelt een project zich vervolgens tot daadwerkelijk uitvoerbaar en bruikbaar. Het parallel lopen van de ontwikkeling van draagvlak en haalbaarheid wordt verbeeld in onderstaande figuur: DRAAGVLAK blanco belangstellend betrokken investerend realiserend duurzame opwek voorstelbaar houdbaar maakbaar uitvoerbaar bruikbaar HAALBAARHEID Figuur 1. Sturen op voortgang tussen draagvlak en haalbaarheid (bron: P2) Het gaat er bij draagvlak overigens niet alleen om dat er aandacht wordt geschonken aan overleg en communicatie. Aandacht voor draagvlak betreft ook een besluit dat legitimatie tot gezamenlijk handelen mogelijk maakt, zodat verschillende (externe) partijen kunnen aanhaken. Een voorstel dat aansluit bij de ambitie van (overheids)beleid en bewegingen en trends in de samenleving heeft meer kans van slagen. De ervaring van de frontrunners is dat het belangrijk is duurzaamheid tastbaar te maken in projecten. De frontrunners pleiten er dan ook voor hiervoor aan de voorkant van projecten ruimte te creëren, zodat men gelegitimeerd aan de gang kan gaan voordat de business case op alle fronten rond is. Voor het creëren van draagvlak en actieve betrokkenheid bij windenergieprojecten heeft Rijksdienst voor Ondernemend Nederland een toolbox ontwikkeld. Deze toolbox wijst u op kansen voor participatie en draagvlak en geeft u instrumenten voor diverse vraagstukken uit de praktijk. De toolbox is hier te vinden: http://www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/duurzame-energie-opwekken/windenergie-op-land/ tools/toolbox-actieve-betrokkenheid -bij-windenergie Daarnaast hebben Houthoff Buruma en Ecofys een handleiding geschreven om overheden, ontwikkelaars en omgeving te helpen bij het opzetten van een participatieplan. De handleiding is hier te vinden: http://www.ecofys.com/nl/news/ workshop-handleiding-participatieplan-windenergie-op-land/ 2.3 ORGANISEER DE WERKZAAMHEDEN PROJECTMATIG Zowel voor de aanpak van windprojecten als voor zonprojecten hameren de frontrunners, op een projectmatige aanpak. Bewuste projectsturing helpt om overzicht te houden op het totaal (wat moet er in welke fase worden gedaan) en om inzicht te bieden aan de beslissers (waar beslissen we in deze fase over en wat komt er nog). Iedere fase wordt afgesloten met een korte voortgangsrapportage en (indien nodig) besluitvorming waarbij de relatie wordt gelegd met beleid en strategie. Belangrijk aandachtspunt is de doorlooptijd, zeker bij winden grootschalige zonprojecten omdat hier in de projectplanning rekening moet worden gehouden met wettelijke regelgeving en vergunningstrajecten. Het realiseren van een windproject kost veel tijd en vergt een groot aantal activiteiten van verschillende partijen. Een windplan staat niet op zich, maar maakt deel uit van de totale inrichting van een gebied. Uit de ervaring van de waterschappen die met windprojecten bezig zijn geweest is, is gebleken, dat voor de ontwikkeling van een locatie rekening moet worden gehouden met een doorlooptijd van 4 – 10 jaar. Bij een goede projectorganisatie en sturing en door het betrekken van de (lokale) omgeving is het echter mogelijk om windprojecten veel sneller tot Bij een projectmatige aanpak van de ontwikkeling van opwek van duurzame energie onderscheiden we de volgende stappen/fasen: 1. VERKENNING 2. HAALBAARHEID 3. ONTWIKKELING 4. FINANCIERING + CONTACTEN 5. CONSTRUCTIE 6. EXPLOITATIE + ONDERHOUD Figuur 2. Stappen projectontwikkeling wind- en zonne-energie projecten (bron: P2) In hoofdstuk 6 wordt op basis van de ervaringen van de frontrunners - aangevuld met ervaringen van Ecofys - een stappenplan voor de ontwikkeling van wind- en zonprojecten geschetst. Daarbij is vooral gekeken hoe projecten van de grond getrokken kunnen worden, wat met name speelt in de fase van de verkenning, maar zeker ook in de fase van projectontwikkeling. realisatie te brengen. In hoofdstuk 4 wordt meer aandacht besteed aan de verschillende typen wind en zonne-projecten en bijbehorende doorlooptijden. Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 7 3VERGROENINGSMOGELIJKHEDEN ELEKTRICITEITSVERBRUIK Er zijn verschillende mogelijkheden voor het vergroenen van het elektriciteitsverbruik van waterschappen. Er is weleens discussie over de mate waarin het inkopen van groene stroom bijdraagt aan de groei van de productie van duurzame energie. Zeker wanneer het opties betreft uit projecten die al jarenlang bestaan (vaak in het buitenland). De koppeling van de groene stroom met het betreffende project is dan ook vaak niet duidelijk. Daarom kiezen organisaties er in toenemende mate voor om bij de inkoop van groene stroom bewust voor een bepaalde herkomst te kiezen. Hieronder worden verschillende vergroeningsmogelijkheden toegelicht. De opties hieronder zijn gerangschikt op basis van de directe link tussen waterschap en het (groene) energieproject, beginnend met de sterkste link (zelf opwekken). Dit is meteen ook de meeste complexe vorm om te realiseren. De complexiteit loopt met de opties erna af (echter dus ook de directe link met het project). 3.1 het waterschap voor een langere periode de afname van groene stroom van een bepaald duurzaam energie project, meestal tegen een vaste prijs per kWh of een prijs die de energiemarkt volgt. Het waterschap koopt zowel de stroom als de garanties van oorsprong (zie paragraaf -3.3) van de duurzame energie producent. Een dergelijk inkooptraject is maatwerk en contracteren vindt doorgaans plaats op basis van een één op één contract met ofwel de energieproducent zelf of met een energieleverancier als tussenpersoon. PPA prijzen kunnen tegenwoordig concurreren met prijzen voor het inkopen van stroom op de markt. Een recent voorbeeld van een PPA is het contract tussen Google en Eneco waarmee Google 10 jaar lang de opgewekte stroom inkoopt van een nabijgelegen windpark van Eneco en zo “virtueel” (er wordt niet “achter de meter” geleverd maar via het openbare net) al het stroomverbruik van haar datacenter in de Eemshaven vergroent. Het voordeel voor ontwikkelaars van duurzame energie hierbij is dat PPA’s de economische zekerheid om te investeren in nieuwe duurzame energiecapaciteit vergroten. ZELF ENERGIE BESPAREN OF OPWEKKEN De eerste manier om emissies te reduceren is het toepassen van energiebesparing of het zelf opwekken van duurzame energie. Bij energiebesparing daalt de energievraag, hoeft er minder stroom ingekocht te worden en gaan de daaraan gerelateerde CO2 emissies naar beneden. Bij zelf opwekken kan de opgewekte groene stroom ingezet worden in het eigen proces (achter de meter) en de hiermee verkregen Garanties van Oorsprong (GVO’s, zie paragraaf 3.3) kunnen toegerekend worden aan het waterschap. Overschotten kunnen worden terug geleverd aan het net. Door eigen opwek is een duurzame energievoorziening voor een lange termijn gegarandeerd (20-25 jaar). Deze handreiking is voornamelijk gericht op deze vorm van vergroenen door middel van zonne- of windenergie. • T oekenningspercentages : Vergroening: 100%, Eigen opwek 100% • Link met duurzame energieprojecten: direct en voor de lange termijn (20-25 jaar) 3.2 LANGE TERMIJN ENERGIECONTRACTEN (PPA’S) MET DUURZAME ENERGIEPROJECTEN Een tweede manier is het inkopen van groene elektriciteit door middel van het afsluiten van een lange termijn energiecontract, ook wel Power Purchase Agreement (PPA), met een duurzaam energieproject. In een dergelijk contract garandeert • T oekenningspercentages : Vergroening: 100%, Eigen opwek 0% • Link met duurzame energieprojecten: indirect (via net) of direct (levering achter de meter) en voor de lange termijn (5-15 jaar) 3.3 INKOOP GARANTIES VAN OORSPRONG (GVO’S) Een derde manier is het inkopen van Garanties van Oorsprong (GvO). Dit kan via zowel energiebedrijven als andere type handelaren. Dit is de methode waarop de meeste waterschappen en vele Nederlandse consumenten en bedrijven groene stroom inkopen. Een Garantie van Oorsprong is een certificaat dat wordt afgegeven op elke megawattuur (MWh) die wordt opgewekt door een (duurzame) energieproducent en kan los van de geleverde stroom verkocht worden. Door deze certificaten in te kopen en te laten ‘vernietigen’, zodat de claim niet meer door een ander kan worden gemaakt, wordt groene stroom “virtueel” aan een waterschap toegerekend. Een GVO kan dus maar één keer worden gebruikt. De herkomst van de GVO’s kan sterk verschillen. Van reeds jarenlang bestaande energiecentrales (waterkracht) uit bijvoorbeeld Scandinavië, tot nieuwe wind-, bio- of zonprojecten in Nederland. Op dit moment is de situatie zodanig dat er internationaal een overschot aan GVO’s bestaat, het inkopen van GVO’s kost dan ook erg weinig. Meer vraag naar groene stroom leidt dus (nog) niet automatisch tot meer aanbod van duurzame energieopwekking. Met name de inkoop van GVO’s afkomstig van Scandinavische waterkrachtcentrales staat maatschappelijk ter discussie. Er wordt betwijfeld of deze GVO’s een daadwerkelijke extra bijdrage leveren aan de productie van duurzame energie (in Nederland). De (overschotten aan) GVO’s worden namelijk in Scandinavië niet gebruikt voor het vergroenen van de aldaar geleverde stroom, maar aan het buitenland verkocht. Hierdoor zijn deze GVO’s relatief goedkoop, het gaat slechts om enkele tientallen centen per GVO (MWh). Groene stroom waarvan geen enkele prikkel uitgaat om meer duurzame energie te produceren wordt ook wel “(groene) sjoemelstroom2” genoemd. Sommige partijen3, zoals die aangesloten bij de Greendeal CO2-emissiefactoren, hebben al geconcludeerd dat zij aan sjoemelstroom geen CO2-voordeel meer willen toekennen. Specifieke vraag naar schaarse groene elektriciteit, die doorgaans duurder is, doet het aanbod daarvan wél toenemen. Bedrijven en consumenten kunnen bewuste keuzes maken voor specifieke, schaarse en dus duurdere GVO’s. Zo zouden waterschappen bijvoorbeeld kiezen voor schaarse wind- of zonne-energie of zelfs alleen voor groen opgewekte elektriciteit uit Nederland. De prijs van GVO’s afkomstig van Nederlandse wind-, zonne-, of bio-energie liggen op enkele euro’s per GVO (MWh). Op kleine schaal is het soms zelfs mogelijk GVO’s af te nemen van projecten uit de omgeving. Door de herkomst van GVO’s te bepalen kunnen waterschappen zelf, min of meer, vormgeven aan de, in hun ogen, beste wijze van verduurzaming van stroomopwekking (middels GVO’s). Ondanks dat de kwaliteit van GVO’s wel eens ter discussie wordt gesteld voldoen deze wel aan de eisen die er vanuit duurzaam inkopen in Nederland aan groene stroom worden gesteld. • Toekenningspercentages : Vergroening: 0-100% (afhankelijk van ingekocht aantal) Eigen opwek 0% • Link met duurzame energieprojecten: indirect (via GVO’s) meestal voor de korte termijn (jaar) 3.4 INKOOP VAN CARBON CREDITS/OFFSETS De laatste manier is het inkopen van Carbon Credits/Offsets. Dit zijn certificaten die per stuk een ton aan CO2 besparing representeren en doorgaans gegenereerd worden door projecten buiten Europa. Dit kunnen duurzame energie projecten zijn. De prijs van deze certificaten verschilt afhankelijk van de kwaliteit. Deze kwaliteit wordt bepaald door de ouderdom van het certificaat, het land van het project, sociale aspecten (belangen en educatie voor lokale stakeholders) en andere kwaliteitseisen van de uitgevende instantie. Er zijn verschillende kwaliteitsstandaarden voor het administreren en uitgeven van carbon credits, zoals de Gold Standard en de Verified Carbon Standard (VCS). Gold Standard Carbon Credits worden door WWF aangemerkt als hoogste kwaliteit. Ook VCS credits staan erom bekend een goede kwaliteit te hebben. Gold Standard projecten kosten €2-5 per vermeden ton CO2 VCS projecten kosten €0.5-2 per ton CO2. • Toekenningspercentages : Vergroening: 0-100% (afhankelijk van ingekocht aantal), Eigen opwek 0% • Link met duurzame energieprojecten: indirect (via carbon credits) meestal voor de korte termijn (jaar) 2 http://www.wisenederland.nl/groene-stroom/wat-sjoemelstroom 3 Stimular, SKAO (CO2-Prestatieladder), Connekt (Lean and Green), Milieucentraal en het ministerie van Infrastructuur en Milieu Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 9 4 TYPERING WIND EN ZONNE-ENERGIE PROJECTEN Zoals in onderstaande tabel weergegeven kunnen grofweg zes typen wind- en zonne-energie projecten worden onderscheiden voor de waterschappen. De typen projecten hebben elk hun eigen karakteristieken en verschillen in complexiteit en haalbaarheid. 4.1 ZONNEPANELEN OP DAKEN EN STUWEN Uit tabel 1 kan worden opgemaakt dat het relatief eenvoudig is om zonnepanelen op daken of stuwen te plaatsen. Omdat in de meeste gevallen geen vergunning nodig is kunnen de panelen snel geplaatst worden, veelal binnen een jaar. Wel is het zaak om de panelen zo goed en slim mogelijk in te passen op gebouwen en stuwen. Hierbij moet worden gedacht een voldoende draagkracht van daken, aandacht voor mogelijke beschaduwing, zonne-instraling, dak-onderhoudsplanning en aansluitings(on)mogelijkheden van de bestaande netaansluiting(en). Voor systemen boven de 15 kW met een grootverbruikersaansluiting van >3x80A kan bovendien SDE+ subsidie (status 2015) aangevraagd worden. Het leggen van zonnepanelen op daken kan een goede eerste stap zijn in de verduurzamingsambitie van een waterschap. Er kan snel zichtbaar resultaat worden geboekt. Bij een goede oriëntatie op de zon kan per kW een energieopbrengst van 850-1.000 kWh worden opgewekt. Met zonnepanelen op daken kan grofweg een paar procent van het totale elektriciteitsverbruik van een waterschap worden vergroend. 4.2 GRONDGEBONDEN ZONNEWEIDES Bij voldoende beschikbaarheid van (niet beschaduwde) grond kunnen met zonneweides grotere vergroeningspercentages behaald worden. Per hectare kan tot maximaal 1 MW vermogen aan zonnepanelen geplaatst worden, die een opbrengst generen van 850-1.000 MWh. Wanneer veel grond beschikbaar is kunnen tientallen procenten van het totale elektriciteitsverbruik vergroend worden. Grondgebonden zonneweides zijn echter wel complexer om te ontwikkelen dan zonnepanelen op daken. Dit omdat grote zonneweides vaak niet in de bestemming van het onderliggende bestemmingsplan passen. Er moet een bestemmingsplanwijziging worden doorlopen waardoor zonneweides een langere doorlooptijd hebben dan zon op daken. Een uitzondering hierop kunnen zonneweides op industrieterreinen zijn, in sommige gevallen kan daar zonder bestemmingsplanwijziging een omgevingsvergunning worden aangevraagd. 4.3 MINI WINDTURBINES Mini windturbines zijn windturbines die geschikt zijn binnen de gebouwde omgeving, bijvoorbeeld op daken van gebouwen. Mini windturbines zijn in veel verschillende modellen en maten beschikbaar, zowel met een horizontale as als met een verticale as, en met of zonder een mast van enkele meters. De kostprijs van mini windturbines ligt nog op een relatief hoog Tabel 1. Typering wind- en zonne-energieproject waterschappen 1. Zonne-energie op daken 2. Zonne-energie op stuwen en sluizen 3. Grondgebonden zonneweides >15 kW- <1 MW < 15 kW Vanaf 1MW Enkele kW per windturbine 100 kW-1MW Vanaf 2 MW per windturbine 850-1.000 850-1.000 850-1.000 100-1.000 1.500-2.000 2.000-2.700 Vergunning(en) nodig? Nee Soms Ja Ja Ja Ja Bestemmingsplan­ wijziging nodig? Nee Nee Meestal Nee Meestal Altijd Complexiteit ontwikkeling Eenvoudig Eenvoudig Complex Eenvoudig Complex Complex Doorlooptijd < 1 jaar < 1 jaar 1-3 jaar 1-2 jaar 2-5 jaar 2-5 jaar Ordegrootte vermogen Ordegrootte opbrengst per MW vermogen (in MWh) 4. Mini windturbines 5. Middelgrote windturbines 6. Grote windturbines niveau en is de afgelopen jaren nauwelijks gezakt. Omdat de kostprijs van zonnepanelen de laatste jaren wel flink aan het zakken is ligt het voor de hand om eerst te kijken of zonnepanelen op het betreffende dak mogelijk zijn, en pas daarna mini windturbines te overwegen. Mini windturbines zijn wel beter zichtbaar dan zonnepanelen en kunnen daarom ook worden ingezet om een duurzame uitstraling te verkrijgen. 4.4 MIDDELGROTE EN GROTE WINDTURBINES Middelgrote windturbines zijn windturbines met een ashoogte van 20-70 meter en bladen (wieken) 15-35 meter, waarbij het gaat om vermogens van enkele honderden kW tot maximaal 1 MW per wind turbine. Grote windturbines zijn windturbines met een ashoogte tussen de 80 en 120 meter en bladen van 40-60 meter. De standaard vermogens die nu op de markt zijn liggen rond de 2-4MW per windturbine. jaar nodig is voor de realisatie van een windpark. Dit kan mogelijk uitlopen tot een jaar of 5 door eventuele bezwaarprocedures tegen het windpark. Tegenover de langere aanlooptijd voor een windpark staat wel dat er grote vergroeningsslagen gemaakt kunnen worden. Voor een middelgroot windpark van vijf (grote) 2-3MW windturbines gaat het grofweg om tientallen procenten van het totale elektriciteitsverbruik. Kanttekening hierbij is dat de meeste waterschappen waarschijnlijk geen middelgroot windpark op eigen grond kunnen realiseren aangezien er per windturbine ongeveer een tussenafstand nodig is van 350-400 meter. Voor een windpark van minimaal 3 windturbines is dus een stuk grond nodig met een minimale lengte van 700 meter. Echter, ook wanneer slechts een beperkt stuk grond beschikbaar is kan wellicht door middel van het betrekken (van grond) van de buren een windpark worden gerealiseerd. Het loont de moeite om tijdens de “quick scan locaties” (zie hoofdstuk 6) te inventariseren wat hiervoor de mogelijkheden zijn. Voor middelgrote en grote windturbines is vrijwel altijd een bestemmingsplanwijziging nodig. Ook zijn er een aantal onderbouwende studies nodig, zoals een geluid en slagschaduw rapport, een kwantitatieve risicoanalyse (veiligheidsstudie), en een ecologie onderzoek. Daarnaast zijn er toestemmingen nodig voor luchtverkeer en radar, en van beheerders van eventueel aanwezige infrastructuur zoals gasleidingen, straalpaden, vaar- of autowegen en waterkeringen. Dit zorgt er voor dat er een minimale aanlooptijd van 2-3 Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 11 5 SALDEREN (+ EIA) OF SDE+ SUBSIDIE? Voor zonnepanelen en windturbines bestaan twee verschillende stimuleringsmechanismen: salderen en de exploitatiesubsidie Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+). In beide gevallen hoeft over het eigen verbruik (achter de meter) van zelf opgewekte elektriciteit geen energiebelasting en transportkosten te worden betaald. Het vermijden van energiebelasting en transportkosten levert al een fors kostenvoordeel op ten opzichte van ingekochte (groene) stroom. Daarnaast kunnen salderen of de SDE+ subsidie voor een extra kostenbesparing zorgen waardoor de duurzame energie installatie sneller terugverdiend wordt. Een bedrijf met een kleinverbruik aansluiting (tot en met 3 x 80 Ampère) kan geen subsidie aanvragen uit de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE+). Salderen mag wel. Een bedrijf met een grootverbruik aansluiting (boven 3 x 80 Ampère) mag niet salderen, maar kan wel SDE+ subsidie aanvragen voor een zonne-energie installatie met een minimumvermogen van 15 kWp. 5.1SALDEREN Kleinverbruikers met zonnepanelen of een mini windturbine op het dak mogen (voor mogelijke projecten bij de waterschappen zie ook paragraaf 4.1 en 4.3) de opgewekte duurzame energie salderen. Salderen is het verrekenen van de teruggeleverde elektriciteit met de verbruikte elektriciteit. Er zijn namelijk momenten waarop de zonnepanelen meer energie opwekken dan dat er op de betreffende locatie wordt verbruikt, bijvoorbeeld in de zomer als de zon veel schijnt. Deze stroom wordt dan teruggeleverd aan het openbare energienet. Op andere momenten wordt stroom van het energienet afgenomen omdat de zonnepanelen geen energie produceren, bijvoorbeeld gedurende de nacht. Het voordeel van salderen is dat de gebruiker dezelfde prijs ontvangt voor de zelf opgewekte stroom als de prijs die hij betaalt voor de energie die hij op een ander tijdstip van de energieleverancier afneemt. Tot voor kort lag de salderingsgrens op maximaal 5000 kWh per jaar. Dit is echter losgelaten waardoor veel energieleveranciers nu onbeperkt salderen toestaan. Dit is vooral interessant voor bedrijven. Bijvoorbeeld, er wordt 45.000 kWh op jaarbasis verbruikt en de zonnepanelen leveren 30.000 kWh op. Er hoeft dus aan het einde van het jaar maar 15.000 kWh betaald te worden aan de energiemaatschappij. Bovendien behoeft over de 30.000 kWh zelf gebruikte energie geen energiebelasting en transportkosten betaald te worden. De kostenbesparing van de zonnepanelen is dus in dit geval 30.000 kWh maal de vermeden grijsprijs inclusief energiebelasting en transportkosten. Daarnaast is het eventueel mogelijk om gebruik te maken van de Energie-investeringsaftrek (EIA). Met de EIA kan 41,5% van de investeringskosten van energiebesparende bedrijfsmiddelen (zonnepanelen) worden afgetrokken van de fiscale winst, bovenop de gebruikelijke afschrijving. Daardoor wordt minder inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting betaald. Dit is voor waterschappen waarschijnlijk alleen relevant als het duurzame energieproject in een aparte BV wordt geplaatst. 5.2 SDE+ SUBSIDIE De Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+) is een subsidieregeling van het ministerie van Economische Zaken om de productie van duurzame energie te bevorderen. De regeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Zonne-installaties van minimaal 15 kWp op een grootverbruikersaansluiting (minimaal 3 x 80 Ampère) en windturbines op land (uitgezonderd mini windturbines) komen in aanmerking voor vijftien jaar subsidie op de geproduceerde elektriciteit. Jaarlijks wordt het totale beschikbare budget voor de SDE+ bepaald, in 2015 is dit 3,5 miljard euro. Gefaseerde openstelling De hoogte van de subsidie is afhankelijk van het moment van aanvragen. Gedurende het jaar loopt de subsidie op. Het idee hier achter is dat de duurzame energie projecten met elkaar concurreren waardoor zoveel mogelijk duurzame energie wordt geproduceerd tegen een zo laag mogelijke subsidie per kWh. Het nadeel aan dit systeem is dat het budget veelal uitgeput is voordat de hoogste SDE fase bereikt wordt. Alleen het jaar 2014 was tot nu toe de uitzondering waarbij wel de hoogste fase werd bereikt. Op dag één van openstelling van de laatste fase werd dan ook het budget in een keer uitgeput, met name door zonne-energie projecten. Het is dus zaak per project de Business Case goed door te rekenen en te kijken hoeveel subsidie er nodig is om rendabel te kunnen draaien. Afhankelijk van de budgetuitputting kan dan gekeken worden in welke fase wordt ingediend. Wachten op een hogere fase en dus meer subsidie heeft het risico dat het budget overtekend is en er dus voor dat jaar geen subsidie kan worden ontvangen. In 2015 zijn er negen fasen. In de eerste fase kunnen projecten voor een basisbedrag van 7 €ct/kW voor de productie van hernieuwbare elektriciteit en/of hernieuwbare warmte en 5,5 €ct/ kWh voor de productie van hernieuwbaar gas subsidie aanvragen. In elke opeenvolgende fase gaat, met het overgebleven budget, deze bovengrens een stap omhoog, tot het maximum basisbedrag van 15 €ct/kW voor de productie van hernieuw- bare elektriciteit en/of hernieuwbare warmte en 11,8 €ct/kWh voor de productie van hernieuwbaar gas in de laatste fase is bereikt. In formulevorm: Vollasturen = aantal opgewekte (of geprognotiseerde) kWh/ nominaal vermogen Basisbedrag en correctiebedrag De kostprijs voor de productie van groene energie is vastgelegd in het basisbedrag voor de technologie. De opbrengst van de (grijze) energie is vastgelegd in het correctiebedrag. De SDE+ vergoedt het verschil tussen de kostprijs van groene energie en de opbrengst van de (grijze) energie. In formulevorm (zie ook figuur hieronder): Het aantal vollasturen is niet gelijk aan het aantal draaiuren want windturbines en zonnepanelen leveren lang niet altijd de maximale hoeveelheid energie die ze kunnen leveren. Zo draait een windturbine bijna altijd, echter niet altijd op vol vermogen. Het aantal draaiuren is dan ook (veel) hoger dan het aantal vollasturen. SDE+ bijdrage = basisbedrag – correctiebedrag basisbedrag (kostprijs groene energie) SDE+ BIJDRAGE CORRECTIEBEDRAG (kostprijs grijze energie) basisenergieprijs Figuur 3. Opbouw SDE+ subsidie (bron: RVO) De hoogte van de SDE+ bijdrage is daarmee afhankelijk van de ontwikkeling van de energieprijs. Bij een hogere (grijze) energieprijs krijgt u minder SDE+, maar ontvangt u meer van uw energieafnemer. Bij een lagere energieprijs krijgt u meer SDE+ en minder van uw energieafnemer. De basisenergieprijs is de ondergrens voor het correctiebedrag. Het correctiebedrag kan hier niet onder komen. Als het correctiebedrag gelijk is aan de basisenergieprijs is de maximale subsidie bereikt. Wanneer SDE+ subsidie wordt toegekend aan een project wordt door RVO een voorlopige SDE+ bijdrage berekend, gebaseerd op het voorlopige correctiebedrag voor het jaar waarin de SDE+ is aangevraagd. Het voorlopige correctiebedrag wordt in het kalenderjaar volgend op het productiejaar definitief vastgesteld, waarop een bijstelling van reeds uitbetaalde voorschotbedragen plaatsvindt. Het correctiebedrag wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld (voorlopig en definitief) aan de hand van de ontwikkeling van de energieprijs. Het basisbedrag voor de SDE+ ronde waarin is aangevraagd geldt daarentegen voor de gehele looptijd (voor zon en wind 15 jaar) van de SDE+ subsidie. Vollasturen De SDE+ subsidie wordt verkregen over elke opgewekte duurzame kWh. De hoogte van de subsidie is dus afhankelijk van de hoeveelheid duurzame energie die wordt opgewekt. Deze hoeveelheid is weer afhankelijk van het vermogen van de installatie en het aantal vollasturen dat met de installatie gedraaid worden. Vollasturen zijn het aantal uren dat de installatie op nominaal (=maximaal) vermogen draait. Vollasturen worden door RVO gebruikt om de maximale SDE+ subsidie te berekenen voor een project. Op basis van kentallen kan de initiatiefnemer voorafgaande aan de SDE+ aanvraag inschatten wat het aantal vollasturen van een installatie zal zijn. Bij toekenning van SDE+ subsidie wordt jaarlijks achteraf het aantal daadwerkelijke opgewekte aantal kWh bepaald en vindt verrekening plaats. Voor zonne-energie is het maximaal aantal subsidiabele vollasturen 1000. Voor windenergie is er geen algemeen maximaal aantal vollasturen maar wordt deze per project bepaald door de netto P50 waarde. Dit is de waarde van de jaarlijkse energieproductie die met een waarschijnlijkheid van 50% wordt gehaald. De P50 waarde is afkomstig uit het windrapport dat de initiatiefnemer bij de aanvraag moet voegen. Winddifferentiatie Specifiek voor windprojecten geldt sinds 2015 “winddifferentiatie”. Met winddifferentiatie worden alle gemeentes in Nederland ingedeeld in de volgende vier windsnelheidscategorieën: • • • • ≥ 8,0 m/s ≥ 7,5 en < 8,0 m/s ≥ 7,0 en < 7,5 m/s < 7,0 m/s Per windcategorie wordt een apart subsidiebedrag toegekend. Het maximum bedrag waarvoor subsidie kan worden aangevraagd is afhankelijk van de gemeente waarin het project wordt gerealiseerd. Het idee erachter is dat dit systeem ook de realisatie van windparken op minder windrijke locaties stimuleert. “Banking” van SDE+ subsidie Omdat er jaarlijkse variatie is in het aantal zonne-uren en windaanbod4 kan gebruik worden gemaakt van het zogenoemde “banking” van SDE+ subsidie. In 2015 is dit verder uitgebreid. Het was al mogelijk om niet benutte subsidiabele productie in te halen in latere jaren. Daarnaast is het nu ook mogelijk om ook productie die hoger is dan de maximaal subsidiabele productie mee te nemen naar een volgend jaar. Dit kan gebruikt worden als in een later jaar de productie tegenvalt. 4 Zon- en windrijke jaren worden afgewisseld met zon- en windarme jaren Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 13 SDE+ beschikking ontvangen en dan? Wanneer SDE+ subsidie is toegekend aan het project moeten nog enkele stappen worden doorlopen om daadwerkelijk subsidie te gaan ontvangen: • U moet het project realiseren en de productie-installatie in gebruik nemen binnen 3 jaar nadat de beschikking is verleend • U moet zich inschrijven bij een certificerende instantie (voor hernieuwbare elektriciteit en warmte bij CertiQ) • U moet zich door de netbeheerder laten vaststellen als producent van groene energie en u dient een meetprotocol op te laten stellen Als deze stappen zijn voltooid, ontvangt u iedere maand een voorschot. Achteraf wordt jaarlijks een correctie toegepast aan de hand van de werkelijke energieprijs en de gecertificeerde meterstanden die Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ontvangt. 6STAPPENPLAN VOOR DE ONTWIKKELING VAN WIND- EN ZONPROJECTEN In dit hoofdstuk wordt een stappenplan geschetst voor de ontwikkeling van wind- en zonprojecten op basis van de ervaringen van de frontrunners bij de waterschappen en op basis van ervaring van adviesbureau Ecofys. De verschillende fasen worden in onderstaande figuur weergegeven en worden uitgebreid beschreven in de volgende paragrafen. Figuur 4. Ontwikkeltraject wind- en zonne-energieprojecten Unie van Waterschappen (bron: Ecofys) Onderdelen FASE 1. VERKENNING (Tussen)resultaat a. Energievisie waterschap b. Quick-scans potentieel > Site selectie c. Hoofdlijnen Business Case (BC) d. Betrekken interne actoren e. Keuze strategie en rol waterschap f. Opzetten intern projectteam (PvA) Intern Draagvlak + Locatiekeuze FASE 2. HAALBAARHEID FASE 3. ONTWIKKELING FASE 4. FINANCIERING + CONTACTEN a. Overleg en principeverzoek(en) lokale overheden b. Update Business Case en investeringsvoorstel ontwikkeling c. Voorontwerp design d. Betrekken omgeving Lokaal Draagvlak a. Ontwerp design b. Relevante studies (geluid, schaduw, ext. veiligheid etc.) c. Vergunningen, Bestemmingsplannen d. SDE+ subsidie aanvraag e.Termsheets* f. Update Business Case Ruimtelijk akkoord a.Aanbestedingsproces b.Financiering c.Contracten* d. Investering en definitieve Business Case Financial close FASE 5. CONSTRUCTIE a. Bouw en bouwmanagement b. O&M contact Commissioning & handover FASE 6. EXPLOITATIE + ONDERHOUD a.Onderhoud b. Monitoring prestaties * EPC turnkey contract, PPA, Project financiering, etc. EPC = Enginering, Procurement & Construction Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 15 ik ee ne rgi ev raa g bru ge za ur du 1 3 ie erg en me 2 Zoals ook in hoofdstuk 2 aangegeven is de ervaring van de frontrunners dat het in de verkenningsfase van de ontwikkeling van wind- en zonprojecten met name draait om het organiseren van intern draagvlak. In 1e instantie draait het daarbij om draagvlak bij directie en management. Het advies wat zij daarbij geven is om de maatregelen op het gebied van duurzaamheid in een groter verband te plaatsen. Daardoor worden de kansen op realisatie vergroot, bijvoorbeeld door interne koppeling van investeringen in duurzame opwek aan groot onderhoud waarmee investeringen in installaties of daken gemoeid zijn. Daarnaast kan er een koppeling ontstaan met de belangen van de omgeving waarin het project zich bevindt, bijvoorbeeld aansluiting op (nieuw) gemeentelijk of provinciaal beleid of aansluiting op initiatieven van bewoners of behoeftes van bedrijven. Het is belangrijk om deze mogelijke kansen en initiatieven in de verkenningsfase te inventariseren. In de tweede fase (haalbaarheid) kan er dan intensief naar mogelijkheden voor samenwerking worden gezocht. koord. Bij de trias energetica (zie figuur 5) gaat het er om eerst de energievraag zoveel mogelijk te beperken of in ieder geval een beeld te krijgen wat er aan energievraag bespaard kan worden alvorens de resterende vraag in te vullen met duurzame energie. Mocht er daarna nog een deel van de vraag overblijven dan deze invullen met zo efficiënt en schoon mogelijke fossiele brandstoffen. be pe rk d 6.1 FASE 1 VERKENNING indien nodig, gebruik fossiele brandstoffen zo efficiënt en schoon mogelijk Figuur 5. De Trias Energetica (bron: RVO) In onderstaande figuur zijn de uit te voeren onderdelen van deze fase weergegeven. Aan het eind van de verkenningsfase is bekend wat het technische potentieel is en is er intern draagvlak om projecten op te starten. Idealiter is dan ook bekend wat de hoofdlijnen en voorwaarden voor de Business Case zijn, zijn de benodigde afdelingen betrokken en is een intern projectteam opgezet. Ad a: Toetsing aan/ontwikkeling van energievisie waterschap Alhoewel de uitvoering van de akkoorden, DE legitimatie is voor het werken aan projecten voor duurzame opwek, is de ervaring van de frontrunners dat een strategische energievisie op het niveau van het eigen waterschap nodig is om de verkenningsfase te kunnen starten. De energievisie is feitelijk een vertaling van de akkoorden op waterschapsniveau. Uit de Klimaatmonitor 2014 blijkt dat inmiddels meer dan de helft van de waterschappen over een dergelijke visie beschikt. Zij geven het advies daarbij als onderzoeksvraag op te geven: “Waar kunnen de schaarse middelen het beste op worden ingezet”, met de trias energetica als leidraad voor de volgorde. Ook benadrukken ze deze visie eenvoudig te houden, door aan te sluiten op bestaand MVO beleid en hetKlimaat/Energieak- Ad b: Potentieel in beeld brengen (quick scan): Voor het opstellen van de strategie is het advies van de frontrunners alle locaties van het waterschap te inventariseren op hun energiegebruik, de mogelijkheden voor duurzame opwek en daarbij tevens de beheers- en onderhoudsplanning te betrekken. Alhoewel dit een omvangrijke / kostbare exercitie lijkt is de ervaring van verschillende frontrunners (b.v. Waternet) dat een dergelijke inventarisatie door gerichte inzet van interne capaciteit voor minimale kosten kan worden uitgevoerd. Bijkomend voordeel van een dergelijke inventarisatie (quick scan) is een totaal overzicht van het energieverbruik, met inzicht in mogelijkheden voor besparingen en mogelijkheden van aanhaken van investeringen op reguliere beheeren onderhoudsbudgetten. Daarnaast is van belang hoe het potentieel van duurzame opwek wordt berekend. Potentie Zon PV De ervaring is dat voor een eerste grove berekening van het totale potentieel aan opwek door PV-installaties voor een waterschap als uitgangspunt kan worden gehanteerd dat 40% van het totale oppervlak van de eigen terreinen en - objecten bestaat uit platte vlakken en beschikbaar is voor plaatsing van Onderdelen FASE 1. VERKENNING (Tussen)resultaat a. Energievisie waterschap b. Quick-scans potentieel > Site selectie c. Hoofdlijnen Business Case (BC) d. Betrekken interne actoren e. Keuze strategie en rol waterschap f. Opzetten intern projectteam (PvA) Intern Draagvlak + Locatiekeuze zonnepanelen. Er kunnen echter aanzienlijke verschillen optreden tussen waterschappen. Een (technische) potentieel studie geeft meer inzicht in kansrijke locaties. Hierbij wordt onder andere gelet op zonne-instraling, potentiele beschaduwing, beschikbaar gebouw- en perceeloppervlakte gekoppeld aan lange termijn onderhoud en locatieontwikkeling (asset-management) en netaansluiting. Potentie windenergie Om de potentie aan opwek van windenergie op zuiveringsterreinen in te kunnen schatten is met name van belang of de waterschapsobjecten in gebieden liggen die door de Provincies5 zijn aangewezen voor windenergieprojecten kleiner dan 100 megawatt. Locaties die buiten deze gebieden liggen zijn echter niet bij voorbaat kansloos. Vaak kunnen provincies akkoord gaan met andere locaties wanneer er lokaal draagvlak is voor een windinitiatief en wanneer ruimtelijke inpassing mogelijk is6. Het provinciale beleid richt zich meestal op het groeperen van windturbines (lijnopstellingen of clusters), maar onder druk van het Energieakkoord wordt een aantal Provincies hier ook flexibeler in. Om de potentie van een locatie te bepalen moet tevens worden beoordeeld of windturbines in de lokale omgeving passen. In 5 De Provincies hebben in 2014 provinciale structuurvisies opgesteld waarin ook kleinere locaties voor opwek van windenergie worden aangewezen. 6 Bijvoorbeeld locaties op industrieterreinen, buiten natuurgebieden en op voldoende afstand van woningen een quick scan moet dan ook minimaal op hoofdlijnen worden gekeken naar: • • • • • Externe Veiligheid Natuurgebieden Geluid Slagschaduw Luchtverkeersroutes en radarstations RWZI’s en andere waterschapsobjecten en terreinen variëren daarbij in oppervlakte van 100x100 meter tot 500x500 meter, waardoor er over het algemeen niet voldoende ruimte zal zijn om meer dan 1 windturbine op het terrein te plaatsen. Dat betekent dat voor de ontwikkeling van windprojecten op waterschapsobjecten/terreinen veelal samenwerking met de omgeving (gemeente, Provincie, particuliere eigenaren en/of bedrijven) nodig is. In een quick scan kan daarom tevens worden gekeken of er kansen en initiatieven in de buurt van de locatie liggen waar bij aangesloten kan en of er in de volgende fase samenwerkingsverbanden kunnen worden aangegaan. Ad c en d : Betrekken (interne) actoren en voorwaarden Business Case(s): Wanneer bekend is welke locatie(s) potentie hebben, kan een Business Case (BC) op hoofdlijnen worden opgesteld. In latere fasen kan de BC worden verfijnd. Van belang is om hier zoveel mogelijk interne afdelingen/ actoren te informeren en betrekken in de plannen. In ieder geval de afdelingen die een belang Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 17 kunnen hebben in of bij het project. Te denken valt aan asset management, (energie)inkoop, MVO/duurzaamheid, financiën, onderhoud en locatiebeheer en ontwikkeling. In bijvoorbeeld een interne workshop kunnen de verschillende actoren aangeven wat voor hen belangrijk is en waar een (BC) van een project aan moet voldoen. Voor grootschalige toepassing van de opwek van wind- of zonne-energie bij de waterschappen is de financiële haalbaarheid cruciaal. De Business Case wordt in hoge mate beïnvloed door het energieverbruik, energie- en belastingtarief, subsidies, de aansluiting op het elektriciteitsnet en samenwerking met andere partijen. (Zie bijlage 3 voor een nadere toelichting van de belangrijkste variabelen in de business case). Voor de besluitvorming zijn echter meerdere aspecten van belang. Het is daarom belangrijk in de tussenrapportages ook al andere meewegende aspecten voor projecten te omschrijven en de mate waarin ze van invloed zijn. De frontrunners adviseren als mogelijke aspecten voor besluitvorming onderwerpen op te nemen als “de mate waarin het project bijdraagt aan energiedoelstellingen”, CO2 besparing, 40% DE doelstelling en het imago. Ook is het belangrijk de interne besluitvormingsprocedures vast te leggen hoe een project “door de organisatie te loodsen” en welke rol een waterschap wil en kan spelen in het ontwikkelingstraject van een wind- en/of zonne-energie project (zie hiervoor hoofdstuk 7.) Daarnaast is in een vroeg stadium contact met Gemeenten en de Provincie aan te raden vanwege aansluiting op hun beleid / kansen. Locaties hoeven hiervoor niet in detail besproken te worden (dat gebeurd in de volgende fase), maar het is wel zaak enig gevoel te krijgen of er lokaal politiek draagvlak voor een mogelijk project bestaat. ADVIES FRONTRUNNERS VOOR EEN HAALBARE BUSINESS CASE: Zeker in het begin is de mate van onzekerheid hoog. De frontrunners adviseren daarom vooral door te zetten, op zoek te blijven gaan naar de kansen en mogelijkheden, en er vooral niet te snel van uit te gaan dat het project toch niet haalbaar zal zijn. De ervaring leert namelijk dat er verder in het traject wel degelijk kansen en mogelijkheden - op goede business cases - ontstaan, doordat er opeens subsidie beschikbaar is, doordat de regelgeving flexibeler wordt, doordat zich een partner meldt etc. Het is daarbij zaak het onterechte beeld te bestrijden dat de ontwikkeling van windprojecten te ingewikkeld en van zonprojecten te duur is. Ad d: Keuze strategie en rol waterschap: De verkenningsfase wordt afgerond met besluitvorming over de strategie en de rol van het waterschap in het project. De potentieelstudies, Business Case(s) op hoofdlijnen aangevuld met een verhandeling over de rol die het waterschap wil spelen in het ontwikkeltraject (zie hoofdstuk 7.) zijn hiervoor belangrijke basisdocumenten. Uiteindelijk beslist de directie en het Dagelijks Bestuur over draagvlak, haalbaarheid van het wind- of zonproject en de rol die het waterschap gaat spelen. Wanneer een faciliterende rol wordt gekozen dan kunnen mogelijke locaties nu al worden aanbesteed. Bij een participerende of ontwikkelende rol (zie hoofdstuk 7.) wordt de volgende fase ingezet. Ad e: opzetten intern projectteam en Plan van Aanpak Bij een positief besluit voor het in gang zetten van de ontwikkeling van een of meer projecten is het raadzaam een interne (interdisciplinaire) projectorganisatie op te zetten die de ontwikkeling gaat begeleiden of trekken. Het projectteam heeft als eerste taak een Plan van Aanpak op te stellen voor de vervolgfasen (haalbaarheid en ontwikkeling). 6.2 FASE 2 HAALBAARHEID Dit is de fase waarin het om de haalbaarheid draait en de vraag wordt beantwoord of het project realiseerbaar is of niet. Financieel, technisch, procedureel. Welke randvoorwaarden (ruimtelijk, milieutechnisch) spelen er? Is er lokaal politiek draagvlak voor het project. Wie doen er mee en met welke stakeholders hebben we te maken. De acties in deze fase betreffen globaal de volgende: Ad a: Overleg met en principeverzoek lokale overheden: Wanneer het projectplan op hoofdlijnen is uitgezocht (verkenningsfase) kan een plan informeel worden ingediend bij de gemeente en/of bij de provincie7. Dit wordt ook wel vooroverleg of principeverzoek genoemd. Met een principeverzoek vraagt u om een uitspraak, een principebesluit, over de planologische haalbaarheid van uw plan. Voor zonnepanelen op daken is een principeverzoek meestal niet nodig, aangezien deze vergunningsvrij kunnen worden geplaatst. Er kan in dit geval direct door worden gegaan naar het ontwerpen van de installatie en het aanbesteden van de panelen (zie fase 4. Financiering en contracten). Echter, voor zonneweides en grote windturbines is dit wel het geval (want vergunningplichtig). Een principeverzoek kan veelal vormvrij plaatsvinden. Het is wel aan te raden hierover vooraf contact op te nemen met een beleidsmedewerker van de gemeente. Wellicht gelden er specifieke voorwaarden. Voor een principe- 7 Informeel indienen bij de provincie is niet altijd nodig. Dit afhankelijk van de locatie en het provinciale beleid. Als een locatie bijvoorbeeld in een zoekgebied voor wind/zonne-energie ligt kan worden aangenomen dat de provincie in principe mee zal werken. Het is echter ook in dit geval wel raadzaam om de provincie te polsen. Onderdelen (Tussen)resultaat FASE 1. VERKENNING FASE 2. HAALBAARHEID a. Overleg en principeverzoek(en) lokale overheden b. Update Business Case en investeringsvoorstel ontwikkeling c. Voorontwerp design d. Betrekken omgeving Lokaal Draagvlak verzoek dienen leges betaald te worden. Deze zijn veelal afhankelijk van de totale bouwsom, echter veel minder dan de leges die moeten worden betaald voor een definitieve aanvraag (omgevingsvergunning). De kosten van het principeverzoek worden daarbij later vaak in mindering gebracht op de definitieve aanvraag omgevingsvergunning. Op basis van het ingediende principeverzoek wordt het plan globaal ruimtelijk getoetst en neemt het college of provinciale staten een principebesluit. In het principebesluit geeft het college of staten aan of zij wel of niet bereid is om voorbereidingen te treffen voor een planologische procedure op basis van een formeel verzoek. Bij een positief besluit kan het project formeel worden aangevraagd (omgevingsvergunning al dan niet met een bestemmingsplanwijziging). Dit gebeurd in de volgende fase (ontwikkeling). Het is ook hier weer aan het waterschap welke rol wordt aangenomen in de volgende fase. Wordt er zelf doorontwikkeld of wordt het principeakkoord met lokale overheden samen met de grond van de specifieke locatie(s) in de markt gezet (zie ook hoofdstuk 7.) Ad b en c: Voorontwerp, update Business Case en gedetailleerd investeringsvoorstel Op basis van de uitkomst van het principeverzoek kan (door het projectteam) een voorontwerp van de installatie worden gemaakt. Het is nu immers bekend hoe de installatie er ongeveer uit mag en kan gaan zien (grootte windturbines, oppervlakte zonneweide) en wat de randvoorwaarden daarbij zijn. Er is bekend welk ruimtelijk traject moet worden doorlopen en wat voor kosten (leges, eventuele bestemmingsplanwijziging) dit met zich meebrengt. Vaak zijn extra studies nodig voor de ruimtelijke onderbouwing en/of omgevingsvergunning en in sommige gevallen zelfs een MER8 traject (zie ook fase 3. ontwikkeling). Het projectteam kan offertes gaan opvragen voor de verschillende onderzoeken en kan het ontwikkeltraject uitstippelen (planning). Doordat het project en de daarbij behorende kosten concreter worden kan de Business Case gedetailleerder worden opgezet en kan deze opnieuw door de interne besluitvorming. Bij een positief besluit tot ontwikkelen van het project kan gestart worden met de ontwikkeling. Aangezien vanaf dat moment aanzienlijke (ontwikkel)kosten gemaakt gaan worden is het van belang dat dit besluit zorgvuldig en door de juiste (bevoegde) personen/afdelingen wordt genomen. Ad d: Betrekken omgeving Wanneer bekend is dat er lokaal bestuurlijk draagvlak voor het project is, is het raadzaam ook de omgeving (burgers, andere lokale buurbedrijven) bij de plannen te betrekken (zie ook kader). Of andersom, bestuurlijk draagvlak wordt verkregen als er voldoende maatschappelijk draagvlak is en dan moet eerst de omgeving worden betrokken. Het betrekken van de omgeving kan parallel lopen aan het uitwerken van het voorontwerp. De al eerder gemaakte contacten in de omgeving kunnen concreter worden gemaakt. Het is ook mogelijk om een klankbordgroep van burgers en bedrijven op te stellen die meedenkt. ADVIES FRONTRUNNERS VOOR HET BETREKKEN VAN DE OMGEVING: Een windenergieplan, maar ook een grootschalige zonne-energie installatie kan veel stof doen opwaaien bij omwonenden. Van windmolens is het bekend dat rekening moet worden gehouden met omwonenden, maar de ervaring van de frontrunners van de waterschappen is ook dat niet iedereen zonnepanelen leuk vindt! Vooral in landelijk gebied ontstaan soms enorme discussies als een idee wordt gelanceerd voor een grootschalige PV-installatie. De ervaring van de frontrunners is dat regelmatig overleg met intern en extern betrokkenen, zoals de directie en de verantwoordelijk portefeuillehouder van zowel waterschap als gemeente, zorgt voor inzicht en betrokkenheid, m.n. als de echte belemmeringen in beeld komen. Daarnaast levert het regelmatig open in gesprek / overleg zijn ook inzicht op in de (politieke) belangen die spelen rondom een project. Advies is de belangen voor het eigen project overzichtelijk in beeld brengen met een stakeholderanalyse. Daarbij kunnen tevens eventuele (financiële) bijdragen van of aan externe partijen worden opgenomen. 8 Milieueffectrapportage Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 19 Onderdelen (Tussen)resultaat FASE 2. HAALBAARHEID FASE 3. ONTWIKKELING a. Ontwerp design b. Relevante studies (geluid, schaduw, ext. veiligheid etc.) c. Vergunningen, Bestemmingsplannen d. SDE+ subsidie aanvraag e.Termsheets* f. Update Business Case Ruimtelijk akkoord Door het vroegtijdig betrekken van de omgeving en door dit te laten samenlopen met het ontwerpen van de installatie kan input vanuit de omgeving nog worden ingepast, bijvoorbeeld het bepalen van het type windturbine of zonnepaneel of de positie daarvan. Door het vroegtijdig betrekken van de omgeving wordt bovendien de kans op eventuele bezwaarprocedures in een latere fase verminderd. Vooral bij windenergie is het essentieel dat de betrokken overheden, windenergie initiatiefnemers (zoals waterschappen of energiebedrijven) en de omgeving met elkaar samenwerken en afspraken maken over de ontwikkeling en de exploitatie van een windpark. Een participatieplan waarin deze samenwerking wordt vastgelegd, kan daarbij een belangrijke rol spelen. Om overheden, ontwikkelaars en omgeving te helpen bij het opzetten van een participatieplan hebben Houthoff Buruma en Ecofys een handleiding geschreven. De Handleiding Participatieplan Windenergie is hier te vinden: http://www.ecofys.com/nl/news/workshop-handleiding-participatieplan-windenergie-op-land/ 6.3 FASE 3 ONTWIKKELING Ad a-c: Ruimtelijk onderbouwen en ontwerp design Deze fase staat in het teken van het “ruimtelijk onderbouwen” van het project. Aan het eind van de ontwikkelingsfase is het project “ruimtelijk akkoord” dat wil zeggen dat alle benodigde vergunningen binnen zijn en onherroepelijk (geen bezwaar of beroep meer mogelijk). Ook is bekend of er een SDE subsidie beschikking ontvangen wordt. Voor zonnepanelen op daken is het ruimtelijk onderbouwen niet van toepassing en kan gelijk worden begonnen met SDE+ aanvragen, het ontwerpen van de installatie en het aanbesteden van de panelen (fase 4.) In een ruimtelijke onderbouwing of bestemmingsplanwijziging wordt middels verschillende studies onderbouwd dat een project aan alle wettelijke normen en regels voldoet en past binnen het vigerende (overheids)beleid. In sommige gevallen is tevens een milieueffectrapportage vereiste. Naast een ruimtelijke onderbouwing is tevens een omgevingsvergunning vereist en kunnen andere vergunningen benodigd zijn (Wbr-vergunning, watervergunning, ontheffing voor Flora en Fauna etc.). Omdat zowel bij een bestemmingsplanprocedure als bij een omgevingsvergunning bezwaar en beroep openstaat9 kan het zijn, dat wanneer hiervan gebruik wordt gemaakt, de doorlooptijd aanzienlijk oploopt. Het is ook hier weer aan het waterschap welke rol wordt aangenomen in de volgende fase. Wordt er zelf doorontwikkeld of worden de (onherroepelijke) vergunningen samen met de grond van de specifieke locatie(s) in de markt gezet (zie ook hoofdstuk 5.) Door het uitvoeren van de verschillende studies op detailniveau kan het zijn dat het ontwerp van de installatie nog moet worden gewijzigd. Er moet in ieder geval een ontwerp design/bestek worden geschreven zodat in de volgende fase (contracteren en financieren) de beste keuze kan worden gemaakt voor de leverancier van de installatie en overige onderdelen. Op basis van het ontwerp kan alvast begonnen worden met het inventariseren van mogelijke partijen om uit te nodigen voor de aanbesteding (wanneer niet Europees hoeft te worden aanbesteed). Ad d: SDE+ subsidie aanvraag Wanneer de (herroepelijke) vergunningen binnen zijn kan SDE+ subsidie worden aangevraagd (zie hoofdstuk 5). Zonder subsidie zijn grote wind en zonneprojecten niet financieel haalbaar. Ad e: Term sheets Wanneer externe financiers moeten worden gezocht kan daar in deze fase ook al mee worden begonnen (term sheets). Dit kan echter ook in de volgende fase. Ad f: Update Business Case Ook in deze fase kan, doordat extra informatie is verkregen over ontwerp, eventuele verkregen subsidie(s), en installatieen kapitaalskosten, de Business Case worden geüpdatet. 9 Bij bestemmingsplanwijzigingen hebben burger en andere belanghebbenden tevens de mogelijkheid om tijdens het proces zienswijzen in te dienen (inspraak). Onderdelen (Tussen)resultaat FASE 3. ONTWIKKELING FASE 4. FINANCIERING + CONTACTEN a.Aanbestedingsproces b.Financiering c.Contracten* d. Investering en definitieve Business Case Financial close 6.4 FASE 4 FINANCIERING EN CONTRACTEN Wanneer het bestemmingsplan en vergunningen onherroepelijk zijn kunnen de verschillende onderdelen van het wind- of zonne-energie project worden aanbesteed, kan de financiering voor het project worden vastgelegd en kunnen de contracten met leveranciers worden bevestigd (“Financial Close”). Ad a: Aanbestedingsprocedure Wanneer het ontwerp vast staat kan de aanbestedingsprocedure van de installatie en onderdelen in gang worden gezet. Wanneer de stroom niet zelf wordt afgenomen of slechts ten dele, kan ook een stroomcontract (PPA) worden aanbesteed (zie ook hoofdstuk 3). Mogelijk kunnen of moeten hiervoor de al aanwezige aanbestedingsprocedures bij het betreffende waterschap worden gevolgd. Het is niet altijd noodzakelijk om aan te besteden maar het is wel aan te raden dit te doen (minimaal onderhands) om een scherpere prijs te kunnen bedingen of meer zicht te krijgen op en keuze te krijgen in de kwaliteit en techniek van producten. Zo zijn er veel verschillende zonnepanelen- en windturbineleveranciers op de markt actief, waardoor er ook behoorlijk verschil in prijzen en kwaliteit is. In de aanbestedingsprocedure is het dan ook zaak de leverancier goed uit te vragen met een duidelijk offerteverzoek/ aanbestedingsdocument, waarin zowel prijs, juridische als technische aspecten aan bod komen. Te denken valt aan: • • • • • • • • Investering Onderhoud en onderhoudskosten Detailontwerp, productspecificaties, kwaliteitseisen Rendement installatie Performance en andere garanties Certificaten Veiligheidsaspecten Inpassing op de locatie Ad b: Financiering Wanneer er externe financiers worden gezocht (project financiering) is het handig gedurende de ontwikkelingsfase al een zogenaamde “data room” te creëren met alle belangrijke project documenten waarvan de basis door het EPC en O&M10 contract wordt gevormd. Deze kunnen dan gedeeld worden met partijen (banken, investeerders) die geïnteresseerd zijn in het project. Om inzicht te hebben in de onderhandelingsruimte met externe financiers is het goed om van tevoren de Business Case “definitief” maken op basis van geoffreerde contracten. Hierdoor kunnen de financieringsratio’s worden bepaald (verhouding eigen en vreemd vermogen). Eigenlijk moet voor de financiering ook een aanbesteding worden doorlopen: eerst termsheets opvragen en met de beste 2-3 aanbieders verder onderhandelen. Er valt veel te onderhandelen met financiers! Voor het aandeel dat uit eigen vermogen moet worden gefinancierd moet interne goedkeuring worden gevraagd. Ad c: Contracten Nu alle termsheets, contracten, aanbiedingen bekend zijn en uitonderhandeld kan alles definitief worden gemaakt. Daarbij worden alle contracten tegelijkertijd gepasseerd bij de notaris en getekend. Dat is tevens het startschot voor de bouwfase. Ad d: Investering en definitieve Business Case Als alle contracten getekend zijn kan de investering in de installatieonderdelen en toebehoren plaatsvinden. Met de definitieve contracten kan tevens de definitieve Business Case worden vastgesteld. Het is wel zaak om in de bouwfase de kosten en werkzaamheden (in relatie tot de overeengekomen contracten) goed te monitoren zodat geen “meerwerk” ontstaat waardoor de Business Case van het project slechter wordt. Bij een niet openbare aanbesteding (beperkte offerteaanvraag of beperkte aanbesteding) kan er voor worden gekozen eerst een voorselectie te maken, vooral bij zonnepanelen kan dit handig zijn om al vroegtijdig de beste aanbiedingen te selecteren en deze verder uit te onderhandelen. 10 EPC: Engineering, Procurement, Construction. O&M: Operation and Maintenance Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 21 FASE 4. FINANCIERING + CONTACTEN FASE 5. CONSTRUCTIE Onderdelen (Tussen)resultaat a. Bouw en bouwmanagement b. O&M contact Commissioning & handover 6.5 FASE 5 CONSTRUCTIE Als alle benodigde vergunningen onherroepelijk zijn en alle contracten getekend zijn, kan de realisatiefase beginnen. In deze fase draait het om bouwen /aanleggen en alles wat daarbij hoort zoals: • Bouwmanagement • Voortgang/budget/kwaliteitscontrole gedurende de bouwperiode • Milieu en ruimtelijke ordeningsaspecten; zoals het volgen van de bouwvoorschriften in de vergunningen • Sociale aspecten; omgevingsmanagement, Arbo-regels Voor behoud van het externe draagvlak adviseren de frontrunners veel aandacht te besteden aan heldere informatie over de bouwwerkzaamheden en het voorkomen / verminderen van overlast voor burgers (omgevingsmanagement). Dat betekent dat afspraken moeten worden gemaakt over de manier waarop de bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd, opgeleverd en eventueel over de manier waarop onderhoud en beheer tijdens de exploitatie wordt uitgevoerd. onderhoud en beheer zaken mee kunnen worden genomen die enerzijds belangrijk zijn voor draagvlak van de omgeving, maar anderzijds wel handhaafbaar zijn. 6.6 FASE 6 EXPLOITATIE Als het project eenmaal draait is het van belang goed te monitoren, zeker in de beginmaanden en jaren, of de in de contracten genoemde prestaties ook worden waargemaakt. Voor windturbines is het daarbij van belang de turbines goed “in te regelen” zodat ook stilstandvoorzieningen (voor geluid, slagschaduw etc.) optimaal werken zonder dat hierbij teveel opbrengstverlies wordt geleden. Verder is periodiek onderhoud van de installaties cruciaal. Door zonepanelen goed schoon te houden en windturbines regelmatig technisch te laten controleren kan een hoge beschikbaarheid worden afgedwongen wat weer ten goede komt aan de opbrengsten van het project. De realisatiefase wordt afgesloten met de officiële oplevering van de installatie waarna de contracten - ook voor onderhoud en beheer - worden afgehandeld en het management van die contracten wordt overgedragen aan de staande organisatie. Het advies is dan ook van te voren te bedenken of in het Onderdelen (Tussen)resultaat FASE 5. CONSTRUCTIE Commissioning & handover FASE 6. EXPLOITATIE + ONDERHOUD a.Onderhoud b. Monitoring prestaties 7 MOGELIJKE ROLLEN WATERSCHAPPEN De opwek van duurzame energie op een terrein of gebouw van een waterschap kan vanuit verschillende rollen worden opgepakt. Maar vanuit welke rol dan ook, samenwerking met andere partijen is zeker aan de orde bij duurzame opwek. Samenwerking met een energiemaatschappij levert bijvoorbeeld niet alleen potentieel een project op met een enorme impact. Vanwege de winstdoelstelling van een energiemaatschappij dient ook een strategische afweging te worden gemaakt over de rol van het waterschap. Ook als het alleen om faciliteren gaat dient daar een marktconforme (grond)vergoeding tegenover te staan, omdat je hen anders subsidieert. En hoe om te gaan met een lokaal duurzame energie initiatief, waar er de afgelopen jaren in Nederland zeer veel van zijn opgekomen? Deze initiatieven verschillen veel van elkaar, maar hebben als belangrijke gemene deler dat ze zijn gestart vanuit een zekere behoefte van burgers om nauwer betrokken te zijn bij de verduurzaming van het energieverbruik in hun eigen gemeenschap. Belangrijk is dat dergelijke lokale initiatieven niet zonder partners kunnen. Tabel 2. Rollen waterschap en consequenties voor revenuen en risico’s11 1. Faciliteren 2. Participeren 3. Ontwikkelen Eigen opwek Nee, alleen inkoop groene stroom mogelijk Vergelijkbaar met het participatieaandeel Ja, volledig (of vergelijk baar met het meerderheidsaandeel) Betrokkenheid; structuur en inrichting Faciliterend, grond/dak eigenaar • Installatie in aparte entiteit ‘buiten’ waterschap • Waterschap deelname minderheidsaandeel • Ontwikkeling door andere partij • Installatie binnen entiteit waterschap • Waterschap meerderheidsaandeel/ (mede)eigenaar • (deels) Zelf ontwikkelen Financiën • Huurinkomsten opstalrecht (grond/dak)11 • Huurinkomsten opstalrecht • Inbreng eigen vermogen voor het minderheidsaandeel • Kasstroom vanuit installatie entiteit (resultaat energie productie) • Rendement over ingebracht vermogen • Mogelijk inkoop groene stroom tegen marktconform tarief of iets lager • Investering(krediet) vanuit leningenportefeuille waterschap (hogere rente) • Kasstroom binnen waterschap (resultaat energie productie) • Business case over totale investering • Vaste lage prijs per kWh voor ~20 jaar en/of • Inkoop groene stroom tegen marktconform tarief Risico’s financieel Geen Beperkt tot ingebracht eigen vermogen, door en in aparte entiteit Aanwezig ter hoogte van de totale investering door waterschap Risico’s juridisch Nihil, deze liggen bij de eigenaar van het wind- of zonnepark Nihil, afgedekt door contracten/ verzekering, afgebakend door en in aparte entiteit • Aanwezig, beperkt tot de projectentiteit wanneer het project in een aparte entiteit is ondergebracht. Wanneer dit niet het geval is: volledige aansprakelijkheid • Het ontwikkelrisico is niet te verzekeren maar kan worden beperkt door de projectontwikkeling “op te knippen” in verschillende fasen of te zorgen dat de ontwikkelkosten beperkt blijven (door veel zelf te doen) • Risico’s tijdens de bouw en exploitatie zijn afgedekt door contracten/ verzekering 11 Wanneer grond om niet ter beschikking wordt gesteld: Dan gebruik maken van uitzondering staatssteun. In dit geval geldt de algemene groepsvrijstelling voor projecten met als doel de opwekking van hernieuwbare energie. Dit is geregeld in artikel 41 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (Eu) nr. 651/2014. Het gaat hier om de zogenaamde hernieuwbare energiebronnen. Op deze steun is de lichte kennisgevingsprocedure van toepassing. Dit betekent dat een bepaald formulier dat bij de bovengenoemde vrijstellingsverordening als bijlage is gevoegd, moet worden ingevuld en aan de Europese Commissie moet worden verzonden. Verder zijn er geen vereisten. Zie ook: http://www.europadecentraal.nl/ Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 23 Grofweg zijn er voor de waterschappen 3 rollen te onder­ scheiden. • Faciliterende rol; faciliteren door alleen grond of dak ter beschikking stellen (alleen wettelijke taak) • Participerende rol; samenwerken en participeren (maatschappelijke verantwoordelijkheid) • Ontwikkelende rol; aanjagen en risico-dragen (profileren) Binnen een ontwikkelende rol zijn tevens verschillende “tussenvormen” mogelijk In tabel 2, die onder andere door het waterschap Hollandse Delta is gebruikt, zijn de verschillende grondhoudingen en bijbehorende aspecten aangegeven. 7.1 FACILITERENDE ROL Het waterschap stelt zijn gebouwen of terreinen ter beschikking voor de opwek van wind- of zonne-energie door anderen. De faciliterende rol vergt relatief weinig inspanning; het gaat er vooral om dat het waterschap zich wil inzetten om zaken mogelijk te maken voor het initiatief terwijl de opbrengsten voor het waterschap zelf vaak nog onduidelijk zijn. Faciliteren betekent echter niet dat een waterschap achterover kan leunen. Bedenk dat een wind- of zonneproject een lange termijn project is, ook als andere partijen investeren of ontwikkelen. Een windproject staat minimaal 15-20 jaar en voor zonne-energie is de technische levensduur vaak nog langer (25 jaar). Bekijk bijvoorbeeld goed wat de toekomstplannen voor een locatie zijn, wat de veiligheidsrisico’s zijn voor het waterschap en wat voor waarde het project heeft om te bepalen wat de onderhandelingsruimte voor een grondvergoeding is. Vaak is het ook mogelijk om (een deel) van de groene stroom van de duurzame energie installatie af te nemen. Door de inkoop van de Garanties van Oorsprong (GvO) kan een directe relatie worden gelegd met de duurzame energie productie op de locatie. Zie hiervoor ook hoofdstuk 3. Met name, omdat er steeds meer burgerinitiatieven12 ontstaan voor de opwek van duurzame energie heeft een aantal waterschappen officieel tot beleid verklaart dat zij de opwek van zon- en windenergie, mogelijk willen maken. Burgerinitiatief13 Als een waterschap wordt benaderd door een burgerinitiatief zijn meestal nog veel zaken onduidelijk: welke mensen zitten achter het initiatief, hoeveel kennis en ervaring hebben ze en wat zijn hun overtuigingen, ambities en behoeften? Door serieus in gesprek te gaan, zonder formele afspraken te maken 12 Zie ook het onderzoek van Redmer Steen (afstudeerder bij de NHL) naar “Salderen op afstand” door burgercoöperaties op Sharepoint. 13 Voor de expertgroep Zon voor Burgers heeft UvW in samenwerking met het Klimaatverbond een handreiking opgesteld over het beschikbaar stellen van terreinen door waterschappen voor coöperaties. of toezeggingen te doen kan een objectief oordeel worden opgebouwd over de kansen en impact en kan het initiatief verder worden gebracht. Voor een initiatiefnemer is een professioneel luisterend oor, zeker in een beginfase, van grote meerwaarde. Daarnaast heeft een waterschap veel mogelijkheden om een initiatief te steunen. Initiatieven zijn vrijwel zonder uitzondering beperkt in hun middelen, zeker in de eerste jaren van hun bestaan. Als het initiatief voldoende potentie heeft, maar een intensievere samenwerking (nog) niet aan de orde is, kunnen bijvoorbeeld middelen beschikbaar worden gesteld waar het initiatief zelf geen geld voor heeft. Dat kan allerlei vormen aannemen, zoals: • Actief zoeken naar een locatie voor een windmolenpark of een zon-pv installatie • Het ter beschikking stellen van een vergaderruimte • Het ter beschikking stellen van (technische, financiële, andere) expertise • Ruimte bieden in eigen media voor communicatie door het initiatief • Hulp bieden bij het leggen van contacten met andere initiatieven en kennisdragers Aangezien met name de grote windparken en zonneweides kapitaalintensief zijn en dit kapitaal veelal niet of moeilijk kan worden aangetrokken door burgerinitiatieven moeten waterschappen er wel rekening mee houden dat vroeg of laat ook bij een burgerinitiatief commerciële partijen zullen aanhaken om ofwel een deel van de ontwikkeling op zich te nemen ofwel een aandeel in het project te nemen. Verder staan en vallen burgerinitiatieven met de inzet van vrijwilligers en de inzet van hun vrije tijd. Wanneer een waterschap snel resultaat wil boeken met duurzame energie is het aan te raden zelf initiatief te nemen in de ontwikkeling van een project (zie paragraaf 5.3) en een burgerinitiatief te vragen om aan te sluiten. Ook dit vergt enig uitzoekwerk, vaak zijn er al meerdere initiatieven in de omgeving van een mogelijk project te vinden met allen hun eigen achterban en doelstellingen. Voor het beschikbaar stellen van waterschapsterreinen aan burger coöperaties is een afzonderlijke expertgroep Zon voor Burgers ingesteld. Deze expertgroep doet onderzoek naar de specifieke aspecten en is bezig met het opstellen van een aparte handreiking hiervoor. 7.2 PARTICIPERENDE ROL Het waterschap kan ook besluiten te gaan participeren in een initiatief dat door anderen is gestart. Juridisch gezien zijn er geen belemmeringen om in een dergelijke rol met de opwek van duurzame energie bezig te zijn14. Uiteraard dient aan een 14 Door Berenschot is een juridische handreiking opgesteld (november 2014 ). Deze handreiking verschaft waterschappen de juridische argumenten, in relatie tot duurzame uitvoering van de kerntaak. dergelijke beslissing een besluit van het bestuur ten grondslag te liggen, omdat het waterschap hier een bepaald belang neemt. Verschillende frontrunners – waaronder Hollandse Delta – menen dat deze rol de meeste voordelen heeft voor waterschappen, vanwege de specifieke kennis en ervaring die wordt opgedaan, de eenduidigheid van het toerekenen van de revenuen en het in eigen hand houden van het potentieel aan besparing- en verdienmogelijkheden. Ook hier geldt dat er verschillende zaken goed moeten worden uitgezocht voordat er een aandeel in een project wordt genomen. Bekijk ook hier goed wat de toekomstplannen voor een locatie zijn, wat de veiligheidsrisico’s zijn voor het waterschap en wat voor waarde het project heeft of kan hebben. Professionele ontwikkelaars Met name op het gebied van windenergie komen vaak potentiële investeerders en ontwikkelaars bij de waterschappen langs die willen investeren. Samenwerking met ontwikkelende partijen kan om meerdere redenen bijdragen aan succes. Deze partijen brengen zowel investeringsruimte (ook in onderzoek) als kennis mee. De rol van het waterschap kan bij samenwerking met ontwikkelende partijen verschillend zijn. Zowel faciliteren als participatie in ontwikkeling kan succesvol zijn. Belangrijk is wel altijd dat de ontwikkelende partij open, maar ook zakelijk tegemoet wordt getreden. Beoordeel de rapporten op risico en randvoorwaarden vanuit de locatie. Meerdere waterschappen zijn bijvoorbeeld een samenwerking met HVC aangegaan, omdat ze daar aandeelhouder van zijn en vanwege de daar aanwezige kennis. HVC is een duurzaam afval- en energiebedrijf. De doelstelling van HVC is het (faciliteren bij) het verduurzamen van haar aandeelhouders. 7.3 ONTWIKKELENDE ROL Met de meest vergaande rol is vanuit de expertgroep wind en zon nog geen ervaring opgedaan. Aangezien de kerncompetenties van waterschappen liggen in het beheren en controleren van de waterhuishouding en niet in opwekking van duurzame energie is het begrijpelijk dat waterschappen op zien tegen het zelf ontwikkelen van een wind- en of zonne-energie project. Het is echter niet zo dat wanneer waterschappen zelf willen ontwikkelen ook het gehele traject van verkenning tot aan de bouw door het waterschap zelf moet worden uitgevoerd. Juist door het stappenplan voor projectontwikkeling toe te passen (zie hoofdstuk 6) kan er na elke (tussen)stap worden gekozen om het project te stoppen ,in de markt te zetten of zelf door te gaan met ontwikkelen. Bovendien moet ook wanneer een faciliterende of participerende rol wordt aangenomen tijd en energie worden gestoken in de eerste fasen. Door gefaseerd zelf te ontwikkelen kan: • waarde worden gecreëerd in het project, wanneer een waterschap zelf al de eerste fasen van projectontwikkeling heeft doorlopen kan het project in een latere fase beter in de markt worden gezet. Een principeakkoord van de lokale overheden of een aangepast bestemmingplan met omgevingsvergunning heeft (veel) meer marktwaarde dan een kale grondvergoeding. Er zit dan namelijk minder risico in het project voor een eventuele geïnteresseerde externe partij, waardoor deze bereid is meer voor het project te betalen • regie worden behouden in de belangrijke beginfasen (verkenning en haalbaarheidsfase). Zeker wanneer het waterschap zelf de regie wil houden in het kiezen van de plek voor een windturbine of zonneweide, invloed wil uitoefenen op de revenuen van het project en het bijvoorbeeld een burgerinitiatief wil betrekken is gefaseerd zelf ontwikkelen een goede vorm Een waterschap kan dus zelf heel goed met de eerste 2 fasen (verkenning en haalbaarheid) aan de slag gaan. Na deze fasen is bekend welke locaties voor wind- en zonne-energieprojecten in beeld zijn, wat er wel en niet kan (zowel intern als extern). Er is intern en extern draagvlak voor het project (op hoofdlijnen) en mogelijk zijn al andere partijen zoals burgerinitiatieven betrokken. Ook is er na deze fasen meer zicht op de rol die een waterschap wil en kan spelen in het project. Het is mogelijk om het project na de eerste fasen in de markt te zetten (grond + principeplan met voorwaarden + principeakkoord van lokale overheden) of om zelf verder te ontwikkelen. Wanneer er voor wordt gekozen verder te gaan met ontwikkelen kunnen de ruimtelijke onderzoeken in gang worden gezet en vergunningen en SDE+ worden aangevraagd. Wanneer deze onherroepelijk zijn kan ook daarna weer worden gekozen wat te doen: zelf verder ontwikkelen of in de markt zetten. Voor een onherroepelijke vergunning en een SDE beschikking kunnen al gauw meerdere tonnen extra worden gevraagd bovenop de gebruikelijke grondvergoedingen. Wanneer een waterschap besluit het gehele project zelf te ontwikkelen kan 100% van de duurzame opwek worden toegerekend en wordt een vaste lage elektriciteitsprijs (met SDE+) gerealiseerd voor de komende 20-25 jaar. In figuur 4 zijn de verschillende rollen binnen het stappenplan voor ontwikkeling van wind- en zonne-energie projecten schematisch weergegeven. De blauwe achtergrond geeft aan dat ontwikkeling plaatsvind door het waterschap zelf, de grijze achtergrond geeft aan dat er ofwel samengewerkt wordt met marktpartijen (participeren) of dat de ontwikkeling volledig in de markt wordt gezet (faciliteren). Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 25 Figuur 6. Rollen waterschappenbinnen stappenplan projectontwikkeling Unie van Waterschappen (bron: Ecofys) *met onderscheid tussen zelf ontwikkelen door waterschap (licht blauwe ondergrond) of overlaten aan/samenwerken met marktpartijen (grijze vlak) FASE 1. VERKENNING Fase zoveel mogelijk door het waterschap zelf, zo nodig aangevuld met ondersteuning van externen. Keuze rol waterschap Ontwikkelen Participeren Faciliteren Aandeel nemen in project en/of samenwerken met ontwikkelaar Grond- of dakverhuur + Volledig uitbesteden project FASE 2. HAALBAARHEID Principeplan en principe akkoorden FASE 3. ONTWIKKELING Vergunningen + ruimtelijke onderbouwing + SDE beschikking FASE 4. FINANCIERING + CONTACTEN Contracten FASE 5. CONSTRUCTIE Constructie FASE 6. EXPLOITATIE + ONDERHOUD WATERSCHAP* MARKT* 8 AANBEVELINGEN VAN DE EXPERTGROEP WIND EN ZON De aanbevelingen die de Expertgroep Wind en Zon de waterschappen meegeeft bij het oppakken van projecten zijn de volgende: 8.1 CENTRALE ROL EXPERTGROEP IN ONDERSTEUNING WATERSCHAPPEN De frontrunners menen dat het delen van kennis en ervaring in de expertgroep wind en zon onvoldoende basis biedt voor de behoefte aan ondersteuning bij projecten. Zij vinden het voor het vergroten van de uitvoeringskracht van de individuele waterschappen belangrijk dat de expertgroep wind en zon een centrale rol krijgt bij de ondersteuning van de waterschappen. Zo ontstaat een lerend netwerk waar kennis en ervaring gedeeld wordt en indien nodig tijdelijk capaciteit georganiseerd kan worden. Als goed voorbeeld wordt het netwerk dat is gebouwd voor de Grondstoffenfabriek genoemd. Voorbeelden van onderwerpen waar een dergelijke centrale rol welkom bij zou zijn: • Kennisdelen en uitwisseling rondom het vormgeven van projecten door de afzonderlijke waterschappen • Actueel overzicht van voorbeelden - best practices - op het gebied van wind en zon • Een centrale plek voor juridisch, financiële en organisatorische vragen zoals “licence to operate” en het toerekeningspercentage 8.2 VERSTERKEN SAMENWERKING MET GEMEENTEN Gemeenten zijn de belangrijkste partijen om samenwerking mee te zoeken bij de duurzame opwek van wind- en zonne-energie. De meeste gemeenten willen graag samenwerken, omdat dit bij kan dragen aan de eigen doelstellingen en ambities. Daarnaast heeft de VNG namens de Nederlandse Gemeenten het SER Energieakkoord ondertekend, waar ze onder andere door een stimulerings- en ondersteuningsprogramma uitvoering aan wil geven. Waterschappen kunnen hierop aansluiten door in concrete voorbeeldprojecten die samenwerking te versterken. De expertgroep wind en zon kan faciliteren bij het in beeld brengen van de kansrijke locaties voor dergelijke projecten. 8.3 VERKENNEN SAMENWERKING MET NETBEHEERDERS EN PRODUCENTEN Voor de realisatie van wind en zonprojecten is samenwerking nodig met een veelheid aan partijen. Onder andere vanwege de invloed op de haalbaarheid van wind en zonprojecten, en de invloed op de balans van het net is een nadere verkenning van de samenwerking met de netbeheerders en producenten van energie nodig. 8.4 NADER ONDERZOEK NAAR DE JUISTE ENERGIEMIX Uit de Klimaatmonitor 2014 blijkt dat naast biogas ook andere bronnen nodig zijn om de 40% doelstelling te kunnen halen. Daarnaast biedt de combinatie met biogasopwekking kansen voor een goede balans in de energievoorziening. Biogas is goed te bufferen en kan de onbalans bij wind- en zonne-energie systemen opvangen. De waterschappen kunnen ook voor andere partijen een interessante partner zijn in deze balansvraagstukken. Nader onderzoek is nodig om deze kansen beter in beeld te krijgen, bijvoorbeeld rondom de ontwikkeling van smart grids in samenwerking met netbeheerders. De expertgroep wind en zon kan faciliteren bij het in beeld brengen van de kansrijke locaties voor dergelijke projecten. 8.5 MAAK GEBRUIK VAN DE KRITISCHE SUCCESFACTOREN De lessons learned van de frontrunners laten de volgende succesfactoren zien die golden voor de wind- en zonprojecten waarmee zij ervaring hebben opgedaan: 1. Communiceer om draagvlak en betrokkenheid te creëren. Zorg dat zoveel mogelijk partners en belanghebbende de visie begrijpen en accepteren. Een business case is daarbij niet leidend. Zoek samenwerking met die partijen 2.Zorg voor legitimatie van handelen. Bestuurlijk draagvlak is nodig om duidelijk te maken waarom het belangrijk is om wind en zon projecten mogelijk te maken. Bestuurlijk draagvlak wordt niet alleen door vertaald naar het middenmanagement (beschikbaar stellen capaciteit/ middelen), maar zorgt ook voor gerichte energie op de werkvloer 3.Stel een eenvoudige visie op. Sluit daarbij zoveel mogelijk aan bij genomen besluiten, staand beleid en reeds opgedane ervaringen. Vertaal de visie in een aansprekend verhaal dat wordt herkend en dat uitdaagt om te gaan realiseren. Neem geen genoegen met “er gebeurt al van alles”, maar kijk breder vooruit dan gewoonlijk en wijk af van bestaande manieren van doen 4.Richt een kernteam in. Zorg dat er een sterke groep is die het totaal aan acties stuurt, en zorgt voor overzicht, Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 27 samenhang en inzicht (waarbij helder is waar iedereen aan meewerkt, zodat daar aan wordt gewerkt waar hij/zij goed in is). Het ideale kernteam heeft een trekker die onafhankelijk kan opereren, “voorelkaarkrijgkundigen” en “enthousiastelingen” met communicatieve en analytische vaardigheden. Niet iedereen hoeft vanaf het begin mee te doen 5.Genereer korte termijn successen. Creëer zo snel mogelijk een aantal concrete, overtuigende quick wins 6.Creëer randvoorwaarden. Denken in termen van “hoe kan het wel”. Neem zoveel mogelijk obstakels weg, zodat degenen die de visie willen realiseren, dit ook kunnen doen. Constructief benaderen en zoeken naar kansen/ koppelen van belangen 7.Houd het tempo hoog. Zorg dat er, ook na de eerste successen, resultaten blijven komen 8.Houd vast aan het doel. Maar sta open voor vervorming van de voorstellen. Denk zoveel mogelijk door op consequenties die je tegenkomt 9.Borg de resultaten. Organiseer besluitvorming en de manier waarop deze wordt uitgewerkt in de volgende fase BIJLAGE 1. QUICK SCAN WIND OP RWZI’S Aan: Expertgroep wind en zon Waterschappen Geïnterviewd:Jan Smitsman (WSHD), Dave Philo (HHSK) en Henri Maas (WSBD) Datum: 30 april 2014 1 POTENTIE AAN WINDENERGIE OP RWZI’S Gemiddeld maakt het energieverbruik van RWZI’s 70% tot 85% van het totale energieverbruik van een waterschap uit. Nieuw te ontwikkelen turbines op land hebben doorgaans een vermogen van 3MW en zijn goed voor een jaarlijkse elektriciteitsproductie van 6.600 MWh. Een middelgrote zuivering van 100.000 i.e. (inwoners equivalent) gebruikt per jaar gebruikt 2.660 MWh. Een windmolen van 3MW is dus goed voor een jaarlijks elektriciteitsverbruik van 2,5 middelgrote RWZI’s. Het merendeel van de RWZI’s ligt in landelijk gebied of op bedrijventerreinen, hetgeen positief bijdraagt aan de kansen voor succesvolle ontwikkeling van windturbines. Gezien de grootte van windmolens is het over het algemeen niet mogelijk deze te plaatsen in stedelijk gebied. Windturbines hebben een ashoogte van 80-120 meter, en een rotordiameter van eveneens 80 tot 120 meter. De afstand tussen windturbines dient minimaal 4 keer de rotordiameter te zijn. De oppervlakte van RWZI’s is echter beperkt (zij variëren in oppervlakte van 100x100 meter tot 500x500 meter), waardoor er over het algemeen niet voldoende ruimte zal zijn om meer dan 1 windturbine op het terrein te plaatsen. Bovendien richt het Nederlandse beleid zich, vanwege de impact op het landschap, op het groeperen van windturbines (lijnopstellingen of clusters). Vergunningen voor het plaatsen van solitaire molens worden niet of nauwelijks afgegeven. Het ontwikkelen van windturbines op RWZI’s zal dus meestal in samenwerking met de omgeving moeten plaatsvinden, om ze te kunnen groeperen. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met andere beperkingen, zoals laagvlieggebieden, radarposten, natuurgebieden, en een minimale afstand van 400-600 meter tot woningen, in verband met normen voor geluid en slagschaduw. zo’n 40.000 tot 60.000 MWh aan groene elektriciteit worden opgewekt, dit is goed voor 6 tot 10 % van het totale netto elektriciteitsverbruik (613.000 MWh) van alle RWZI’s in Nederland, en evenveel als het netto energieverbruik van 15-22 middelgrote RWZI’s. Daadwerkelijke verkenning naar potentieel kan positiever uitvallen Een kanttekening die al in de verkenning van 2012 werd geplaatst is dat de aangewezen zoekgebieden, vanwege de heroverweging van Provinciaal en Gemeentelijk beleid na de sluiting van het Energieakkoord, in veel gevallen worden herzien. De ervaring van het Waterschap Hollandse Delta sluit hierbij aan. Tijdens het daadwerkelijk verkennen van de haalbaarheid bleek dat het beleid van de Provincie niet spijkerhard was. Waar eerder locaties leken af te vallen omdat ze niet in het provinciaal plaatsingsbeleid vielen en/of de externe veiligheid belemmerend was, bleek na overleg dat het waterschap juist werd gestimuleerd om met die locaties verder te gaan, mede op verzoek van de betrokken gemeentes. 2 GEREALISEERDE PROJECTEN (GEÏNTERVIEWDE FRONTRUNNERS) Brabantse Delta (ter beschikking stelling van terreinen voor windturbines) • Nieuwveer, Breda (0,85 MW) • Waalwijk (2 MW) • Dinteloord (2 MW) • Halsteren (0,075 MW) Hollandse Delta (overname van een bestaande windturbine uit 2000) • Middelharnis (0,66 MW) in samenwerking met HVC Globale inschatting op basis van verkenning eind 2012 Een belangrijke factor voor het inschatten van de potentie is of de RWZI’s in de door de overheid aangewezen zoekgebieden voor windenergie liggen. De verkenning van eind 2012 liet zien dat dit 29 van de in totaal 340 RWZI-locaties betrof. De globale inschatting van de potentie, op basis van ervaringscijfers van Windunie, was dat op 20% tot 30% van deze 29 locaties een windturbine gerealiseerd kan worden. Dit komt neer op 6 tot 9 locaties waar 1 turbine van 3 MW komt te staan. Het eerste beeld van de potentie was dus 18MW tot 27MW aan opgesteld windvermogen op RWZI’s. Daarmee kan jaarlijks Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 29 3 PROJECTEN WIND OP RWZI’S IN PIJPLIJN (GEÏNTERVIEWDE FRONTRUNNERS) Schieland en de Krimpenerwaard • Capelle aan de IJssel, AWZI Kralingseveer (2,3 à 2,6 MW): Bouwvergunningfase, realisatie door HVC, HHSK stelt grond ter beschikking tegen vergoeding Brabantse Delta • Breda, Nieuwveer: Ontwikkeling windcorridor langs de A16. Trekker is gemeente Breda, die zelf contact heeft gezocht met investeerders met als doel door samenwerking tot opschaling te komen van een reeds vergunde turbine van een agrarische ondernemer op een naastgelegen terrein • Oosterhout, Dongemond: Samenwerking met gemeente en Eneco (potentieel ontwikkelaar) voor een project van 2x3 turbines, waarvan 3 op het terrein van de RWZI. De turbines worden na realisatie op een 10 KV kabel aangesloten die van Eneco is • Woensdrecht, Kabeljauwbeek: Samenwerking met Eneco voor de aansluiting van de ontwikkeling van een windturbinepark in de buurt van de RWZI op het net van het waterschap Hollandse Delta • 1 rwzi zit in fase 2 (haalbaarheid) en 3 (ontwikkeling) (volgens overzicht H6) , samenwerking met HVC • 1 rwzi zit in fase 2 (haalbaarheid), samenwerking met HVC 4. BEST PRACTICES 4.1SUCCESFACTOREN Commitment dagelijks bestuur: integrale visie en beleidsplan Duurzame opwek door windenergie op RWZI’s als onderdeel van een integrale visie en beleid op het gebied van duurzaamheid & energie waarbij voor de planning van de uitvoering ook rekening is gehouden met beheer en onderhoud. Zo’n integrale visie brengt de samenhang van het totaal aan belangen van het waterschap in beeld. Daardoor worden de kansen op het halen van doelen op meerdere terreinen en voor meerdere verantwoordelijken vergroot. Een integrale visie en beleid zijn eenvoudig op te stellen, door aan te sluiten op al langer bestaand MVO beleid en het klimaatakkoord. Het in september 2013 door de Unie van Waterschappen ondertekende Energieakkoord versterkt deze beleidsuitgangspunten en brengt nog meer urgentie aan om er daadwerkelijk iets mee te gaan doen. Hét argument om met duurzame energie-opwek (wind en zon) bezig te zijn is namelijk ,dat naast de energiemaatregelen in het eigen proces, een aanvullende mix van duurzame productie van het energieverbruik nodig is om aan de doelstelling van 40% duurzame productie van het energieverbruik in 2020 te kunnen komen. Intern draagvlak: ruimte voor persoonlijke inzet en borging in organisatie Regelmatig overleg met de directie en de verantwoordelijk portefeuillehouder van het waterschap zorgt voor inzicht en betrokkenheid, m.n. als de echte belemmeringen in beeld komen en de relatie kan worden gelegd met (politieke) belangen die (ook) kunnen worden gediend. Dat zorgt tevens voor een combinatie met extern draagvlak daarmee ook gemaakt. Extern draagvlak: open gesprek en zoeken naar win-win Het betrekken van de directe omgeving (overheden en naastgelegen bedrijven en bewoners) vanaf de verkenningsfase draagt bij aan draagvlak. In Capelle aan de IJssel is bijvoorbeeld de allereerste stap van HHSK een informeel gesprek met de gemeente geweest over het mogelijke initiatief. In dat gesprek bleek niet alleen dat de gemeente enthousiast was, maar ook dat ze bezig was met een bestemmingsplanherziening van het naastgelegen gebied. De koppeling van belangen zorgde dat de plaatsing van een grote turbine in het bestemmingsplan meegenomen kon worden. Ook de bedrijvenvereniging van het naastgelegen gebied bleek enthousiast en overwoog zelfs om te participeren in de investering. De ontwikkeling van een windpark zou namelijk bij kunnen dragen aan de omslag naar een duurzaam terrein. Samenwerking met ontwikkelende partijen, bijzondere positie HVC Er komen vaak potentiële investeerders en ontwikkelaars langs die willen investeren in wind op dijken of RWZI’s. Samenwerking met ontwikkelende partijen kan om meerdere redenen bijdragen aan succes. Deze partijen brengen zowel investeringsruimte (ook in onderzoek) als kennis mee. De rol van het waterschap kan bij samenwerking met ontwikkelende partijen verschillend zijn. Zowel het mogelijk maken van de ontwikkeling door anderen als zelf initiëren van en/of participatie in ontwikkeling kan succesvol zijn. Belangrijk is wel altijd dat de ontwikkelende partij open, maar ook zakelijk tegemoet wordt getreden. Beoordeel de rapporten op risico en randvoorwaarden vanuit de locatie. Zowel het WSHD als HHSK hebben initiatief genomen tot samenwerking met HVC, omdat ze daar aandeelhouder van zijn en vanwege de daar aanwezige kennis. HVC is een duurzaam afval- en energiebedrijf. De doelstelling van HVC (als overheid NV van 50 gemeenten en 6 waterschappen), is het (faciliteren bij) verduurzamen van haar aandeelhouders. Bij WSHD leidde deze samenwerking tot een overname van een gezamenlijke windturbine en gezamenlijke verkenning tot andere ontwikkelingen bij HHSK tot het mogelijk maken van een ontwikkeling van HVC. Projectmatige aanpak en fasering Uit ervaring is gebleken, dat voor de ontwikkeling van een locatie rekening moet worden gehouden met een minimale totale doorlooptijd van ca. 4 jaar. Een projectmatige aanpak, die gekenmerkt wordt door een gefaseerde voortgang helpt daarbij om overzicht te houden op het totaal (wat moet er in welke fase worden gedaan) en om inzicht te bieden aan de beslissers (waar staan we en wat komt er nog). Door iedere fase af te sluiten met een korte voortgangsrapportage kan naast de toets op de beheersaspecten tijd, geld, risico’s, kwaliteit, organisatie en communicatie tevens zicht worden geboden op de samenhang met de integrale visie en beleid. De fases zien er globaal als volgt uit: • Voorverkenning en beleidsvorming • Potentieel in beeld: aansluiting op zoekgebieden overheden • Integrale energievisie (40% doelstelling) met benoemde thema’s voor nader onderzoek en verkenning en haalbaarheid (energiebesparing, centrale slibvergisting, windenergie, zonne-energie). Afronding met besluitvorming door algemeen bestuur • Quickscan: Gemeentelijk en Provinciaal beleid (in 1e open overleg) plus toetsing op belemmeringen zoals natura2000, radar, laagvliegroute, helikopteroefengebied, externe veiligheid en nabijgelegen woningen. Afronding met besluitvorming door directie en Dagelijks Bestuur over resultaat inclusief uitspraak over rol waterschap, met plan van aanpak voor vervolgfase • Daadwerkelijke verkenning; (evt. samen met participerende partijen zoals gemeente): • Overleg met gemeenten, provincie, belanghebbende partijen, grondeigenaren, concurrentie, politiek/ bestuurlijk draagvlak, inzoomen op belemmeringen en andere milieutechnische en ruimtelijke aspecten • Tussentijds voortgangsrapportage naar directie en Dagelijks Bestuur • Resultaat business case op hoofdlijnen incl. mogelijke samenwerkingsverbanden, haalbaarheid van de bijdrage van productie windenergie en de andere thema’s in beeld, relatie met actueel beleid en strategie voor behalen van doelstellingen klimaat/energieakkoord • Verkennen welke bedrijven en bewoners in de omgeving van het initiatief zitten en hen door een brief laten weten wat de intenties zijn van het waterschap, en de achtergrond van die intenties, Klimaatakkoord, groene energie etc • Ontwikkeling & voorbereiding • Gedetailleerde business case • Turbinekeuze en financiële haalbaarheid gerelateerd aan de gekozen locatie • Technische en financiële aspecten (exploitatie en opbrengsten) • Milieu en ruimtelijke ordening, vergunningseisen en aanvraag • Sociale aspecten, inspraak en overleg bewoners en ondernemers • Realisatie • Technische en financiële aspecten; voortgang/budget/ kwaliteitscontrole • Milieu en ruimtelijke ordeningsaspecten; afval/schade herstellen • Sociale aspecten; omgevingsmanagement voor soepel verloop, ook voor eigen werknemers (zorg voor informatie over Arbo-regels, ontruimingsplannen/ bedrijfsnoodplannen, werkvergunningen, werkuren, toegankelijkheid). Het is ook mogelijk het bouwterrein van de windturbine geheel te omheinen en te voorzien van een eigen toegangshek • Exploitatie • Contractafhandeling, onderhoud en beheer 4.2LEERERVARINGEN Organisatievorm HVC beoogt elk windproject onder te brengen in een aparte entiteit met projectfinanciering (soms met individuele garantstelling), waarbij een waterschap (de mate van) zijn betrokkenheid naar wens kan vormgeven. Door deze organisatievorm wordt het project losgekoppeld van de (overige activiteiten van) aandeelhouders (bijv. waterschap) en zijn de geldstromen, rendementen, aansprakelijkheden en risico’s afgebakend. Hiermee kan ook elk project situationeel worden ingericht. Samenhang met andere ontwikkelingen Alle frontrunners wijzen op het belang van onderzoek naar gebiedsontwikkelingen en plannen van de omgeving op belemmeringen, maar zeker ook kansen en bijdragen aan de eigen ontwikkeling. Een plan van een gemeente en een recreatieschap om een gebied te ontwikkelen tot een duurzaam energie- en recreatielandschap, vergoot zowel het draagvlak als de haalbaarheid van de ontwikkeling van windenergie op de RWZI dat deel uitmaakt van dat gebied. Gemeenten actualiseren hun bestemmingsplan periodiek, dan is het handig om mee te liften met zo’n exercitie. Let daarbij wel goed op hoe de specifieke plaatsing van een windturbine wordt opgenomen in het bestemmingsplan, wie verantwoordelijk is voor de inspraak en welke toezeggingen kunnen worden gedaan in overleg met de omgeving indien het verzoek is deze op een iets andere plek te realiseren. Hoe ga je om met belemmeringen Ga, meerdere keren, het overleg aan en probeer het echte probleem helder te krijgen. Blijf daarbij in kansen en mogelijkheden denken en probeer ook anderen te overtuigen dat zij er belang bij kunnen hebben en revenuen mogelijk zijn (mee koppelende belangen). Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 31 Anderzijds, iets wat niet haalbaar lijkt, niet koste wat kost forceren. Als een gemeente bijvoorbeeld niet enthousiast is over de ontwikkeling van een locatie is het niet verstandig dit toch door te willen zetten. Als ketenpartner werken we op allerlei gebieden met hen samen, en is het niet verstandig ze op dit vlak tegen de ‘haren in te strijken’ maar alleen locaties te ontwikkelen met hun commitment. Het is beter de relatie goed te houden en geduld te hebben. Soms werkt de “tijdgeest of trend” ineens mee, waardoor nieuwe kansen en mogelijkheden ontstaan. vastgoedjuristen die normaal worden betrokken zich beseffen. Naast een vergoeding voor de grond kunnen ook afspraken worden gemaakt over garantstelling bij de projectfinanciering en over een gunstige prijs voor de afname van stroom. De financiële voordelen (lage rente) hiervan kunnen door de ontwikkelaar/exploitant worden gedeeld met de garant staande partij (jaarlijkse garantstellingsprovisie). Het als waterschap garant staan (risicodragen) is bovendien een mogelijkheid om de revenuen aan het waterschap te kunnen toerekenen. De revenuen van de productie komen op naam van het waterschap te staan als het waterschap ‘risicodragend’ mee doet; dat wil zeggen een garantstelling of participatie. Een van de mogelijkheden om dat te regelen is als een ontwikkelaar zoals HVC een entiteit opricht waarin het waterschap participeert zodat de GVO’s daarop geboekt kunnen worden. Haalbaarheid (business case en toerekening) Vergeleken met de andere bronnen voor duurzame opwek, levert wind de grootste additionele bijdrage aan het realiseren van de doelstellingen en is daarbij ook nog het meest kosteneffectief. Als rekenmethode wordt daarbij de p90-norm voor wind gehanteerd. Deze levert een terugverdientijd (TVT) van 10-15 jaar op. De rendementseis op de investering (IRR) is minimaal 8%. N.B. Er is nog onzeker wat het toekenningpercentage bij ter beschikking stelling is. Voorstel expertgroep: toekenningpercentage evenredig maken met de (actieve)participatie binnen een windproject. Een nadere uitwerking, waarbij gedeeld eigendom, garantiestelling en risico’s gewaardeerd worden, is nodig om dit participatieaandeel te bepalen. Zolang dit onbekend is wordt 10% toekenningpercentage gehanteerd conform afspraak MJA3. De aansluiting op het elektriciteitsnet speelt een belangrijke rol bij de haalbaarheid van het project. Daarbij is het van belang de situationele, technische en financiële optimalisatie te onderzoeken van een eventuele rechtstreekse aansluiting op een RWZI. Zowel het verbruiksprofiel van de RWZI als de toestand van het openbare net bepalen de (on)mogelijkheden en hoe hoog de kosten van de netinpassing uitvallen. Samenvattend, de revenuen komen op de volgende manier het best bij het waterschap terecht: Voor terreinen die ter beschikking worden gesteld aan ontwikkelende partijen worden vergoedingen ontvangen. Kennis van zaken van de energiemarkt is belangrijk bij de onderhandelingen over die vergoedingen. De waarde van het ter beschikking stellen (minimaal € 10.000 à € 15.000 per MW) is hoger dan de • Inkomsten: via (een combinatie van) grondcontract, garantstellingsprovisie of directe deelname in de activiteit (participeren) ELECTRICITY NETWORK NATURAL GAS NETWORK CHP, TURBINES WIND Power generation Power storage SOLAR H 2O OTHER RENEWABLES GAS STORAGE O2 ELECTROLYSIS H2-TANK CH4/CO2-TANK (BIOGAS-TANK) H2 Biogas METHANATION CH4 Heat BIOMASS, WASTE BIOGAS PLANT CH4/CO2 Renewable Power Methane, integrated in a biogas plant • GVO’s, verschillende manieren: • 100% groene stroom via turbine-eigenaar of exploitant • de stroom via een stroometiket aan het waterschap labelen • een user-account bij Certiq openen en rechtstreeks de GVO’s aan waterschap alloceren 5 OPEN STAANDE ONDERZOEKSVRAGEN • Hoe om te gaan met het aansluiten van windturbines op het netwerk? • De belangrijkste uitdaging in het gehele proces vormt de attitude en het commitment van het algemeen bestuur van het waterschap (relatie met beeldvorming) 6INNOVATIE Power to gas: Hiermee kan de onbalans van elektriciteit worden opgevangen. De producten zijn verkrijgbaar en inzetbaar op of nabij de rwzi, of in het distributienet. Ook een combinatie/synergie met de energie-grondstoffenfabriek (productie zuivere eiwitten) behoort tot de mogelijkheden. Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 33 BIJLAGE 2. QUICK SCAN ZON OP WATERSCHAPSOBJECTEN Aan: Expertgroep wind en zon Waterschappen Geïnterviewd:Jos van der Meer (Waternet), Johan Jonker (HHNK), Peter Willems (WSRL) Datum: 30 april 2014 1 POTENTIE ZON OP WATERSCHAPSOBJECTEN HVC heeft de potentie van zonne-energie ingeschat voor Hollandse Delta, Delfland, Rivierenland en Noorderkwartier op basis van de beschikbare oppervlakten op daken van RWZI’s en gemalen, de oppervlakte van beluchtingruimtes en vooren nabezinktanks (“tanks” of “bassins“) bij de RWZI’s en het oppervlakte ‘open terrein’ bij RWZI’s. De inschatting is gedaan op basis van plattegronden van de RWZI’s. Voor inschatting van het potentieel is ervan uitgegaan dat 40% van het totale oppervlak van daken, bassins en open terrein beschikbaar is voor zonnepanelen. Het potentieel aan zonne-energie voor deze 4 waterschappen bedraagt 480 TJ ofwel 133.000 MWh in 2020. Voor de inschatting van de potentie van zonne-energie voor alle waterschappen als geheel is deze potentie geëxtrapoleerd op basis van de zuiveringscapaciteit van de waterschappen. De 4 genoemde waterschappen hebben 23,6% van de zuiveringscapaciteit van alle waterschappen. Het potentieel aan zonne-energie voor alle waterschappen samen bedraagt daarmee 2.000 TJ ofwel 555.000 MWh. Het netto elektriciteitsverbruik van alle waterschappen samen bedraagt 787.000 MWh15, het zonne-energie potentieel is dus in theorie voldoende om in 70% van de totale netto elektriciteitsbehoefte van alle waterschappen te voorzien. Het uitgangspunt daarbij is wel dat de energie ook rechtstreeks kan worden gebruikt op de rioolwaterzuivering. Daadwerkelijke verkenning naar potentieel kan anders uitvallen In de praktijk is de potentie afhankelijk van vele andere zaken, denk hierbij aan financiële, planologische en praktische overwegingen. De ervaring leert dat er zaken zijn die kunnen tegenvallen, maar dat er ook zaken zijn - zoals innovaties - die juist weer meer potentie opleveren. Zo bleek het intern rendement in Blaricum (Waternet) wel 6% doordat de zonnepanelen veel meer energie leveren dan oorspronkelijk berekend. 2 GEREALISEERDE PROJECTEN ZON (GEÏNTERVIEWDE FRONTRUNNERS) Waternet • Leiduin, waterproductielocatie. De installatie van 532 panelen is in 2013 opgeleverd en heeft een vermogen van 136 kwp, waarmee 130.000 kwh/jr wordt geproduceerd. Het intern rendement op de investering bedraagt 2,8%. De terugverdientijd is 18 jaar • Mijdrecht, ronde Venen, dak van een bedrijfsgebouw van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. De 72 panelen zijn betaald door 52 medewerkers van Waternet. Zij hebben een energie coöperatie opgericht en verkopen de stroom van hun zonnepanelen aan Waternet (voor een markconforme prijs). De installatie is januari 2014 opgeleverd en heeft een vermogen van 18 kwp, daarmee wordt 14.000 kwh/jr geproduceerd. Het intern rendement op de investering bedraagt 4-5%. De terugverdientijd is 16 jaar Hollands Noorderkwartier • Heerhugowaard, dak van het nieuwe hoofdkantoor. De 617 panelen zijn vrij snel na de oplevering van het pand geplaatst en hebben een vermogen van ca. 160 kwp, waarmee 135.000 kWh/jr wordt geproduceerd. De installatie is na aanbesteding door HorizonEnergy (was dochter HVC) aangelegd • Kleine projecten waarbij met 1 paneel zonne-energie wordt gebruikt om kleine stuwen en sluizen van elektriciteit te voorzien. Deze objecten verbruiken een geringe hoeveelheid energie, en zijn op deze locaties al snel rendabel Rivierenland • Groot Ammers, in het dak van de gebouwen van de RWZI zijn PV-panelen geïntegreerd. Hiermee wordt 30.000 kwh/jr geproduceerd 3 PROJECTEN ZON IN DE PIJPLIJN (GEÏNTERVIEWDE FRONTRUNNERS) Waternet • Drinkwaterproductie Weesperkarspel, project in voorbereiding om op het dak van de drinkwaterfabriek een installatie van 116 kw piek te plaatsen. De ambitie is om energieneutraal te worden. Alle maatregelen daarvoor zijn Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 35 uitgezet, en de conclusie is dat alle mogelijkheden voor het opwekken van wind- en zonne-energie moeten worden benut om daaraan te voldoen • RWZI Blaricum, is in maart gegund. Er wordt ca 110 kWp in het vrije veld geplaatst. Bijzonder aan dit project is dat men op een terugverdientijd van 13 jaar komt door een slimme BTW constructie • Het beleid van Waternet is om ieder jaar 1 locatie van zonnepanelen te voorzien, 1 drink en 1 zuivering Hollands Noorderkwartier • Schagen: op de waterberging Stolpen wordt ruimte (3,5 ha) beschikbaar gesteld voor een zonneweide voor de coöperatie ‘stap in de zon’ Schagen i.o.. Het draait om een pilot waarin het Hoogheemraadschap besloten heeft te faciliteren. Voor de haalbaarheid van een businesscase is de verhuurtermijn gesteld op 20 jaar • Texel: verkenningsfase naar aanleiding van een voorstel van Texel-energie. In samenwerking met Texel Energie worden de mogelijkheden bekeken voor de plaatsing van 3.200 panelen op het terrein van de RWZI Everstekoog • Zaanstad: “open en slim energienet”. In samenwerking met de gemeente en bedrijven worden de mogelijkheden onderzocht om te komen tot een grootschalig warmtenet gevoed door restwarmte. Daarnaast worden eventuele overschotten aan duurzame energie (zon, wind en biogas) omgezet in warmte Rivierenland • Vervolgstudie op basis van HVC rapport, waaruit verschillende mogelijke sporen volgen. Afronding medio april en daarna wordt besloten welk scenario gekozen wordt om energieneutraal te worden • Tiel: Samenwerking met diverse bedrijven (crowdfunding) wordt onderzocht. Keuze tussen ter beschikking stelling voor bewoners/eigen medewerkers of (financieren van de) investering 4 BEST PRACTICES Ook bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is het commitment van het dagelijks bestuur belangrijk. In de in 2009 vastgestelde Deltavisie is de ambitie neergelegd om de eigendommen van het Hoogheemraadschap te benutten voor initiatieven van burgers en andere partijen die maatschappelijk van belang zijn. Dit betekent dat HHNK de opwerk van zon- en windenergie, maar ook ander ruimtegebruik, mogelijk wil maken. Het hoogheemraadschap heeft besloten 0,5 % van de jaarbegroting vrij te maken voor duurzame initiatieven. Dit budget is o.a. besteed aan de installatie van zonnepanelen op de nieuwbouw van het hoofdkantoor. In het geval van de zonneweide in de waterberging Stolpen (Schagen) heeft het dagelijks bestuur van HHNK expliciet een besluit genomen om een deel van het terrein beschikbaar te stellen voor een burgercoöperatie. Daarbij is aangehaakt op het beleid om meervoudig ruimtegebruik mogelijk te maken. Het aanbrengen van zonnepanelen draagt bij aan multifunctioneel grondgebruik en klimaatbestendig bouwen, onderdeel van zowel de Deltavisie, als de ambitie van HHNK om een Maatschappelijk Verantwoorde Overheid (MVO) te zijn. Tenslotte sluit het besluit aan op de toekomstvisie waterketen waarin voorgenomen is om percelen beschikbaar te stellen ten behoeve van decentrale energieopwekking. Intern draagvlak Voor de opbouw van het intern draagvlak werkt het om te investeren in enthousiasme, door ruimte te geven aan de frontrunners. Daarna is het zaak te zorgen voor olievlekwerking, door campagnes en acties te bedenken die ingaan op thema’s die iedereen raken, de aandacht trekken en het leuk maken om mee te doen. En door de wil tot aanhaken bij initiatieven breed in de organisatie te koppelen aan dingen doen. In HHNK bleek dat door die energie en actie te bundelen in een platform – inclusief management – niet alleen veel ideeën werden gegenereerd, maar ook gezag en uitvoeringskracht ontstond om projecten te realiseren. Op die manier zorgt het platform voor duurzaamheids initiatieven voor draagvlak en enthousiasme binnen de organisatie en draagt het bij aan het behalen van energie en milieu doelstellingen. 4.3SUCCESFACTOREN Committment dagelijks bestuur en aanhaken op bestaand beleid Bij het Waterschap Rivierenland is sprake van bestuurlijk draagvlak, wat door vertaald wordt naar het middenmanagement, zodat zij mensen kunnen leveren om plannen (business cases) te maken. Er is een platform actief op het gebeid van duurzaamheid, Innovatie en Klimaat, waarin allerlei ideeën worden beoordeeld en tevens projectvoorstellen worden opgesteld. Daarnaast beschikt Rivierenland over een website, www.klimaatactieprogramma.nl, waarop alle projecten worden weergegeven. Bij HHNK is bijvoorbeeld ook de afdeling inkoop betrokken bij het opstellen van de vraagspecificatie voor de zonnepanelen op het hoofdkantoor. Hiervoor is de methode van de concurrentiegerichte dialoog gebruikt. Op die manier werden 2 vliegen in 1 klap geslagen, bredere betrokkenheid in de organisatie bij een zonne-energieproject en kennis vergroten door een interactieve wijze van aanbesteden. 2 sporen, gewoon beginnen en investeringsstrategie opzetten De ervaring van Waternet is dat het enerzijds belangrijk is gewoon te beginnen, omdat innovaties anders niet op gang komen. Zorg dus dat er klein begonnen mag worden, ook als de BC nog niet helemaal rond is. Daarna is het makkelijker aan te haken op kansen, zoals b.v. een goede SDE+regeling, die de onrendabele top realiseert, waardoor de installatie direct vergroot kan worden. Anderzijds is het van belang te kijken naar het optimale moment om te investeren. Fasering is belangrijk. Het is dus belangrijk om een integrale visie en strategie te hebben, waarbij tevens aangesloten wordt bij beheer en onderhoud om zo het beste moment te kunnen bepalen om te investeren (wat levert op welk moment het meeste op). Om die strategie voor Waternet te kunnen maken zijn alle locaties door inzet van interne capaciteit geïnventariseerd voor minimale kosten, ca. € 20.000. Dat leverde tevens de eye-opener op dat je erachter komt wat het echte potentieel is. 4.4LEERERVARINGEN Communicatie en ondersteuningsstructuur Denk niet dat iedereen zonnepanelen leuk vindt! Vooral in landelijk gebied ontstaan soms enorme discussies als je een idee lanceert voor een grootschalige PV-installatie. Men kan de uitstraling bijvoorbeeld vinden conflicteren met de uitstraling van landelijk gebied. Daarnaast is een van de bekende kritiekpunten dat de duurzame opwek van energie niet bij onze kerntaken hoort. Vanuit communicatie wordt dan ook verboden om teveel uiting te geven aan deze projecten vanuit de angst dat daardoor juist issues worden opgeroepen! Het advies is dan ook om mee te liften op een positieve stroom die er soms ook is, en daarnaast te letten op timing. Het tij kan ineens keren. Burgers moeten zich kunnen verdiepen in de ambitie, zodat ze weten waarom iets gebeurt, wat het belang is, bij welke beleid het hoort. (Licence to operate.) Daarom is het voor de ondersteuning van projecten bij andere waterschappen belangrijk dat de Unie het algemene verhaal overtuigend vertelt, want vanuit de grote lijnen wordt de argumentatie om met dit soort projecten bezig te zijn beter opgepikt. Daarnaast is het voor de ondersteuning van projecten belangrijk dat er vanuit de Unie een structuur wordt opgericht waar men terecht kan voor vragen en uitvoeringskracht. Als goed voorbeeld wordt de structuur die is gebouwd voor de Grondstoffenfabriek genoemd. Daar hoort een integrale visie bij (als waterschappen zijn we nu nog teveel bezig om het voor onszelf kloppend te krijgen). Samenwerking met ontwikkelende partijen Samenwerking met een energiemaatschappij zoals Texel energie levert niet alleen potentieel een project op met een enorme impact. Vanwege de winstdoelstelling van een energiemaatschappij dient ook een strategische afweging te worden gemaakt over de rol van het waterschap. Ook als het alleen maar om faciliteren gaat dan dient daar een marktconforme vergoeding tegenover te staan, omdat je hen anders subsidieert. Haalbaarheid (business case) Voor grootschalige toepassing van de opwek door zonnepanelen bij de waterschappen is de financiële haalbaarheid cruciaal. De ervaring van de frontrunners is dat er zon-projecten te ontwikkelen zijn met een hoog positief rendement, maar dat kansen onbenut blijven, omdat een hardnekkig beeld bestaat dat de ontwikkeling van zon-projecten te duur is. Het financiële rendement van het toepassen van zonnepanelen wordt sterk beïnvloed door tal van (soms snelle) ontwikkelingen: Belasting op verbruik: • Zonne-energie is zeer rendabel (IRR >10%) voor kleinverbruikers (jaarverbruik < 10.000 kWh) en op plaatsen waar geen netaansluiting is • Waterschappen hebben (veel) objecten, b.v. kleine kantoren die in de middencategorie vallen (jaarverbruik <50.000 kWh). Ook daarvoor is zonne-energie een interessante optie • RWZI’s zijn grootverbruiker (>1000 MWh), betalen dus een zeer laag tarief aan energiebelasting, waardoor zonneenergie sec een minder hoog financiële rendement haalt (IRR ca 3%) Subsidie De SDE+ stimuleert de productie van duurzame energie en richt zich op bedrijven en (non-profit) instellingen. De ervaring van Waternet is dat een dergelijke subsidie het rendement van een ontwikkeling – b.v. op een RWZI – aanzienlijk kan verhogen. Vanaf 2014 dient een haalbaarheidsstudie bij de subsidieaanvraag te worden gevoegd (bij een vermogen vanaf 0,5 MW, 500 kWp of 50 Nm3/uur). Deze dient de volgende onderdelen te bevatten: • Exploitatieberekening • berekening van het projectrendement • onderbouwing van het eigen vermogen en de financiering Techniek De huidige zonnepanelen hebben een rendement van rond de 15%. Dat betekent dat slechts 1/6 deel van de zonne-energie die op het paneel valt omgezet wordt in elektriciteit. Verschillende ontwikkelingen richten zich op de verbeteringen van de techniek door in te zetten op een breder lichtspectrum, minder weerkaatsing, minder afstoting van elektronen. Hierdoor zullen de kosten van zonnepanelen dalen en de opbrengst stijgen. Kostprijs Energie De prijs van fossiele energie blijft stijgen. Sinds 2012 is de kostprijs voor met PV-systemen opgewekte elektriciteit al significant lager dan de consumentenprijs van elektriciteit in Nederland. De verwachting is dat in 2020 de kostprijs voor met PV-systemen opgewekte elektriciteit vergelijkbaar is met de gemiddelde productieprijs (mix) van elektriciteit in Nederland. Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 37 Wet en regelgeving Er is steeds meer interesse in participatie in zon-projecten door particulieren en coöperaties. In dat verband is regelgeving rondom saldering van belang. Over de uitwerking van de salderingsregeling en het zogenaamde ‘ontzorgmodel’ is nog veel discussie. De huidige stand van zaken is dat na het aannemen van de motie Vos, het ministerie van Economische Zaken ruimte heeft geboden aan initiatiefnemers van het zogenaamde ‘ontzorgmodel zonnestroom’ door huurders uit te sluiten van energiebelasting over de duurzame elektriciteit die ze met een zonne-energieinstallatie van een derde partij opwekken. Belangrijke opmerking daarbij is dat als de waterschappen gebruik maken van dat model ze wel energiebelasting moeten betalen. Waternet Voor de locatie Blaricum is door een geraadpleegde fiscalist geadviseerd over het – wettelijk verplichte – terugvorderen van de BTW op PV installaties. Die terugvordering levert een dermate groot voordeel op in de BC, dat de terugverdientijd van de installatie is teruggebracht tot 13 jaar. Een en ander heeft te maken met installaties die niet bij het primaire proces horen. Dit voorbeeld wordt opgenomen met de belastinginspecteur. De resultaten worden in de expertgroep wind en zon gedeeld. Rivierenland De ervaring in Rivierenland is dat er in business cases meestal wordt gekeken naar financiering van de investering. Als in plaats daarvan wordt gekeken naar besparing en waar dat geld dan voor kan worden ingezet dan pakt dat gunstiger uit voor de business case. Rivierenland kiest daarom in eerste instantie voor business-modellen met inzet van burgerparticipatie, om zo het draagvlak bij de burgers voor initiatieven van het waterschap rond de opwek van zonne-energie te vergroten. 5 OPEN STAANDE ONDERZOEKSVRAGEN/ INNOVATIE • Hoe infrastructuur te delen voor een mix van opwek door windturbines en PV-installaties, waarbij een combinatie nodig is met buffering (biogas en watersysteem) • Aansluiten bij de ontwikkeling van smart grids. Een waterschap heeft een grote toegevoegde waarde om de balans in het net te kunnen beïnvloeden. Bij het koppelen van verschillende energiestromen, is m.n. de opslag van energie belangrijk • Voorstel om een afstudeeropdracht uit te zetten voor de innovatie van drijvende zonnepanelen • Ook meedraai-systemen dienen verder te worden onderzocht, omdat ze de efficiëntie van panelen vergroten N.B. Er is nog onzeker wat het toekenningpercentage bij ter beschikking stelling is. Voorstel expertgroep: toekenningpercentage evenredig maken met de (actieve)participatie binnen een windproject. Een nadere uitwerking, waarbij gedeeld eigendom, garantiestelling en risico’s gewaardeerd worden, is nodig om dit participatieaandeel te bepalen. Zolang dit onbekend is wordt 10% toekenningpercentage gehanteerd conform afspraak MJA3. BIJLAGE 3. AANDACHTSPUNTEN BIJ OPSTELLEN BUSINESS CASE In deze bijlage worden een aantal van de belangrijke aandachtspunten bij het opstellen van de business case nader toegelicht. 1 TARIEF ENERGIEBELASTING EN SUBSIDIE­ MOGELIJKHEDEN RWZI’s zijn grootverbruiker (>1000 MWh). Zij betalen dus een zeer laag tarief aan energiebelasting, waardoor met name opwek van zonne-energie daarvoor sec een minder hoog financiële rendement haalt (IRR ca 3%). Door inzet van bijvoorbeeld SDE+ subsidie kan dat rendement aanzienlijk worden verhoogd. Aanvragen van een SDE+ subsidie is mogelijk voor installaties die worden aangesloten op een grootverbruikersaansluiting (meer dan 3x80A). Kleinschalige systemen (kleiner dan 3x80A) worden in de SDE+ niet gesubsidieerd. Eigenaren van deze systemen kunnen de verbruikte en geleverde elektriciteit salderen, waardoor leveringskosten, energiebelasting en eventueel BTW worden vermeden. Dit betekent dat voor objecten die voor het energiebelastingtarief in de middencategorie van verbruik vallen, zoals bijvoorbeeld kantoren opwek van zonne-energie zeer rendabel is. 2 AANSLUITING OP ELEKTRICITEITSNET Bij de haalbaarheid van een project speelt de aansluiting op het elektriciteitsnet altijd een belangrijke rol. Met het verzwaren van een bestaande aansluiting of het aanleggen van een nieuwe grootverbruikersaansluiting zijn hoge kosten gemoeid. Die kosten kunnen oplopen tot € 20.000 of meer en houden verband met het nominale vermogen van de productielocatie. De toestand van het openbare net (aanwezigheid infrastructuur, ruimte voor aansluiting e.d.) bepaalt hoe hoog de kosten van de netinpassing uitvallen. Het is daarom van belang te onderzoeken wat de situationele, technische en financiële optimalisatie is van een eventuele rechtstreekse aansluiting op een RWZI. Samenwerking met een partij in de omgeving kan de kansen op realisatie vergroten. Bijvoorbeeld, door gebruik te maken van het netwerk van een omgevingspartij waardoor de kosten van netinpassing beperkt blijven. 3 BEREKENING KOSTEN EN OPBRENGSTEN De kosten voor de ontwikkeling van windparken zijn hoog15. Gemiddeld komen deze uit op ruim 1,4 miljoen euro per MW vermogen (€ 1.430 / kW). Deze kosten verschillen per locatie. Bijvoorbeeld door de afstand tot de netaansluiting, de toegankelijkheid van het terrein, de complexiteit van de voorafgaande onderzoeken en dergelijke. Ten opzichte van andere bronnen voor duurzame opwek, levert wind wel de grootste additionele bijdrage aan het realiseren van de doelstellingen en is daarbij ook nog het meest kosteneffectief. De kosten voor grootschalige zonprojecten kunnen enkele tonnen euro’s bedragen, maar de opbrengsten zijn lager dan bij windenergie. Het financiële rendement van het toepassen van zonnepanelen wordt sterk beïnvloed door tal van (soms snelle) ontwikkelingen. De ervaring van de frontrunners is echter dat er weldegelijk zonprojecten te ontwikkelen zijn met een hoog positief rendement, maar dat kansen onbenut blijven, omdat een hardnekkig beeld bestaat dat de ontwikkeling van zonprojecten niet rendabel is. Voor de berekening van kosten en opbrengsten spelen behalve tarief energiebelasting, subsidiemogelijkheden en aansluiting op het elektriciteitsnet de volgende elementen een rol: • De eigenschappen van de installatie. Bij een windturbine bepalen de ashoogte en de rotordiameter in grote mate het vermogen. Bij een PV-installatie de kwaliteit van de panelen en de omvormer • De manier waarop geproduceerde stroom wordt verkocht, en financiering is geregeld • De afschrijvingstermijn. Deze staat vaak op 25 jaar wat overeenkomt met de vermogensgarantie van leveranciers. (De technische levensduur is meestal 30-35 jaar) • Kosten van verwijdering en eventueel herstel van de oorspronkelijke situatie • Meenemen van exploitatie- en de onderhoudskosten oftewel een berekening van Total cost of ownership (ook wel life cycle cost analysis genoemd). Hierbij worden niet alleen kosten voor aanschaf, maar voor de gehele economische levensduur van de installatie berekend • Berekening van de inkoop van energiekosten. Voor zuiveringen komt dat over het algemeen neer op ca. 8,5 €ct / kWh 15 Zie voor voorbeelden van berekeningen: www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaamondernemen/duurzame-energie-opwekken/windenergie-op-land Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 39 • Vergoedingen van ontwikkelende partijen voor het ter beschikking stellen van terrein. Kennis van zaken van de energiemarkt is belangrijk bij de onderhandelingen over die vergoedingen. De waarde van het ter beschikking stellen voor een windontwikkeling (privaat) is bijvoorbeeld minimaal € 10.000 à € 15.000 per MW. Voor het ter beschikking stellen aan een burgercoöperatie voor een PV-installatie levert de business case over het algemeen weinig tot geen ruimte voor het betalen van substantiële vergoedingen voor het ter beschikking stellen van terrein of dak Naast een vergoeding voor grond en/of dak kunnen ook afspraken worden gemaakt over andere manieren om de revenuen van productie bij het waterschap terecht te laten komen: • Toerekenen van de hoeveelheid duurzaam opgewekte energie die op het terrein van het waterschap wordt gewonnen. Afhankelijk van de rol die het waterschap hierbij inneemt wordt het percentage bepaalt waarmee die hoeveelheid meetelt in het aandeel eigen opwek (40% doelstelling). Een nadere uitwerking, waarbij gedeeld eigendom, garantiestelling en risico’s gewaardeerd worden, is nodig om dit participatieaandeel te bepalen. Bij ter beschikking stelling van het terrein wordt 10% toekenningpercentage gehanteerd conform afspraak MJA3 • Een andere mogelijkheid is dat een waterschap in ruil voor het ter beschikking stellen van grond, een aandeel in een installatie krijgt, en daarmee dus ook groene stroom opwekt, die het eventueel kan gebruiken voor eigen verbruik. Dit draagt zowel bij aan verduurzaming als aan de 40% doelstelling • Garanties van Oorsprong (GvO’s) bieden de mogelijkheid om het eigen stroomverbruik te vergroenen met behulp van stroom uit windmolens of een PV-installatie op eigen terrein. Een GvO is een administratief bewijs dat een bepaalde hoeveelheid elektriciteit afkomstig is van een installatie waarmee duurzame energie wordt opgewekt. N.B. Dit draagt bij aan verduurzaming, maar niet aan het aandeel eigen opwek (40%) BIJLAGE 4. EXPERTGROEP WIND EN ZON EN GEGEVENS SHAREPOINT Frontrunners geïnterviewd voor handreiking uit Expertgroep Wind en Zon (zie voor gegevens en telefoonnummers Sharepoint) Wind op RWZI’s: • Waterschap Hollandse Delta: Jan Smitsman • Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard: Dave Philo • Waterschap Brabantse Delta: Henri Maas Zon op waterschapsobjecten: • Waternet: Jos van der Meer • Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier: Johan Jonker • Waterschap Rivierenland: Peter Willems • Waterschap Zuiderzeeland: Hans Kuipers Deelnemers Expertgroep Wind en Zon Naam Organisatie e-mail adres Arjan van den Hoogen Wetterskip Fryslân [email protected] Hans Kuipers Waterschap Zuiderzeeland [email protected] George Zoutberg Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier [email protected] Mark Broos Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier [email protected] Henri Maas Waterschap Brabantse Delta [email protected] Jan Smitsman Waterschap Hollandse Delta [email protected] Jos van der Meer Waternet [email protected] Kees van de Ven Waterschap Noorderzijlvest [email protected] Jan Willem Nieuwenhuis Waterschap Noorderzijlvest [email protected] Peter Willems Waterschap Rivierenland [email protected] Dave Philo Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard [email protected] Michiel Anten Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden [email protected] Jos Jogems Waterschap Vechtstromen [email protected] Ronald Hemel Unie van Waterschappen [email protected] Arjan Verheul RVO [email protected] Henk van Hemert STOWA [email protected] Rafaël Lazaroms Unie van Waterschappen [email protected] Dolf Moerkens Unie van Waterschappen dmoerkens@uvwnl Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 41 Voorbeelden kosten / baten berekeningen zonprojecten (beschikbaar op Sharepoint) A.Kostprijsberekening, Total Cost of Ownership (TCO) PV-panelen Blomboogerd B.Rekenmodel opbrengst PV-dak Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier C.Kosten/baten voor PV systemen op RWZI Diverse rapporten • Onderzoek van Redmer Steen (afstudeerder bij de NHL) naar “Salderen op afstand” door burgercoöperaties op Sharepoint • Voor de expertgroep Zon voor Burgers heeft UvW in samenwerking met het Klimaatverbond een handreiking opgesteld over het beschikbaar stellen van terreinen door waterschappen voor coöperaties Door Berenschot is een juridische handreiking opgesteld (november 2014). Deze handreiking verschaft waterschappen de juridische argumenten, in relatie tot duurzame uitvoering van de kerntaak. Handreiking wind- en zonne-energie op waterschapsobjecten 43 BEZOEKADRES Koningskade 40 2596 AA Den Haag 070 351 97 51 Nederland POSTADRES Postbus 93218 2509 AE Den Haag Nederland September 2015 [email protected] www.uvw.nl