Perioperatief beleid Diabetes Mellitus Preoperatieve poli De diabetesbehandeling kan tot en met de dag voor de ingreep worden voortgezet, inclusief orale diabetes medicatie, GLP1agonisten s.c. en insuline s.c. Overleg zo nodig met de diabetespolikliniek, tel 4242329. Het streven is de bloedglucosewaarden (BGW) perioperatief tussen 4 – 12 mmol/l en zo mogelijk tussen 5 – 10 mmol/l te houden. Bij grote ingrepen en/of opname glucose dagcurves laten meten en een pre-operatief consult Interne Geneeskunde aanvragen, beide op de preoperatieve poli te regelen (lab-aanvraag meegeven en consult aanvinken in Eridanos). Alleen bij speciale vraagstelling tevoren een polibezoek diabetespolikliniek regelen. Bij iedere ingreep, al of niet insuline gebruikend, zo mogelijk een nuchtere glucose laten bepalen op dag van de ingreep. Bij slecht gereguleerde diabetes (HbA1c >75 mmol/mol [>9,0%] of willekeurige BGW >15 mmol/l): overleg met diabetespolikliniek of betere regulatie mogelijk is indien geen spoedindicatie voor operatie. Patiënt wordt geadviseerd de eigen glucosemeter mee te nemen voor gebruik op de afdeling. Patiënten dienen 6 uur voor de ingreep nuchter te blijven voor vast voedsel. Er mag heldere vloeistof gedronken worden tot 2 uur voor de ingreep. Patiënten die lokale of subtenon anesthesie krijgen hoeven niet nuchter te blijven. Bij gebruik van subcutane of inwendige insulinepomp, bij ingrepen <1 uur de eigen pomp van de patiënt laten doorlopen; overweeg bij ingrepen >1 uur de eigen insulinepomp bij de inleiding voor de ingreep te stoppen en over te gaan op een Novorapid perfusor met glucose 5% infuus, waarbij de startdosering van de perfusor af hangt van de basale stand van de eigen insulinepomp. Dag van de operatie, preoperatief Nuchter BGW bepalen en daarna BGW controle elke 2 uur. Bij BGW >12 mmol/l) Novorapid bijspuiten volgens de klinische 2-4-6 bijspuitregel. Insuline gebruikend Ingreep voor 14.00 u: nuchter en geen insuline of andere diabetesmedicatie. Ingreep na 14.00 u: licht ontbijt voor 8.00 u met halve ochtend dosis insuline, en start om 12.00 u glu 5% infuus 1,5 L/24u met Novorapid perfusor. Bij eigen insulinepomp deze laten doorlopen: bij ingrepen <1 uur de gehele ingreep; bij ingrepen >1 uur tot aan de ingreep, waarna over op Novorapid perfusor met glu 5% 1,5 L/24u. Niet insuline gebruikend Ingreep voor 14.00 u: nuchter en geen diabetesmedicatie. Ingreep na 14.00 u: licht ontbijt, maar geen orale diabetes medicatie of GLP1-agonist, en geen glu 5% infuus. Dag van de operatie, peroperatief OK <1 uur OK >1 uur Bij ingreep voor 14.00 u infuus NaCl 0,9% 1-2 L/24u afhankelijk van de patiënt. Bij ingreep na 14.00 u vanaf 12.00 u glu 5% infuus 1,5 L/24u en Novorapid perfusor. Bij eigen insulinepomp deze gedurende de gehele ingreep laten doorlopen. Bij BGW >12 mmol/l: Novorapid volgens de klinische 2-4-6 bijspuitregel. Infuus glu 5% 1,5 L/24u met Novorapid perfusor, naast infuus NaCl 0,9% 1-2 L/24u afhankelijk van de patiënt. Bij eigen insulinepomp bij ingrepen >1 uur de eigen pomp stoppen en start Novorapid perfusor met glu 5% 1,5 L/24u naast infuus NaCl 0,9%. Infuus NaCl 0,9% 1-2 L/24u afhankelijk van de patiënt. Bij BGW >12 mmol/l: Novorapid volgens de klinische 2-4-6 bijspuitregel. Infuus NaCl 0,9% 1-2 L/24u. Bij BGW > 12 mmol/l: Novorapid volgens de klinische 2-4-6 bijspuitregel, en start Novorapid perfusor met glu 5% 1,5 L/24u naast infuus NaCl 0,9%. Controle van de BGW direct voor de ingreep en direct daarna, met of zonder insulinepomp. Tijdens de ingreep elk uur BGW controle of anders in overleg met anesthesioloog. Bij glucose >12 mmol/l: Novorapid volgens de klinische 2-4-6 bijspuitregel. Novorapid perfusor aanpassen volgens schema met BGW controles elk uur. BGW <12 mmol/l: doorgaan met infuus NaCl 0,9% 1-2 L/24u. Bij BGW >12 mmol/l: start Novorapid perfusor met glu 5% 1,5 L/24u naast infuus NaCl 0,9%. Dag van de operatie, postoperatief Insuline gebruikend OK <1 uur OK >1 uur Niet insuline gebruikend Direct postoperatief BGW bepalen. BGW controle elke 2 uur tot de patiënt kan eten en drinken, daarna dagcurve bijhouden. Indien Novorapid perfusor en glucose infuus deze stoppen zodra patiënt kan eten en drinken en eigen insuline of insulinepomp hervatten. Als patient gaat eten, dan kortwerkende insulinedosering halveren als patiënt nog geen volledige maaltijd kan eten, of na eten spuiten. BGW >12 mmol/l: evt glu 5% infuus stoppen en Novorapid bijspuiten volgens de klinische 2-4-6 bijspuitregel of patient met insulinepomp zelf laten bijbolussen. Novorapid perfusor en glucose infuus stoppen zodra patiënt kan eten en drinken en eigen insuline of eigen insulinepomp hervatten; bij twijfel overleg met consulent Interne Geneesk. Als patiënt gaat eten, dan kortwerkende insulinedosis halveren als patiënt nog geen volledige maaltijd kan eten, of na eten spuiten BGW >12 mmol/l: evt glu 5% infuus stoppen en Novorapid bijspuiten volgens de klinische 2-4-6 bijspuitregel of patient met insulinepomp zelf laten bijbolussen. Indien Novorapid perfusor en glucose infuus deze stoppen zodra patiënt kan eten en drinken. BGW <12 mmol/l: orale diabetes medicatie hervatten bij eten. GLP1-agonist s.c. de volgende dag hervatten. BGW >12 mmol/l: Novorapid bijspuiten volgens de klinische 2-4-6 bijspuitregel en evt glucose infuus stoppen. Indien Novorapid perfusor en glucose infuus deze stoppen zodra patiënt kan eten en drinken. BGW <12 mmol/l: orale diabetes medicatie hervatten bij eten. GLP1-agonist s.c. de volgende dag hervatten. BGW >12 mmol/l: indien nog Novorapid perfusor deze aanpassen en/of glucose infuus stoppen. Pas daarbij op voor hypoglycemie . BGW >12 mmol/l zonder Novorapid perfusor: Novorapid bijspuiten volgens de klinische 2-46 bijspuitregel. Op de afdeling in overleg met de verpleging de patiënt zo mogelijk met een eigen glucosemeter zelf glucose dagcurves laten meten en betrekken bij het bepalen van de insulinedoses. Bij problemen met de eigen glucosemeter, insulines of insulinepomp consult diabetesverpleegkundige Bij BGW bij herhaling >12 mmol/l overleg met de consulent Interne Geneeskunde. Klinische 2-4-6 bijspuitregel BGW 12-15.9 mmol/l BGW 16-19.9 mmol/l BGW ≥20 mmol/l 2.0 E Novorapid (bolus) 4.0 E Novorapid (bolus) 6.0 E Novorapid (bolus) En 1-3 uur na bijspuiten de BGW weer meten. Indien de BGW niet dalen overleg met de anesthesioloog of consulent Interne Geneeskunde. Bij patiënten met grote insulinebehoefte kan in overleg met de anesthesioloog of de consulent Interne Geneeskunde worden afgesproken een dubbele dosis insuline te geven (resp. 4E, 8E en 12E Novorapid), of bij sterke insuline gevoeligheid (m.n. bij DM type 1) een halve dosis (resp. 1E, 2E en 4E Novorapid). Doseringsschema Novorapid perfusor (Novorapid 1E/ml) perioperatief Overleg met consulent Interne Geneeskunde indien patiënt in de thuissituatie minder dan 20 E insuline per dag gebruikt of een aangepast beleid mogelijk is. Bij DM type 2 kan de patiënt dan mogelijk zonder insuline; bij DM type 1 kan de patiënt beslist niet zonder insuline. NB: bij twijfel altijd insuline geven. Bij een Novorapid perfusor altijd een infuus glucose 5% 1,5 L/24 uur tenzij anders afgesproken. Bloedglucose (BGW) controles tijdens een ingreep elk uur, pre- en postoperatief elke 2 uur en daarbuiten elke 3 uur bij gebruik van Novorapid perfusor. Bij wijziging in het beleid perioperatief steeds na een uur controle van de BGW. Bij herhaling BGW> 12 mmol/l: overleg met anesthesioloog of consulent Interne Geneeskunde. Laagdrempelig overleg met consulent Interne Geneeskunde over: o De startdosering van de Novorapid-perfusor; deze hangt af van de eigen insulinedoseringen of van de basale standen van de eigen insulinepomp van de patiënt. o Aanpassing van het Novorapid perfusor schema als de BGW niet daalt. o Aanpassing van de perfusor als de patiënt gaat eten tijdens gebruik van een Novorapid perfusor, bijvoorbeeld bij het eten verdubbeling van de perfusorstand gedurende 2 uur, en dan terug op de oorspronkelijke stand. o De overgang van de Novorapid perfusor naar het eigen insuline schema of insulinepomp. BGW BGW BGW BGW BGW BGW BGW <4 mmol/l 4 – 6 mmol/l 6 - 10 mmol/l 10 – 14 mmol/l 14 – 18 mmol/l 18 – 22 mmol/l > 22 mmol/l perfusor stop 0.5 E/uur = stand 1.0 E/uur = stand 2.0 E/uur = stand 3.0 E/uur = stand 4.0 E/uur = stand 6.0 E/uur = stand Bij hypoglycemie (<3.5 mmol/l): zie onder 0.5 1 2 3 4 6 BGW BGW BGW BGW >12 mmol/l overleg over bijspuiten >12 mmol/l overleg over bijspuiten >12 mmol/l overleg over bijspuiten >12 mmol/l overleg over bijspuiten Beleid bij hypoglycemie = BGW < 3.5 mmol/l Bij BGW <4.0 mmol/l de Novorapid perfusor stoppen en doorgaan met infuus glucose 5% 1,5 L/24 uur. Bij hypoglycemie = BGW < 3.5 mmol/l: 100 ml glucose 5% snel i.v. geven en doorgaan met infuus glucose 5% 1,5 L/24 uur en overleg met anesthesioloog. Na 10-15 minuten weer BGW meten: indien nog <3.5 mmol/l dan opnieuw 100 ml glucose 5% geven en weer overleg met anesthesioloog. Bij BGW >3.5 mmol/l geen extra glucose geven, en doorgaan met glucose 5% 1,5 L/24 uur. Bij hogere BGW geen insuline geven. Opnieuw BGW meten na 15 minuten en na 30 minuten. Indien weer <3.5 mmol/l overleg met anesthesioloog of met de consulent Interne Geneeskunde over extra glucose i.v. Bij hogere BGW na correctie van een hypoglycemie geen extra insuline geven. 60 minuten na het staken van de Novorapid perfusor bij BGW > 4.0 mmol/l de Novorapid perfusor hervatten op 0.5 E/uur, samen met het glucose 5% infuus 1,5 L/24 uur.