Technische voorzieningen 1. UITGANGEN De ingangen, doorgangen, nooduitgangen, gangpaden, galarijen, trappen, hellingbanen en vluchtwegen moeten te allen tijden over de minimaal vereiste breedte zijn vrijgehouden van obstakels en steeds voldoende stroef zijn. Een (nood)deur, uitgangsdeur mag bij aanwezigheid van personen in het bouwwerk uitsluitend zodanig zijn gesloten dat de uitgangsdeur van binnenuit ogenblikkelijk over de minimaal vereiste breedte kan worden geopend zonder dat hiertoe gebruik moet worden gemaakt van een sleutel of een ander los voorwerp. Deuren en luiken die een brandwerende en/of rookwerende functie hebben, mogen niet langer in geopende stand worden gehouden dan voor het verkeer van personen of voor het vervoer van goederen noodzakelijk is, tenzij voorzien van automatische inrichtingen die de deuren, resp. luiken, loslaten zodra een toestand intreedt waarin deze als brandwering en/of rookwering moeten dienen. VLUCHTWEGEN Vluchtwegen of aanduidingen daarvan dienen goed zichtbaar te zijn. Vluchtwegen dienen goed bereikbaar te zijn. Vluchtwegen mogen niet versperd zijn door obstakels. De vloeren van vluchtwegen dienen stroef te zijn. Vloerbedekking moet goed vast liggen en niet omkrullen of oprollen. Vluchtwegen buiten het object dienen te worden vrij gehouden van begroeiing en ijs. Gebreken aan vluchtwegen dienen direct te worden hersteld. Ontwerp: Revisie datum: BLAD 2