Loopkevers - Volkstuinen Zalkerdijk

advertisement
© C opyright Groenkennisnet Bron:
http://databank.groenkennisnet.nl/pdf/loopkevers.pdf
Loopkevers
Wetenschappelijke naam: Carabidae
Prooi: bladluizen, slakken, rupsen, cicaden, insectenlarven
Groep: Natuurlijke vijanden
Herkenning
Loopkever, adult.
In Nederland komen ongeveer 400 soorten loopkevers voor, waarvan 50 soorten
regelmatig te vinden zijn in gras- en bouwland. Het zijn bodeminsecten.
De kevers zijn zwart of bruin, soms met een groen of blauwkleurige metallic
glans. De grootte kan afhankelijk van de soort, variëren van 2- 30 mm. De
antennen en poten zijn lang. Het dekschild bedekt het gehele achterlijf. De eieren
zijn wit van kleur en worden in de grond gelegd, waardoor ze meestal niet te zien
zijn. De larve is zwart of bruin van kleur, langgerekte tot wel 30 mm lang. Veelal
zijn er uitsteeksels aan het lichaamseinde. De larven zijn erg actief en leven in of
op de bodem op plaatsen waar prooien voorkomen. De larven van Agonum
dorsale ontwikkelen zich in juli-augustus. In het najaar begeven deze jonge
kevers zich naar de akkerranden waar ze op ongeveer 20 cm diepte
overwinteren. Levenswijze
Tuinloopkever Carabus nemorum. Zowel
de larven als de volwassen kevers jagen op
kleine insecten.
Loopkevers zijn snelle renners (vandaar hun naam), maar veel soorten kunnen
ook vliegen met de vliezige vleugels die onder hun dekschilden zijn verborgen.
In akkers kunnen zo’n 50 soorten voorkomen. In akkerranden kunnen meer dan
150 loopkevers per vierkante meter overwinteren. Sommigen overwinteren als
larve, anderen als kever. Beiden zijn grote rovers en jagen op slakken, rupsen,
bladluizen en insectenlarven. Sommige loopkevers eten op één dag meer
dan twintig procent van hun lichaamsgewicht aan prooien. De meeste loopkevers
zijn ’s nachts actief, waardoor ze niet opvallen. Vele soorten hebben maar één
generatie per jaar, sommige soorten twee generaties. Rond hun piek in juni
kunnen enkele algemene soorten loopkevers (zoals Pterostichus en Bembidion
soorten) hoge dichtheden van vele honderden per vierkante meter bereiken. Hun
invloed op plagen in het gewas kan dan dus ook enorm groot zijn.
Toepassing:
Larve loopkever
Het voedsel van de meeste loopkevers omvat alles wat eetbaar is. Sommige
soorten zijn op een bepaald soort voedsel gespecialiseerd. Bladluizen en rupsen
die van het gewas vallen (door wind of regen) krijgen dankzij loopkevers vaak
geen kans meer om opnieuw in een plant te klimmen. De soort Agonum dorsale is een extreme cultuurvolger en heeft de voorkeur voor een droog microklimaat.
Ze zijn vaak te vinden in graanpercelen, maar ook in grasland. De
aardbeiloopkever (Ophunus rufipes) vreet aan de zaadjes op de huid van rijpe
aardbeien, en kan daarmee misvormingen en schade veroorzaken. Akkerranden
vormen ’s winters een schuilplaats voor bodemdieren die in de kale akker weinig
voedsel en beschutting vinden. Het is daarom belangrijk akkerranden in de
winter niet te kort gemaaid te laten, zodat er voldoende beschutting voor de
overwinterende kevers en hun larven is.
Het is belangrijk om zo min mogelijk breedwerkende
gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken. Op milieu-effectkaarten en
www.milieumeetlat.nl is te zien welke selectieve middelen veilig zijn voor
natuurlijke vijanden.
De meeste loopkevers en hun larven zijn jagers die alles eten wat hun voor de
bek komt. In de landbouw eten zij o.a. bladluizen, vooral die van planten zijn
afgevallen, maar ook slakken, rupsen, cicaden en insectenlarven.
© Copyright PPO, Koppert,
Landbrugsfoto
Download