De Ark Ede Toerusting in het seizoen 2015/2016 Aantekeningen bij de toerustingsdienst op zondag 01 november 2015 3 Verleiding Genesis 37: 36 en 39: 1 t/m 20 Jozef Een bekend kinderlied zingt: ‘Met een slavenkaravaan, moet hij naar Egypte gaan.’ Die regel zegt in het kort wat staat in Genesis 37:36 en 39:1. Maar daar gaat wel een heel verhaal achter schuil. Dat kwam de vorige keer aan de orde (zie toerustingsdienst van 27 september en hand-out 2 ‘Verkocht’). Jozefs broers hebben hem verkocht aan Arabische handelaren die hem op hun beurt te koop aanboden op een Egyptische markt. Stel je eens voor wat dat voor Jozef betekent: uit zijn veilige comfortabele omgeving, in een volstrekt vreemde wereld. Daar komt hij in de hand van een zekere Potifar. Jozef is een knappe verschijning (vers 6). Dit ‘schoon’ (hebreeuws: jafah) betekent eigenlijk ‘uitstraling van iets wat ergens binnenin is’. Het is dus niet alleen uiterlijke schoonheid. De uitstraling komt van binnenuit. Mozes heeft dit ook (Ex. 2:2) en David (1 Sam. 16:12). Potifar Deze Egyptische naam betekent: ‘hij, die Re gegeven heeft’ (Re of Ra was de Egyptische hoofdgod). Hij wordt geïntroduceerd als een hoveling van farao, hoofd van de lijfwacht, officier van de veiligheidsdienst, of commandant van een executiepeloton. In ieder geval een hoge functionaris aan het hof. Het originele woord (hebreeuws: saris) kan op twee manieren worden opgevat. Het wordt vertaald als hoveling maar betekent eunuch. Manlijke hoffunctionarissen waren gecastreerd. Vergelijk hem met de minister van Kadake, afkomstig dezelfde regio (Hd. 8:27). Voor de interpretatie van het verhaal is de betekenis belangrijk. Als dat Potifar een eunuch is, wordt het gedrag van zijn vrouw enigszins verklaarbaar. Potifars vouw En dan is daar de vrouw van Potifar. Er is niet veel informatie over haar. Is zij jong of van middelbare leeftijd? Ziet zij er goed uit, is zij mooi of lelijk? Haar naam wordt niet eens genoemd, hoewel sommige buiten-bijbelse bronnen haar Zulaika noemen. Vaak wordt zij voorgesteld als een sensuele, op seks beluste vrouw. Als bovenstaande interpretatie juist is, zou je ook medelijden met haar kunnen hebben. Opmerkelijk is de gedachte in Joodse traditie, dat Jozef later toch met haar trouwt. Asnath, de dochter van Potifera (Ge. 46:20), is volgens deze overlevering de vrouw van Potifar. Anderen suggereren dat zij zijn dochter is. Dagelijks zoekt zij contact met Jozef (vers 10). Hoewel de druk die zij op hem uitoefent steeds groter wordt, blijft hij God en zijn meester trouw. Mantel Als stille getuige blijft de kleding van Jozef achter (vers. 12 en 15). Weer blijkt de mantel een bewijsstuk te moeten zijn. In hoofdstuk 37 is de vorstelijke jas allereerst een bewijs van Jozefs bijzondere roeping en aan het slot het (onjuiste) bewijs van zijn dood. Ook nu dient het kleed als bewijs van ‘zijn misdaad’. Hier verliest Jozef echter wel zijn mantel, maar niet zijn eer en waardigheid. In het conflict van verleiding moeten mensen wel eens ‘een jasje uitdoen’, want de strijd is (soms) heftig en vergt veel. Hoewel misschien niet elegant, is het beter naakt te vluchten dan gekleed te blijven staan. Verleiding Het woord verleiding wordt in deze aantekeningen gebruik als equivalent/synoniem van verzoeking of beproeving. Jakobus onderscheidt in zijn brief verschil: God verzoekt niet, maar beproeft, bij wijze van test (Jk. 1:13). Petrus beschrijft de diepste bedoeling van verleiding (1 Pt. 4:12 en 13). En in de Openbaring lezen we, wat de manier is om verleiding te weerstaan (Op. 3:10). We kunnen een voorbeeld nemen aan Jozef. Wanneer de vrouw van Potifar hem wil verleiden, is zijn reactie veelzeggend. Hij geeft haar in een paar zinnen (vers 8 en 9) vijf redenen waarom hij niet op haar avances in wil gaan: 1 Ik wil het vertrouwen van je man niet beschamen 2 Ik wil niet zondigen ten God 3 Ik ben tevreden met het leven zoals het nu is 4 Ik wil mij lange-termijn geluk niet op het spel zetten door een korte-termijn affaire 5 Ik zou het graag met jou willen hebben over de God die ik dien Wij denken bij verleiding vaak aan verleiding op seksueel gebeid. Maar we komen haar overal tegen. De vrouw van Potifar staat model voor tal van verleidingen waar wij mee geconfronteerd worden. De Heidelbergse Catechismus (zie onder) noemt drie fronten: duivel, wereld en ons eigen ik. Waar zit ‘onze vrouw van Potifar’? In een andere man of vrouw, in geld of bezit, in stimulerende middelen, internet en foute websites? Cultuur, status, carrière, ambitie en zelfontplooiïng? Jezus Jozef doet denken aan de Here Jezus. Hij werd ook verleid. Bekend is de geschiedenis van de verzoeking door de duivel in de woestijn (Mt. 4: 1t/m 11 en Lk. 4: 1 t/m 15). Jozef vlucht – en dat is in zijn geval de enige, correcte manier. Jezus houdt stand – en daarin is Hij uniek, en als Zoon van God meer dan Jozef. Hij is de Christus – Jozef werpt op Hem licht vooruit. Jezus geeft, als het om het risico van verleiding gaat, een radicaal advies: hak de hand af en verwijder het oog (zie Mt. 18:8-9). En van Jezus staat geschreven: ‘Waarin Hij Zelf geleden heeft toen hij verzocht werd, kan Hij hen die verzocht worden, te hulp komen’ (He. 2:18). En: ‘Wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde’ (He. 4:15). Heidelbergse Catechismus Een eigentijdse weergave door dr Wim Verboom Zondag 52 Vraag 127: Wat bidden we met de woorden ‘Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze’? Antwoord: Wilt U ons door uw Geest staande houden in de strijd van het geloof. U kent ons. U weet hoe zwak we zijn tegenover onze drie grootste vijanden de duivel, de wereld en de zonde in ons. Alleen door uw kracht kunnen we ze in de strijd van het geloof overwinnen. Gespreksvragen 1. Als je de tekst leest, wat komt dan als eerste bij je op over Jozef en Potifar? Wat is voor jou het kernvers in dit Bijbelgedeelte, en waarom? 2. In Zijn leiding in het leven van Jozef gebruikt God Potifar. Hoe? Wat zegt dit ons? 3. Dag aan dag (vs. 10) wordt Jozef door de vrouw benaderd. Stel je eens voor, hoe dit is. Wat zou jij doen? 4. Durven wij met elkaar te delen aan welke verleidingen wij blootstaan? Welke vrouw(en) van Potifar dringen zich aan jou op? Als er openheid is in de groep, bespreek dit dan met begrip en respect. Bepaal zelf wat je wel of niet met de ander deelt. 5. Jozef noemt twee argumenten (vss. 8 en 9) om niet in te gaan op de avances van de vrouw. In dit artikel worden er nog drie redenen aan toegevoegd. Zijn deze motieven – eventueel gewijzigd, afhankelijk van de soort verleiding – toe te passen in alle omstandigheden van verleiding? 6. Jozef blijft trouw aan de HERE God in een ongelovige, heidense wereld. Hoe zou hij dit hebben gedaan? Wat leer jij hiervan in een veranderende, seculiere Edese samenleving? 7. Welke middelen zijn er om verleiding te weerstaan (zie Mt. 6:13a i.c.m. He. 4:15, en Ef. 6:10-20, Op. 3:10). Gebruik je ze? Zo ja: hoe? Zo nee: waarom niet? Wat kun je hierbij als broeders en zusters voor elkaar betekenen?