Winter - 123 Lesidee

advertisement
Winter
Er zijn 4 jaar-getijden : lente, zomer, herfst en winter. In de winter zijn de
dagen korter en de nachten langer. De wind wordt kouder. Jij doet
dikkere kleren aan. Het regent vaak en soms hagelt of sneeuwt het zelfs.
De temperatuur wordt steeds lager. Soms zelfs onder nul.
Wij gaan nu iets leren over het weer in de winter.
Water
Alle soorten weer (zon, regen, sneeuw, mist, orkanen….) worden door 3
dingen gemaakt: water, wind en zon. Om iets te leren over het weer
moeten we eerst wat leren over water. Water komt in drie vormen voor.
Het water dat uit de kraan komt noemen we vloeibaar. In deze vorm
gebruiken we het om planten water te geven, om te drinken, om je te
wassen, om te zwemmen….
Als water bevriest wordt het hard. Dan noemen we de vorm vast. Water
is vast bij het ijs waar we op schaatsen, een waterijsje dat we opeten en
de ijsklontjes die je in de cola doet, maar ook bij sneeuw en hagel. Om
water te laten bevriezen moet je het heel koud maken. Dan wordt het ijs.
Als je ijs weer warm maakt gaat het smelten. Dan wordt het weer
vloeibaar.
Als water erg warm wordt, verdampt het water. Dat zie je onder de
douche en als je water kookt om thee te zetten. De waterdruppels zijn
dan waterdamp geworden. Als ze weer afkoelen, worden ze weer
druppeltjes. Dat heet condens. Dat zie je bijvoorbeeld als je een spiegel
boven kokend water houdt.
Proefjes :
Wat gebeurt er als water bevriest?
Hoe kun je water laten bevriezen? Wat gebeurt er dan?
Vul een blik met water en zet het in het vriesvak van de koelkast. Wat
zien we aan het eind van de dag?
Hoe kun je iets laten smelten?
Wat kun je allemaal laten smelten? Smelt het zomaar? Wat moet je doen
om het te laten smelten?
Je krijgt twee ijsklontjes. Een ijsklontje leg je op je tafel, de andere houd
je in je hand. Welk ijsklontje smelt het snelst? Hoe komt dat?
Leg een servet op je tafel. Leg er twee ijsklontjes op. Strooi wat zout op
een ijsklontje. Welk ijsklontje smelt het snelst?
Wat gebeurt er als water kookt?
Laat water koken. Wat zie je en wat hoor je?
Houd een spiegel boven het kokende water. Wat zie je?
Wolken
Als water verdampt, worden waterdruppels
waterdamp. De waterdamp gaat omhoog
en wordt condens in de koude lucht en al
die kleine waterdruppels bij elkaar is een
wolk. Als een wolk dichtbij de grond hangt,
noemen we dat mist. Als je door de mist
loopt voel je de waterdruppeltjes een beetje.
Je wordt een heel klein beetje nat.
Proefje :
Hoe ontstaat een wolk?
Blaas op een koude dag je vochtige adem in de koude lucht. Wat zie je?
Regen
Als de lucht kouder wordt, worden de druppels groter. Als ze te zwaar
zijn om in de lucht te blijven zweven, vallen ze naar beneden. Dat is
regen.
Sneeuw
Als de lucht heel snel kouder wordt, dan wordt de waterdamp een kristal.
Een ijskristal heeft zes kanten. Ze zijn nooit hetzelfde, maar hebben wel
altijd zes kanten of zes punten. Als die kristallen naar beneden vallen
heb je een sneeuwbui. Bekijk een sneeuwvlok maar eens door een
vergrootglas. Dan zie je de kristallen.
Hagel
Hagel begint als regen. De waterdruppels vallen naar beneden, maar
worden door de wind weer heel ver omhoog geblazen. Daar is de lucht
weer kouder. De druppels bevriezen dan en beginnen weer te vallen.
Steeds vallen ze en worden ze weer omhoog geblazen. Elke keer komt
er een nieuw laagje waterdamp omheen dat weer bevriest. Tenslotte is
de korrel zo zwaar geworden dat de wind hem niet meer omhoog kan
blazen. Dan valt hij echt. Daarom kunnen hagelkorrels soms zo groot
zijn. Als je een hagelkorrel door midden snijdt, zie je alle lagen die
steeds bevroren zijn. Dan kun je tellen hoe vaak hij weer omhoog
geblazen is, voor hij eindelijk viel.
Vragen over het weer
1. Schrijf achter elke weersoort welke vorm van water het is.
Kies uit : vast, vloeibaar of verdampt.
- ijs
_______________________________
- mist
_______________________________
- sneeuw
_______________________________
- regen
_______________________________
2. Wanneer vallen de regendruppels naar beneden?
3. Hoeveel kanten heeft een sneeuw-kristal?
4. Wat was hagel eerst?
5. Teken een sneeuw-kristal.
regen
sneeuw
sneeuwpop
schaatsen
zet een lijn tussen de plaatjes die bij elkaar horen.
vriezen
paraplu
Plak het plaatje in de juiste kolom
vloeibaar
vast
verdampt
Plak de juiste zin achter het plaatje. Bij elk plaatje horen 2 zinnen.
De pan staat op het vuur.
De man schaatst op het ijs.
De vrouw zwemt in het water.
Dit is een sneeuwpop.
Sneeuw is een vaste vorm van water.
Stoom is een verdampte vorm van water.
Dit is een vloeibare vorm van water.
Het ijs is een vaste vorm van water.
Download