Geen vernieuwing zonder Israël Jezus de Koning der Joden Wij geloven dat het belangrijk is om te beseffen dat onze Heiland en Verlosser Jezus Christus geboren is uit het volk van de Joden. Het zijn in de eerste plaats de profetieën aan Israël die van Hem getuigen. Hij is het rijsje dat voortkomt uit de tronk van Isai [1] en de beloofde heerser over Israël die geboren wordt in Bethlehem Efratha. [2] Al voor zijn komst op aarde, openbaart Hij zich aan de kinderen van Israël, zoals we b.v. kunnen lezen in het boek Daniël. [3] Paulus vertelt dat door Christus niet alleen hemel en aarde geschapen zijn, maar dat voor de grondlegging der wereld ook Israël in Christus verkoren is om Gods eigendom te zijn. [4] In het laatste Bijbelboek noemt Christus zich zelf "de wortel en het geslacht van David." [5] Dit alles duidt op een onmiskenbare verbondenheid van Jezus Christus met het volk Israël. Als Jezus dan ook op aarde verschijnt, wordt zijn geboorte door de engel Gabriël aan Maria aangekondigd met de mededeling dat Hij zal zitten op de troon van zijn vader David en dat Hij voor eeuwig koning zal zijn over Jakob. [6] Het zijn de wijzen uit het Oosten die in Hem de koning der Joden vinden en zijn latere leerlingen weten ook dat Hij dat is. Nathanaël zegt bij zijn roeping : "Gij zijt de Koning van Israël !" [7] Als Jezus sterft hangt boven zijn hoofd "de beschuldiging" Jezus de Nazarener, de koning der Joden. Nn na zijn opstanding vragen de discipelen wanneer Hij het koninkrijk voor Isral herstellen zal. De naam Koning der Joden tekent ook zijn roeping en taak. Hij zal zijn volk redden van hun zonden en verlossen van hun vijanden zodat zij in alle vrijheid God kunnen dienen, Hij zal de luister van Israël herstellen en de verstrooide stammen terugbrengen. [8] De verbondenheid van Jezus met Israël betekent ook moeite en benauwdheid voor het volk. In het boek Openbaring lezen wij van de vrouw met de twaalf sterren, die Christus baart en door de draak vervolgd wordt als Christus verhoogd is tot God en zijn troon. [9] Conclusie Jezus is niet alleen de Zaligmaker voor de volkeren en de Heiland der wereld, Hij is in de eerste plaats de Koning van Israël. Als we dat zouden vergeten zouden wij niet alleen Israël onrecht doen, maar ook Jezus. Willen wij een volledig beeld hebben van Jezus, dan zullen wij Hem ook moeten eren als de Koning der Joden. Nergens staat in de bijbel dat Hij dit koningschap heeft afgelegd. Wij realiseren ons dat het lijden en de aanvechting van het volk van de Joden, ook in de actualiteit van vandaag, alles te maken heeft met het feit dat zij het eigendom is van Christus. Maar zoals zij deel heeft aan zijn lijden, geloven wij ook dat Israël zal delen in zijn heerlijkheid en glorie. Het verbond met Abraham zijn vriend Als God Abram roept om in Hem te geloven dan sluit Hij een verbond met hem. Een verbond dat God zal bevestigen aan Izaäk, Jakob en de latere kinderen van Israël. Dit verbond behelst de beloften van God aan zijn volk. God belooft dat Israël tot een groot volk zal worden, dat zij die Israël zegenen zelf gezegend zullen worden en omgekeerd dat zij die Israël zullen vloeken zelf vervloekt zullen worden. God belooft het land Kanaän en ook dat door het nageslacht van Abram alle volken der aarde gezegend zullen worden. [10] Deze beloften van God worden door het volk Israël de toekomst in gedragen. Daarbij is het de roeping van Israël om de lof aan God gaande te houden, om Gods heerlijkheid uit te stralen en Gods heil bekend te maken. Het is duidelijk dat de bijzondere band die God met het volk heeft uiteindelijk tot zegen zal zijn voor de gehele aarde en de profeten getuigen ook van die heerlijke toekomst. [11] Het is ook duidelijk dat de aanwezigheid van God voor zijn volk en de vervulling van de beloften alleen door kunnen gaan als het volk God blijft dienen en in zuiverheid en heiligheid God blijven aanhangen. In dat kader moet het geschenk van de wet worden gezien en de tempeldienst. Toch blijkt de menselijke kant van de relatie tussen God en zijn volk uiterst broos en kwetsbaar. Het zijn opnieuw de profeten die voorzeggen dat God uiteindelijk zal ingrijpen en dat God zelf de vervulling van zijn beloften zal veilig stellen. [12] Met de komst van Jezus Christus wordt het nieuwe verbond ingesteld. Jezus zelf sluit het aan de vooravond van zijn sterven met zijn discipelen, die als de twaalven de stammen van Israël vertegenwoordigen. [13] Het nieuwe van het verbond is niet dat alle beloften van het voorafgaande verbond worden ingetrokken, maar dat zij, ook de landbelofte, verzekerd worden en bevestigd worden in het bloed van Christus en in de gave van de Heilige Geest. De woorden van Jeremia 31 : "Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten."worden vervuld. [14] Paulus schrijft, dat hoeveel beloften van God er ook zijn, zij "ja en amen"zijn in Christus. [15] Conclusie Het is een misvatting om te denken dat het oude verbond, het verbond met Israël is en dat het nieuwe verbond gereserveerd is voor de kerk. Ook het nieuwe verbond gaat over de beloften van God aan Israël. Het is dan ook onjuist om het Oude Testament te zien als dat deel van Gods woord dat over Israël gaat en het Nieuwe Testament als dat wat gaat over de kerk. Oude en Nieuwe Testament horen bij elkaar en vormen een eenheid. Ook het Nieuwe Testament van het geboorte-evangelie tot en met het boek Openbaring kan niet verstaan worden zonder te kijken naar het volk Israël. Gods trouw aan Israël is eeuwig Het verbond van God met Israël is eeuwig. De profeten hadden daarvan gesproken. [16] Jesaja predikte : "Dit is Mij als in de dagen van Noach : zoals Ik gezworen heb, dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden komen, zo heb ik gezworen dat Ik niet meer toornig op u zal zijn noch u zal dreigen. Want bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en mijn vredesverbond zal niet wankelen, zegt uw Ontfermer, de Here." [17] Hoewel vele Joden in Jezus geloven en zich aansluiten bij de gemeente van Christus, is er toch een groot gedeelte dat weigert in Hem de beloofde Messias te zien. In Romeinen 9 , 11 gaat Paulus daar uitgebreid op in. Paulus spreekt over een verharding en concludeert dat de beloften aan Israël blijkbaar worden verder gedragen door dat deel van Israël dat in Jezus Christus gelooft. Tegelijk beklemtoont hij dat God de rest van zijn volk niet verworpen heeft en dat zij geliefden zijn en blijven "om der vaderen wil". Immers Gods roeping en zijn beloften zijn onberouwelijk. [18] De verwerping van Jezus door een deel van Israël is tijdelijk en heeft zelfs een functie in het heilsplan van God. Door hun verwerping is het heil bij de volkeren gekomen. Paulus spreekt in dit verband over een geheimenis. Dit geheimenis heeft drie oorzaken : Het is te wijten aan de ongehoorzaamheid van Israël. Maar het is ook door God bewerkt. Immers "God gaf hun een geest van diepe slaap, ogen om niet te zien en oren om niet te horen" [19] En het is te wijten aan de kerk uit de volkeren die de persoon van Jezus ontdaan heeft van zijn Jood-zijn. Jezus is voor de Joden niet meer herkenbaar als iemand uit hun midden. Bovendien moeten we met beschaamheid zeggen dat de Kerk jegens de Joden veelal niet heeft laten zien wat het betekent om met Christus te leven. In tegendeel, het Christendom heeft de eeuwen door het volk van Israël veel kwaad en ellende berokkend. Toch spreken we hier over een intermezzo dat voorbij zal gaan als de volheid van de volkeren zal zijn ingegaan. [20] Nadat de volheid van de heidenen zal ingegaan zijn, zal de verlosser uit Sion komen, de ongerechtigheden van Jakob afwenden en zo zal geheel Israël zalig worden. Conclusie De kerk uit de volkeren heeft voor een deel haar ontstaan wel te danken aan de verwerping van Jezus door de Joden, maar zij is niet in de plaats van Israël gekomen. In de relatie van de kerk uit de volkeren met Israël is de band en het contact met Jezus-alsMessias belijdende Joden noodzakelijk en waardevol. Tegelijk zal die relatie ook moeten worden nagestreefd met de rest van het volk Israël. Israël en de Kerk uit de volkeren De gemeente van Jezus Christus bestaat in de eerste plaats uit de kinderen van Israël, die in Jezus geloven. In feite is Jeruzalem dan ook de moedergemeente van de kerk. In het Nieuwe Testament zien we echter het wonder gebeuren dat het heil ook over de grenzen van Israël heen de wereld in gaat. Enige tijd de uitstorting van de Heilige Geest op het Pinksterfeest, wordt Petrus naar Cornelius gestuurd en de eerste niet-Jood komt tot geloof. Paulus is de apostel die door Jezus geroepen is om het evangelie aan de volkeren te brengen. Hij spreekt over het geheimenis dat eeuwenlang verborgen is gebleven namelijk dat ook de volkeren een erfdeel onder de geheiligden ontvangen hebben en dat ook zij door het geloof in Jezus Christus behouden kunnen worden. [21] De gelovigen uit de volkeren zijn medeburgers der heiligen geworden en huisgenoten Gods. [22] Kerk en Israël, twee woningen onder één kap. Het is bijna vanzelfsprekend dat het aantal christenen uit de volkeren groter zal worden dan het aantal Joden. Paulus waarschuwt dan ook tegen hoogmoed en bevoogding, overigens ook jegens dat deel van Israël dat niet is meegegaan : "Jullie zijn tegen je natuur ingeint en niet jullie dragen de wortel, maar de wortel draagt jullie." [23] Hoewel de volkeren erbij komen, blijft er voor Israël toch een unieke positie. Het onderhouden van de sabbath, de besnijdenis en de bijzondere spijswetten blijven kenmerkend voor de bijzondere band die Israël al eeuwenlang met God heeft en zij worden niet opgeheven. [24] Het is dan ook onjuist om te zeggen dat de zondag in de plaats van de sabbath, gekomen is, de doop in plaats van de besnijdenis en dat we overal waar we Sion en Jeruzalem lezen moeten denken dat het om de kerk gaat. Dat is een verdraaiing van de feiten en een vergeestelijking die kenmerkend is voor een kerk die zich zelf is gaan zien als het nieuwe Israël. Volgens de Schriften is het niet de taak van de kerk uit de volkeren om zichzelf te gaan zien als het nieuwe volk van God, maar om Israël jaloers te maken op het nieuwe leven met Christus, haar lief te hebben en met barmhartigheid over haar bewogen te zijn. [25] Begint trouwens niet elk getuigenis aangaande Christus met het tonen van liefde ? De liefde voor Israël wordt trouwens niet alleen gevraagd van de kerk. Jezus zelf heeft, sprekend over de jongste dag, in scherpe bewoordingen gezegd dat de volkeren beoordeeld en geoordeeld zullen worden aangaande hun houding jegens het volk van Israël. Conclusie De kerk uit de volkeren vormt samen met de Joden die in Jezus geloven de gemeente van Christus. Beiden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden door dezelfde Heer, door dezelfde God, door dezelfde Geest en door hetzelfde Woord. Naast eenheid is er ook verscheidenheid. We doen er goed aan om die verscheidenheid ook te waarderen. Het is belangrijk dat Messiaans-Joodse gemeenten hun eigen Joodse identiteit bewaren. Daarnaast blijft het de roeping van de kerk uit de volkeren in een nauwe relatie van liefde, respect en solidariteit met geheel Israël om te gaan. Heel Israël behoort immers tot het volk van God en Christus is, miskend of niet, haar koning. De geschiedenis van eeuwenlang anti-judaisme in het christelijke westen maakt dat ons getuigenis meer dan ooit zal moeten bestaan uit het tonen van de liefde en het leven met de gezindheid van Christus. Waar deze roeping verzaakt wordt, kan men moeilijk van God verwachten dat Hij de kerk uit de volkeren zegent, veeleer zal de vernieuwing van de kerk betekenen dat zij haar verbondenheid en liefde met en voor Israël gestalte geeft. Deze vernieuwing zal niet beginnen zonder belijdenis van schuld en verootmoediging jegens Israël en jegens de God van Israël voor het eeuwenlange onbegrip en het kwaad dat daaruit voortgekomen is. Israël, voorhoede van Gods Koninkrijk Honderden jaren lang is Israël in de wereld het enige volk geweest dat God heeft gekend, geloofd, geeerd en gediend. Psalm 22 kan zeggen dat God troont op de lofzangen van Israël. Ook nu ligt Israël in deze wereld in de frontlinie en wordt zij aangevallen en aangevochten door machten van de duisternis. Nog steeds is Psalm 2 actueel : "Waarom woelen de volken en zinnen de natiën op ijdelheid ? De machthebbers spannen samen tegen de Here en zijn gezalfde." Wij beschouwen het als een wonder en als de vervulling van de aloude profetieën dat de verstrooide kinderen van Israël nu terugkeren naar het land, dat God hen tot een eeuwige bezitting geschonken had. Evenals in de tijd van Jozua, David en Nehemia nemen Joden het land weer in bezit en bewonen zij de bijbelse plaatsen van Judea, Samaria en Galilea. Evenals in de tijd van de bijbel kan hun komst en terugkeer louter politiek uitgelegd en benaderd worden. In de ogen van de tijdgenoten van Jozua en Kaleb was hun komst niet meer dan de verovering van een land door nomadenstammen uit de Sinai, mogelijk gemaakt door een machtsvacuüm in Egypte en de terugkeer van de ballingen uit Babel kan geinterpreteerd worden als een politieke zet van Perzië om aan haar zuidflank tegenover Egypte een sterke bondgenoot te hebben. Maar net zoals toen geloven wij ook nu in de hand van God die door mensenhanden heen een nieuwe toekomst maakt. De terugkeer van de Joden naar hun land is de voorbode van de komst van de Messias. [26] Daarom is ten diepste de worsteling ook zo groot. Wij geloven echter dat God Israël zal verlossen uit al haar benauwdheden. Dat het volk van de Joden niet alleen terugkeert naar Gods land, maar daarin ook zelfstandig is en zichzelf bestuurt en een staat vormt is logisch. Het is zelfs te beschouwen als een groot wonder en een antwoord van God op de gruwelen van de holocaust toen de volkeren in het christelijke westen niet in staat bleken om Israël te behoeden. Ook Judea en Samaria behoren tot het land evenals Jeruzalem. Ezechiël profeteerde: "gij, bergen van Israël zult uw takken voortbrengen en uw vruchten dragen voor mijn volk Israël, want nabij is zijn komst." [27] Jeruzalem is de stad van David, de stad van de berg Sion die God verkoren heeft om daar te wonen in het midden van zijn volk, de stad die het middelpunt zal vormen van het rijk van Christus. Dat het Joden nu niet is toegestaan te bidden op het tempelplein en dat er een vreemde afgod wordt aangeroepen is een belediging van de naam van God. Overigens moet opgemerkt worden dat christenen zich zowiezo in deze zaken bescheiden moeten opstellen in de richting van Isral en het oordeel daarover allereerst aan de Joden zelf moeten laten. Het is immers een zaak tussen hen en God. Te veel al heeft de kerk uit de volkeren zich bevoogdend gemengd in de zaken van het volk van Israël. Conclusie Israël bevindt zich in een voorhoede situatie. Wij moeten als christenen dan niet de andere kant opkijken, maar haar steunen met gebed, getuigenis en solidariteit. Juist in deze tijd moeten christenen in de wereld hun verbondenheid met Israël praktisch en zichtbaar gestalte geven. Voor christenen in het Midden-Oosten die een lange traditie hebben van vervangingstheologie moeten wij een brugfunctie proberen te vormen. Uitgesproken liefde voor Israël moet juist in deze tijd samengaan met liefde voor alle christenen in de landen die Israël omgeven. Ook zij worden steeds meer aangevochten. Zonder Israël geen vernieuwing Wij verlangen als christenen in de SOW-kerken naar geestelijke vernieuwing en opwekking. Dit is ook hard nodig, wil onze kerk als deel van de gemeente van Christus overleven en de strijd aan kunnen gaan in de laatste confrontatie met de macht van het kwaad voor de dag van Christus. Niet alleen Israël ook wij gaan moeilijke tijden tegemoet voordat Christus terugkeert. Het is alleen de vraag of God ons zal zegenen als wij niet tegelijk onze verbondenheid en liefde met zijn volk tonen. Wij zien in de geschiedenis van de kerk dat geestelijke vernieuwing en aandacht voor Israël samengaan. Als voorbeeld noemen wij hier het Reveil in de negentiende eeuw en haar voormannen Willem Bilderdijk en Isaac da Costa. [28] Hoe zou God onze gebeden om vernieuwing verhoren als wij met de rug naar Israël toe staan als de volkeren tegen Jeruzalem optrekken ? Hoe zou het Hoofd van de kerk ons vervullen met de volheid van Zijn Geest, als wij Hem miskennen als de Koning van Israël en als wij ons niet bewust zijn van de strijd die Hij voert tegen de machten die haar bedreigen ? We weten dat de verlossing en de zekerheid van Israël ligt in haar toewending tot God. Niet de kracht van tanks en raketten zal Israël beschermen, maar de gloed van Gods macht. De Messias zal ingrijpen en dan zal Israël zijn als een vurige fakkel temidden van droge korenschoven. [29] Maar dan moeten wij ons verootmoedigen samen met Israël. Wij steunen daarom de Messias-belijdende Joden die daarmee bezig zijn, maar ook de orthodoxe Joden die vanuit hun diepe geloof in God het erfdeel van God bewonen en tot ontwikkeling brengen. Wij roepen op hen te volgen in hun vasten en hun roepen tot God.Wij steunen metterdaad de initiatieven die nu genomen worden om te komen tot een wereldwijde eenheid van Joden en Christen die zich inkeren tot God en bidden om Zijn hulp en de komst van Zijn rijk. Het is tekenend dat Jozef zich pas liet kennen toen hij zijn broeders in eenheid tot zich zag komen en merkte dat zij bereid waren elkaar te verdedigen. Hij kon zich niet langer bedwingen toen hij zag hoeveel zij om elkaar gaven. [30] Dat is niet alleen tekenend voor Jozef, maar ook voor de komst van Jezus, de Koning van Israël en het Hoofd van de kerk. Straks als de Messias komt, zullen wij juichend voor Zijn troon staan, Israël en de kerk, het is ons verlangen dat die verbondenheid en eenheid nu al tot uitdrukking komt. Driebergen, augustus 2003 [1] Jesaja 11 : 1. [2] Micha 5 : 1. [3] Daniël 10. [4] Efeziërs 1 : 3 v.v. [5] Openbaring 22 : 16. [6] Lucas 1 : 32 v.v. [7] Johannes 1 : 51. [8] Jesaja 11 : 11 v.v; Micha 5 : 3 v.v.; Mattheüs 1 : 21; Lucas 1 : 71, 77. [9] Openbaring 12. [10] Genesis 12 : 1 ; 3 ; Genesis 13 : 14 ; 15. [11] Jesaja 2. [12] Jeremia 31 : 31. [13] Lucas 22 : 20. [14] Hebreeën 8: 8. [15] 2 Korinthiërs 1 : 20. [16] Jeremia 31 : 35. [17] Jesaja 54 : 9. [18] Romeinen 11 : 29. [19] Romeinen 11 : 8. [20] Romeinen 11 : 25. [21] Efeze 1 : 13, 3 : 6 en Handelingen 26 : 18. [22] Efeze 3 : 19. [23] Romeinen 11 : 18. [24] Handelingen 15. [25] Romeinen 11 : 11, 31. [26] Ezechiël 36, Zacharia 8. [27] Ezechiël 36 : 8 v.v. [28] Hebben de Gemeenten des Heeren uit de volken, hoe gezegend en bevoorrecht ook sedert achttien eeuwen, evenwel ten allen tijde niet eene ledigheid en onvoldaanheid ondervonden, het gevolg der afwezigheid van het oudste volk in het gezin van den Koning der natiën ? Kunnen zij het zich zelve ontveinzen, dat in deze merkwaardige en kritische tijden, waarin wij leven, zij zich meer dan ooit in eenen staat van onwelheid, maar ook van toebereiding en van verwachting bevinden ? Zullen zij het ontkennen, dat zij behoefte gevoelen aan eene toekomst ? Nu! Die toekomst is gegeven in het Woord van God. De toekomst van de Christenheid, de toekomst van het Christendom, de toekomst der wereld, is in de wederbrenging en herstelling, door de beloftenissen Gods verzekerd aan zijn aloude volk van Israël." Willem Bilderdijk, Vijf en Twintig Stellingen over de nationale wederoprichting van Israël en de wederkomst van den Heer Jezus Christus in heerlijkheid, aangeboden aan de Vergadering van Evangelische Christenen te Parijs, 30 augustus 1855, Stelling XIX [29] Zacharia 12 : 1 , 10. [30] Genesis 45.