Hemels mitrailleurvuur Meteoriet komt niet alleen Noorderlicht, 8 november 2004 Voor de tweede keer in één maand tijd hebben onderzoekers een reusachtig ‘strooiveld’ met meteoorkraters gevonden op aarde. Blijkbaar wordt onze planeet geregeld getroffen door een spervuur van kleinere meteorietjes. De Kelten die rond het jaar 200 voor Christus in het huidige Beieren woonden, wisten niet wat ze meemaakten. Ze kregen een meteoriet op hun kop. En niet zomaar een: op een kilometer of zeventig hoogte brak de ruimtesteen in kwestie in zeker 81 brokstukken uiteen. Een gebied groter dan de provincie Utrecht veranderde van het ene op het andere moment in een hellewereld. Het grootste brokstuk alleen al had een inslagkracht van 8500 Hiroshimabommen. “Ongeveer twee seconden na de inslag zullen mensen op tien kilometer afstand de grond hebben voelen beven als bij een zware aardbeving,” beschrijven Duitse onderzoekers de ramp in het blad Astronomy Magazine. “Een drukgolf zal zich met een snelheid van achthonderd kilometer per uur hebben voortgeplant en een piekdruk hebben veroorzaakt van 1,4 atmosfeer, meer dan genoeg om gebouwen omver te duwen. Het geluid zal de 103 decibel hebben gehaald, genoeg om hevige oorpijn te veroorzaken. Tot 90 procent van de bomen zal omver zijn geblazen. Het bos direct onder de ontploffing zal zijn ontbrand. Tientallen jaren lang moet de regio ontwricht zijn geweest.” Philippe Paillou (links) en collega's onderzoeken gesteente in de Egyptische woestijn. Een van de weinige kraters in de Egyptische woestijn die nog als zodanig is te herkennen, een 950 meter breed gat in het gesteente. De met water gevulde krater het Tüttenmeer bij Beieren. Een kleiner, maar duidelijk herkenbaar inslagkratertje in Beieren. Let op de opstaande rand. Infraroodopname van een inslagkrater in Duitsland. Het door de inslag samengeperste gesteente houdt warmte langer vast dan het omringende, lossere materiaal. Daarom zijn inslagkraters soms te herkennen op infraroodopnames. Het lijkt erop dat dergelijke voorvallen veel vaker voorkomen dan tot dusver werd gedacht. Nog geen maand na de bekendmaking van de ontdekkingen in Beieren, melden Franse onderzoekers de vondst van een nóg indrukwekkender kraterveld. Onder het zand van de Egyptische Sahara, bij de hoogvlakte van Gilf Kebir, ligt een nog drie keer zo groot kratergebied als dat in Duitsland. Het veld telt zeker honderd inslagkraters, die overigens alleen zichtbaar zijn op satellietbeelden. De grootste krater heeft een doorsnede van twee kilometer. Dat is meer dan vijf keer zo groot als de grootste inslagkrater uit Beieren: een gapend, rond gat dat tegenwoordig luistert naar de naam het Tüttenmeer. Het Egyptische meteorietenveld is wel veel ouder: zo’n 50 miljoen jaar. En volgens onderzoeker Philippe Paillou van de Universiteit van Bordeaux is er iets unieks aan de hand. Het inslagveld zou zijn veroorzaakt door niet één, maar twee meteorieten. Alleen zo’n bizar toeval zou de vorm en omvang van het kraterveld kunnen verklaren, aldus Paillou. Verspreid over de planeet zijn er een handvol ‘strooivelden’ bekend, zoals de kratervelden officieel heten. De grootste was tot voor kort het zestig kilometer grote ‘Campo del Cielo’ (‘Hemelveld’) in Argentinië. De meest kraterrijke is een gebiedje in Rusland dat bezaaid is met liefst 159 inslagkratertjes. Het aardige van het Beierse strooiveld is dat de gebeurtenissen in de geschiedenisboekjes zijn beland. Zo meldden Romeinse geschiedschrijvers een regen van brandende stenen die de plaatselijke bevolking schrik aanjoeg. Maar op de rampplek zijn ook andere stille getuigen achtergebleven. Zo vonden de Duitsers Keltische muntjes en voorwerpen die aan één zijde waren verschroeid. Bovendien zijn er de geologische vingerafdrukken van de inslag: tot glas verhitte spettertjes steen, door enorme druk stukgeslagen stenen en sporen van exotische mineralen die alleen maar worden aangetroffen in meteorieten, zoals gupeiiet (Fe3Si) en xifengiet (Fe5Si3). De meteoorinslag heeft ook een deukje in de klimaatgeschiedenis geslagen. Uit de jaarringen van bomen blijkt dat Europa rond 207 voor Christus enkele slechte groeiseizoenen doormaakte – jaren met een zeer slechte zomer. Volgens de onderzoekers is dat een direct gevolg van de ramp. De omhooggestuwde rook van de inslagen zou enige tijd lang hebben gezorgd voor minder zonlicht. Als dat zo echt is, dan valt er nog meer te ontdekken. Tussen 536 en 545 na Christus maakte het klimaat een nog veel diepere dip door. Dat blijkt niet alleen uit de jaarringen, maar ook uit geschreven bronnen, die het hebben het over een langdurige periode van honger en duisternis. De periode wordt wel in verband gebracht met de val van het Engelse Romeinse Rijk. Het werk van een meteoriet van een halve kilometer doorsnede, denken ook de Duitsers. Dat kan betekenen dat er ergens in Europa misschien een nog spectaculairder kraterveld ligt. Toch iets om alert op te zijn – zeker als u ergens een rond meertje bezichtigt.