© 2008 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten Uitwerkingen cases hoofdstuk 4 4.1 1 Unidisk Aan welke zaken zal elk van de leden van de werkgroep (controller, informatiemanager en extern accountant), gezien zijn functie, vooral aandacht schenken bij de selectie van informatiesystemen die het beschreven probleem moeten helpen oplossen? Elk van de leden van het team heeft vanuit zijn functie een eigen rol in de werkgroep. • Controller; als vertrouwenspersoon tussen werkvloer en management moet de controller op de eerste plaats zijn bedrijfskennis in het team inbrengen, zodat de inzet van IT steeds ten dienste van de doelstellingen van de organisatie komt te staan. Daarnaast is de controller het financiële geweten van de organisatie en moet hij de efficiënte inzet van IT in de gaten houden. Gezien de samenstelling van het team en de functie van de controller in het bedrijf, ligt het voor de hand dat de controller de leiding over de werkgroep op zich neemt. • Informatiemanager; zal zich primair richten op de inrichting van een adequate infrastructuur zodat de noodzakelijke informatiesystemen op een effectieve manier in de organisatie kunnen worden ingezet. Daarbij brengt hij technologische kennis in, maar moet hij ook zorgen voor een langetermijnvisie omtrent de inzet van IT in de organisatie. De informatiemanager is als eerste verantwoordelijk voor het ontwerp van een IT-structuur waarmee de organisatie ook op langere termijn kan voortbouwen. Daarnaast geeft hij prioriteiten aan in de uit te voeren IT-projecten en ontwerpt hij een organisatie die de inzet van IT in de organisatie ondersteunt (bijvoorbeeld inrichting van een automatiseringsafdeling of het selecteren van partners t.b.v. outsourcing). • Extern accountant; zijn primaire aandacht zal uitgaan naar de beheersbaarheid van de in te zetten informatiesystemen en de regelmatige controle van de kwaliteit van deze systemen. Ook is hij actief in het inschatten van de risico’s die samengaan met de inzet van IT en met de opzet van een intern controlesysteem dat deze risico’s zo goed mogelijk afdekt. Daarbij kan hij putten uit ervaringen die hij in het verleden bij andere klanten heeft opgedaan. 2 Zal de invoering van IT binnen een bedrijf als Unidisk er over het algemeen toe leiden dat er weer meer sprake zal zijn van decentralisatie van beslissingen, of zal de inzet van IT in zijn algemeenheid eerder leiden tot een verdere centralisatie van beslissingen? IT heeft geen eenduidige invloed op het centralisatie/decentralisatievraagstuk. Het is dus niet zo dat de inzet per definitie leidt tot centralisatie of decentralisatie. Er zijn algemene krachten werkzaam die elkaar tegenwerken, waardoor de uiteindelijke invloed van IT afhankelijk is van de specifieke omstandigheden. Deze algemene krachten zijn: • door de inzet van IT neemt de informatieverwerkende capaciteit toe, waardoor het makkelijker is relevante informatie aan het topmanagement door te spelen. Daardoor wordt het topmanagement de kans geboden op basis van de aangeleverde informatie meer beslissingen zelf te gaan nemen, met als gevolg een versterkte centralisatie van beslissingen; • door de inzet van IT wordt het eenvoudiger om verantwoordingsinformatie te verzamelen en te analyseren. Daardoor wordt het eenvoudiger om medewerkers op lagere niveaus zelfstandig beslissingen te laten nemen die later op basis van Hoof dlijnen bes t uur lijk e in f o r ma t i e v e r z o r g in g 1 © 2008 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten verantwoordingsinformatie worden geëvalueerd. Dit versterkt de mogelijkheden tot decentralisatie van beslissingen. 3 Zullen beleggers naar verwachting de inzet van IT voor het oplossen van de problemen binnen Unidisk als een positief signaal opvatten of zullen zij eerder geneigd zijn een sterke inzet van IT negatief te benaderen? Motiveer je antwoord. Wanneer de inzet van IT ertoe leidt dat de informatieverstrekking intern beter wordt georganiseerd, zal dit uiteindelijk ook kunnen leiden tot een betere informatieverstrekking richting aandeelhouders. Beleggers hebben echter het gevoel dat het management van Unidisk moedwillig informatie achterhoudt. Er is dus sprake van een vertrouwenskwestie. De verdere inzet van IT binnen de organisatie zal beleggers op dit punt zeker niet geruststellen. Technologische oplossingen leiden vrijwel nooit tot meer vertrouwen tussen partijen. Maar het management kan IT wel degelijk inzetten om de informatieverstrekking richting beleggers aanzienlijk te verbeteren. Zo hebben de meeste beursorganisaties een speciale website voor hun aandeelhouders, waar allerlei relevante informatie bij elkaar wordt gebracht zodat aandeelhouders en beleggers makkelijk en snel informatie over de organisatie kunnen verzamelen. Daarnaast kunnen zij online sessies houden met aandeelhouders, of e-mailadressen beschikbaar stellen waar beleggers vragen kunnen stellen. Op die manier kan het management de aandeelhouders ervan overtuigen dat de inzet van IT een directe verbetering van de informatiestroom richting de aandeelhouders zal opleveren. 4.2 a Informatiesystemen en programmatuur Ga na in hoeverre het in hoofdstuk 4 omschreven begrip informatiesysteem ook van toepassing is op computerspelletjes. Besteed apart aandacht aan de taken en de onderdelen van een informatiesysteem. Taken: 1 Invoer; de spelers brengen in het spel voortdurend nieuwe gegevens binnen door middel van het toetsenbord, de muis, een joystick of een speciaal invoerapparaat zoals een stuur (voor racespellen). De meeste spellen zijn zo georganiseerd dat het spel voortdurend reageert op de invoer van de speler(s). 2 Opslag; bij veel spellen kan de status van het spel op een willekeurig moment of op vooraf vastgelegde momenten worden bewaard, zodat het spel later vanaf dat punt kan worden voortgezet. Bij sommige spellen is de opslag van gegevens opzettelijk beperkt om het spel een hogere moeilijkheidsgraad te geven. Tijdens het spelen maken de meeste spellen weinig gebruik van opslag naar permanente media omdat dit het functioneren van het spel te veel beïnvloedt. 3 Verwerken; afhankelijk van het type spel zijn de meeste spellen zo georganiseerd dat het spel reageert op de invoer die de speler geeft. Bij eenvoudige spellen bestaat de verwerking uitsluitend in het vertalen van de invoer van de speler naar de uitvoer op het computerscherm. Maar bij veel moderne spellen bevat het spel een uitgebreide AI-kern (AI = artificiële intelligentie), die ervoor zorgt dat de gebeurtenissen in het spel zo natuurlijk mogelijk aansluiten bij de invoer die de speler geeft. 4 Uitvoer; het belangrijkste uitvoermedium bij games is het computerscherm. Afhankelijk van het type spel nemen de grafische kwaliteiten van computerspellen een heel belangrijke plaats in. De uitvoer is de basis waarop de speler vervolgens nieuwe invoer in het spel inbrengt. 2 U it w e r k in g e n c a s e s h o o f d s t u k 4 © 2008 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten Onderdelen: 1 Hardware; naast de noodzakelijk standaardhardware (toetsenbord, muis, beeldscherm, processor, grafische kaart, geluidskaart, enz.) maken spellen in toenemende mate gebruik van speciale hardware (bijvoorbeeld joystick, stuur, maar ook microfoons of sensoren die reageren op bewegingen van de speler). 2 Software; de kern van vrijwel alle spellen bestaat uit programmatuur. 3 Gegevens: computerspellen maken vaak gebruik van zeer uitgebreide databases met gegevens, waardoor het spel een hoger realiteitsniveau wordt meegegeven. Zo bevatten voetbalspellen uitgebreide gegevens over spelers en voetbalclubs en bevatten racespellen uitgebreide gegevens over circuits, auto’s, teams en coureurs. 4 Netwerken; in toenemende mate worden spellen ontworpen waarmee meer spelers tegelijk kunnen spelen. Vaak wordt daarbij het internet als netwerk gekozen. 5 Mensen en procedures; spellen bevatten vaak uitgebreide regels waaraan spelers zich dienen te houden. In vrijwel alle gevallen worden deze regels afgedwongen door geprogrammeerde controles. Voor veel spellen bestaan zogenaamde ‘cheats’, waarmee het mogelijk is bepaalde regels binnen het spel te omzeilen (waardoor het winnen van het spel makkelijker wordt gemaakt). b Bedenk een voorbeeld van een computerprogramma dat niet voldoet aan de omschrijving van een informatiesysteem. Voorbeelden kunnen programma’s zijn die niet zijn gericht op het verwerken van gegevens of programma’s die geen interactie hebben met mensen. 4.3 ERP en MKB 1 Ga met behulp van het internet na welke argumenten gebruikt kunnen worden door ERP-leveranciers om hun producten bij grote ondernemingen aan te prijzen. Zie bijvoorbeeld: http://erp.pagina.nl/. Veelgebruikte argumenten zijn: • betere integratie van bedrijfsgegevens; • betere inrichting van bedrijfsprocessen; • lagere kosten op velerlei gebied; • snellere reactie met betrekking tot wensen van klanten; • betere managementinformatie. 2 Zoek uit welke argumenten voor grote ondernemingen wel, niet of in mindere mate van toepassing zijn op het MKB. Bij kleinere organisaties zijn in principe dezelfde argumenten bruikbaar als bij grotere ondernemingen, maar vaak ligt de nadruk op andere aspecten. Zo speelt in het MKB veel sterker het probleem van beperkte IT-kennis, waardoor de service en faciliteiten die ERP-leveranciers bieden meer van belang zijn. Daarnaast speelt het kostenaspect bij MKB-ondernemingen een iets andere rol, omdat de voor ERP noodzakelijke investeringen voor kleine bedrijven veel moeilijker op te brengen zijn (vandaar de grote belangstelling voor ASP in het MKB-segment). Ook speelt bij veel MKBondernemingen het feit dat ERP-systemen zijn opgebouwd rond ‘best practices’ een belangrijke rol. Hierdoor hopen veel MKB-bedrijven hun bedrijfsprocessen te optimaliseren. 3 Maak een presentatie van maximaal vijf slides waarin de voornaamste redenen worden aangegeven waarom MKB-ondernemers in een ERP-systeem zouden moeten investeren. Hoof dlijnen bes t uur lijk e in f o r ma t i e v e r z o r g in g 3 © 2008 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten Presentatie door studenten van de bevindingen ad 2. 4.4 SNS Teradata Beoordeel voor deze case of er sprake is van een strategisch informatiesysteem. Waarom wel/niet? Welke assumpties heb je bij de beantwoording van deze vraag gemaakt? In de case SNS Teradata gebruikt SNS Bank geldautomaten als kanaal voor interactieve en gepersonaliseerde marketingboodschappen richting haar klanten. De vraag is of hier sprake is van strategisch gebruik van informatietechnologie. Mocht het SNS Bank lukken om met deze gepersonaliseerde berichten meerdere bankdiensten aan haar klanten te verkopen (bijvoorbeeld hypotheken, sparen, beleggen), dan zou dit concurrentievoordeel kunnen opleveren. De winstgevendheid per klant verschilt sterk bij banken; het verkopen van meer SNS-producten aan één klant kan in dit opzicht belangrijk zijn. Studenten zullen allicht vraagtekens stellen bij de timing van deze marketingberichten; het is zeer wel mogelijk dat consumenten niet gediend zijn van marketingberichten op het moment dat ze een geldautomaat gebruiken. 4 U it w e r k in g e n c a s e s h o o f d s t u k 4