Glossarium over springstoffen en vuurwerk ‘De terminologie, klaar en duidelijk’ Opmerking: De toelichtingen in dit glossarium zijn geen wettelijke definities A ADR: Europees Verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg. B BATTERIJ: Twee of meer stukken vuurwerk van hetzelfde type aan elkaar verbonden. BENGAALS VUURWERK: Feestvuurwerk dat een gekleurde vlam produceert gedurende ongeveer één minuut. BENGAALSE VLAM: Bengaals vuurwerk met langdurig effect dat meestal in de hand gehouden wordt. BOEKET: Laatste tafereel, indrukwekkender dan het vorige, dat het einde van het spektakel markeert. BOM: Het populairste en meest gebruikte vuurwerkstuk dat door professionals wordt afgevuurd: dit vermaakvuurwerk is een luchtprojectiel dat door middel van een mortier wordt voortgestuwd, waarmee de elementen die een visueel en/of een geluidseffect produceren in de hoogte kunnen verspreid en aangestoken worden (ongeacht het kaliber mag het in geen geval aan een particulier worden verkocht!). C CHINESE ROLLEN: Dit zijn lange opgerolde draden waarop ontploffende vuurwerkstukken (knalschijfjes) vastgemaakt zijn. Deze vuurwerkstukken van verschillende formaten zijn aan elkaar verbonden. De naam houdt verband met hun Chinese oorsprong. F FAKKEL: Bengaals vuur met sterk vermogen en langere werkingsduur. FEESTVUURWERK: Vuurwerk dat beantwoordt aan de criteria bepaald in de artikelen 2 en 3 van het ministerieel besluit van 3 februari 2000, hoofdzakelijk op basis van de erin vervatte pyrotechnische samenstellingen (types en hoeveelheden). FONTEINSTRAAL: Feestvuurwerk dat een bundel zeer lichtgevende gloeiende deeltjes in de hoogte of horizontaal voortstuwt. FRESCO: Opeenvolging van complementaire taferelen die continu worden afgestoken, met harmonieuze en progressieve effecten en grandioos slot (bommen, vuurpotten). G GEVEL: Tafereel gevormd door meerdere unitaire pyrotechnische tuigen die op een bepaalde afstand van elkaar geplaatst worden, gelijktijdig werken en bestemd zijn om de grootst mogelijke breedte van de site in te nemen. I INTERMEZZO: Opeenvolgende schietverrichtingen, meestal met de hand, van enkele unitaire bommen vermaakvuurwerk tussen twee taferelen. K KAARS: Klein mortier dat vanop de grond sterren afvuurt. Naargelang het bekomen effect en het type ster, onderscheidt men de volgende soorten kaarsen: kleuren: gekleurde verbranding; fragmentatie: verbranding gevolgd door een ontploffing (of mozaïek); gebloemde: verbranding en gekleurd spoor gevolgd door een bundel sterretjes; "Candle" in het Engels. KLASSE BAM IV : Categorie vuurwerk bepaald volgens de Duitse criteria waarbij wordt voorzien in vier klassen van I tot IV, waar de laatste voorbehouden is voor professionele vuurwerkmakers. KLASSEN: Het ministerieel besluit van 3.11.1958 heeft drie klassen springstoffen gedefinieerd, zijnde klassen a, b en c (zie artikel 2 van het koninklijk besluit van 23.09.1958). KLASSEN K1 tot K4 : In Frankrijk zijn de pyrotechnische producten die bestemd zijn voor vermaakvuurwerk onderverdeeld in klassen (van K1 tot K4). Elke klasse is onderworpen aan specifieke wettelijke bepalingen. Enkel het vuurwerk van de klassen K1 en K2 mag vrij verkocht worden. KNALSCHIJF: Feest- of seinvuurwerk bestemd om een geluidseffect te produceren. "Banger" in het Engels. KOMETEN: Vermaakvuurwerk dat afgevuurd wordt met een mortier en dat een lichtspoor achterlaat dat tijdens de stijging min of meer zichtbaar blijft. Volgens het bekomen effect en het type vuurwerkmaker, onderscheidt men de volgende soorten kometen: kleur: gekleurde verbranding en gekleurd spoor; fragmentatie: verbranding gevolgd door een ontploffing (of mozaïek); gebloemde: verbranding en gekleurd spoor gevolgd door een bundel sterretjes; waterkomeet: afgevuurd vanuit een op het water geïnstalleerde mortier. “De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederenen dienstenmarkt in België.” KRUIT: Traditionele benaming voor ontploffende stoffen (bv. zwart kruit) met een stabiele ontploffing. Het kruit heeft de vorm van vlokken, banden, buizen, blokken, … Hier wordt de term gebruikt om poedervormige pyrotechnische samenstellingen aan te duiden (onder andere aanstekingskruit). L LADING: Actief gedeelte van een pyrotechnische keten die gewoonlijk bepaald wordt door haar situering, haar effect en haar functie. Er zijn primaire, belangrijkste, lichtgevende ladingen, … M MORTIER: Korte buis (meestal in staal, hoge dichtheidspolyethyleen of karton) die aan één kant gesloten is en waarbij het projectiel krom kan afgeschoten worden. Het mortier wordt gebruikt als lanceermiddel voor vuurwerk. P PYROMUSICAAL SPEKTAKEL: Vuurwerk dat door muziek wordt begeleid. PYROTECHNICUS: Specialist die de pyrotechnische stoffen of de systemen waarin ze vervat zijn, ontwerpt, fabriceert of gebruikt. PYROTECHNIEK: Etymologisch gezien betekent dit woord nog steeds de "Kunsten van het vuur" en omvat het al de kennis over verbranding, deflagratie en detonatie alsook de technieken die eigen zijn aan de fabricage, het gebruik en de praktische aanwending van de stoffen die dergelijke fenomenen kunnen veroorzaken. Sinds de jaren tachtig is het betekenisveld van de pyrotechniek ingekrompen en nadert het de betekenis van het Engelse woord "Pyrotechnics" m.a.w. het geheel van de wetenschappen en technieken die gebruikt worden in het kader van de studie en de fabricage van de ontplofbare samenstellingen (lichtgevende, spoor achterlatende, rookgevende, brandveroorzakende, … tuigen) of van de samenstellingen met geleide verbranding (pyrotechnische vertragingen, koorden, lonten,…). PYROTECHNISCHE KETEN: Geheel van pyrotechnische elementen die met elkaar in verbinding staan. PYROTECHNISCHE SAMENSTELLING: Algemene benaming voor een mengsel dat warmte afgeeft om bepaalde specifieke effecten te produceren zoals: vlam, schokgolf, licht, geluid, rook, gas, … Men spreekt van aanstekings-, ontploffings-, vertragings-, sein-, licht-, geluid- en rookgevende samenstellingen, … PYROTECHNISCHE SAS: Pyrotechnische sassen of stoffen zijn de scheikundige producten die voor de gewenste effecten van het vuurwerk moeten zorgen. PYROTECHNISCHE STOF: Algemene benaming voor poeders en pyrotechnische samenstellingen. R RID: Europees akkoord betreffende het internationaal goederenvervoer per spoor. ROLLEN: Strook met verschillende lonten of knallen die aan een rol doet denken. Knalstroken voor kinderspeelgoed mogen worden verkocht zonder minimumleeftijdsgrens. De andere stroken worden beschouwd als ontploffend vuurwerk en zijn bijgevolg onderworpen aan de desbetreffende wetgeving. ROMEINSE KAARS: De Romeinse kaars is een pyrotechnisch product dat bestaat uit een buis waarin achtereenvolgens reeksen met kleine voortdrijvende ladingen en sterren werden geplaatst. Na de aansteking vliegen de sterren per golven in de lucht. Het gaat, met andere woorden, om een opeenstapeling van projectielen met automatisch, opeenvolgend en gesynchroniseerd schot. De effecten kunnen gevarieerd zijn (luidruchtig, gekleurd, goud, zilver, wervelwinden, knipperlichten, …). S SHELL: Engels woord om een bom aan te duiden. SLAGBOM: Spektakelvuurwerk dat aan niet particulieren mag verkocht worden, met voornamelijk een geluidseffect. Naargelang het gebruik en de kracht van het product onderscheidt men de kanonslag (klein kaliber afgestoken vanop de grond) en de slagbom (groot kaliber afgestoken met een mortier of een vuurpijl, waarmee het begin of het einde van het vuurwerk aangekondigd wordt). "Maroon" in het Engels. SLAGHOEDJE: Vuurwerk dat gebruikt wordt in speelgoed, bestaande uit een omslag met daarin een dosis pyrotechnische samenstelling. STER: Vuurwerkelement bestaande uit een meestal samengeperste pyrotechnische samenstelling dat tijdens de werking een lichtgevend effect produceert. "Star" in het Engels. STRALEN OF FONTEINEN: Dit feestvuurwerk produceert een continue bundel gloeiende en zeer lichtgevende deeltjes, in goud of zilverkleur en soms in andere kleuren (rood, groen, …). Volgens de weggeslingerde deeltjes en het bekomen effect, onderscheidt men verschillende categorieën stralen (kettingen, elektrische, kleur,…). De straal of fontein is gebaseerd op het principe van waterstralen! Bij watertoepassingen is het principe het volgende: het water dat onder druk staat komt boven via de toevoerbuis. Een vernauwing aan de mond verhoogt de druk. Het water wordt er met kracht uitgedreven en op een grote afstand voortgestuwd. In de pyrotechniek ontstaat de druk door de verbranding van een stof waardoor de warme gassen door de straalpijp worden uitgedreven. Het effect wordt bekomen door het mengen van de stof met een element en dit wordt dan witgloeiend gemaakt. Het gaat om aluminium voor witte stralen en om ijzervijlsel voor gouden stralen. Deze producten zijn bestemd voor stukken "te land" omdat de effecten zich tot een paar meter beperken. STUK: “De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederenen dienstenmarkt in België.” Element of meerdere elementen of vuurwerkstukken op een statische drager die deel uitmaken van de samenstelling van een vuurwerkspektakel. T TAFEREEL: Figuur bestaande uit meerdere samenwerkende pyrotechnische tuigen waar verschillende visuele en geluidseffecten gemengd zijn. U UN: United Nations. Vuurwerkindeling bepaald door de Verenigde Naties. V VLIEGENDE SCHOTEL: Vermaakvuurwerk met verschillende stralen die, wanneer ze in werking zijn, een draaiende en stijgende beweging produceren. VULKAAN: Vermaakvuurwerkstuk waarbij een kleine straal aan een slagbom gekoppeld wordt en bij uitbreiding eveneens een vuurwerkstuk waarvoor verschillende elementen van dit type gebruikt worden. VUURPIJLEN: Vermaakvuurwerk voorzien van eigen voortstuwing (niet te verwarren met een bom die met een mortier wordt afgeschoten) waarbij de vuurwerkstukken die een visueel of klankeffect voortbrengen in de hoogte kunnen verspreid en aangestoken worden. De vuurpijl wordt tijdens de hele duur van de stijging door een kruitmotor voortgestuwd. Zijn baan wordt gestabiliseerd door een stokje dat op het lichaam gehecht wordt en dat terugvalt wanneer de lading op haar hoogtepunt ontploft is. Deze vuurpijlen worden zelden door professionelen gebruikt omdat ze onderhevig zijn aan zijwind en omdat het neerkomen van deze stokjes een probleem stelt. De kleur- of geluidseffecten zijn identiek aan die van bommen. Ze kunnen per eenheid of in salvo afgevuurd worden. "Rocket" of "Fuze" in het Engels. VUURPOT OF VULKAAN: Spektakelvuurwerk dat aan de particulier niet mag verkocht worden en dat vanuit een mortier een bundel sterren op de grond vooruitwerpt, zowel per eenheid als met meerdere na elkaar (kaarsen of automatische batterijen). Gekleurde, luidruchtige, mozaïek, knappende effecten, … die zeer spectaculair zijn en die zowel als tafereel, als gevel of punctueel kunnen gebruikt worden. Dit vuurwerk wordt gekenmerkt door zijn kaliber (30 tot 150 mm) en door zijn bundel (originele hoogten en densiteit). "Fire pot" of "Volcano" in het Engels. VUURWERK: Algemene term om een voorwerp aan te duiden dat een pyrotechnische stof bevat. In België wordt vuurwerk ingedeeld in Klasse C van de springstoffen (zie artikel 2 van het koninklijk besluit van 23.09.1958 houdende algemeen reglement op de springstoffen, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 01.02.2000) en wordt het ondergebracht in één van de groepen a, b of c naar gelang de bestemming of graad van gevaar: spektakelvuurwerk en toebehoren hiervoor; feestvuurwerk; vuurwerk voor technisch gebruik en/of seinvuurwerk. VUURWERK (SPEKTAKEL): Visueel en klankspektakel gerealiseerd met vuurwerk met gekleurde en/of luidruchtige effecten. "Firework " in het Engels. VUURWERKMAKER: Professionele benaming van de man die vuurwerk vervaardigt of gebruikt. VUURWIEL: Dit stuk vermaakvuurwerk bestaat uit twee stralen met radiale pijp. Die worden tegen elkaar geplaatst en draaien rond een as die zich tussen de twee stralen bevindt. Z ZON: Vuurwerkstuk gevormd door een of meerdere tangentiële stralen in een cirkelvormige beweging veroorzaakt door de kracht van de stralen. ZWART KRUIT (BUSKRUIT): Betekent een heterogene ontplofbare samenstelling die kaliumnitraat (oxydeermiddel), zwavel en houtskool (reducerend) bevat. Het bestaat in verschillende vormen: grove korrels, fijne korrels of poeder (dit is een fijne variëteit zwart kruit die gebruikt wordt om bepaalde soorten vuurwerk te fabriceren). ZWERMPOTTEN: Vuurwerk waarbij de effecten rechtstreeks, en dus zonder vertraging, zoals bij een mortierbom, uit een mortier worden gelanceerd.