Voedingsadviezen voor een optimale(re

advertisement
Voedingsadviezen voor een optimale(re)
darmwerking
F
Geschreven
Geschreven door:
Janneke Beers & Ragnhild Vijfvinkel
Natuurgeneeskundige diëtistenpraktijk Gottswaal
Opleiding Voeding
Afstudeernummer: 2007114, februari 2007
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Studenten
Janneke Beers
Weteringstraat 1-1 hg
1017 SL Amsterdam
[email protected]
Ragnhild Vijfvinkel
Wolkammerstraat 4
1825 DL Alkmaar
[email protected]
Afstudeernummer
2007114
Praktijkbegeleidster
Marijke de Waal Malefijt
[email protected]
Orthomoleculair diëtist
Praktijk
Natuurgeneeskundige diëtistenpraktijk Gottswaal
Tureluur 8
1722 HG Zuid-Scharwoude
Docentbegeleidster
Riem Osinga
[email protected]
Opleiding
Hogeschool van Amsterdam (Voeding)
Dokter Meurerlaan 8
1067 SM Amsterdam
1
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Voorwoord
Deze scriptie is geschreven in het kader van ons afstuderen aan de opleiding
Voeding van de Hogeschool van Amsterdam. Het onderwerp van deze scriptie is
voortgekomen uit onze derdejaars stage die wij met veel plezier hebben gelopen in
de natuurgeneeskundige diëtistenpraktijk Gottswaal te Zuid-Scharwoude.
Graag richten wij een woord van dank aan iedereen die ons geholpen heeft tijdens
de afstudeeropdracht. In het bijzonder bedanken wij onze praktijkbegeleidster
Marijke de Waal Malefijt en onze docentbegeleidster Riem Osinga voor hun
begeleiding, verhelderende inzichten en naleeswerk van de documenten. Ook
bedanken wij de 10 mensen die bereid waren hun voeding gedurende 4 weken aan
te passen en de resultaten hiervan met ons te bespreken.
Natuurlijk willen wij ook elkaar graag bedanken voor de leuke en goede
samenwerking. Met veel plezier en enthousiasme hebben wij gewerkt aan deze
afstudeeropdracht.
Janneke Beers & Ragnhild Vijfvinkel
Amsterdam, februari 2007
2
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Samenvatting
Deze scriptie is geschreven naar aanleiding van onze derdejaars stage in de
natuurgeneeskundige diëtistenpraktijk Gottswaal. De probleemstelling luidt als volgt:
Welke voedingsadviezen zijn er nodig om de darmwand en darmflora zo optimaal
mogelijk te voeden?
Darmwand
De darmwand is opgebouwd uit diverse lagen. Het darmepitheel is bezet met
slijmbekercellen, die slijm produceren. Een stevige laag slijm is van belang voor de
beschermde barrière van alle slijmvliezen in het lichaam. Slijm bestaat voor het
grootste deel uit mucines. Deze vormen de hechtplaats van darmbacteriën.
Nutriënten die een beschermende werking hebben op de darmwand zijn onder
andere: arginine, B-vitamines, calcium, co-enzym Q10, glutamine, glutathion,
magnesium, omega-3 vetzuren, selenium, vitamine A, C, E, K, ijzer en zink.
Darmflora
De darmflora bevat zowel aërobe als anaërobe bacteriën die gehecht zitten aan de
receptoren van de darm. Deze bacteriën zijn in staat invloed uit te oefenen op een
vernieuwing van de enterocyten. Voedingsvezels vormen de voedingsbron voor
darmbacteriën. Bacteriën zetten de oplosbare voedingsvezels om in korte keten
vetzuren (zoals acetaat, butyraat en propionaat).
Nutriënten die een beschermende werking hebben op de darmflora zijn onder
andere: voedingsvezels, melkzuurbacteriën en korte keten vetzuren.
Voedingsvezels
Voedingsvezels zijn onder te verdelen in oplosbare en onoplosbare voedingsvezels.
Oplosbare voedingsvezels zoals pectine, gommen, inuline en oligosacchariden
zorgen onder andere voor verlaging van de pH in de dikke darm en bevorderen het
ontstaan van korte keten vetzuren. Onoplosbare voedingsvezels zoals cellulose,
lignine en de meeste soorten hemicellulose zorgen ervoor dat de passagetijd wordt
verkort en bevorderen de absorptie van water in de dikke darm. Beide soorten
voedingsvezels zorgen voor een goede darmregulatie.
Voor volwassenen geldt 3,4 gram vezel per MJ energie in de voeding. Wij adviseren
mensen met lichte darmproblemen minimaal 30-40 gram voedingsvezels per dag, bij
voorkeur uit fruit, granen, groenten en peulvruchten.
Prebiotica
Een prebioticum is een oplosbare voedingsvezel die selectief de groei of activiteit van
gunstige darmbacteriën bevordert, waardoor schadelijke darmbacteriën minder kans
krijgen zich te ontwikkelen.
3
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Factoren die het effect van het voedingsadvies mede bepalen
Naast voeding spelen voldoende ontspanning en lichaamsbeweging een belangrijke
rol bij cliënten met lichte darmproblemen. Ook dient voldoende aandacht te worden
besteed aan factoren omtrent het eten.
Aan de hand van een klachtenregistratieformulier kan de ernst en de mogelijke
oorzaak van de klachten worden bepaald. Dit formulier kunt u als leidraad gebruiken,
zowel tijdens het intakegesprek als na enkele weken ter evaluatie.
Optimaal voedingsadvies bij lichte darmproblemen
Wij hebben rekening gehouden met stoffen die essentieel zijn voor het behoud of
herstel van de darmwand en darmflora bij cliënten met lichte darmproblemen. De
belangrijkste aanpassingen zijn: verhoging van de hoeveelheid groente, wekelijks
peulvruchten eten en dagelijks zure melkproducten en noten, pitten en zaden
consumeren.
Aanvullende onderzoeken bij lichte darmproblemen
Wij raden aan om bij cliënten met lichte darmproblemen een ontlastingsonderzoek te
laten verrichten. De uitslag geeft inzicht in een deel van de aanwezige darmflora en
de mate van vertering. Ook kan het zinvol zijn om een gericht bloedonderzoek te
laten uitvoeren om vast te stellen of er een voedselovergevoeligheid bestaat. De
darm is immers het belangrijkste onderdeel van het immuunsysteem.
Trefwoorden: darmwand, darmflora, voedingsvezels, prebiotica, darmbeschermende
nutriënten
4
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Inhoudsopgave
VOORWOORD
2
SAMENVATTING
3
INHOUDSOPGAVE
5
INLEIDING
8
HOOFDSTUK 1: DE DARMWAND
10
INLEIDING
1.1 BOUW VAN DE DARMWAND
1.2 VERSCHILLEN TUSSEN DE DUNNE EN DIKKE DARMWAND
1.3 IMMUNITEIT
1.3.1 Immuniteit en bloedonderzoek
1.4 RECEPTOREN
1.5 DARMBESCHERMENDE (MICRO)NUTRIËNTEN
SAMENVATTING
10
10
11
11
12
12
13
13
HOOFDSTUK 2: DE DARMFLORA
14
INLEIDING
2.1 ONTWIKKELING VAN DE DARMFLORA
2.1.1 Borstvoeding
2.1.2 Flesvoeding
2.1.3 Bijvoeding
2.1.4 Verandering in darmflora
2.2 SAMENSTELLING VAN DE DARMFLORA
2.2.1 Gunstige darmbacteriën
2.2.2 Schadelijke darmbacteriën
2.2.3 Aërobe en anaërobe bacteriën
2.3 FUNCTIES VAN DE DARMFLORA
2.4 FAECES
2.4.1 pH waarde
2.5 ONTLASTINGSONDERZOEK
SAMENVATTING
14
14
14
14
15
15
15
15
16
16
16
17
17
17
18
HOOFDSTUK 3: VOEDINGSVEZELS EN PREBIOTICA
19
INLEIDING
3.1 DEFINITIE VAN VOEDINGSVEZELS
3.1.1 Aanbevolen hoeveelheid
3.1.2 Indeling voedingsvezels
3.2 PREBIOTICA
19
19
19
19
20
5
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
3.3 PROBIOTICA
3.4 SYNBIOTICA
3.5 VOEDINGSVEZELS EN HET INTESTINALE KANAAL
3.5.1 Korte keten vetzuren
SAMENVATTING
20
21
21
21
22
HOOFDSTUK 4: EEN OPTIMAAL VOEDINGSADVIES VOOR DE DARM
23
INLEIDING
4.1 STAPPENPLAN
4.1.1 Voeding
4.1.1.1 Vermijd zoveel mogelijk suiker, suikerrijke producten en alcohol
4.1.1.2 Neem de juiste voedingsvezels en verhoog de hoeveelheid voedingsvezels
4.1.1.3 Drink voldoende vocht
4.1.2 Voldoende aandacht voor ontspanning en lichaamsbeweging
4.1.3 Aandachtspunten omtrent eten
4.2 GEMIDDELD AANBEVOLEN HOEVEELHEDEN VOEDINGSMIDDELEN PER DAG
4.2.1 Brood
4.2.2 Aardappelen, granen of pasta
4.2.3 Peulvruchten
4.2.4 Groenten
4.2.5 Fruit
4.2.6 Zuivel
4.2.7 Vlees(waren)
4.2.8 Vis
4.2.9 Eieren
4.2.10 Halvarine, margarine, bak- en braadproducten
4.2.11 Dranken
4.2.12 Noten, pitten en zaden
4.3 HET BELANG VAN VARIATIE
4.3.1 Het voorkomen van tekorten van voedingsstoffen
4.3.2 Het minimaliseren van het risico van stapeling van milieu-toxines
4.3.3 Het voorkomen van voedselovergevoeligheden
SAMENVATTING
23
23
23
23
24
24
24
24
25
25
25
26
26
26
27
27
27
27
27
28
28
28
29
29
29
29
HOOFDSTUK 5: PRAKTIJKONDERDEEL
31
5.1
5.2
5.3
5.4
5.5
31
31
31
32
33
CRITERIA
INLEIDING
HET ADVIES
GESPREKKEN MET DE CLIËNT
OPTIMAAL VOEDINGSADVIES BIJ LICHTE DARMPROBLEMEN
HOOFDSTUK 6: DISCUSSIE, CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN
35
6.1 DISCUSSIE
6.1.1 Practice based
6.1.2 Aandachtspunten
6.1.3 Immuniteit
6.1.4 Tijdsbestek
6.1.5 Voedselscheiding
35
35
35
35
36
36
6
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
6.2 CONCLUSIE
6.3 AANBEVELINGEN VOOR HET GEVEN VAN GERICHTE VOEDINGSADVIES BIJ CLIËNTEN MET
36
LICHTE DARMPROBLEMEN
37
LITERATUUR
39
Bijlagen
Bijlage 1:
Bijlage 2:
Bijlage 3:
Bijlage 4:
Bijlage 5:
Bijlage 6:
Bijlage 7:
Bijlage 8:
Bijlage 9:
Bijlage 10:
Bijlage 11:
Bijlage 12:
Bijlage 13:
Bijlage 14:
Bijlage 15:
Bijlage 16:
Bijlage 17:
woordenlijst
overzicht gastro-intestinale kanaal
lekkende darmsyndroom
uitslag bloedonderzoek
beschermende (micro)nutriënten voor de darm(wand)
samenstelling van de darmflora
dysbiose
factoren die de darmflora negatief beïnvloeden
ontlastingsonderzoek
overzicht voedingsvezels
aandachtspunten voor de spijsvertering
tabel aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen per dag
keuzetabel bij (optimaal) voedingsadvies
klachtenregistratieformulier
5-stappenplan bij lichte darmproblemen
cliënten van het praktijkonderdeel
gegevens van instanties
7
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Inleiding
Voor u ligt onze scriptie die een bijdrage kan leveren aan de diverse
behandelingsmogelijkheden bij lichte darmproblemen. Voorbeelden hiervan zijn
flatulentie, diarree, obstipatie, het prikkelbare darmsyndroom en divertikels (zie
bijlage 1).
Deze scriptie is in eerste instantie bedoeld voor diëtisten. Wij hopen dat zij door het
lezen van deze scriptie meer inzicht krijgen in behandelingsmogelijkheden bij lichte
darmproblemen en dat zij deze kennis ook in de praktijk gaan toepassen. Dit kan
door het geven van praktische informatie en daarnaast gebruik te maken van een
klachtenregistratieformulier.
De probleemstelling van deze scriptie luidt als volgt:
Welke voedingsadviezen zijn er nodig om de darmwand en darmflora zo optimaal
mogelijk te voeden?
Doelstelling van de scriptie is:
Het geven van gerichte (voedings)adviezen betreffende de behandeling van lichte
darmproblemen.
De volgende deelvragen zullen in de scriptie worden beantwoord:
- Darmwand: uit welke onderdelen is de darmwand opgebouwd? Welke
processen vinden plaats in de darmwand? Wat voor rol speelt immuniteit in de
darmwand? Wat is de meerwaarde van een bloedonderzoek op
voedselovergevoeligheid? Welke nutriënten zijn nodig om de darmwand in
een goede conditie te houden?
-
Darmflora: hoe is de ontwikkeling van de darmflora? Wat is de samenstelling
van de darmflora? Welke functies heeft de darmflora? Wat is de meerwaarde
van een ontlastingsonderzoek?
-
Voedingsvezels en prebiotica: wat zijn de gunstige effecten van
voedingsvezels en prebiotica op het intestinale kanaal? Waar komen deze van
nature in voor?
-
Hoe ziet een optimaal voedingsadvies eruit voor cliënten met lichte
darmproblemen? Uit welke voedingsmiddelen bestaat dit dagmenu?
In hoofdstuk 1 beschrijven wij uit welke lagen de darmwand bestaat en welke
processen zich hierin kunnen afspelen. In hoofdstuk 2 wordt beschreven uit welke
bacteriën de darmflora is opgebouwd en wat de gevolgen kunnen zijn van een
verstoorde balans tussen de verschillende bacteriën. In hoofdstuk 3 gaan wij in op de
invloed is van voedingsvezels en prebiotica op de darmwand en darmflora. In
hoofdstuk 4 beschrijven wij de voeding in relatie tot het optimaliseren van zowel de
darmwand als darmflora.
8
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Onze belangstelling is uitgegaan naar de rol van voeding binnen de behandeling van
lichte darmproblemen. Tijdens onze derdejaars stage bij de natuurgeneeskundige
diëtistenpraktijk Gottswaal is het ons opgevallen dat bepaalde voedingsstoffen van
essentieel belang zijn voor een goede conditie van zowel de darmwand als
darmflora. In deze praktijk wordt gewerkt met een klachtenregistratieformulier, welke
inzicht geeft in de ernst van de klachten en een mogelijk verband geeft tussen
diverse klachten. Tevens wordt gewerkt met uitslagen van ontlastings- en
bloedonderzoeken (op voedselovergevoeligheid).
Bij het schrijven van deze scriptie hebben wij ons beperkt tot het intestinale kanaal,
dat wil zeggen de dunne en dikke darm. Wij gaan verder niet uitgebreid in op de
begrippen probiotica en synbiotica, aangezien er over deze onderwerpen veel
informatie te vinden is waardoor de scriptie te complex wordt.
Om de hoeveelheid bruikbare literatuur te beperken hebben wij ons allereerst op
Pubmed georiënteerd om recente wetenschappelijke artikelen te gebruiken vanaf
2001 (met uitzondering van één artikel uit 1999). Wij hebben alleen gebruik gemaakt
van de niet betaalde artikelen van Pubmed. Tevens hebben wij gebruik gemaakt van
boeken en diverse artikelen van het Informatorium voor Voeding en Diëtetiek.
In de scriptie worden moeilijke woorden aangeduid met een *, deze worden nader
uitgelegd in de verklarende woordenlijst (zie bijlage 1).
9
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Hoofdstuk 1: de darmwand
Inleiding
In dit hoofdstuk beschrijven wij de bouw van de darmwand en de processen die zich
in de darmwand afspelen. Wij maken hierbij onderscheid tussen de dunne darm en
de dikke darm. Daarnaast gaan wij in op het onderwerp immuniteit; de darm is
namelijk het belangrijkste onderdeel van het immuunsysteem, maar ook een zeer
complex onderwerp. Als laatste beschrijven wij de rol van receptoren in de darm en
lichten toe wat de meerwaarde is van een gericht bloedonderzoek op
voedselovergevoeligheid.
1.1
Bouw van de darmwand
De wand van zowel de dunne als dikke darm bestaat uit de volgende onderdelen:
mucosa*, submucosa* en twee spierlagen (kring- en lengtespieren), zie bijlage 2. In
dit hoofdstuk richten wij ons vooral op de mucosa van de darm, omdat deze het eerst
in contact komt met (nutriënten uit) de voeding. De mucosa van de darm is niet
alleen noodzakelijk voor de absorptie van nutriënten, maar speelt ook een rol als
barrière tegen micro-organismen. Het is de eerste verdediging tegen invloeden van
chemische en microbiologische aard. Ook biedt de mucosa bescherming tegen de
voortdurende aanwezigheid van antigenen uit de voeding. 1-12
Het darmepitheel* bestaat uit één laag cellen, de enterocyten*. Deze zijn onderling
verbonden door tight junctions* en helpen bij de integriteit van het darmepitheel.
Tight junctions zijn stevige en nauwe verbindingen in de darmwand. Deze
verhinderen dat schadelijke stoffen en ontstekingscellen de bloedbaan
binnendringen. Het open en dicht gaan van het darmepitheel wordt mogelijk gemaakt
doordat direct onder het darmepitheel een laag weefsel ligt dat als een soort
“schuifdeur” functioneert. Om absorptie van voedingsstoffen en water mogelijk te
maken, dient het darmepitheel wel enigszins doorlaatbaar zijn. 1,4,7,11-16 De
epitheellaag kan alleen maar goed functioneren als ten eerste de slijmbekercellen
voldoende mucosa produceren en ten tweede de symbiotische darmflora er voor
zorgt dat talrijke gunstige stammen kunnen koloniseren en schadelijke stammen niet.
1,4,5,15
Het darmepitheel is bezet met slijmbekercellen welke mucus produceren. Alleen
prikkeling door vezelrijke voeding kan de cel aansporen om de inhoud vrij te laten,
wat in zeer korte tijd kan plaatsvinden. Een stevige slijmlaag is belangrijk voor de
beschermende barrière. De juiste viscositeit en samenstelling van de mucus is van
groot belang voor het handhaven van de gezondheid. Het zorgt ervoor dat de
spijsverteringenzymen geen direct contact hebben met de darmwand. Dat zou
namelijk tot irritatie of ontsteking kunnen leiden van de darmwand.
* zie woordenlijst (bijlage 1)
10
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Mucus bestaat voor het grootste deel uit mucines*, die een unieke rol spelen in het
lichaam. De mucines vormen ook een soort “takje” waarmee zij de vele gunstige
darmbacteriën gehecht aan de darmwand houden en zo een verdedigingslinie
vormen tegen de schadelijke darmbacteriën. Mucines vormen de hechtplaats van de
gunstige darmbacteriën en zijn vooral rijk aan sialinezuur. Sialinezuur komt voor in
melkwei en moedermelk. 5-6,9,15,17-22
Sommige factoren leiden tot een verhoogde permeabiliteit van de epitheellaag zoals
erosie* van de epitheellaag zelf en/of verminderde dichtheid van de tight junctions.
Dit kan onder andere worden veroorzaakt door bepaalde medicijnen (NSAID,
corticosteroïden), roken en psychische componenten als angst, depressie of stress.
Stress gaat gepaard met het afnemen van de slijmsecretie. Daardoor ontstaan
veranderingen in de epitheellaag van de darm. 15-16,21 Maar ook een verminderde
doorbloeding (bij bijvoorbeeld buikoperaties) of vasten kunnen oorzaken zijn van een
verhoogde permeabiliteit. 6 Verhoogde permeabiliteit van de darm is geassocieerd
met verschillende ziektebeelden, waaronder het lekkende darmsyndroom (zie bijlage
3). 15,21,23
1.2
Verschillen tussen de dunne en dikke darmwand
De mucosa van dikke darm bevat geen villi*, daarbij hebben de enterocyten van de
dikke darm kortere microvilli*. In de dikke darm bevat het epitheel meer
slijmbekercellen en ook is de structuur van de dikke darm minder op absorptie van
voedingsstoffen gericht. 2,7-8,18,24-25
Het dunne darmslijmvlies heeft een groot resorberend oppervlak. Dit komt omdat de
geplooide mucosa is voorzien van villi. Daardoor wordt het oppervlak van de darm
sterk vergroot hetgeen de vertering ten goede komt. Villi zorgt voor de absorptie van
voedingsstoffen en transporteert deze naar de bloedbaan, zodat het verder kan
worden gedistribueerd. 2,7-8,18
De villi kan beschadigd raken door ontstekingen, toxines of infecties, maar ook als er
een bepaalde overgevoeligheid is voor voedselbestanddelen (bijvoorbeeld voor
gluten). Beschadigde villi leidt tot een slechte(re) absorptie van voedingsstoffen in de
dunne darm. 15,18,24
1.3
Immuniteit
De darm is het belangrijkste onderdeel van het immuunsysteem. Ongeveer 70 tot
80% van het immuunsysteem bevindt zich in de darm. De samenstelling van de
darmflora (zie hoofdstuk 2.2) heeft invloed op de afweer, de algehele immuniteit en
andere slijmvliezen. 15, 26-30 De immuniteit wordt in twee groepen verdeeld: de
natuurlijke*- en verworven* immuniteit. Deze werken samen in de strijd tegen
lichaamsvreemde stoffen en micro-organismen. 2,5,18,26-27,31
11
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
De afweer vindt plaats in drie opeenvolgende stappen: als eerste de herkenning van
lichaamseigen of lichaamsvreemde stof(fen), als tweede het op gang brengen van de
afweerreactie tegen de lichaamsvreemde stof(fen) en als derde het onschadelijk
maken van de lichaamsvreemde stof(fen). 31-32
Onder de darmepitheellaag ligt het GALT*, dat de epitheellaag beschermt tegen
potentieel schadelijke antigenen*. Het GALT vertegenwoordigt de grootste massa
van lymfoid tissue in het lichaam. Het is een belangrijk element van het totale
immuunsysteem van de mens. Het GALT maakt telkens een onderscheid maken
tussen de gunstige en de schadelijke darmbacteriën. De slijmvliezen in het lichaam
zijn immunologische met elkaar verbonden en kunnen met elkaar communiceren. Dit
geheel aan slijmvliezen wordt MALT* genoemd. 15,19,30,33
De darm heeft een groot immunologisch effect op de volgende slijmvliezen:
bronchiale slijmvlies, slijmvlies van mond- en neusholte, traan- en speekselklieren,
vaginale- en blaasslijmvlies en de vrouwelijke melkklieren. 30
1.3.1 Immuniteit en bloedonderzoek
Voeding en immuniteit liggen dicht bij elkaar. Indien er een overgevoeligheid bestaat
voor bepaalde voedingsmiddelen kan voeding negatief uitwerken op de darm en
zelfs meer schade aanrichten. Om er achter te komen of er een overgevoeligheid
bestaat voor bepaalde voedingsmiddelen, denk bijvoorbeeld aan tarwe, koemelk,
amandelen, tomaat en sinaasappels, kan dit door middel van een bloedonderzoek
worden aangetoond. 15,21
Bij Pro Health en het KEAC kan een bloedtest worden gedaan waarbij de
concentraties IgG-antilichamen worden gemeten. Het bloed wordt onderzocht op veel
gebruikte voedingsmiddelen (zie bijlage 4). Een verhoogde IgG concentratie kan
duiden op bijvoorbeeld een voedselovergevoeligheid voor het voedingsmiddel. 34,35
1.4
Receptoren
Elke cel bevat duizenden receptoren. Een receptor bestaat uit twee delen: een
“antenne”, meestal in de vorm van suikerrijke takjes, die de receptoren voorziet van
specifieke hechtplaatsen en een “anker”, in de vorm van een membraaneiwit, dat de
boodschappen doorgeeft. 17
De darmwand heeft verschillende soorten receptoren waaraan diverse stoffen zich
kunnen hechten (zoals gunstige en schadelijke micro-organismen, voedingsstoffen,
toxinen, ect.). 1,21
Er zijn specifieke receptoren die schadelijke micro-organismen kunnen opsporen om
deze daarna onschadelijk te maken. 1,4,11,21 Voorbeelden van receptoren zijn TLR* en
NOD*. TLR behoort tot de patroon herkennende receptoren. Hun taak is het
opsporen van virussen, bacteriën en schimmels. Als zij bacteriën opmerken worden
er ontstekingsprocessen ingeschakeld als afweer. NOD behoort ook tot de patroon
herkennende receptoren. Hun taak is microbiële componenten te herkennen die
schade willen aanbrengen en vernietigen deze.
12
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Epitheelcellen in de darm uitscheiden TLR en NOD uit om de invasie van bacteriën
tegen te houden. Beide receptoren zijn zeer belangrijk voor de immuniteit van de
darm. 5,11,36-38
1.5
Darmbeschermende (micro)nutriënten
De laatste jaren is er veel onderzoek gedaan naar nutriënten die een beschermende
werking hebben op de darmwand. Het gaat hierbij om de volgende (micro)nutriënten:
glutamine, arginine, vitamine A, alle B-vitamines, vitamine C, vitamine E, vitamine K,
calcium, magnesium, ijzer, selenium, zink, omega-3 vetzuren, co-enzym Q10 en
glutathion. Voor functies en voedingsbronnen van de bovengenoemde nutriënten zie
bijlage 5. 18,39
Samenvatting
Voor een gezonde darmfunctie is een goede (intacte) barrièrefunctie van essentieel
belang. De darmwand is opgebouwd uit de mucosa, submucosa en twee spierlagen.
De mucosa van de darm is noodzakelijk voor de absorptie van nutriënten en speelt
ook een rol als barrière tegen micro-organismen.
Het darmepitheel is bezet met slijmbekercellen, die mucus produceren. Prikkeling
door vezelrijke voeding kan de cel aansporen om de inhoud vrij te laten. Een stevige
slijmlaag is van belang voor de beschermende barrière.
Bepaalde medicijnen, roken, stress en psychische componenten leiden tot
veranderingen in de epitheellaag (en dus in barrièrefunctie) van de darm. Een
verhoogde permeabiliteit van de darm is geassocieerd met verschillende
ziektebeelden, waaronder het lekkende darmsyndroom.
De darm is het belangrijkste onderdeel van het immuunsysteem: zo’n 70 tot 80% van
het immuunsysteem bevindt zich in de darm. Onder de darmepitheellaag ligt het
GALT; dat de epitheellaag beschermt tegen potentieel schadelijke antigenen.
Receptoren die zich in de darmwand bevinden, kunnen verschillende soorten stoffen
aan zich hechten. Specifieke receptoren zijn in staat om schadelijke microorganismen te hechten en te vernietigen.
13
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Hoofdstuk 2: de darmflora
Inleiding
Als eerste beschrijven wij in dit hoofdstuk de ontwikkeling van de darmflora
gedurende het leven; vanaf de geboorte tot aan de ouder wordende mens.
Vervolgens beschrijven wij de samenstelling van de darmflora en de functies van een
gezonde darmflora: de darmflora moet immers in balans zijn om optimaal te kunnen
functioneren. Als laatste zullen wij in dit hoofdstuk ingaan op de samenstelling van de
faeces en lichten wij toe wat de meerwaarde is van een gericht ontlastingsonderzoek.
2.1
Ontwikkeling van de darmflora
Het darmkanaal van een ongeboren baby is steriel en bevat dus geen bacteriën.
Tijdens de geboorte (via het geboortekanaal) en direct na de geboorte komt de baby
in contact met bacteriën uit de directe omgeving. Kolonisatie* van de darmflora
begint dus direct na de geboorte. Een aantal factoren beïnvloeden de kolonisatie van
de baby, zoals de manier van bevallen (via de vagina of met de keizersnee), de
hygiënische condities tijdens het bevallen en de manier van voeden (borstvoeding of
flesvoeding). 40-45
2.1.1 Borstvoeding
Krijgt een baby borstvoeding, dan ontwikkelt zich een andere darmflora dan bij een
baby die wordt gevoed met flesvoeding, blijkt uit diverse onderzoeken. In
moedermelk zitten oligosacchariden die de groei van stammen van de
Bifidobacteriën in de darm bevorderen. Daardoor bestaat de darmflora van een
borstgevoede baby grotendeels (90%) uit Bifidobacteriën. 5,7,40,45-46 De andere
bacteriën zijn onder andere Enterococcen en Lactobacillen stammen. De stammen
van de Bifidobacteriën produceren onder andere azijnzuur, waardoor de pH in de
darm daalt en andere, in het bijzonder schadelijke bacteriën, geen kans krijgen zich
te ontwikkelen. 47
2.1.2 Flesvoeding
Uit onderzoek blijkt dat baby’s die gevoed worden met flesvoeding een darmflora
ontwikkelen die meerdere soorten bacteriën bevat dan baby’s gevoed met
borstvoeding. Deze darmflora bestaat voornamelijk uit stammen zoals
Bifidobacteriën, Bacteroïden, Clostridium, Escherichia coli, Enterococcen en
Streptococcen. Deze darmflora lijkt al veel op die van een volwassene. Koemelk is
heel anders opgebouwd dan moedermelk. Koemelk bevat geen stimulerende stoffen
voor de Bifidobacteriën waardoor deze onderontwikkeld blijven. 36,40,42 Een paar
dagen na de geboorte zijn Escherichia coli en stammen van de Enterococcen al
terug te vinden in de faeces. Binnen een week zijn stammen van Bifidobacteriën,
Clostridium en Bacteroïden terug te vinden. 28,48
14
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
2.1.3 Bijvoeding
Na de introductie van bijvoeding gaat de darmflora van de met flesvoeding gevoede
baby’s en die van de met borstvoeding gevoede baby’s geleidelijk meer op elkaar
lijken. Gedurende het eerste levensjaar is de darmflora niet stabiel, omdat de
aantallen van de aanwezige bacteriën (sterk) schommelen. Dit verklaart mogelijk het
verminderde afweersysteem in de darm van de baby en de daarmee verhoogde kans
op infecties gedurende het eerste levensjaar. 40
2.1.4 Verandering in darmflora
Er is gebleken dat ieder individu een eigen specifieke darmflora compositie heeft.
Deze compositie verandert gedurende het hele leven niet erg veel. Alleen bij oudere
mensen wordt gezien dat het aantal gunstige stammen afneemt blijkt uit diverse
onderzoeken. 23,40,49 Hamilton-Miller heeft ontdekt dat bij ouderen een verandering
van de darmflora optreedt. Hierdoor kunnen stammen van de Bifidobacteriën
verdwijnen en vervangen worden door stammen van Lactobacillen, Enterococcen en
van Clostridium. Deze wijziging van de balans kan leiden tot een verhoging van de
productie aan toxinen. 23
2.2
Samenstelling van de darmflora
Een gezond darmkanaal herbergt een grote verscheidenheid aan gunstige bacteriën
die aangehecht zitten aan de darmwandreceptoren (zie hoofdstuk 1.4). Om optimaal
te kunnen functioneren dient de darmflora in balans te zijn. De darmflora in het
intestinale kanaal is in homeostase met het immuunsysteem van de mens. Bij het
ontwikkelen van een goed werkend immuunsysteem speelt stimulans van de
darmflora een grote rol. 1,15,48,50-51
De darmflora bevat 1014 bacteriën met meer dan 400-500 verschillende stammen.
Het aantal bacteriën is 10 maal hoger dan het totaal aan cellen in het lichaam. 50,52-54
Park et al41 geeft aan dat 30 tot 40 typen bacteriën zo’n 99% van de totale darmflora
uit maken. 41
De flora van de dunne darm onderscheidt zich van de dikke darm in die zin dat de
dikke darm meer micro-organismen en ook meerdere soorten bevat. In de dikke
darm bevinden zich meer micro-organismen dan op iedere andere plek in het
lichaam (zie bijlage 6). 1,7 Zolang de darmflora intact en in evenwicht is, levert deze
een belangrijke bijdrage aan de gezondheid. Echter bij veel personen is dit evenwicht
verstoord, dit wordt een dysbiose genoemd. (zie bijlage 7). 7,15,54
2.2.1 Gunstige darmbacteriën
Gunstige darmbacteriën dragen bij aan een goede gezondheid. Dit doen zij mede
door hun verschillende functies (zie hoofdstuk 2.3). 5,15,40,50,55-56 Melkzuurbacteriën
zoals bepaalde stammen van Bifidobacteriën, Lactobacillen en Streptococcen
behoren tot de gunstige bacteriën. Melkzuurbacteriën komen vooral voor in zure
melkproducten (bijvoorbeeld yoghurt en karnemelk). 57-58 De gunstige darmbacteriën
moeten wel in staat zijn de zure pH van de maag en de galzouten in de dunne darm
te overleven, willen zij in de darm kunnen koloniseren. 7,17,59
15
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
2.2.2 Schadelijke darmbacteriën
De dikke darm bevat ook altijd kleine hoeveelheden potentieel schadelijke bacteriën.
Deze richten in lage concentraties geen schade aan. Deze gaan zich pas
vermeerderen als er een daling is van de gezonde darmflora. De hoeveelheid
schadelijke micro-organismen is van belang. Van sommige darmbacteriën is maar
een kleine hoeveelheid nodig om ziek te worden, bij andere ligt dit aantal een stuk
hoger. 17,20
Bescherming tegen schadelijke micro-organismen wordt bewerkstelligd door
verschillende factoren zoals speeksel, maagzuur, peristaltiek, slijm, gunstige
darmbacteriën en de celmembranen van het darmepitheel. 15,19,40
2.2.3 Aërobe en anaërobe bacteriën
In de darm wordt zowel een aëroob* als een anaëroob* milieu onderscheiden. Tot
het overwegend aërobe gebied behoren de sterk doorbloede slijmvliezen en hun
directe omgeving. Het anaërobe gebied bevindt zich in de darmholte en heeft een
minder sterk doorbloed slijmvlies. 7
Onder de groep van de aërobe vallen bijvoorbeeld de Escherichia coli en de
Enterococcus familie. De aantallen van deze bacteriën liggen zo rond de 106 per
gram faeces. Onder de groep van de anaërobe vallen de diverse stammen van
bijvoorbeeld Bacteroïden en Bifidobacteriën. De aantallen van deze bacteriën liggen
een stuk hoger dan de aërobe bacteriën. Hun aantal ligt zo rond de 109 tot 1011 per
gram faeces. 17
Van alle bacteriën die in de dikke darm leven, vormt de anaërobe groep de grootste
met 99,9%. De stammen van de Lactobacillen kunnen zowel aëroob als anaëroob
leven. 17,40
2.3
Functies van de darmflora
Als de darmflora in balans is heeft het de volgende functies: het produceren van
vitamines (zoals diverse B-vitamines en vitamine K), de competitie aangaan met
schadelijke darmbacteriën en het uitoefenen van invloed op het immuunsysteem.
5,7,15,40,50,55-56,59-60
De darmflora produceert ook antibiotische substanties en zorgt voor
de vorming van korte keten vetzuren (zie hoofdstuk 3.5.1). 5,7,15,40,60-62 De verlaging
van de pH in het darmkanaal, de productie van enzymen en de vertering van lactose
behoren ook tot de functies van de darmflora. 5,15,55-56,63
De compositie van de darmflora is afhankelijk van: leeftijd, interactie tussen de
darmflora, voedingsbehoefte, aan- of afwezigheid van voedingsvezels, pH van de
maag, immunologische status, vatbaarheid voor infecties en het gebruik van
antibiotica. Er zijn ook diverse factoren die de darmflora negatief kunnen beïnvloeden
(zie bijlage 8). 40,54
16
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
2.4
Faeces
Dagelijks trekt het colon ascendens* zich een aantal keer stevig samen, waardoor de
faeces voort wordt gestuwd. Dit vindt plaats direct als aansluiting op een maaltijd
(gastro-colische reflex) en geeft vulling van het rectum wat uiteindelijk leidt tot
defaecatie. De faeces bestaat uit voedselresten (gedeeltelijk onverteerd), water,
slijm, dode en levende bacteriën, afgestoten darmepitheelcellen, zouten en
galkleurstoffen. 2,3,13,64 Faeces heeft een bepaalde geur, kleur en samenstelling die
afhangen van het soort voedsel dat is gegeten. De geur is het gevolg van de
rottingsprocessen die in de dikke darm zijn ontstaan door de activiteiten van
darmbacteriën. 2,64
In normale omstandigheden wordt er per dag ongeveer 1 liter water in de dikke darm
geabsorbeerd. Dit kan echter onder bepaalde omstandigheden oplopen tot meer dan
het dubbele. Door het absorberen van water wordt de faeces sterk geconcentreerd.
De faeces bevat steeds een wisselende hoeveelheid water die de consistentie
bepaald. In faeces zit normaal zo’n 70-80% water. Obstipatie komt voor wanneer er
minder dan 70% water in de faeces zit. Per dag wordt er ongeveer 150 gram faeces
geproduceerd. 3,5
2.4.1 pH waarde
De pH-waarde van de faeces is een belangrijke maatstaf voor de beoordeling van de
aanwezige darmflora. Bij een gezonde volwassene ligt de pH-waarde van de darm
tussen de 6,0 – 6,8. De pH waarde van de faeces dient tussen de 5,8 – 6,8 te liggen.
Het eten van voedingsvezels verlaagt de pH van de darm en het eten van (te veel)
eiwitten of vetten werkt pH verhogend, waardoor zich schadelijke micro-organismen
kunnen gaan ontwikkelen. Bij veel mensen is de pH van de faeces hoger dan 6,8. Dit
wordt meestal veroorzaakt door het consumeren van veel eiwitrijke en vetrijke
maaltijden. 17,65
Saccharolytische* darmbacteriën zorgen voor een verzuring* van het darmmilieu. De
stammen van onder andere: Bacteroïden, Bifidobacteriën, Enterococcen, Escherichia
coli en Lactobacillen.
Proteolytische* darmbacteriën zorgen voor een alkalisering* van het darmmilieu. Dit
vindt plaats door stammen van onder andere: Clostridium, Enterococcen, Escherichia
coli en Pseudomonas.
Lipolytische* darmbacteriën zorgen voor een alkalisering* van het darmmilieu. De
stammen van onder andere: Clostridium. 66
2.5
Ontlastingsonderzoek
Omdat de faeces een weerspiegeling is van de werking van de darm, is het zinvol om
een ontlastingsonderzoek (zie bijlage 9) te laten verrichten. Door het uitvoeren van
een ontlastingsonderzoek kan er inzicht worden verkregen in de vertering en de
samenstelling van de darmflora. Hierdoor kan er een gericht voedingsadvies worden
gegeven aan de cliënt.
17
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Samenvatting
De ontwikkeling van de darmflora begint direct na de geboorte. Factoren die de
kolonisatie van de darmflora beïnvloeden zijn onder andere de manier van bevallen,
de hygiënische condities tijdens de bevalling en de manier van voeden.
Uit veel onderzoeken is gebleken dat ieder individu een eigen specifieke darmflora
compositie heeft die niet veel verandert gedurende het leven. Op oudere leeftijd kan
wel een verandering ontstaan in de compositie.
De compositie van de darmflora is onder andere afhankelijk van: leeftijd, interactie
tussen de darmflora, voedingsbehoefte, pH-waarde van de maag, immunologische
status, vatbaarheid voor infecties en het gebruik van antibiotica.
De darmflora moet in balans zijn om optimaal te kunnen functioneren. De flora van
de dunne darm onderscheidt zich van de dikke darm in die zin dat de dikke darm
meer micro-organismen bevat. Zolang de darmflora intact en in evenwicht is, levert
deze een belangrijke bijdrage aan de gezondheid. Echter bij veel personen is dit
evenwicht verstoord, dit wordt een dysbiose genoemd.
De darmflora voorziet het epitheel van belangrijke voedingsstoffen en kolonisatie van
de darmflora is essentieel voor de ontwikkeling van het epitheel.
Door het uitvoeren van een gericht ontlastingsonderzoek kan inzicht worden
verkregen in de vertering en de samenstelling van de darmflora.
18
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Hoofdstuk 3: voedingsvezels en prebiotica
Inleiding
In dit hoofdstuk geven wij eerst een beschrijving van voedingsvezels: wat is de
aanbevolen hoeveelheid volgens de laatste richtlijnen en op welke grond worden de
voedingsvezels ingedeeld? Vervolgens geven wij een beschrijving van het begrip
prebiotica: aan welke criteria moet een prebioticum voldoen en wat zijn de effecten
van prebiotica? De begrippen probiotica en synbiotica zullen wij kort omschrijven,
omdat deze begrippen een grote rol spelen bij de behandeling van lichte
darmproblemen, maar gezien de aard van de scriptie gaan wij hier verder niet op in.
Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een toelichting over de effecten van
voedingsvezels en prebiotica binnen het intestinale kanaal.
3.1
Definitie van voedingsvezels
Voedingsvezels zijn stoffen die zich bevinden in de celwand van planten. In de dunne
darm worden deze niet verteerd en komen daardoor onverteerd terecht in de dikke
darm. 13,18,67-68
3.1.1 Aanbevolen hoeveelheid
“Hoewel enige mate van onzekerheid blijft bestaan over het optimale
consumptieniveau, acht de commissie Voedingsvezel van de Gezondheidsraad de
waarde van 3,4 gram voedingsvezel per mJ (14 gram per 1000 kcal) geschikt als
Nederlandse richtlijn voor volwassenen.”
Voor kinderen geldt een geleidelijke toename van de richtlijn voor voedingsvezels
met de leeftijd. Voor de leeftijdsgroep van 1 t/m 3 jaar geldt 2,8 g per mJ, voor 4 t/m 8
jaar geldt 3,0 g per mJ, voor 9 t/m 13 jaar geldt 3,2 g per mJ en voor 14 t/m 18 jaar
geldt de hoeveelheid voor volwassenen (3,4 g per mJ). 69
3.1.2 Indeling voedingsvezels
Voedingsvezels zijn onder te verdelen in (water)oplosbare en (water)onoplosbare
voedingsvezels. 6,8,15,18,21,67,70-71
De oplosbare voedingsvezels worden in de dikke darm gefermenteerd door
darmbacteriën waarbij korte keten vetzuren worden geproduceerd (zie hoofdstuk
3.5.1). Soorten oplosbare voedingsvezels zijn o.a. pectine, gommen, slijmstoffen,
inuline en sommige soorten hemicellulose. Oplosbare voedingsvezels komen het
meest voor in: fruit, groenten, peulvruchten, haver, gerst en maïs.
De onoplosbare voedingsvezels worden nauwelijks in de dikke darm gefermenteerd
door darmbacteriën. Onoplosbare voedingsvezels zijn in staat om water op te
nemen.
19
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Soorten onoplosbare voedingsvezels zijn o.a. cellulose, lignine en de meeste soorten
hemicellulose. Onoplosbare voedingsvezels komen het meest voor in: tarwe, rogge,
muesli, (zilvervlies)rijst, noten en zaden. 18,67,70-71 Aardappelen bevatten zowel
oplosbare als onoplosbare voedingsvezels (zie bijlage 10). 71
3.2
Prebiotica
Een prebioticum is een oplosbare voedingsvezel die selectief de groei of activiteit van
gunstige darmbacteriën bevordert, waardoor de schadelijke darmbacteriën minder
kans hebben zich te ontwikkelen. Criteria waaraan een prebioticum onder andere
dient te voldoen zijn: het mag niet geabsorbeerd worden in het bovenste deel van het
gastro-intestinale kanaal en het moet de compositie zodanig veranderen dat er een
gunstigere darmflora ontstaat. Als laatste moet een prebioticum effecten opleveren
die gunstig zijn voor de gezondheid van de mens. 45,67,72-74
Ook moet een prebioticum in staat zijn per gram minimaal 4 X 108 CFU*
Bifidobacteriën en Lactobacillen te vormen. Alleen oligosacchariden zoals inuline,
FOS* GOS* voldoen aan deze strenge eisen. 75 Deze worden door darmbacteriën in
de dikke darm afgebroken. 67,74,76 Inuline en FOS zijn beide fructanen*. Inuline heeft
ketens van drie tot zestig monosaccharide-eenheden. FOS heeft ketens van
maximaal tien monosaccharide-eenheden. 75
Oligosacchariden (zoals inuline, FOS en GOS) stimuleren de darmflora populatie,
specifiek die van stammen van de Bifidobacteriën, maar ook stammen van de
Lactobacillen. 55,67,74,76-78 Oligosacchariden zijn de meest voor de hand liggende
prebiotica en zijn vooral te vinden in aardpeer, artisjok, asperges, aubergine,
bananen, cichorei, knoflook, peulvruchten, prei, sojabonen, tomaten, uien en zoete
aardappelen. 15,17,23,45,56,72,77
Prebiotica herstellen de groei en het metabolisme van de darmflora beter dan
probiotica. Dit komt omdat prebiotica voedsel voor de darmbacteriën zijn. 17,21,50,74,76
De fermentatie in de dikke darm heeft een grote invloed op de gezondheid van de
mens (zie hoofdstuk 3.5.1). 36,50,76 Prebiotica stimuleren ook de calciumabsorptie
omdat de pH lager wordt en daardoor kan calcium beter worden opgenomen door de
darm. 44,76
3.3
Probiotica
Een probioticum bestaat uit een levende cultuur van één of meer micro-organismen
die, toegepast bij de mens, een gezondheidsbevorderend effect hebben doordat zij
eigenschappen van de darmflora verbeteren. Om tot een dergelijk effect te komen is
het van essentieel belang dat de bacteriën levend in de dikke darm aankomen waar
zij een gunstige rol kunnen spelen. Deze bacteriën moeten dus bepaalde gebieden
van het lichaam overleven (zoals de lage pH in de maag en de galzure zouten in de
dunne darm). 5,40,53,72-73,79-80
20
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Door strenge selecties zijn er maar bepaalde stammen die in aanmerking komen om
als probioticum te dienen. Dit zijn stammen van de Lactobacillen en Bifidobacteriën.
Aangetoond is dat ongeveer 50% van de bacteriën terecht komen op de plaats van
bestemming (de dikke darm). In de dikke darm treedt er competitie op tussen de
verschillende stammen en op die manier treden er nogmaals verliezen op. 5,73 In de
faeces zijn daarom ook grote hoeveelheden dode en levende bacteriën terug te
vinden. 2,64,73
3.4
Synbiotica
Synbiotica bestaan uit een combinatie van zowel prebiotica en probiotica. 36,45,73
Behandeling met prebiotica kan zeer goed worden gecombineerd met probiotica.
Een groot voordeel van combinatie van pre- en probiotica is dat het prebioticum de
overleving van de bacteriën in het probioticum verbetert. Prebiotica in samenwerking
met probiotica stimuleren ook de groei van gunstige bacteriën (voornamelijk
stammen als de Bifidobacteriën en Lactobacillen) en remmen die van schadelijke
bacteriën af. 15,45,75
3.5
Voedingsvezels en het intestinale kanaal
Voedingsvezels zijn bestand tegen de spijsverteringsenzymen van de mens en
worden niet geabsorbeerd in de dunne darm. Het grootste deel van de
geconsumeerde voedingsvezels wordt afgebroken door bacteriën in de dikke darm;
bij een gemengde voeding is dat naar schatting zo’n 70 tot 80 procent.
Voedingsvezels hebben duidelijke effecten in het gastro-intestinale kanaal. Bij een
hoge inneming van voedingsvezels neemt het gewicht van de faeces en de
passagesnelheid door de dikke darm toe. Een lage inneming van voedingsvezels
verhoogt de kans op obstipatie. 5,69,76,81
Oplosbare voedingsvezels hebben de volgende functies in de dikke darm: het
verlagen van de pH, zorgen voor bevordering van het ontstaan van korte keten
vetzuren en gassen door fermentatie, de bacteriemassa vergroten, het bevorderen
van de absorptie van water en elektrolyten en binding aangaan met galzure zouten
en vetzuren (deze komen weer vrij na bacteriële vergisting in de dikke darm).
Onoplosbare voedingsvezels hebben de volgende functies in de dikke darm: het
verkorten van de passagetijd en bevordering geven van de absorptie van water.
Beide soorten voedingsvezels zorgen voor een goede darmregulatie. 18,70,81
Overige functies van voedingsvezels zijn onder andere verlaging van de concentratie
LDL-cholesterol in het bloed en hebben een gunstig effect op de concentratie van
glucose en insuline in het bloed. 69-70
3.5.1 Korte keten vetzuren
Voedingsvezels produceren korte keten vetzuren als eindproduct door de fermentatie
van koolhydraten. Korte keten vetzuren bestaan vooral uit acetaat, butyraat en
propionaat en dienen als energie voor zowel de darmflora als de colonocyten*
waardoor deze toeneemt in aantallen. 5,9,13,15,21,54,56,67-68,70,74,76-77
21
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bij de fermentatie ontstaat onder andere butyraat. Butyraat herstelt beschadigd DNA
van de darmcel, vermindert de kans op het ontstaan van infecties en stimuleert de
groei en hechting van stammen zoals Lactobacillen, Bacteroïden en Bifidobacteriën.
Het zorgt ook voor een optimale zuurgraad (pH) in de darm (voornamelijk in het
proximale* colon). Wenselijk is dat de darm licht zuur is: een pH van ongeveer 6,0 –
6,8. Consumptie van vezelrijke voeding verbetert zodoende de zuurgraad en
stimuleert tegelijkertijd de groei van gunstige bacteriën. 17,21,67-68,76
Korte keten vetzuren spelen een belangrijke rol bij de instandhouding van de
darmepitheellaag. 5,13,54,56,68,76 Ook spelen zij een rol bij de stimulatie van de
darmimmuniteit (GALT). 75-76
Samenvatting
Voedingsvezels zijn stoffen die zich bevinden in de celwand van planten. In de dunne
darm worden deze niet verteerd en komen onverteerd terecht in de dikke darm.
De oplosbare voedingsvezels worden in de dikke darm gefermenteerd door
darmbacteriën. De onoplosbare voedingsvezels worden nauwelijks in de dikke darm
gefermenteerd en zijn in staat om water op te nemen.
Een prebioticum is een oplosbare voedingsvezel die selectief de groei of activiteit van
gunstige darmbacteriën bevordert waardoor de schadelijke darmbacteriën minder
kans hebben zich te ontwikkelen.
Criteria waaraan een prebioticum onder andere dient te voldoen zijn: het mag niet
geabsorbeerd worden in het bovenste deel van het gastro-intestinale kanaal en het
moet de compositie zodanig veranderen dat er een gunstigere darmflora ontstaat.
Oligosacchariden zijn de meest voor de handliggende prebiotica en zijn vooral te
vinden in aardpeer, artisjok, asperges, aubergine, bananen, cichorei, knoflook,
peulvruchten, prei, sojabonen, tomaten, uien en zoete aardappelen.
Zowel voedingsvezels als prebiotica hebben duidelijk gunstige effecten op het
intestinale kanaal. Oplosbare voedingsvezels zorgen onder andere voor het verlagen
van de pH in de darm, het bevorderen van het ontstaan van korte keten vetzuren en
gassen door fermentatie, de bacteriemassa vergroten en bevordering geven van de,
absorptie van water en elektrolyten en het binden van galzure zouten. Onoplosbare
voedingsvezels verkorten de passagetijd en bevorderen de opneming van vocht in
de darm. Beide soorten voedingsvezels zorgen voor een goede darmregulatie.
Het gebruik van prebiotische voedingsvezels zorgt voor groei en herstel van de
darmflora. Daarnaast worden prebiotica geassocieerd met veranderingen in de korte
keten vetzuur compositie gedurende de fermentatie door de darmbacteriën. Korte
keten vetzuren spelen een belangrijke rol bij de instandhouding van de
darmepitheellaag.
22
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Hoofdstuk 4: een optimaal voedingsadvies voor de darm
Inleiding
In dit hoofdstuk maken wij een vertaalslag van theorie naar praktijk. Wij gaan in op de
vraag: met welke voeding kunt u de darmwand en darmflora in een optimale conditie
brengen?
Wij lichten toe hoe de voeding met behulp van drie essentiële stappen aangepast
kan worden. Vervolgens hebben wij gebruik gemaakt van de gemiddeld aanbevolen
hoeveelheden voedingsmiddelen per dag die het Voedingscentrum voorschrijft; deze
hoeveelheden zijn in principe bedoeld voor gezonde volwassenen in de leeftijd van
20-50 jaar. De aanpassingen die wij hebben gemaakt zijn bedoeld voor mensen met
lichte darmproblemen. Tot slot lichten wij het belang van variatie nader toe.
4.1
Stappenplan
Veel mensen gebruiken minder voedingsvezels in hun voeding dan wenselijk en
drinken en bewegen te weinig. Voldoende voedingsvezels, vocht en een gezonde
balans tussen ontspanning en lichaamsbeweging zijn nodig om lichte
darmproblemen te voorkomen en te behandelen. 17-18,71
Tijdens onze stage in de natuurgeneeskundige diëtistenpraktijk Gottswaal hebben wij
gemerkt dat het doorlopen van een aantal stappen essentieel is om zo veel mogelijk
profijt te hebben van de adviezen. Wij adviseren niet te veel af te wijken van de
huidige voeding van de cliënt, omdat wij in de praktijk hebben gemerkt dat cliënten
anders snel afhaken.
4.1.1 Voeding
Voeding kan zowel positieve als negatieve effecten uitoefenen op de darmwand en
darmflora. Bepaalde voedingsmiddelen kunnen om deze reden beter worden
vermeden. 15,17,18,21
4.1.1.1 Vermijd zoveel mogelijk suiker, suikerrijke producten en alcohol
Suiker heeft een ongunstige werking op het weefselherstel van de darmwand. Dit
komt omdat suiker bepaalde micronutriënten gebruikt bij de vrijmaking van energie.
De volgende micronutriënten worden hier onder andere bij gebruikt: B-vitamines,
kalium, natrium en zink. B-vitamines en zink zijn juist noodzakelijk voor herstel van
de darmwand. 15,21,82 Bovendien kan suiker voor gisting zorgen en zodoende voor
verteringsklachten zorgen, waaronder flatulentie en een opgeblazen gevoel. Suiker is
ook de voedingsbron voor bepaalde gisten en schimmels. 15,17
Wij adviseren geen alcohol te gebruiken, omdat alcohol een negatieve invloed heeft
op ontstekingsprocessen en het functioneren van met name de darmwand.
23
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Alcohol is een van de grootste veroorzakers van een grotere permeabiliteit van de
darmwand. Hierdoor kunnen meer onafgebroken voedselbestanddelen de darmwand
passeren en een ontstekingsreactie veroorzaken, het zogenaamde lekkende
darmsyndroom (zie bijlage 3). Ook onderdrukt alcohol de werking van het
immuunsysteem. 15,21
4.1.1.2 Neem de juiste voedingsvezels en verhoog de hoeveelheid voedingsvezels
Door veel groenten te eten en andere vezelrijke producten te gebruiken, zal de darm
zich in korte tijd herstellen. Het gebruik van vezelrijke producten dient langzaam te
worden opgebouwd. Niet alleen de hoeveelheid voedingsvezels, maar ook het soort
voedingsvezel is belangrijk (zie hoofdstuk 4.3). Verschillende soorten voedingsvezel
hebben namelijk verschillende effecten in het lichaam (zie hoofdstuk 3.5). 18,69
De nieuwe vezelrichtlijn van de Gezondheidsraad uit 2006 is gebaseerd op het
belang van voedingsvezels voor de darmwerking. Voor volwassenen geldt 3,4 gram
voedingsvezel per MJ energie in de voeding. Voor vrouwen komt dit neer op 30 gram
voedingsvezels en voor mannen 40 gram voedingsvezels per dag. 69
Wij adviseren cliënten met lichte darmproblemen minimaal 30-40 gram
voedingsvezels per dag te gebruiken, bij voorkeur in de vorm van fruit, granen,
groenten en peulvruchten.
4.1.1.3 Drink voldoende vocht
Wij adviseren dagelijks bij voorkeur ongeveer 2 liter vocht te drinken. Dit omdat
voedingsvezels veel vocht opnemen om zacht te worden en te kunnen zwellen.
Daardoor glijden deze makkelijker door de darm heen. Onvoldoende vochtinname
kan obstipatie veroorzaken. 18,69
4.1.2 Voldoende aandacht voor ontspanning en lichaamsbeweging
Zorg voor voldoende rust en ontspanning en probeer stress te vermijden. Stress
veroorzaakt geen lichte darmproblemen, maar heeft wel een negatieve invloed op de
ernst van de darmproblemen. Cummings et al5 en Hawrelak et al54 hebben
aangetoond dat stress een negatieve invloed heeft op (lichte) darmproblemen. Ook is
de kans op een dysbiose (zie bijlage 7) vergroot bij mensen met stress. Mensen met
weinig stress hebben over het algemeen minder klachten. Daarom is het belangrijk te
zorgen voor voldoende rustmomenten overdag en een goede nachtrust. 5,54
Lichaamsbeweging is voor iedereen van belang, maar in het bijzonder voor mensen
die last hebben van obstipatie. Deze mensen kunnen veel baat hebben bij dagelijkse
lichaamsbeweging van ten minste 30 minuten. Door te bewegen wordt de
passagetijd van de darm versneld waardoor er eerder defaecatie optreedt. Beweging
helpt ook bij het reduceren van stress. 15,18,21
4.1.3 Aandachtspunten omtrent eten
Tijdens het eten is het van belang om specifiek te letten op een aantal punten die de
spijsvertering ten goede komen. Hierbij kan gedacht worden aan bewust en
langzaam eten, goed kauwen en eten in een rustige omgeving. Voor meer
aandachtpunten tijdens het eten zie bijlage 11. 2,3,8,18
24
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
4.2 Gemiddeld aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen per
dag
Het Voedingscentrum heeft in een tabel aangegeven wat de gemiddelde aanbevolen
hoeveelheden voedingsmiddelen zijn per dag zijn, voor gezonde mensen tussen de
20-50 jaar. Wij hebben deze gegevens gebruikt en aangepast (zie bijlage 12) voor
mensen tussen de 20-50 jaar met lichte darmproblemen. 71
In bijlage 5 geven wij aan wat de diverse functies zijn van de darmbeschermende
(micro)nutriënten en in welke voedingsmiddelen deze nutriënten voorkomen.
Kies bij voorkeur EKO producten (deze bevatten geen toegevoegde suikers, geur-,
kleur- en smaakstoffen en ook geen conserveringsmiddelen). Mochten er producten
in de supermarkt worden gekocht, let er dan goed op dat deze zo min mogelijk
toevoegingen bevatten (zoals suiker of E-nummers). 15,17,21
4.2.1
Brood
Wij raden aan om dagelijks 4-6 sneetjes brood te eten. Volkoren broodsoorten en
knäckebröd leveren onoplosbare voedingsvezels, magnesium, selenium, vitamine
B1, B6, B11 en ijzer. 71,83 De hoeveelheid voedingsvezels kan per broodsoort
variëren (zie bijlage 13).
In tegenstelling tot het Voedingscentrum, dat 5-7 sneetjes brood voorschrijft, zijn wij
van mening dat een deel van de voedingsvezels uit brood vervangen kan worden
door voedingsvezels uit groenten. Groenten bevatten over een grote variatie aan
voedingsvezels. Ook hechten wij veel belang aan een goede kwaliteit brood: zonder
broodverbeteraars en andere toegevoegde stoffen.
Wij raden aan om bij voorkeur regelmatig van broodsoort te veranderen, in verband
met het voorkomen van overgevoeligheden en het voorkomen van tekorten aan
voedingsstoffen (zie hoofdstuk 4.3). 71
Een snee brood kan vervangen worden door 2 stuks knäckebröd. Ook kan er bij de
lunch één snee brood vervangen worden door een kleine salade met 2 eetlepels
peulvruchten.
4.2.2
Aardappelen, granen of pasta
Wij raden aan om dagelijks 150 gram gekookte aardappelen, (volkoren) granen of
volkoren pasta te eten. Volkoren varianten leveren meer voedingsvezels op.
Gekookte aardappelen leveren zowel een mix van oplosbare als onoplosbare
voedingsvezels, vitamine B1, B5, B6, C en ijzer. Granen en volkoren pasta leveren
voornamelijk onoplosbare voedingsvezels, diverse B-vitamines, calcium, magnesium,
vitamine K, ijzer en zink. 71,83
Probeer bij voorkeur ook de “gewone” aardappel eens te vervangen door aardperen
of zoete aardappelen in verband met de prebiotische voedingsvezels (zie hoofdstuk
3.2). 15,17,23,45,56,72,77
25
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
In de natuurvoedingswinkel is een groot assortiment te vinden van diverse granen en
volkoren pastasoorten.
4.2.3
Peulvruchten
Wij raden aan minimaal 2-3 groentelepels peulvruchten per week te eten.
Peulvruchten leveren naast oplosbare voedingsvezels ook diverse B-vitamines,
calcium, magnesium, ijzer en zink. 71,83 De hoeveelheid voedingsvezels kan per
peulvrucht variëren (zie bijlage 13).
Peulvruchten kunnen worden verwerkt in een (maaltijd)soep of ter vervanging van de
zetmeel- of eiwitcomponent bij de warme maaltijd. Ook kan een eetlepel
peulvruchten door de salade worden gemengd of als broodbeleg worden gebruikt in
de vorm van een paté. In de natuurvoedingswinkel is onder andere humus (gemaakt
van kikkererwten) en linzenpaté te koop.
4.2.4
Groenten
Wij raden aan om gedurende de dag minimaal 400 gram groenten te eten. Deze
hoeveelheid kan zowel gekookt, gestoomd of als rauwkost gegeten worden.
Groenten bevatten een grote variatie aan voedingsvezels die de darm in een
optimale conditie brengt. Groenten leveren naast oplosbare voedingsvezels ook
diverse B-vitamines, calcium, magnesium, Q10, selenium, vitamine C, E en ijzer. 71,83
De hoeveelheid voedingsvezels kan per groentesoort variëren (zie bijlage 13).
Door groenten te stomen of te blancheren verliezen zij weinig aan vitamines en
mineralen, waaronder vitamine C en B11. 17
Probeer bij voorkeur regelmatig artisjok, asperges, aubergine, knoflook,
peulvruchten, prei, sojabonen, tomaten en uien aan het dagmenu toe te voegen in
verband met de prebiotische voedingsvezels (zie hoofdstuk 3.2). 15,17,23,45,56,72,77
Een deel van de groenten kan worden gegeten bij de lunch in de vorm van een
salade of als broodbeleg. Ook kunnen groenten worden verwerkt in een
(maaltijd)soep, als tussendoortje in de vorm van rauwkost of vers geperst als
groentesap (bij voorkeur met pulp in verband met de voedingsvezels).
4.2.5
Fruit
Wij raden aan om dagelijks 2-3 stuks fruit te eten, bij voorkeur met schil en in
stukken. Fruit bevat veel oplosbare voedingsvezels, diverse B-vitamines, Q10,
vitamine A, C en K. 71,83 De hoeveelheid voedingsvezels kan per fruitsoort variëren
(zie bijlage 13).
Wij raden aan fruit bij voorkeur op de nuchtere maag of ruim een half uur voor de
maaltijd te eten in verband met de snelle vertering en de kans op
verteringsproblemen (zie bijlage 14) als het te lang met andere voeding in de maag
blijft zitten. De kans op gisting is dan groot. 15,18
26
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
4.2.6
Zuivel
Wij raden het gebruik van (gangbare) koemelk af en geven de voorkeur aan de zure
melkproducten. Zure melkproducten, zoals biogarde, karnemelk, kwark en yoghurt
werken over het algemeen minder slijmvormend en zijn lichter verteerbaar omdat de
melksuiker al deels is omgezet door de melkzuurbacteriën. Ook zijn producten
gemaakt van geitenmelk minder slijmvormend dan koemelkproducten. 15,21
Zure melkproducten bevatten diverse B-vitamines, calcium, magnesium, vitamine A,
K en melkzuurbacteriën. Melkzuurbacteriën behoren tot de gunstige bacteriën van de
darmflora (zie hoofdstuk 2.2.1). 57-58,71,83
Bij iemand met veel verteringsklachten raden wij aan om zuivelproducten afzonderlijk
te gebruiken, dat wil zeggen los van de maaltijden. Wij adviseren om minimaal een
uur te wachten met het nuttigen van zuivel; melk bindt namelijk maagzuur dat nodig
is om eiwitten af te breken. Gebeurt dit niet, dan gaan de niet-afgebroken eiwitten
“rotten” in de darm en leidt dit doorgaans tot een dysbiose (zie bijlage 7). 15
4.2.7
Vlees(waren)
Wij adviseren om maximaal 5 keer per week een portie vlees te eten, waarvan 2 keer
per week rood vlees en 3 keer per week kip/gevogelte. Rood vlees wordt in verband
gebracht met het mogelijke risico op darmkanker. 84-86 Vlees(waren) levert onder
andere diverse B-vitamines, Q10, selenium, vitamine A, K, ijzer en zink. 71,83
Vlees kan worden gegeten als bron van eiwit bij de warme maaltijd. Ook zijn magere
vleeswaren geschikt als broodbeleg.
4.2.8
Vis
Wij adviseren om minimaal 2 keer per week een portie vette vis te eten. Vette vis
levert onder andere magnesium, omega-3 vetzuren, Q10, selenium, vitamine A, B3,
B6, B12, E, K en ijzer. 71,83
Vis kan worden gegeten als bron van eiwit bij de warme maaltijd. Ook kan vis als
broodbeleg worden gegeten of met een salade met peulvruchten als lunchgerecht (in
plaats van brood). Naast verse vis bieden blikjes haring, makreel, tonijn of zalm ook
uitkomst.
4.2.9
Eieren
Wij adviseren om ten minste 2 keer per week een (gekookt) ei te eten. Eieren leveren
selenium, vitamine A, B2, B5, B11, B12, E, K en ijzer. 71,83
Eieren kunnen worden verwerkt in een omelet of roerei met groenten als
lunchgerecht. Ook zijn (gekookte) eieren geschikt als broodbeleg of als
vleesvervanging bij de warme maaltijd.
4.2.10
Halvarine, margarine, bak- en braadproducten
Wij raden het gebruik van halvarine, margarine en bak- en braadproducten af omdat
deze producten sterk bewerkt zijn. Deze worden vervaardigd uit dierlijke en/of
plantaardige vetten en oliën.
27
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Door deze te harden ontstaat er een smeerbaar eindproduct. Ook bevatten halvarine,
margarine en bak- en braadproducten vaak allerlei toevoegingen zoals
conserveringsmiddelen, emulgatoren, kleur-, geur- en smaakstoffen, voedingszuur
en zout. 87
Roomboter bevat verzadigd vet, maar harde halvarine, margarine en bak- en
braadproducten kunnen bepaalde (grote) hoeveelheden transvetten bevatten die
voor de gezondheid erg slecht zijn. Dit komt omdat zij ongunstige effecten hebben op
het bloedcholesterolgehalte. Verzadigd vet verlaagt het HDL gehalte niet, transvetten
doen dit wel. 88-90
Roomboter is daarbij ook veel minder bewerkt en bevat van nature al calcium,
vitamine A en D. Verder bevat het ook geen toevoegingen zoals wel het geval is bij
de halvarine, margarine en bak- en braadproducten. 87
Voor het bakken en braden adviseren wij bij voorkeur olijfolie te gebruiken in verband
met het lage oxidatievermogen bij verhitting in tegenstelling tot andere oliesoorten. 90
Voor de smaak van de gerechten kan de olijfolie gemengd worden met een klontje
roomboter.
4.2.11
Dranken
Wij raden aan om dagelijks zo’n 2 liter vocht te drinken, bij voorkeur in de vorm van
(koolzuurvrij) water en (kruiden) thee. Ook zure melkproducten, bouillon, groentesap,
ongezoet vruchtensap of (maaltijd)soep worden meegerekend. Voldoende vocht is
nodig voor de voedingsvezels (zie hoofdstuk 4.1.3).
Wij raden aan om bij voorkeur tussen de maaltijden in te drinken, omdat er anders
verdunning van het maagsap optreedt. 18,69
4.2.12
Noten, pitten en zaden
Ongebrande noten, pitten en zaden leveren calcium, magnesium, selenium, vitamine
E en onverzadigde vetzuren. 71,83 De hoeveelheid voedingsvezels kan per soort
variëren (zie bijlage 13).
Een handje noten, pitten of zaden is zeer geschikt als tussendoortje. Ook kunnen
noten, pitten en zaden worden gebruikt door een portie zuivel of in de salade. Als
broodbeleg zijn er diverse soorten noten- en zadenpasta’s te koop (denk bijvoorbeeld
aan tahin, cashewpasta en amandelpasta).
4.3
Het belang van variatie
Een gezonde voeding vereist in de eerste plaats dat het eten in voldoende mate alle
voedingsstoffen bevat die het lichaam nodig heeft. Naast een ruime hoeveelheid
water zijn dat koolhydraten, eiwitten, vetten, voedingsvezels, vitamines en mineralen.
Om alle verschillende soorten voedingsvezels (zie bijlage 10) binnen te krijgen is het
belangrijk voldoende variatie aan te brengen binnen de diverse productgroepen,
waaronder brood, fruit, granen, groenten, noten, peulvruchten, vis en zuivel.
28
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Daarnaast zijn wij nog 2 redenen in de literatuur tegengekomen, die het belang van
voldoende variatie in de dagelijkse voeding benadrukken. 15,17-18,71
4.3.1 Het voorkomen van tekorten van voedingsstoffen
Gevarieerd eten betekent dagelijks kiezen uit diverse voedingsmiddelen. Er is niet
één voedingsmiddel dat alle nodige voedingsstoffen bevat. Er zijn altijd meerdere
voedingsmiddelen nodig om alle benodigde voedingsstoffen binnen te krijgen.
Groenten, fruit en granen wisselen heel sterk van samenstelling. 18,71
4.3.2 Het minimaliseren van het risico van stapeling van milieu-toxines
Variëren is ook verstandig om het risico op grote hoeveelheden ongewenste stoffen
in voedingsmiddelen (zoals dioxines, pcb’s en nitraat) te verkleinen. Door vaak
dezelfde voedingsmiddelen te eten bestaat de kans op stapeling van deze stoffen in
het lichaam. Door variatie is de kans op stapeling veel kleiner. 15,71
4.3.3 Het voorkomen van voedselovergevoeligheden
Ook speelt voedselovergevoeligheid een belangrijke rol in verband met de immuniteit
(zie hoofdstuk 1.3.1). De darmwand kan overprikkelt raken door een eenzijdige
voeding of een overmaat aan een bepaald voedingmiddel. Door te variëren in alle
productgroepen (zoals brood, fruit, groenten, etc) wordt de kans op overprikkeling
beperkt. 15,17,21
Samenvatting
Dit hoofdstuk bestaat uit drie delen. In het eerste deel wordt toegelicht welke
algemene stappen doorlopen dienen te worden om de kwaliteit van de voeding te
verbeteren en daarnaast de vertering te verbeteren van mensen met
darmproblemen. In het bijzonder stap 1, die bestaat uit het zo veel mogelijk
vermijden van suiker, suikerrijke producten en alcohol, vinden wij van essentieel
belang.
In het tweede gedeelte lichten wij de gemiddeld aanbevolen hoeveelheden
voedingsmiddelen voor mensen met lichte darmproblemen toe. De hoeveelheden die
het Voedingscentrum hanteert zijn bedoeld voor gezonde personen. Wij hebben
rekening gehouden met stoffen die essentieel zijn voor het behoud en/of herstel van
de darmwand en darmflora.
De belangrijkste aanpassingen zijn de volgende:
- Verhoging van de dagelijkse hoeveelheid groenten: 400 gram (zowel gekookt,
gestoomd als rauwkost)
- Ten minste 2 groentelepels peulvruchten per week toevoegen aan salades,
soepen of andere gerechten
- Dagelijks gebruik van 1-2 porties zure melkproducten in verband met de
gunstige bacteriën
- Dagelijks gebruik van 1 handje noten/pitten en 1 eetlepel zaden in verband
met de gunstige vetzuren
29
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
In het derde gedeelte geven wij een toelichting op het belang van voldoende variatie.
Naast de redenen die het Voedingscentrum hanteert, waaronder het voorkomen van
tekorten van voedingsstoffen en het minimaliseren van het risico van stapeling van
toxines uit het milieu, vinden wij het voorkomen van voedselovergevoeligheden
belangrijk. Indien bepaalde voedingsmiddelen niet goed worden verdragen kan de
darmwand op den duur beschadigd raken in plaats van zich te herstellen. Deze
laatste reden is op de site van het Voedingscentrum niet terug te vinden en wij zijn
van mening dat juist deze reden een grote rol speelt bij mensen met darmproblemen.
30
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Hoofdstuk 5: praktijkonderdeel
5.1
-
5.2
Criteria
Minimum van 10 cliënten
Zowel mannen als vrouwen
Leeftijd 20-50 jaar
BMI tussen de 20 en 27
Lichte darmproblemen zoals flatulentie, darmkrampen, opgeblazen gevoel,
obstipatie, diarree, “afwijkende” ontlasting
Bereid zijn om aanpassingen in het huidige dagmenu aan te brengen
Inleiding
Als aanvulling op onze literatuurstudie hebben wij er voor gekozen om een aantal
mensen met lichte darmproblemen, in de leeftijd van 20-50 jaar, gedurende minimaal
4 weken te begeleiden. Wij hebben hiervoor 15 mensen benaderd, waarvan er
uiteindelijk 10 geschikte cliënten overbleven. De klachten varieerden van obstipatie,
diarree, darmkrampen tot een brijige ontlasting.
Naast het afnemen van een voedingsanamnese hebben wij samen met de cliënten
een klachtenregistratieformulier ingevuld (zie bijlage 14). Het is de bedoeling dat
deze na afloop van de 4 weken opnieuw wordt ingevuld. Op die manier krijgt ook de
cliënt inzicht in een verbetering van de klachten.
Vervolgens hebben wij deze voeding berekend op energiegehalte en kwaliteit en
kwantiteit van de voedingsvezels en de hoeveelheid vocht per dag. Aan de hand van
deze gegevens hebben wij een voorbeelddagmenu opgesteld. Dit dagmenu is
geschreven aan de hand van een “optimaal voedingsadvies” (zie hoofdstuk 5.5).
5.3
Het advies
Bij het praktijkonderdeel hebben wij een advies opgesteld dat uit diverse onderdelen
bestaat:
-
-
5-stappenplan
Het stappenplan (zie bijlage 15) fungeert als handvat voor de cliënt. Door het
volgen van deze stappen zal de vertering verbeteren.
Optimaal voedingsadvies bij lichte darmproblemen
Dit is een belangrijk onderdeel van het advies. Wij zijn van mening dat dit
dagmenu de optimale voedingsstoffen en (micro)nutriënten bevat om de
darmwand en darmflora in goede conditie te houden / brengen.
31
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
-
-
-
5.4
Individueel (voorbeeld)dagmenu
Iedere cliënt krijgt van ons een voorbeelddagmenu afgestemd op zijn/haar
klachten. Wij zoeken met dit dagmenu een middenweg tussen het “optimale
voedingsadvies” en de huidige voeding van de cliënt. Aangezien het optimale
dagmenu anders teveel zou afwijken van de huidige voeding.
Voedingsadvies met keuzemogelijkheden
Met behulp van deze tabel (zie bijlage 13) kan de cliënt zelf verantwoorde
keuzes maken binnen het voorbeelddagmenu. De cliënt is in staat om zelf
voldoende variatie in de voeding aan te brengen.
Aandachtspunten voor de spijsvertering
Iedere cliënt krijgt een lijst mee met algemene aandachtspunten ter
verbetering van de spijsvertering (zie bijlage 11).
Gesprekken met de cliënt
Met de cliënten hebben wij in totaal 3 gesprekken gevoerd. Tijdens deze gesprekken
hebben wij de bedoeling en werking van het advies zo duidelijk mogelijk toegelicht
aan de cliënten.
1e gesprek:
- afnemen voedingsanamnese (methode dietary history)
- invullen klachtenregistratieformulier
- noteren van bijzonderheden
- maken van een nieuwe afspraak (over 1 week)
2e gesprek:
- toelichten van het “optimale voedingsadvies”
- bespreken van het voorbeeld dagmenu
- bespreking van het stappenplan
- overhandigen van keuzeformulier en aandachtspuntenlijst
- eventueel aanpassen voorbeeld dagmenu
- maken van een nieuwe afspraak (over 4 weken)
3e gesprek:
- bespreken van de voortgang
- invullen klachtenregistratieformulier
- evaluatie
Niet alle 10 onze cliënten zullen wij in bijlage 16 behandelen. Wij kiezen 4 cliënten uit
die verschillende aandachtpunten in hun advies hebben meegekregen.
Tijdens de eindpresentatie zullen wij de resultaten van de praktijkopdracht verder
toelichten.
32
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
5.5
Optimaal voedingsadvies bij lichte darmproblemen
voedingsvezels (g)
Ontbijt
2 sneetjes brood*
Besmeerd met roomboter
Keuze uit beleg*
Of
1 schaaltje zure zuivel*
2 eetlepels noten, pitten of zaden*
1 stuk fruit in stukjes*
1 eetlepel koudgeperste olie*
Drinken bij ontbijt: ± 2 kopjes (kruiden)thee
5
1
2
3
In de loop van de ochtend
1 volkoren knäckebröd met beleg
2
Minimaal ½ uur vóór de lunch: 1 stuk fruit*
3
Drinken in de ochtend: ± 2 kopjes (kruiden)thee en ± 2 bekers water
Lunch
2 sneetjes brood*
Besmeerd met roomboter
Keuze uit beleg*
Schaaltje rauwkost* met eetlepel zaden
Drinken bij lunch: ± 1 beker water
5
1
2
In de loop van de middag
Portie zure zuivel* of glas groentesap
Handje ongebrande noten/pitten*
2
Minimaal ½ uur vóór de avondmaaltijd: 1 stuk fruit*
3
Drinken in de middag: ± 2 kopjes (kruiden)thee en ± 2 bekers water
Avondmaaltijd #
350 gram groenten (gekookt, gestoomd of als rauwkost)
Portie vlees* / gevogelte* / vis* / vleesvervanger*
150 gram granen* / pasta* / aardappelen
1 eetlepel olijfolie
9
5
Peulvruchten*: ten minste 2 groentelepels per week
±8
In de loop van de avond
1 volkoren knäckebröd met beleg
Drinken in de avond: ± 2 bekers water
2
Drink verspreid over de dag zo’n 2 liter vocht: bij voorkeur tussen de
maaltijden door. Kies het liefst voor koolzuurvrij water en (kruiden)thee.
33
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Voeding berekend met de eetmeter (Voedingscentrum)
Energie:
1800 – 1900 kcal
Eiwitten:
80 – 90 gram
Vetten:
80 – 85 gram
Koolhydraten:
180 – 190 gram
Voedingsvezels:
35 – 40 gram
* zie keuzetabel (bijlage 13)
# wij hebben gekozen om de volgorde van de avondmaaltijd aan te passen. Wij zijn
van mening dat groenten de hoofdmoot dient te worden van de avondmaaltijd.
Groenten bevatten namelijk een grote variatie aan voedingsvezels en
darmbeschermende nutriënten welke de darm in een optimale(re) conditie brengt.
34
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Hoofdstuk 6: discussie, conclusie en aanbevelingen
6.1
Discussie
In hoofdstuk 4 hebben wij een vertaalslag gemaakt van theorie naar praktijk: hoe
kunt u als diëtist de adviezen in de praktijk toepassen. Er zijn echter veel
mogelijkheden en niet alle adviezen zijn voor iedereen geschikt. Bij het schrijven van
de scriptie hebben wij ook een aantal afwegingen moeten maken. Hierdoor hebben
wij een aantal belangrijke onderwerpen niet verder toegelicht, waaronder de
begrippen probiotica en synbiotica.
6.1.1 Practice based
In deze scriptie hebben wij gebruik gemaakt van diverse wetenschappelijke artikelen
van Pubmed. Een deel is echter ook gebaseerd op niet wetenschappelijk onderzoek,
zoals praktijkervaringen van diverse ervaringsdeskundigen. Met name de inhoud van
hoofdstuk 4 hebben wij niet geheel met wetenschappelijke literatuur kunnen
onderbouwen. Een deel hiervan is onder andere gebaseerd op de langdurige
deskundige ervaring van onze praktijkbegeleidster Marijke de Waal Malefijt.
Wij zijn van mening dat er meer evidence based dient te worden onderzocht. Met
name op de effecten en hoeveelheden van (prebiotische) voedingsvezels en
micronutriënten die de darmwand en darmflora herstellen.
6.1.2 Aandachtspunten
De aandachtspunten die wij in bijlage 11 geven mogen niet worden onderschat. Door
het volgen van de aandachtspunten zijn wij van mening dat de vertering wordt
verbeterd. Een goede vertering hangt ook samen met een gezonde levensstijl,
waarin aandacht dient te worden besteed aan voldoende ontspanning en
lichaamsbeweging.
Wij denken dat diëtisten wel op de hoogte zijn van deze aandachtpunten, maar deze
kennis niet altijd overdragen aan hun cliënten.
6.1.3 Immuniteit
In een aantal gevallen kan er sprake zijn van een voedselovergevoeligheid voor
bepaalde voedingsmiddelen (zie hoofdstuk 1.3.1). Mocht er na het volgen van de
voedingsadviezen, aandachtspunten en na het uitvoeren van een
ontlastingsonderzoek nog steeds geen verbetering optreden, dan raden wij aan om
een bloedonderzoek te laten verrichten. Uit dit onderzoek kan blijken of er een
voedselovergevoeligheid bestaat.
Een bloedonderzoek op voedselovergevoeligheid wordt niet vergoed door de
zorgverzekeraar. Per cliënt dient er een afweging gemaakt te worden tussen de ernst
en duur van de klachten en het budget van de cliënt.
35
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
6.1.4 Tijdsbestek
De cliënten van ons praktijkonderdeel hebben (slechts) gedurende 4 weken ons
advies kunnen volgen. Wij zijn van mening dat dit erg kort is. Als iemand veel
klachten heeft, dan hebben de darmwand en darmflora tijd nodig om te herstellen.
De tijd die hiervoor nodig is kan per cliënt verschillen.
Aan de hand van het klachtenregistratieformulier kan er worden onderzocht of er
verbeteringen optreden na een bepaalde periode. Het is dan ook zinvol om dit
formulier ter evaluatie na 4-6 weken opnieuw door de cliënt in te laten vullen.
Ook beseffen wij dat niet alle klachten gerelateerd zijn aan voeding. In een aantal
gevallen zal doorverwezen moeten worden naar een gespecialiseerde arts.
6.1.5 Voedselscheiding
Door eiwitten en koolhydraten (zetmeel) gescheiden te eten worden deze
voedselcomponenten beter verteerd. Dit komt omdat er voor de vertering van eiwitten
een zuur milieu gewenst is, terwijl voor de vertering van koolhydraten een basisch
milieu is gewenst. Uit praktijkervaringen van cliënten is gebleken dat de vertering
verbetert als eiwitten en zetmeel niet in één maaltijd worden gecombineerd.
Wij zijn van mening dat cliënten die veel last hebben van verteringsproblemen baat
kunnen hebben bij voedselscheiding. Met wetenschappelijk onderzoek kunnen wij dit
echter onvoldoende onderbouwen.
6.2
Conclusie
In deze conclusie willen wij een antwoord geven op de vooraf geformuleerde
probleemstelling: Welke voedingsmiddelen zijn er nodig om de darmwand en
darmflora zo optimaal mogelijk te voeden?
In deze scriptie hebben wij onderscheid gemaakt tussen de darmwand en darmflora.
Wij willen echter benadrukken dat beiden een wisselwerking met elkaar aangaan.
Zowel de darmwand als darmflora dienen voorzien te worden van de juiste
voedingsmiddelen en nutriënten; pas dan zullen de lichte darmproblemen
verminderen en kunnen de darmwand en darmflora zich herstellen.
Het gaat hierbij om: arginine, B-vitamines, calcium, co-enzym Q10, glutamine,
glutathion, magnesium, melkzuurbacteriën, omega-3 vetzuren, selenium, vitamine A,
vitamine C, vitamine E, vitamine K, voedingsvezels, ijzer en zink.
Deze nutriënten komen van nature voor in de volgende voedingsmiddelen: eieren,
fruit, granen, groente, noten, peulvruchten, pitten, vette vis, zaden en zure
zuivelproducten.
36
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
De huidige richtlijn voor de vezelconsumptie is 30-40 gram voedingsvezels per dag.
Voedingsvezels hebben één of meer van de volgende fysiologische effecten: het
versnellen van de passage van het voedsel door het gastro-intestinale kanaal,
vergroting geven van de hoeveelheid ontlasting en het beïnvloeden van de
fermentatie in de dikke darm.
Bij cliënten met lichte darmproblemen spelen zowel een mix van oplosbare als
onoplosbare voedingsvezels een essentiële rol. Ook is het raadzaam om voldoende
aandacht te besteden aan prebiotische voedingsvezels (zie hoofdstuk 3.2),
aangezien deze de voeding vormen voor darmbacteriën.
In deze scriptie hebben wij ons vooral bezig gehouden met de factor voeding in
relatie tot lichte darmproblemen. Ook dient rekening gehouden te worden met
overige factoren, waaronder voldoende ontspanning en lichaamsbeweging.
Wij adviseren cliënten met lichte darmproblemen, naast de reguliere
voedingsadviezen, een voeding op basis van:
- Groente: verhogen naar 400 gram per dag
- Peulvruchten: ten minste 2 keer per week 1 opscheplepel
- Noten/pitten/zaden: dagelijks 1 handje noten/pitten en 1 eetlepel zaden
- Zure zuivelproducten: dagelijks 1-2 porties
- Het bij voorkeur vermijden van suiker, suikerrijke producten, alcohol en Enummers
Ook geven wij de voorkeur aan een voeding zonder toegevoegde suikers en Enummers, om de kwaliteit van de voeding te verbeteren en de kans op mogelijke
overprikkeling van de darmwand te verlagen. Wij zijn van mening dat de diëtist het
beste voedingsmiddelen van biologische kwaliteit of zonder toevoegingen kan
adviseren aan cliënten met lichte darmproblemen.
Om de aard, ernst en frequentie van de klachten in kaart te brengen raden wij aan
om regelmatig het klachtenregistratieformulier door de cliënt in te laten vullen.
6.3 Aanbevelingen voor het geven van gerichte voedingsadviezen
bij cliënten met lichte darmproblemen
Wij adviseren als eerste het klachtenregistratieformulier met de cliënt in te vullen. Dit
registratieformulier geeft u inzicht in de ernst van de klachten, de vertering en de
mogelijke oorzaak van de lichte darmproblemen.
Diëtisten adviseren wij een uitgebreide diëtistische diagnose af te nemen bij de
cliënt. Bij de voedingsanamnese moet goed worden doorgevraagd naar de kwaliteit
en kwantiteit van de voeding. Het is tevens van belang om de mate van variatie na te
vragen met het oog op het binnenkrijgen van voldoende (micro)nutriënten,
voedingsvezels en om de kans op een mogelijke voedselovergevoeligheid te
beperken.
37
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Vervolgens raden wij aan om aan de hand van het 5-stappenplan (zie bijlage 15) de
voeding aan te passen; zowel op kwaliteit (hoeveelheid suiker en soort
voedingsvezels) als op kwantiteit (hoeveelheid voedingsvezels en vocht).
Verder dient er gekeken te worden naar de mate van ontspanning en
lichaamsbeweging. Ook is het raadzaam om in deze fase de aandachtspunten uit
bijlage 11 mee te nemen.
Bij het geven van het (optimale) voedingsadvies verdienen de volgende punten extra
aandacht:
- Groente: verhogen naar 400 gram per dag
- Peulvruchten: ten minste 2 keer per week 1 opscheplepel
- Noten/pitten/zaden: dagelijks 1 handje noten/pitten en 1 eetlepel zaden
- Zure zuivelproducten: dagelijks 1-2 porties
- Het bij voorkeur vermijden van suiker, suikerrijke producten, alcohol en Enummers
Ook kunt u nog een ontlastingsonderzoek laten uitvoeren; dit onderzoek geeft inzicht
in de vertering en de samenstelling van de faeces.
Een bloedonderzoek kan uitkomst bieden als er een vermoeden bestaat op een
voedselovergevoeligheid. Indien deze onderzoeken niet via de huisarts worden
geregeld kunt u als diëtist zelf contact opnemen met de instanties uit bijlage 17.
Na 4 á 6 weken raden wij aan om opnieuw het klachtenregistratieformulier in te
vullen met de cliënt. Op deze manier kan er onderzocht worden of er verbeteringen
zijn opgetreden.
38
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Literatuur
1. Hoedemaeker PhJ, Bosman FT, Meijer CJLM & Valk P van der (red.) (2003).
Pathologie. Doetinchem: Elsevier Gezondheidszorg
2. Kirchmann LL (2005). Anatomie en fysiologie van de mens. Maarssen:
Elsevier Gezondheidszorg
3. Bouwman LN & Bernards JA (2002). Medische fysiologie. Houten: Bohn
Stafleu van Loghum
4. Kumar V, Cotran RS & Robbins SL (2005). Basic Pathology. Saunders
5. Cummings JH et al. PASSCLAIM – Gut health and immunity. Eur J Nutr
(2004) [Suppl 2] 43: II/118–II/173
6. Leeuwen PAM (red.) (2000). Klinische voeding. Houten/Diegem: Bohn Stafleu
Van Loghum
7. Berg F van der (2001). Toegepaste fysiologie 2. Fysiologie van de organen.
Utrecht: LEMMA BV
8. Meer J van der & Stehouwer CDA (2005). Interne Geneeskunde. Houten:
Bohn Stafleu van Loghum
9. Gaudier E et al. Butyrate specifically modulates MUC gene expression in
intestinal epithelial goblet cells deprived of glucose. Am J Physiol Gastrointest
Liver Physiol. 2004 Dec;287(6):G1168-74. Epub 2004 Aug 12
10. Nollevaux G et al. Development of a serum-free co-culture of human intestinal
epithelium cell-lines (Caco-2/HT29-5M21). BMC Cell Biol. 2006 May 2;7:20
11. Ismail AS et al. Epithelial cells and their neighbors. IV. Bacterial contributions
to intestinal epithelial barrier integrity. Am J Physiol Gastrointest Liver Physiol.
2005 Nov;289(5):G779-84. Review
12. Chen J et al. Modulation of human enteric epithelial barrier and ion transport
function by Peyer's patch lymphocytes. World J Gastroenterol. 2004 Jun
1;10(11):1594-9
13. Witteman BMJ (okt 1999). Fysiologische aspecten van de vertering en
absorptie van voedsel in het maag–darmkanaal. Informatorium voor Voeding
en Diëtetiek
14. Berkes J et al. Intestinal epithelial responses to enteric pathogens: effects on
the tight junction barrier, ion transport, and inflammation. Gut. 2003
Mar;52(3):439-51. Review
15. Lipski E (2004). Digestive Wellness. McGraw-Hill Companies
16. Shen L et al. Myosin light chain phosphorylation regulates barrier function by
remodeling tight junction structure. J Cell Sci. 2006 May 15;119 (Pt 10):2095106. Epub 2006 Apr 25
17. As S van (2005). Darmklachten. De epidemie van parasitaire infecties.
Meppel: Pica
18. Whitney EN, Cataldo CB & Rolfes SR (2002). Understanding Normal and
Clinical Nutrition. Wadsworth
19. Isolauri E et al. Probiotics: effects on immunity. Am J Clin Nutr. 2001;73(2
Suppl):444S-50S
20. Hoepelman IM, Noordaa J van der, Sauwerwein RW & Verburgh HA (2002).
Microbiologie en infectieziekten. Houten/Mechelen: Bohn Stafleu van Loghum
39
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
21. Trent W, Nichols MD & Faass N (2005). Optimal digestive health. Healing Arts
Press
22. Macfarlane S et al. Colonization of mucin by human intestinal bacteria and
establishment of biofilm communities in a two-stage continuous culture
system. Appl Environ Microbiol. 2005 Nov;71(11):7483-92
23. Hamilton-Miller JM. Probiotics and prebiotics in the elderly. Postgrad Med J.
2004 Aug;80(946):447-51. Review
24. Kumar PJ & Clark ML (2005). Clinical Medicine. Saunders
25. Junqueira LC, Carneiro L & Kelly RO (2002). Functionele histologie.
Maarssen: Elsevier gezondheidszorg
26. Parham P (2004). The immune system. Garland Science
27. MacDonald T & Bateman A (2007). Immunology and diseases of the gut.
Remedica
28. Andoh A et al. Therapeutic approaches targeting intestinal microflora in
inflammatory bowel disease. World J Gastroenterol. 2006 Jul 28;12(28):445260. Review
29. Elphick DA et al. Paneth cells: their role in innate immunity and inflammatory
disease. Gut. 2005 Dec;54(12):1802-9. Review
30. Abels R (2006). Darmdiagnostiek. De mogelijkheden om darmproblemen te
objectiveren. Van Nature nummer 3. Bonusan
31. Roitt I, Brostoff J & Male D (2000). Immunologie. Houten/Diegem: Bohn
Stafleu van Loghum
32. Harrewijn GA (2006). Elementaire microbiologie. Arnhem: Syntax Media
33. Spahn TW et al. Modulating the intestinal immune system: the role of
lymphotoxin and GALT organs. Gut. 2004 Mar;53(3):456-65. Review
34. http://www.prohealth.nl/ 14 jan 2007
35. http://www.keac.nl/index.htm 23 jan 2007
36. Ewaschuk JB et al. Probiotics and prebiotics in chronic inflammatory bowel
diseases. World J Gastroenterol 2006 October 7; 12(37): 5941-5950. Review
37. Abreu MT et al. TLR signaling in the gut in health and disease. J Immunol.
2005 Apr 15;174(8):4453-60. Review
38. Cario E. Bacterial interactions with cells of the intestinal mucosa: Toll-like
receptors and NOD2. Gut. 2005 Aug;54(8):1182-93. Epub 2005 Apr 19.
Review
39. Duggan C et al. Protective nutrients and functional foods for the
gastrointestinal tract. Am J Clin Nutr. 2002 May;75(5):789-808. Review
40. Trenev N (1998). Probiotics. Nature's internal healers. Avery
41. Park HK et al. Molecular analysis of colonized bacteria in a human newborn
infant gut. J Microbiol. 2005 Aug;43(4):345-53
42. Isolauri E et al. Probiotics: a role in the treatment of intestinal infection and
inflammation? Gut. 2002 May;50 Suppl 3:III54-9. Review
43. Gibson GR et al. When we eat, which bacteria should we be feeding? ASM
News 2004 70(5)
44. Brunser O et al. Effect of a milk formula with prebiotics on the intestinal
microbiota of infants after an antibiotic treatment. Pediatr Res. 2006
Mar;59(3):451-6
45. Collins MD et al. Probiotics, prebiotics, and synbiotics: approaches for
modulating the microbial ecology of the gut. Am J Clin Nutr
1999;69(suppl):1052S–7S
40
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
46. Drisko JA et al. Probiotics in health maintenance and disease prevention.
Altern Med Rev. 2003;8(2):143-55. Review
47. Newburg DS. Innate immunity and human milk. J Nutr. 2005 May;135(5):130812
48. Adlerberth I et al. Reduced enterobacterial and increased staphylococcal
colonization of the infantile bowel: an effect of hygienic lifestyle? Pediatr Res.
2006 Jan;59(1):96-101. Epub 2005 Nov 30
49. Mai V et al. Colonic bacterial flora: changing understandings in the molecular
age. J Nutr. 2004 Feb;134(2):459-64. Review
50. Milton H et al. Probiotics and prebiotics in human health. J Mol Microbiol
Biotechnol 2005;10:22–25
51. Bezkorovainy A. Probiotics: determinants of survival and growth in the gut. Am
J Clin Nutr 2001;73(suppl):399S–405S
52. Smith DW et al. Preventing intolerance: the induction of nonresponsiveness to
dietary and microbial antigens in the intestinal mucosa. J Immunol. 2005
Apr1;174(7):3851-7. Review
53. Gill HS et al. Probiotics and human health: a clinical perspective. Postgrad
Med J. 2004 Sep;80(947):516-26. Review
54. Hawrelak JA et al. The causes of intestinal dysbiosis: a review. Altern Med
Rev. 2004 Jun;9(2):180-97. Review
55. Saavedra JM et al. Human studies with probiotics and prebiotics: clinical
implications. Br J Nutr. 2002;87 Suppl 2:S241-6
56. Grajek W et al. Probiotics, prebiotics and antioxidants as functional foods.
Acta Biochim Pol. 2005;52(3):665-71. Epub 2005 Aug 5. Review
57. Adolfsson O et al. Yogurt and gut function. Am J Clin Nutr. 2004
Aug;80(2):245-56. Review
58. Menard S et al. Lactic acid bacteria secrete metabolites retaining antiinflammatory properties after intestinal transport. Gut. 2004 Jun;53(6):821-8
59. Brown AC et al. Probiotics and medical nutrition therapy. Nutr Clin Care. 2004
Apr-Jun;7(2):56-68. Review
60. Langlands SJ et al. Prebiotic carbohydrates modify the mucosa associated
microflora of the human large bowel. Gut. 2004 Nov;53(11):1610-6
61. Sanderson IR. Short chain fatty acid regulation of signaling genes expressed
by the intestinal epithelium. J Nutr. 2004 Sep;134(9):2450S-2454S. Review
62. Willemsen LEM et al. Short chain fatty acids stimulate epithelial mucin 2
expression through differential effects on prostaglandin E(1) and E(2)
production by intestinal myofibroblasts. Gut. 2003 Oct;52(10):1442-7
63. Wouters S (2006). Probiotica. Het fundamentele belang van een gezonde
interne tuin. Van Nature nummer 3. Bonusan
64. Mandigers WM & Straaten-Huygen ATh van (2004). Anatomie en fysiologie.
Utrecht/Zutphen: Thieme Meulenhof
65. http://www.rp-vitamino.com/ 27 dec 2006
66. Abels R (2004). Seminar: darmflora, vaginale flora, immuniteit en preventieve
tumordiagnostiek. RP-vitamino
67. Priebe MG, Hagedoorn RE, Tabak S & Vonk RJ (dec 2003). Koolhydraten.
Informatorium voor Voeding en Diëtetiek
68. Topping DL et al. Short-chain fatty acids and human colonic function: roles of
resistant starch and nonstarch polysaccharides. Physiol Rev. 2001
Jul;81(3):1031-64. Review
41
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
69. Gezondheidsraad (2006). Richtlijn voor de vezelconsumptie
70. Doornink N, Vogel J, Wipkink A & Beijer S (2003). Leidraad voor
voedingskundigen bij kanker. Haarlem: de Toorts
71. http://www.voedingscentrum.nl 4 jan 2007
72. Fooks LJ et al. Probiotics as modulators of the gut flora. Br J Nutr. 2002;88,
Suppl. 1:S39–S49
73. Mullie P (2003). Functionele voedingsmiddelen. Over noten, soja, pre- en
probiotica. Leuven/Leusden: Acco
74. Cummings JH et al. Gastrointestinal effects of prebiotics. Br J Nutr. 2002;87,
Suppl. 2:S145–S151
75. Hoogland A (2006). Prebiotica. Niet verteerbaar maar zeer essentieel. Van
Nature nummer 3. Bonusan
76. Bland JS (2005). Syllabus “De onderliggende oorzaken van chronische
ziekten: behandeling met voeding en nutriënten”. Hoofdstuk 2
77. Rossi M et al. Fermentation of fructooligosaccharides and inulin by
bifidobacteria: a comparative study of pure and fecal cultures. Appl Environ
Microbiol. 2005 Oct;71(10):6150-8
78. Kolida S et al. Prebiotic effects of inulin and oligofructose. Br J Nutr. 2002;87,
Suppl. 2: S193–S197
79. Marteau P et al. Probiotics and intestinal health effects: a clinical perspective.
Br J Nutr. 2002;88 Suppl 1:S51-7
80. Isolauri E. Probiotics in human disease. Am J Clin Nutr
2001;73(suppl):1142S–6S
81. Cummings JH et al. Prebiotic digestion and fermentation. Am J Clin Nutr. 2001
Feb;73(2 Suppl):415S-420S. Review
82. Waal Malefijt M de & Meijler A (2006). Voeding en wondgenezing. Van Nature
nummer 1. Bonusan
83. Voedingscentrum (2006). NEVO tabel. Den Haag: Voedingscentrum
84. English DR et al. Red meat, chicken, and fish consumption and risk of
colorectal cancer. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2004
85. Biesalski HK. Meat and cancer: meat as a component of a healthy diet. Eur J
Clin Nutr. 2002 Mar;56 Suppl 1:S2-11. Review
86. Murtaugh MA et al. Meat consumption patterns and preparation, genetic
variants of metabolic enzymes, and their association with rectal cancer in men
and women. J Nutr. 2004 Apr;134(4):776-84
87. Catsberg CME & Kempen-van Dommelen GJM (2001). Levensmiddelenleer.
Baarn: HBuitgevers
88. Lopez-Garcia E et al. Consumption of trans fatty acids is related to plasma
biomarkers of inflammation and endothelial dysfunction. J Nutr. 2005
Mar;135(3):562-6
89. Constant J. The role of eggs, margarines and fish oils in the nutritional
management of coronary artery disease and strokes. Keio J Med. 2004
Sep;53(3):131-6. Review
90. Enig MG (2003). Feiten over vetten. Roelofarendsveen: Publish the Good
91. Coëlho (2003). Zakwoordenboek der Geneeskunde. Doetinchem: Elsevier
Gezondheidszorg
92. Talley NJ & Martin CJ (2006). Clinical Gastroenterology. Elsevier Australia
93. Klinische voeding (dec 2004). Informatorium voor Voeding en Diëtetiek
42
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
94. Reeds PJ et al. Glutamine and the Bowel. J. Nutr. 2001 Sep;131(9
Suppl):2505S-8S; discussion 2523S-4S
95. Soeters PB et al. Amino acid adequacy in pathophysiological states. J Nutr.
2004 Jun;134(6 Suppl):1575S-1582S. Review
96. Wouters S (2006). Glutamine. Veel voorkomend, maar ook vaak deficiënt. Van
Nature nummer 3. Bonusan
97. Berg H van den, Nijhof A & Severs A (jul 2002). Vitamines. Informatorium voor
Voeding en Diëtetiek
98. Kirchhoff P et al. Role of calcium and other trace elements in the
gastrointestinal physiology. World J Gastroenterol. 2006 May 28;12(20):322936. Review
99. Dokkum W van (aug 2006). Mineralen en spoorelementen. Informatorium voor
Voeding en Diëtetiek
100.
Oates PS et al. Heme in intestinal epithelial cell turnover, differentiation,
detoxification, inflammation, carcinogenesis, absorption and motility. World J
Gastroenterol. 2006 Jul 21;12(27):4281-95. Review
101.
Gasche C et al. Iron, anaemia, and inflammatory bowel diseases. Gut.
2004 Aug;53(8):1190-7. Review
102.
Beckett GJ et al. Selenium and endocrine systems. J Endocrinol. 2005
Mar;184(3):455-65. Review
103.
Covington MB. Omega-3 fatty acids. Am Fam Physician. 2004 Jul
1;70(1):133-40. Review
104.
Crane FL. Biochemical functions of coenzyme Q10. J Am Coll Nutr.
2001 Dec;20(6):591-8. Review
105.
Eckburg PB et al. Diversity of the human intestinal microbial flora.
Science. 2005 Jun 10;308(5728):1635-8. Epub 2005 Apr 14
106.
http://www.europeanlaboratory.nl/ 30 dec 2006
43
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijlagen
44
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijlage 1: woordenlijst
in alfabetische volgorde
Algemeen
Antigenen:
wekken een reactie op bij het afweersysteem,
waarbij antistoffen worden gemaakt
Colon ascendens:
het eerste, opstijgende deel van de dikke darm
Colonocyten:
darmcellen
Enterocyten:
epitheelcellen in de darm
Epitheellaag:
bovenste laag van de mucosa
Erosie:
ontsteking en necrose (afsterving)
FOS:
fructo-oligosacchariden
Fructanen:
suikerketens bestaande uit fructosemoleculen
GALT:
gut associated lymphoid tissue
GOS:
galacto-oligosacchariden
Iatrogene:
heeft betrekking op (medische) behandeling
Kolonisatie:
de vorming van bacteriën in de darm
MALT:
mucosa associated lymphoid tissue
Microvilli:
minuscule uitstulpingen van celmembranen
Mucosa:
slijmlaag
Mucus:
slijm
Mucines:
suikerrijke slijmmoleculen
Natuurlijke immuniteit:
een niet-specifieke immuniteit, omdat het zich richt
tegen iedere lichaamsvreemde stof of microorganisme
NOD:
nucleotide-binding oligomerisation domain
Proximale:
in het midden gelegen
45
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Slijmbekercellen:
zijn gelegen tussen de enterocyten
Submucosa:
bindweefsellaag
Tight junctions:
bindweefselachtige structuren
TLR:
toll-like receptoren
Verworven immuniteit:
een specifieke immuniteit, omdat het zich richt
tegen bepaalde lichaamsvreemde stoffen of microorganismen
Villi:
darmvlokken (borstelzoom) 91
Bacteriën
Aëroob milieu:
bacteriën die wél zuurstof nodig hebben om te
leven
Alkalisering:
pH verhoging
Anaëroob milieu:
bacteriën die géén zuurstof nodig hebben om te
leven
CFU:
colony forming units
Lipolytische:
bacteriën die leven van vetten
Proteolytische:
bacteriën die leven van eiwitten
Saccharolytische:
bacteriën die leven van koolhydraten (en vezels)
Verzuring:
pH verlaging 91
Lichte darmproblemen
-
-
Flatulentie (winderigheid)
Onder invloed van darmflora ondergaan de voedselbestanddelen allerlei
omzettingen waarbij verschillende darmgassen vrijkomen (methaan, waterstof,
zwavelwaterstof). Door bepaalde rottingsprocessen kunnen onaangename
geuren vrijkomen. Deze kunnen via de anus worden uitgescheiden in de vorm
van flatulentie.
Diarree
Men spreekt van diarree als de hoeveelheid en frequentie van de faeces zijn
toegenomen. Dit kan per persoon verschillen. De faeces is vaak waterdun.
46
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
-
-
-
Diarree kan gepaard gaan met heftige buikkrampen, misselijkheid, braken en
koorts. De oorzaak is vaak een acute infectie (die veroorzaakt kan worden
door virussen, bacteriën of parasieten). Andere oorzaken kunnen zijn: een
prikkelbare darm, voedselovergevoeligheid, ontsteking van de darm of het
gebruik van sommige medicijnen. Absorptie van korte keten vetzuren gaat
gepaard met de absorptie van natrium en water, bij diarree is dat erg gunstig.
Obstipatie
Men spreekt van obstipatie als de hoeveelheid en frequentie van de faeces
zijn afgenomen. Dit kan per persoon verschillen. De faeces is vaak erg hard.
Obstipatie kan gepaard gaan met aambeien (door het harde persen). De
oorzaak is vaak dat de faeces te lang in de dikke darm blijft, waardoor er te
veel water aan onttrokken wordt en de faeces indikt. Dit kan veroorzaakt
worden door te weinig drinken, vezelarme voeding en te weinig beweging.
Prikkelbare darmsyndroom (PDS)
Een prikkelbare darm wordt ook wel een spastisch colon genoemd. De dikke
darm trekt zich krampachtig samen waardoor er klachten ontstaan. Deze
kunnen per persoon verschillend zijn. Buikpijn, winderigheid, krampen, diarree
of obstipatie kunnen allemaal voorkomen bij iemand die PDS heeft. Vaak zijn
er perioden met en zonder klachten die zich regelmatig afwisselen.
Divertikels / diverticulitis
Divertikels zijn uitstulpingen van de mucosa door de spierlaag van de darm
heen. Deze kunnen voorkomen over de gehele lengte van het intestinale
kanaal. Het meest komen zij voor in de dikke darm. De oorzaak is vaak een
lage vezelconsumptie, waardoor de faeces langer in de darm blijft zitten en
daardoor druk uitoefent op de darmwand wat leidt tot uitstulpingen. Op zich
zijn divertikels vrij onschuldig, maar zij kunnen gemakkelijk gaan ontsteken,
dan wordt er gesproken over diverticulitis. 3,18,21,7-8,24,92
47
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijlage 2: overzicht gastro-intestinale kanaal
Variaties in de wand van het gastro-intestinale kanaal
De structuur van het maag–darmkanaal
Witteman BMJ (okt 1999). Fysiologische aspecten van de vertering en absorptie van
voedsel in het maag–darmkanaal. Informatorium voor Voeding en Diëtetiek.
48
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijlage 3: lekkende darmsyndroom
Lekkende darmsyndroom
Het lekkende darm syndroom zegt iets over de conditie in de darmen. Bij dit
syndroom is de absorptie en transport van voedingsstoffen verstoord. Dit komt omdat
de tight junctions (zie hoofdstuk 1.1) beschadigd zijn. Daardoor is er een verhoging
van de darmpermeabiliteit. Een lekkende darm is niet in staat de darmflora buiten de
bloedsomloop te houden. Met als gevolg dat er bloedvergiftiging en infecties elders in
het lichaam kunnen optreden. 15,21,23
Hoe ontstaat het lekkende darmsyndroom
Er zijn verschillende redenen voor het ontstaan van het lekkende darmsyndroom:
-
-
-
-
-
Bacteriële onbalans
Gunstige bacteriën hechten zich aan de darmwand, zodat schadelijke
bacteriën geen kans krijgen zich in de darm te vestigen. De gunstige bacteriën
gaan de competitie aan voor het beschikbare voedsel en de beschikbare
ruimte. Daarbij scheiden zij substanties uit, zoals organische zuren en
antibiotisch werkende stoffen (bacteriocinen), daardoor ontstaat er een milieu
waarin schadelijke micro-organismen zich niet thuis voelen en niet kunnen
uitgroeien. 5,40,63 Wanneer de gunstige darmflora uit balans raakt door
schadelijke micro-organismen ontstaat er een disbalans van bacteriën in de
darm. Dit kan komen door verschillende oorzaken, waaronder stress,
verkeerde voeding en ontstekingen. 15,21
Chronische stress
Door chronische stress wordt het afweersysteem gehinderd adequaat te
reageren. Ook het genezingproces in de darm wordt gehinderd. De darmflora
wordt negatief beïnvloed door stress. 15,21,30
Genetische bepaling
Bepaalde genen kunnen mogelijk ook een rol spelen bij het ontstaan van
hyperpermeabiliteit. 15,21
Malabsorptie
Als de darm te weinig voedingsstoffen krijgen kan er binnen een paar dagen
hyperpermeabiliteit ontstaan. Er is bij malabsorptie onvoldoende absorptie van
voedingsstoffen in de dunne darm. De oorzaak van malabsorptie kan
bijvoorbeeld een ontsteking zijn. 8,15,18,21
Medicijngebruik
In het bijzonder antibiotica, farmaceutische hormonen (de pil, prednison) en
N.S.A.I.D.'s (pijnstillers) kunnen een negatieve invloed hebben op de darmen.
15,21
Het gebruik van antibiotica is de meest voorkomende oorzaak van een
wijziging in de darmflora. Vooral breedspectrum antibiotica kunnen de
microbiële darmflora drastisch wijzigen. Hierdoor kunnen schadelijke
bacteriën, gisten en schimmels een kans krijgen zich (verder) te ontwikkelen.
De dosis en duur van de antibioticakuur zijn ook belangrijk. Hoe groter de
dosis en hoe langer de duur hoe groter de impact is op de darmflora. 54,63
49
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
-
-
-
Ontstekingen
De immuunreacties in de darmwand die normaal bedoeld zijn als bescherming
tegen het ontstaan van ontstekingen, kunnen in sommige gevallen juist
ontstekingen creëren. 15,17-18,21
Voedselallergie
Een voedselallergie kan een reactie in het darmweefsel veroorzaken, dit leidt
tot een tot verhoogde permeabiliteit. Hierdoor kunnen er grotere moleculen
van voedselbestanddelen door de darmwand heen. Deze worden door het
afweersysteem gezien als antigeen en worden daarom aangevallen. 15,18,21
Overige oorzaken
Overmatig alcoholgebruik, slechte voeding (bijvoorbeeld suiker, transvetten en
E-nummers) en te weinig voedingsvezels kunnen ook leiden tot het lekkende
darmsyndroom. 5,15,18,21
50
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijlage 4: uitslag bloedonderzoek
51
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Voorbeeld van een uitslag van bloedonderzoek bij Prohealth (ImuPro 300)
52
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijlage 5: beschermende (micro)nutriënten voor de darm(wand)
Prebiotica, probiotica en korte keten vetzuren worden toegelicht in hoofdstuk 3.
• Aminozuren
o Glutamine
Glutamine is de belangrijkste brandstof voor snel delende cellen zoals immuuncellen,
enterocyten en darmmucosa. Glutamine is ook belangrijk bij het verbeteren van de
darmimmuunfunctie. 6,15,39,93-94 De behoefte aan glutamine is bij langdurige metabole
stress verhoogd (bijvoorbeeld bij chronische ziekten). Wanneer de
glutaminevoorraden uitgeput raken kan er verzwakking van het immuunsysteem
optreden. Bij stress en ondervoeding neemt de glutamineopname in de darm nog
meer af. 6,95-96
Voedingsmiddelen waarin glutamine voorkomt: alle eiwitrijke voedingsmiddelen. 6,18
o Arginine
Arginine speelt een rol bij de wondheling. Ook op het immuunsysteem heeft arginine
een krachtige werking. Zodoende verbetert het de afweer. 18,39,94-95 Arginine wordt
ook in het lichaam gebruikt als tussenstap om de productie van glutamine aan te
zetten. 93 De behoefte aan arginine is bij langdurige metabole stress verhoogd
(bijvoorbeeld bij chronische ziekten). 95
Voedingsmiddelen waarin arginine voorkomt: alle eiwitrijke voedingsmiddelen. 6,18
• Micronutriënten (exclusief anti-oxidanten)
o B-vitamines
Alle B-vitamines zijn belangrijk voor de darm omdat zij de darm voorzien van energie.
Deze energie is belangrijk om alle processen in de darm goed te laten voorlopen.
15,18,21
Bepaalde B-vitamines worden ook door bacteriën in de darm zelf aangemaakt,
zoals B1, B2, B3, B5, B6 en B12. 15,40
Voedingsmiddelen waarin B-vitamines voorkomen:
- B1: aardappelen, fruit, granen, groenten, melk(producten) en vlees.
- B2: eieren, fruit, granen, (groene) groenten, melk(producten) en
(orgaan)vlees.
- B3: granen, groenten, melk(producten), peulvruchten, vis en vlees.
- B5: aardappelen, eieren, fruit, granen, groenten, melk(producten),
peulvruchten en vlees.
- B6: aardappelen, fruit, granen, groenten, melk(producten), peulvruchten, vis
en vlees.
- B11: eieren, fruit, granen, (groene) groenten, peulvruchten en (orgaan)vlees.
- B12: eieren, melk(producten), vis en (orgaan)vlees. 18,71,97
53
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
o Vitamine K
Vitamine K zorgt voor een goede bloedstolling in het lichaam. Als er een tekort is kan
dat leiden tot bloedingen. Deze vitamine wordt ook door bacteriën in de darm zelf
aangemaakt. 7,18
Voedingsmiddelen waarin vitamine K voorkomt: eieren, fruit, granen, (groene)
groenten, melk(producten), oliën, vis en (orgaan)vlees. 18,97
o Calcium
Calcium is belangrijk bij de informatieoverdracht binnen de cellen in de darm. 15,17
Ook speelt calcium een rol bij de differentiatie van darmcellen. 98
In de reguliere diëtetiek wordt calcium niet in verband gebracht met de functies van
de darm. 18
Voedingsmiddelen waarin calcium voorkomt: granen, (groene) groenten,
melk(producten), noten en peulvruchten. 7,17-18,99
o Magnesium
Magnesium remt de hechting van schadelijke bacteriën in de darm 17. Magnesium
stimuleert ook de functies van het immuunsysteem in de darm. 15,17-18,21
In de reguliere diëtetiek wordt magnesium niet in verband gebracht met de functies
van de darm, wel met functies van het immuunsysteem. 18
Voedingsmiddelen waarin magnesium voorkomt: granen, (groene) groenten,
melk(producten), noten, peulvruchten, vis en vlees. 7,17-18,99
o IJzer
IJzer is belangrijk voor de darmepitheelcellen omdat het een actief component is van
vele enzymen. Ook is het belangrijk voor de groei en functies van bijvoorbeeld
immuuncellen. 100-101
Voedingsmiddelen waarin ijzer voorkomt: aardappelen, eieren, granen, noten,
peulvruchten, vis en (orgaan)vlees. 18,99
• Antioxidanten
o Vitamine A
Vitamine A speelt een rol bij de integriteit van de darmepitheelcel en bij
immuunfuncties. Ook speelt het een essentiële rol als ontstekingsremmer in de
darmmucosa. 17-18,21,39
Voedingsmiddelen waarin vitamine A voorkomt: eieren, fruit, (gekleurde) groenten,
vis, vlees en volle melk(producten). 17-18,97
54
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
o Vitamine C
Vitamine C helpt bij het verwijderen van toxines in het lichaam. 7,15,18 Vitamine C
bevordert ook de opname van mineralen (zoals ijzer) in de darm. 7
Voedingsmiddelen waarin vitamine C voorkomt: aardappelen, fruit en groenten. 18,97
o Vitamine E
Vitamine E speelt een rol in de bescherming van de vetten in de celmembranen
tegen vrije radicalen die de cel(membranen) willen vernietigen door oxidatie. Het
remt zodoende de kans op ontstekingen. 7,17-18
Voedingsmiddelen waarin vitamine E voorkomt: eieren (vooral eigeel), noten, oliën
en zaden. 17-18,97
o Selenium
Selenium zorgt voor bescherming van de darmmucosa. Ook zorgt het voor een
barrièrefunctie in de darm tegen schadelijke bacteriën. 17 Selenium is ook belangrijk
voor een optimale immuunfunctie. Ook bij het verlagen van ontstekingsreacties
speelt selenium een rol. 102
Voedingsmiddelen waarin selenium voorkomt: eieren, granen, (gekleurde) groenten,
noten, vis en vlees. 7,18,99
o Zink
Zink is een belangrijk component van de celmembraanstructuur. Ook speelt het een
rol bij cellen die zich snel delen zoals darmepitheelcellen en cellen van het
immuunsysteem. 15,17-18,21,39
Voedingsmiddelen waarin zink voorkomt: granen, kaas, noten, peulvruchten, schaalen schelpdieren en vlees. 18,99
o Omega 3
Omega 3 vetzuren beschermen de celmembranen van de darmepitheelcellen en
verlagen de kans op ontstekingen. 15,17,93,103
Voedingsmiddelen waarin omega-3 voorkomt: (groene) groenten, lijnzaad, (vette) vis
en walnoten. 17
o Co-enzym Q10
Q10 is belangrijk voor de immuunfuncties, en voor de reparatie en onderhoud van de
weefsels. Ook draagt het bij aan de verbetering van de celfuncties. Q10 beschermt
ook de slijmvliezen in het darmkanaal. 15,104
Voedingsmiddelen waarin co-enzym Q10 voorkomt: fruit, groenten, (vette) vis en
(orgaan)vlees. 104
55
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Glutathion (selenium, cysteïne en glutamine)
Glutathion is een belangrijk antioxidant en is in hoge concentraties te vinden in de
darmmucosa. Het speelt een rol bij de remming van vrije radicalen in cellen. 39 Als
bouwstenen heeft glutathion selenium, cysteïne en glutamine nodig. Als er te weinig
van deze stoffen aanwezig zijn in het lichaam wordt de opbouw van glutathion
verstoord. 17
Antioxidanten spelen bij de preventie en behandeling van lichte darmproblemen een
belangrijke rol. 76 Antioxidanten zitten vooral in: bloemkool, bosbessen, bramen,
broccoli, citrusfruit, cranberry’s, groene thee, knoflook, kool, pruimen, rode biet, rode
druiven, sojabonen, spruitjes, tomaten, uien, wortels. 56
56
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijlage 6: samenstelling van de darmflora
Abels R (2004). Seminar: darmflora, vaginale flora, immuniteit en preventieve
tumordiagnostiek. RP-vitamino
57
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijlage 7: dysbiose
Dysbiose van de darmflora
Zolang de darmflora intact en in evenwicht is, levert deze een belangrijke bijdrage
aan de gezondheid. Als het evenwicht wordt verstoord, dan kan de darmflora zelf
een bron van ziekte worden, wordt er over een dysbiose gesproken. 7,15,21,40
Symptomen bij dysbiose zijn onder andere:
- concentratieverlies
- depressies
- duizeligheid
- hoofdpijn
- huidproblemen
- jeuk
- neerslachtigheid
- opgeblazen buik
- slijm in de faeces
- stoornissen van de spijsvertering
- terugkomende infecties
- vermoeidheid
- voedingsallergieën of intoleranties
Gezonde voeding vormt de basis van de behandeling van een dysbiose. Daarnaast
kunnen geneesmiddelen en andere therapieën, zoals een darmreiniging,
ondersteunend werken. 7,15,21
Een dysbiose kan door de volgende situaties ontstaan:
-
-
-
Dysbiose door fermentatie
Deze vorm van dysbiose komt voor als koolhydraten (suiker en zetmeel) niet
goed worden verteerd. Symptomen zijn: opgeblazen gevoel, obstipatie,
diarree, flatulentie, en algehele malaise. De belangrijkste oorzaak is Candida
albicans of andere schadelijke micro-organismen. Deze micro-organismen
beschadigen de villi wat leidt tot een verhoogde permeabiliteit. Deze kan
worden tegen gegaan door de koolhydraten in de voeding te beperken.
Dysbiose door overgevoeligheid
Deze dysbiose komt voor als er een overgevoeligheid is voor bepaalde
bestanddelen uit de voeding. Het immuunsysteem reageert daar dan zeer
gevoelig op. Mensen met deze vorm van dysbiose hebben ook vaak een
lekkende darm (zie bijlage 3). Deze vorm gaat vaak gekoppeld met de
fermentatievorm en daarom moeten deze samen behandeld worden.
Dysbiose door rotting
Deze vorm van dysbiose komt het meeste voor. Deze komt voor als voeding
niet goed verteerd wordt en gaat rotten. Symptomen zijn: een gestoorde
spijsvertering (flatulentie, een opgeblazen gevoel). De belangrijkste oorzaak is
het westerse voedingspatroon gekenmerkt door: veel vet, eiwit en vlees,
weinig oplosbare voedingsvezels.
58
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
-
Dit gaat gepaard met een verhoogde productie van schadelijke bacteriën, die
leven van vetten en eiwitten (zie hoofdstuk 2.4.1) en een verlaagd aantal
gunstige bacteriën. Dit kan worden tegen gegaan door voeding met een hoog
vezelgehalte, fruit, groenten en granen en minder vlees en vet.
Dysbiose door tekorten
Deze dysbiose komt voor als er te weinig gunstige bacteriën zijn, voornamelijk
Bifidobacteriën en Lactobacillus. Dit tekort kan bijvoorbeeld komen door het
gebruik van antibiotica of te weinig voedingsvezels in de voeding. Deze vorm
wordt vaak gezien bij mensen met PDS en voedselovergevoeligheden. Deze
vorm gaat vaak gepaard met de rottingsvorm en moet daarom ook samen
behandeld worden. 15,21
59
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijlage 8: factoren die de darmflora negatief beïnvloeden
De darmflora is een kwetsbaar systeem dat door veel verschillende factoren negatief
beïnvloed kan worden:
Verstoringen van de spijsvertering
- Slecht kauwen
- Verstoring in de maagsap productie
- Verstoring in de pancreas functie (met name enzym functie)
- Verstoring in de aanmaak of afgifte van gal
Voeding en voedselvergiftiging
- Additieven
- Allergieën
- Eenzijdige voeding
- Gedenatureerde producten (zoals suiker, witmeel en fast food)
- Hoog gehalte aan onverteerbare vezels
- Slechte hygiëne
Ernstige darminfectie
- Gistinfecties
- Infectieuze micro-organismen (zoals Salmonella of het Rotavirus)
- Schimmelinfecties
Iatrogene* invloeden
- Antibiotica
- Anticonceptie
- Laxeermiddelen
- Straling (van röntgen)
Psychische stress
- Angsten
- Conflicten
- Stress
Gifstoffen in de omgeving
- Chemische stoffen (uitlaatgassen, sigarettenrook)
- Zware metalen (zoals lood, kwik, cadmium) 30
60
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijlage 9: ontlastingsonderzoek
Eckburg et al geven aan dat een analyse van de faeces een zeer gedetailleerde
kennis levert, over de toestand van de darmflora. De vertering, kwaliteit en kwantiteit
van de darmflora is af te lezen aan de faeces. Het is alleen nog niet precies duidelijk
in welke mate het faecesmonster iets zegt over de compositie en functie van de
darmflora. 105
Bij de interpretatie van de faecale flora moet er op de volgende punten worden gelet:
een ontlastingsonderzoek is een momentopname van de darm. Er is geen
interpretatie mogelijk zonder te weten wat de faecale pH-waarde is. De pH-waarde
geeft de uitkomst van de stofwisselingsprocessen in de dikke darm weer. Om een
duidelijk beeld van de darmflora te krijgen moeten zowel de aërobe, als de anaërobe
bacteriën beoordeeld worden. De totale indruk van de darmflora moet als één geheel
gezien worden. Als één bacteriesoort- of groep verlaagd is moet daar niet een al te
grote waarde aangehecht worden. Kleine afwijkingen van de “norm” moeten niet heel
strikt geïnterpreteerd worden. Pas als het een factor 10 scheelt, is het relevant. De
beoordeling van de spijsvertering moet gedaan worden aan de hand van een
voedingsanamnese. Het voedingspatroon kan namelijk een verklaring geven voor
een afwijkende uitslag. 30
Bij RP-vitamino kunt u een ontlastingsonderzoek laten verrichten, de prijs bedraagt
hiervan € 65,55. Ook bij het ELN kan er een soort vergelijkbaar ontlastingsonderzoek
worden verricht, de prijs daarvan is € 75.00. 65,106
Voorafgaande aan het ontlastingsonderzoek hoeft de cliënt niets speciaals te eten
en/of te drinken. De cliënt stuurt een faecesmonster op van een doordeweekse dag.
De onderzochte parameters in de faeces die bij RP-vitamino worden gedaan staan
hieronder in de tabel.
Onderzoek
Vertering
Kleur faeces
Consistentie
pH-waarde
Spiervezels
Zetmeel
Vetzepen
Residente flora
Escherichia coli
Enterococcus sp.
Bifidobacterium sp
Bacteroides sp.
Lactobacillus sp.
Resultaat
Referentie
groen-bruin
vast
7,20
2,00
0,00
1,00
bruin
structuur
5,8 - 6,8
0,00
0,00
0,00
1,00 *1004
1,00 *1005
1,00 *1009
1,00 *1006
1,00 *1005
1.00 * 1006 - 1.00 * 1007
1.00 * 1006 - 1.00 * 1007
1.00 * 1009 - 1.00 * 1011
1.00 * 1009 - 1.00 * 1011
1.00 * 1005 - 1.00 * 1007
Uitslag
++
++
+
--61
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Transiënte flora
Escherichia coli Biovare
1,00 *1005
< 1.00 * 1004
04
Proteus sp.
< 1,00 *10
< 1.00 * 1004
Klebsiella sp.
< 1,00 *1004
< 1.00 * 1004
04
Enterobacter sp.
< 1,00 *10
< 1.00 * 1004
Pseudomonas sp.
1,00 *1005
< 1.00 * 1004
Citrobacter sp.
< 1,00 *1004
< 1.00 * 1004
02
Salmonella sp.
1,00 *10
0,00
Clostridium sp.
1,00 *1006
< 1.00 * 1005
Gisten
Candida albicans
1,00 *1004
negatief tot < 1.00 * 1003
Candida glabrata
negatief
negatief tot < 1.00 * 1003
Candida krusei
negatief
negatief tot < 1.00 * 1003
Candida famata
negatief
negatief tot < 1.00 * 1003
Candida parapsilosis
negatief
negatief tot < 1.00 * 1003
Candida guilliermondii
negatief
negatief tot < 1.00 * 1003
Candida tropicalis
negatief
negatief tot < 1.00 * 1003
Geotrichum candium
negatief
negatief tot < 1.00 * 1003
Trichosporon cutaneum
negatief
negatief tot < 1.00 * 1003
Rhodotorula rubra
negatief
negatief tot < 1.00 * 1003
andere gisten
negatief
negatief tot < 1.00 * 1003
Schimmels
Aspergillus fumigatus
negatief
negatief tot < 1.00 * 1003
Aspergillus niger
negatief
negatief tot < 1.00 * 1003
Rhizomucor pusillus
negatief
negatief tot < 1.00 * 1003
Mucor species
negatief
negatief tot < 1.00 * 1003
Cunnighamella elegans
negatief
negatief tot < 1.00 * 1003
Alternaria alterna
negatief
negatief tot < 1.00 * 1003
Aspergillus flavus
negatief
negatief tot < 1.00 * 1003
andere schimmels
negatief
negatief tot < 1.00 * 1003
Voorbeeld van een uitslag van ontlastingsonderzoek bij RP-vitamino
+
+
+
+
++
Toelichting parameters:
-
-
pH-waarde verhoogd
Deze waarde is gelijk te stellen met de pH-waarde van de inhoud van de
endeldarm. Deze wordt in grote mate beïnvloed door de stofwisselingsactiviteit
van de daar aanwezige microflora. Een hoge pH-waarde van de faeces kan
zorgen voor infectie en schimmels. Eiwitten en vetten stimuleren een
verhoogde pH, waardoor er schadelijke bacteriën kunnen gaan groeien (zie
hoofdstuk 2.4.1).
pH-waarde verlaagd
Deze waarde is gelijk te stellen met de pH-waarde van de inhoud van de
endeldarm. Deze wordt in grote mate beïnvloed door de stofwisselingsactiviteit
van de daar aanwezige microflora. Een lage pH-waarde van de faeces kan
zorgen voor de groei van gisten. Koolhydraten (en vezels) stimuleren een
verlaagde pH, waardoor de gunstige bacteriën beter kunnen gaan groeien (zie
hoofdstuk 2.4.1).
62
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
-
-
-
-
-
-
-
Spiervezels
Een verhoging van spiervezels in de faeces kan komen door een gebrekkige
eiwit vertering. Vaak is dit een gevolg van onvoldoende secretie van
proteolytische enzymen door het pancreas (pancreasinsufficiëntie). Ook een
verstoring in de uitscheiding van pepsine in de maag kan leiden tot spiervezels
in de faeces.
Zetmeel
Een verhoging van zetmeel in de faeces kan komen door een gebrekkige
koolhydraat vertering. Vaak is dit een gevolg van onvoldoende secretie van
saccharolytische enzymen door het pancreas (pancreasinsufficiëntie).
Vetzepen
Een verhoging van vetzepen in de faeces kan komen door een gebrekkige vet
vertering. Vaak is dit een gevolg van onvoldoende secretie van lipolytische
enzymen door het pancreas (pancreasinsufficiëntie).
Meerdere onverteerde voedingsbestanddelen
Wanneer er meerdere sporen van onverteerde voedingsbestanddelen in de
faeces zijn terug te vinden kan dit wijzen op storingen in de spijsvertering of
een pancreasinsufficiëntie.
Residente flora
Deze flora bestaat uit micro-organismen die altijd in de darm voorkomen
(gekoloniseerd zijn) en zich onder de juiste omstandigheden veelvuldig in de
darm vermenigvuldigen.
Transiënte flora
Deze flora bestaat uit micro-organismen die daar eigenlijk niet thuis horen (in
aantallen > 1.00 * 1004), maar mee zijn gekomen met bijvoorbeeld de voeding.
Salmonella vormt een uitzondering, deze bacterie kan zelfs bij hele kleine
aantallen (< 1.00 * 1002) al voor diverse klachten zorgen, maar dit is
afhankelijk van de immunologische status van de persoon.
Verlaging van residente darmflora (zoals stammen van de Bacteroïdes,
Bifidobacteriën, Enterococcen en Lactobacillen)
Lagere concentraties kunnen zorgen voor een verlaagde barrière van het
darmslijmvlies, waardoor pathogene bacteriën zich makkelijker in de darm
kunnen vestigen. De residente darmflora kan via omzetting van koolhydraten
korte keten vetzuren produceren. Deze geven naast een verzuring van het
darmmilieu ook een directe rem op de groei van de transiënte darmflora. 65
63
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijlage 10: overzicht voedingsvezels
In voedingsmiddelen komt meestal een combinatie van beide soorten
voedingsvezels voor in wisselende hoeveelheden.
Voedingsmiddelen
Aardappelen
Fruit
Graanproducten
Groente
Noten, pitten en zaden
Peulvruchten
Oplosbare
voedingsvezels
+
++
+
++
+
++
Onoplosbare
voedingsvezels
+
+
++
+
++
+
Toelichting:
+ tot + = evenveel oplosbare als onoplosbare voedingsvezels in het voedingsmiddel.
++ tot + = meer oplosbare voedingsvezels in het voedingsmiddel, maar ook (wat)
onoplosbare voedingsvezels.
+ tot ++ = meer onoplosbare voedingsvezels in het voedingsmiddel, maar ook (wat)
oplosbare voedingsvezels. 71
64
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijlage 11: aandachtpunten voor de spijsvertering
Probeer te genieten van de maaltijd(en):
houd harmonie tussen de voeding en het leven van de dag
-
Bewust eten
Met mate eten
Langzaam eten
Regelmatig eten
Goed kauwen
Liever niet drinken tijdens het eten
Zorg ervoor dat er in rust gegeten wordt
Toelichting aandachtspunten:
-
-
-
-
-
-
Bewust eten
Kijk bewust naar wat u eet en probeer met aandacht te eten. Hierdoor geniet u
meer van de maaltijd. Als u bewust eet geven de hersenen na ongeveer 15
minuten aan dat u genoeg heeft gegeten (verzadigingsgevoel).
Met mate eten
Door te vaak te eten is de enzymproductie niet optimaal. De organen (mond,
maag, alvleesklier) hebben tijd nodig om spijsverteringenzymen aan te maken.
Door vaak te eten worden er onvoldoende enzymen afgegeven aan het
voedsel en kan dit zodoende niet goed verteerd worden.
Langzaam eten
Als u langzaam eet wordt er voldoende speeksel aangemaakt dat
spijsverteringsenzymen bevat om het voedsel te verteren. Als u langzaam eet
heeft het lichaam de tijd om een signaal door te geven dat u verzadigd bent.
Door langzaam en bewust te eten zorgt u er ook voor dat er minder lucht naar
binnen komt; hetgeen een opgeblazen buik en winderigheid voorkomt.
Regelmatig eten
Regelmatig eten wil zeggen; op vaste tijden en bij voorkeur overdag. Het is
belangrijk om regelmaat aan te brengen in de dag. Probeer dagelijks op
(ongeveer) hetzelfde tijdstip te ontbijten, te lunchen en de avondmaaltijd te
nuttigen. Zo ontstaat er een bepaald ritme.
Goed kauwen
Probeer op iedere hap goed en bewust te kauwen. Door goed te kauwen
tijdens het eten vergemakkelijkt de spijsvertering. Dit komt doordat er meer
speeksel en spijsverteringssappen worden aangemaakt. Door goed te kauwen
eet u langzamer en bent u ook eerder verzadigd. Dit komt omdat u
aandachtiger met het eten bezig bent en daardoor voelt u eerder en beter
wanneer er genoeg gegeten is.
Liever niet drinken tijdens het eten
Drinken tijdens het eten verdunt het maagsap, hierdoor kan het maagsap
minder goed zijn werk doen. Drink hooguit een paar slokjes (lauw) water
tijdens het eten om eventuele voedingssupplementen mee in te nemen.
65
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
-
Zorg ervoor dat er in rust gegeten wordt
Zorg dat u geen afleiding heeft van radio, televisie of een boek. Dit leidt tot
minder goed kauwen, sneller eten en meer eten. Ook kan veel praten tijdens
het eten afleiden. Probeer tijdens het eten de aandacht te richten op uw
voeding. Proef de smaken die vrijkomen tijdens het kauwen en ruik de geuren
die van het eten afkomen. 2,3,8,18
66
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijlage 12: tabel gemiddeld aanbevolen hoeveelheden
voedingsmiddelen per dag
Voedingscentrum
20-50 jaar
5-7 sneetjes
Voedingsadvies bij lichte darmproblemen
20-50 jaar
4-6 sneetjes brood
Bij voorkeur variatie in de broodsoorten
Aardappelen (of
rijst, pasta,
peulvruchten)
150-250 gram
3-5 aardappelen of
3-5 opscheplepels
rijst/pasta/peulvruchten
150 gram
3 aardappelen
3 opscheplepels granen of pasta
Bij voorkeur variatie in de graan- en
pastasoorten
Peulvruchten
-
2-3 groentelepels per week
Groente
200 gram
400 gram
Fruit
2 stuks
2-3 stuks
Zuivel
400 ml melk
(producten) en 20
gram kaas (1 plak)
100-120 gram
2-3 porties zuivel (inclusief kaas)
Bij voorkeur zure melkproducten
-
2-3x per week
Brood
Vlees(waren), vis,
kip, ei of
vleesvervangers
Eieren
Vleeswaren: bij voorkeur magere varianten
Max. 5x per week vlees: 75 gram gaar
- waarvan 2x rood vlees en 3x gevogelte
Min. 2x per week vis: 100 gram gaar
- waarvan 1x vette vis
Vleesvervangers: naar eigen keus
Halvarine,
20-35 gram
margarine, bak- en
braadproducten
Roomboter gebruiken voor op brood
Olijfolie gebruiken als bak- en braadvet
Koudgeperste olie gebruiken als dressing
Dranken
1,5 liter
± 2 liter
Bij voorkeur koolzuurvrij water en
(kruiden)thee
Noten, pitten en
zaden
-
1 handje noten/pitten en 1 eetlepel zaden
Bij voorkeur ongebrande noten, pitten en
zaden
1 portie notenpasta/zadenpasta op brood
67
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijlage 13: keuzetabel bij (optimaal) voedingsadvies
Product
Varianten (vezelgehalte per 100 gram)
Brood / knäckebröd
1 snee brood = 35 gram
1 knäckebröd = 10 gram
Allisonbrood, knäckebröd vezelrijk (24g), roggebrood
(6g), rogge knäckebröd*, speltbrood*, volkorenbrood
(6,8g), volkoren knäckebröd (15,5g)
Belegsoorten
Ook keuze in gist- of zuurdesembrood*.
Appelstroop, avocado, cottage cheese, gekookt ei,
geiten(smeer)kaas, humus*, hüttenkäse, (smeer)kaas,
kipfilet, noten- en zadenpasta’s*, rookvlees,
sandwichspread, schapen(smeer)kaas, tapenade,
vegetarisch beleg
Zuivel
Biogarde, geitenkwark, geitenyoghurt, karnemelk, kefir,
naturel kwark, naturel yoghurt
Fruit
Aardbeien (2,2g), ananas (1,2g), appels (2,3g), bananen
(2,7g), blauwe bessen (8,4g), bosbessen (8,4g), dadels
vers (3,6g), frambozen (7,4g), grapefruit (1,4g), peren
(2,1g), pruimen (2,2g), pruimen gedroogd (16,1g), rode
bessen (8,2g), sinaasappels (8,2g), vijgen (2,0g), vijgen
gedroogd (18,5g)
Groente (gekookt)
2 groentelepels = 100 gram
Andijvie (4,5g), artisjok (1,5g), asperges (0,5g),
aubergine (2,5g), boerenkool (2,5g), bloemkool (1,5g),
broccoli (4,1g), doperwten (4,7g), mais (2,5g), peultjes
(2,5g), prei (4g), rode bieten (2,9g), rode kool (2,9g),
snijbonen (4,2g), sperziebonen (3,7g), spinazie (3,3g),
spruitjes (2,6g), tuinbonen (4,7g), witlof (1,4g), wortels
(2,8g), zuurkool (3,2g)
Rauwkost (rauw)
1 schaaltje = 70 gram
Avocado (0,2g), bleekselderij (1,8g), ijsbergsla (2,8g),
komkommer (0,7g), paprika (2,2g), postelein (2,5g),
radijs (1g), taugé (3,5g), tomaat (1,4g), veldsla (2,5g),
venkel (2,4g), witlof (1,4g), wortels (3,3g),
Peulvruchten (gekookt)
1 groentelepel = ± 60 gram
Bruine bonen (11,4g), kapucijners (8g), kidneybonen
(7g), kikkererwten (6,7g), linzen* (5,3g), witte bonen
11,4g), zwarte bonen* (7g)
Granen (rauw)
2 opscheplepels = 100 gram
Couscous (1,3g), gerst (11,9g)*, gierst (3,8g)*, kamut
(11,8g)*, quinoa (6,6g)*, spelt (8,8g), zilvervliesrijst (1,4g)
Vezelgehalte van granen via www.limafood.nl
68
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Pasta
Volkoren varianten
Vlees / gevogelte / vis /
vleesvervangers
Vlees (zoals: biefstuk, fricandeau, hamlappen, tartaar)
Gevogelte (zoals: kalkoen- of kipfilet)
Vis (zoals: haring, kabeljauw, makreel, tonijn, zalm)
Vleesvervanger (zoals: tempé, tofu, vegetarische burger)
Eieren
Het eerste cijfer op het ei geeft aan door wat voor kippen
het gelegd is: 0 = biologische kippen, 1 = vrije uitloop
kippen, 2 = scharrel kippen, 3 = leg kippen
Eicodes van www.eicode.nl
Vetten
Koudgeperste olie (lijnzaadolie*, walnotenolie*,
pompoenpitolie*: niet verhitten), olijfolie, roomboter
Dranken
Bouillon, groentesap, koolzuurvrij water, (kruiden)thee,
vruchtensap (ongezoet), zure melkproducten
Noten, pitten en zaden
1 handje = 25 gram
Cashewnoten (7,7g), hazelnoten (8,2g), lijnzaad (34,8g),
paranoten (9g), pompoenpitten, sesamzaad (3g),
walnoten (7,9g), zonnebloempitten (7,4g)
* verkrijgbaar in de natuurvoedingswinkel
71,83
69
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijlage 14: klachtenregistratie formulier
Naam:…………………………………………………………………………………………...
Datum:…………………………………………………………………………………………..
Achter de vraag noteert u in een schaal van 0 t/m 3 punten hoe belastend u de
klachten ervaart. Voor sommige vragen zijn er meerdere keuzemogelijkheden. Geef
aan wat voor u van toepassing is.
Puntenschaal:
0 = nooit (0 dagen per week)
1 = af en toe (1-2 dagen per week)
2 = regelmatig (3-5 dagen per week)
3 = altijd (6-7 dagen per week)
SPIJSVERTERING
Score
Winderigheid
Pijnlijke (harde) buik
Opgeblazen gevoel in de buik
Krampen in de buik
Rommelingen in de darmen
ONTLASTING
Score
Geur ontlasting: zurig / rotte eierenlucht / vettig
Kleur ontlasting: zwart / okergeel / groen / lichtbruin / bruin / grijs
Vorm ontlasting: waterdun / brijachtig / hard / keutelachtig / plakkerig
Ontlasting met: slijm / bloed
Obstipatie / diarree
Onverteerde resten in ontlasting
Frequentie ontlasting per week: …… keer per week
70
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Tijdens onze stage bij de natuurgeneeskundige diëtistenpraktijk Gottswaal werd er
veel gebruikt van een registratieformulier om de klachten van de cliënt in kaart te
brengen. Door het invullen van dit formulier krijgt zowel de diëtist als de cliënt inzicht
in de ernst van de klachten. Door dezelfde vragenlijst na een aantal weken opnieuw
in te laten vullen kan er gezien worden of en in welke mate de klachten zijn
verbeterd.
Wij hebben deels gebruik gemaakt van de klachtenregistratie van Gottswaal.
Toelichting bij vragenlijst klachten
-
-
-
-
-
Winderigheid
Winderigheid ontstaat door vertering van vooral voedingsvezels door de
darmflora. Bij de vertering zetten zij namelijk het voedsel om in gassen.
Dagelijks worden er honderden milliliters gas geproduceerd. 99% daarvan is
geurloos. Als de spijsvertering niet optimaal is kan dat ook leiden tot (extra)
winderigheid. Voor aandachtspunten tijdens het eten (zie bijlage 11).
Harde (pijnlijke) buik
Een harde (pijnlijke) buik kan als gevolg van obstipatie ontstaan. Omdat de
faeces langer in de darm blijft en daardoor indikt. De buik kan hard en
gevoelig zijn bij aanraking.
Opgeblazen gevoel in de buik
Een opgeblazen gevoel in de buik kan als oorzaak hebben dat er teveel lucht
is ingeslikt tijdens het eten, door (veel) te praten. Een andere oorzaak kan
dysbiose zijn (zie bijlage 7).
Krampen in de buik
Buikkrampen kunnen komen door een gebrekkige vertering. Ook een
overprikkeling van bepaalde voeding kan buikkrampen veroorzaken.
Rommelingen in de darmen
Rommelingen kunnen ontstaan door een dysbiose in de darm (zie bijlage 7).
Met name dysbiose door rotting of door fermentatie spelen een belangrijke rol
bij het veroorzaken van rommelingen in de darm. 2,8,15,18,21
Toelichting bij vragenlijst ontlasting
Aan de faeces kunnen een aantal waarnemingen worden gedaan:
-
-
Geur
Deze is afhankelijk van het soort voeding dat is gegeten/gedronken. Ook de
spijsvertering speelt hierbij een (belangrijke) rol. Een zurige lucht kan duiden
op een slechte koolhydraatvertering. Een ammoniak lucht kan de oorzaak zijn
van een gebrekkige eiwitvertering.
Kleur
Deze wordt voornamelijk bepaald door gal, maar ook voeding kan van invloed
zijn op de kleur. Onder normale omstandigheden is deze: bruin bij vlees eten
en bruin/geel bij geen vlees eten.
71
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
-
-
-
Vorm en consistentie
Normaal is deze gebonden en worstvormig. Onder abnormale
omstandigheden en onder invloed van voeding kan deze echter vormloos zijn
en waterig dun, brijachtig of hard zijn. Als er sporen van de faeces blijven
plakken in het toilet kan dit duiden op een onvolledige vertering van vetten.
Slijm en/of bloed
Slijm en/of bloed in de faeces kan heel onschadelijk zijn in het geval van
aambeien. Maar slijm en/of bloed in de faeces kan ook duiden op bijvoorbeeld
een ernstigere oorzaak (zoals dikke darmkanker).
Obstipatie of diarree
Zie bijlage 1
Onverteerde resten
Als er in de faeces nog onverteerde resten van voedsel te zien zijn kan dat
wijzen op onvoldoende vertering. Dit kan komen doordat er niet goed gekauwd
wordt op de voeding, maar het kan ook te wijten zijn aan een
verteringsstoornis. 2,7-8,15,18
72
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijlage 15: 5-stappenplan bij lichte darmproblemen
Onderstaande 5 stappen zijn essentieel ter verbetering van uw darmproblemen. Door
het volgen van deze stappen zult u uw spijsvertering aanzienlijk verbeteren (dit kan
zich bijvoorbeeld uiten in minder last van winderigheid of krampen).
Stap 1
Vermijd zoveel mogelijk suiker, suikerrijke producten en alcohol
Het is aan te bevelen zo veel mogelijk suiker en suikerrijke producten geleidelijk uit
uw dagmenu te laten. Suiker kan gaan gisten en kan voor gasvorming (winderigheid)
zorgen. Bovendien kan overmatig gebruik van suiker en/of zoetstoffen leiden tot
diarree. Wij raden aan het gebruik van alcohol de komende vier weken te mijden,
aangezien alcohol de darmwand irriteert. Door het vermijden van suiker en alcohol
verbetert u tegelijkertijd de kwaliteit van uw dagelijkse voeding.
Stap 2
Neem de juiste voedingsvezels en verhoog de hoeveelheid voedingsvezels
Voedingsvezels leveren nauwelijks energie, maar zijn wel essentieel voor het
optimaal functioneren van de darm en de gunstige bacteriën die leven in de darm.
Wij raden aan om de hoeveelheid voedingsvezels in uw dagelijkse voeding te
verhogen. Dit kunt u bereiken door te kiezen voor volkoren varianten, peulvruchten
en door het verhogen van met name de hoeveelheid (gekookte of gestoomde)
groenten en rauwkost. Het beste is een mix van zowel oplosbare als onoplosbare
voedingsvezels. Deze mix van voedingsvezels vindt u vooral in aardappelen, fruit,
groenten, granen en peulvruchten terug.
Stap 3
Drink voldoende vocht
Doordat voedingsvezels veel vocht opnemen is het belangrijk dat u voldoende drinkt:
zo’n 2 liter per dag. Drink bij voorkeur koolzuurvrij water of (kruiden)thee. Ook
groente- en vruchtensappen en melk(producten) tellen mee. Drink bij voorkeur
tussen de maaltijden in.
Stap 4
Zorg voor voldoende ontspanning / lichaamsbeweging
Zorg voor voldoende ontspanning en beweging en probeer stress te vermijden.
Stress heeft een negatieve invloed op de ernst van de lichte darmproblemen.
Voldoende lichaamsbeweging (± 30 min per dag) is erg van belang, vooral voor
mensen die last hebben van obstipatie. Door te bewegen wordt de passagetijd van
de darm versneld waardoor de ontlasting op gang wordt gebracht.
Lichaamsbeweging helpt ook bij het reduceren van stress.
Stap 5
Probeer langzaam en bewust te eten en kauw goed
Door te snel te eten kunnen er onvoldoende spijsverteringsenzymen aan worden
aangemaakt. Deze enzymen zijn nodig bij de spijsvertering.
73
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
De spijsvertering begint al in de mond. Als u langzaam en bewust eet zorgt u er ook
voor dat er minder lucht naar binnen komt en dat voorkomt weer een opgeblazen
buik. Door goed te kauwen verbetert u de spijsvertering, ook raakt u hierdoor eerder
verzadigd.
74
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijlage 16: cliënten van het praktijkonderdeel
Wat viel op?
- Cliënten hebben over het algemeen weinig inzicht in overige factoren die
naast voeding een negatieve invloed hebben op de darmwand en darmflora,
waaronder roken, lichaamsbeweging en stress.
- Cliënten vonden het dagmenu er op het eerste gezicht simpel uitzien, maar
nadat wij iedere stap zorgvuldig hadden toegelicht zagen zij het belang er wel
van in. Wij adviseerden de cliënten niet op eigen houtje het dagmenu aan te
passen zonder ons eerst te raadplegen, met het oog op mogelijke tekorten
van bepaalde (micro)nutriënten.
Hoe werd het dagmenu ontvangen?
- Het dagmenu werd over het algemeen goed ontvangen. De meeste cliënten
hadden geen idee hoeveel groenten zij op een dag aten en vonden 350 gram
groenten bij de warme maaltijd in eerste instantie erg veel. Wij adviseerden
dan ook om een weegschaal te gebruiken en toen bleek de hoeveelheid
groenten voor de meeste cliënten wel haalbaar.
Wat zijn de opmerkingen over het dagmenu?
- De inname van suiker gedurende de dag wordt door veel cliënten zwaar
onderschat. Veel voedingmiddelen bevatten onnodig toegevoegde suikers,
zoals sauzen, vleeswaren en diverse salades.
- Peulvruchten zijn over het algemeen niet gewild bij onze cliënten. Bij iedere
cliënt hebben wij extra tips gegeven over het praktisch toepassen van
peulvruchten. Denk hierbij aan het toevoegen van een eetlepel peulvruchten
door de salade, zelfgemaakte humus (kikkererwtenpaté) of een maaltijdsoep
op basis van peulvruchten.
- De inname van drinkvocht wordt door de meeste cliënten onderschat. De
cliënten drinken met moeite 1,5 liter aan vocht. Bij een vezelverhoging
adviseren wij een (geleidelijke) verhoging van de hoeveelheid vocht tot
ongeveer 2 liter. Door het vocht goed te spreiden gedurende de dag wordt het
gemakkelijker om aan de aanbevolen hoeveelheid te komen.
Hoe vinden de cliënten het klachtenregistratieformulier?
- De cliënten hebben geen moeite met het invullen van het
klachtenregistratieformulier. Het formulier spreekt voor zich en heeft geen
extra uitleg nodig.
- Door het invullen van het formulier krijgen de cliënten ook meer inzicht in de
ernst en frequentie van de klachten.
Wat zijn de opmerkingen over het klachtenregistratieformulier?
- Het klachtenregistratieformulier beperkt zich alleen tot de darm en de faeces.
Sommige cliënten hadden echter ook andere klachten, zoals vermoeidheid en
maagklachten, waar verder niet naar werd gevraagd.
75
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Voorbeelden van cliënten
Meneer M.
Leeftijd: 34 jaar
Datum: 29-12-2006
Voedselovergevoeligheden: grapefruit
Houdt niet van: vis, wortels, rode biet
Beweging/sport: beweegt elke dag 20 minuten, doet niet aan sport
Klachten: geen
Ontlasting: brijige ontlasting (wisselend van consistentie)
Dietary history
Ontbijt
groot glas vers geperste sinaasappelsap
In de loop van
de ochtend
2 kopjes koffie met melk en zoetjes
Lunch
In de loop van
de middag
Avondmaaltijd
In de loop van
de avond
2 witte bolletjes
Belegd met filet American
1 cup a soup champignon
2 kopjes koffie met melk en zoetjes
3 handjes chips
1 glas appelsap
2 porties vlees
150 gram groenten
250 gram gebakken aardappelen
2 eetlepels geraspte 48+ kaas
1 glas appelsap
1 portie chocolade mousse
1 glas zoete witte wijn
1 glas appelsap
76
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijzonderheden:
- Meneer eet slechts 2 maaltijden per dag en neemt niet de moeite voor een
tussendoortje
- Meneer slikt dagelijks visvetzuren, aangezien hij geen vis lust
Voeding berekend met de eetmeter (Voedingscentrum)
Eiwit: 87 gram
Vet: 61 gram
Koolhydraten: 206 gram
Totaal voedingsvezels: 18 gram
Oplosbare vezels: 4 gram
Onoplosbare vezels: 14 gram
Totaal drinkvocht: 1200 ml
Vragenlijst klachten
Achter de vraag noteert u in een schaal van 0 t/m 3 punten hoe belastend u de
klachten ervaart. Voor sommige vragen zijn er meerdere keuzemogelijkheden. Geef
aan wat voor u van toepassing is.
Puntenschaal:
0 = nooit (0 dagen per week)
1 = af en toe (1-2 dagen per week)
2 = regelmatig (3-5 dagen per week)
3 = altijd (6-7 dagen per week)
SPIJSVERTERING
Score
Winderigheid
Pijnlijke (harde) buik
Opgeblazen gevoel in de buik
Krampen in de buik
Rommelingen in de darmen
1
0
2
0
0
ONTLASTING
Score
Geur ontlasting: zurig / rotte eierenlucht / vettig
Kleur ontlasting: zwart / okergeel / groen / lichtbruin / bruin / grijs
Vorm ontlasting: waterdun / brijachtig / hard / keutelachtig / plakkerig
Ontlasting met: slijm / bloed
Obstipatie / diarree
Onverteerde resten in ontlasting
0
3
2
0
0
0
Frequentie ontlasting: 6 tot 7x per week
77
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Voorbeelddagmenu meneer M.
Ontbijt
1 schaaltje zuivel
2 stuks fruit in stukjes
1 eetlepel koudgeperste olie
In de loop van de ochtend
2 kopjes koffie
Lunch
4 sneetjes volkorenbrood
Besmeerd met roomboter
Keuze uit beleg
Schaaltje rauwkost + eetlepel zaden
1 beker bouillon
In de loop van de middag
2 handjes ongebrande noten/pitten
½ uur voor de avondmaaltijd: 1 stuk fruit
Avondmaaltijd
350 gram groenten (gekookt, gestoomd of als rauwkost)
1 portie vlees / gevogelte / vleesvervanger
150 gram granen / pasta / aardappelen
1 eetlepel olijfolie (bereiding)
Evt. 1 á 2 sauslepel(s) jus/saus
Peulvruchten: ten minste 2 groentelepels per week
In de loop van de avond
1 schaaltje zuivel
1 volkoren knäckebröd
Beleg naar keuze
Minimaal 2 liter vocht verspreid over de dag drinken: bij voorkeur tussen de
maaltijden door
Dit dagmenu bevat:
Energie:
2000 kcal
Voedingsvezels:
waarvan:
39 gram
21 gram oplosbare voedingsvezels
18 gram onoplosbare voedingsvezels
78
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Mevrouw S.
Leeftijd: 41 jaar
Datum: 02-01-2007
Voedselovergevoeligheden: geen
Houdt niet van: witte bonen, spruitjes
Beweging/sport: beweegt elke dag 20 minuten, doet niet aan sport
Klachten: buikpijn, krampen in de darm (diagnose dokter diverticulitis)
Ontlasting: brijige ontlasting (neiging tot diarree)
Dietary history
Ontbijt
In de loop van
de ochtend
Lunch
In de loop van
de middag
Avondmaaltijd
In de loop van
de avond
2 sneetjes bruinbrood
Belegd met 48+ kaas
Kopje koffie met melk en suiker
2 kopjes koffie met melk en suiker
2 sneetjes fijn volkorenbrood
Belegd met 48+ kaas en 40+ smeerkaas
1 kopje thee
schaaltje volle yoghurt met 2 schepjes suiker
1 kom soep
Stoofschotel met groenten en vlees
150 gram witte rijst
1 glas water
1 stukje baklava
2 kopjes koffie met melk en suiker
Glas vruchtensap
2 porties vruchtenyoghurt
79
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijzonderheden:
- Mevrouw is van Turkse afkomst
- Mevrouw heeft een zeer stressvolle baan
Voeding berekend met de eetmeter (Voedingscentrum)
Eiwit: 91 gram
Vet: 64 gram
Koolhydraten: 258 gram
Totaal voedingsvezels: 17 gram
Oplosbare vezels: 0 gram
Onoplosbare vezels: 17 gram
Totaal drinkvocht: 1100 ml
Vragenlijst klachten
Achter de vraag noteert u in een schaal van 0 t/m 3 punten hoe belastend u de
klachten ervaart. Voor sommige vragen zijn er meerdere keuzemogelijkheden. Geef
aan wat voor u van toepassing is.
Puntenschaal:
0 = nooit (0 dagen per week)
1 = af en toe (1-2 dagen per week)
2 = regelmatig (3-5 dagen per week)
3 = altijd (6-7 dagen per week)
SPIJSVERTERING
Score
Winderigheid
Pijnlijke (harde) buik
Opgeblazen gevoel in de buik
Krampen in de buik
Rommelingen in de darmen
1
1
2
1
1
ONTLASTING
Score
Geur ontlasting: zurig / rotte eierenlucht / vettig
Kleur ontlasting: zwart / okergeel / groen / lichtbruin / bruin / grijs
Vorm ontlasting: waterdun / brijachtig / hard / keutelachtig / plakkerig
Ontlasting met: slijm / bloed
Obstipatie / diarree
Onverteerde resten in ontlasting
2
3
2
0
1
0
Frequentie ontlasting: 11 tot 13 keer per week.
80
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Voorbeelddagmenu mevrouw S.
Ontbijt
1-2 sneetjes brood
Besmeerd met roomboter
Keuze uit beleg
In de loop van de ochtend
Volkoren knäckebröd met beleg
Minimaal ½ uur vóór de lunch: 1 stuk fruit
Lunch
2-3 sneetjes brood
Besmeerd met roomboter
Keuze uit beleg
Schaaltje rauwkost + eetlepel zaden
In de loop van de middag
Schaaltje yoghurt
Minimaal ½ uur vóór de avondmaaltijd: 1 stuk fruit
Avondmaaltijd
350 gram groenten (gekookt, gestoomd of als rauwkost)
1 portie vlees / gevogelte / vis / vleesvervanger
150 gram granen / pasta / aardappelen
1 eetlepel olijfolie (bereiding)
Evt. 1 á 2 sauslepel(s) jus/saus
Peulvruchten: ten minste 2 groentelepels per week
In de loop van de avond
1 volkoren knäckebröd
Keuze uit beleg
Minimaal 2 liter vocht verspreid over de dag drinken: bij voorkeur tussen de
maaltijden door
Dit dagmenu bevat:
Energie:
2000 kcal
Voedingsvezels:
waarvan:
36 gram
17 gram oplosbare voedingsvezels
19 gram onoplosbare voedingsvezels
81
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Mevrouw C.
Leeftijd: 25 jaar
Datum: 30-12-2006
Voedselovergevoeligheden: geen
Houdt niet van: tuinbonen, halvarine/margarine op brood
Beweging/sport: beweegt elke dag 15 minuten, doet niet aan sport
Klachten: winderigheid, buikpijn
Ontlasting: harde en pijnlijke ontlasting
Dietary history
Ontbijt
In de loop van
de ochtend
Lunch
In de loop van
de middag
Avondmaaltijd
In de loop van
de avond
2 stuks knäckebröd
Belegd met 30+ kaas
1 glas halfvolle melk
1 peer
2 kopjes thee
2 sneetjes volkorenbrood
Belegd met kipfilet
1 glas water
1 appel
2 kopjes thee
1 portie vlees
200 gram groenten
100 gram gekookte aardappelen
1 plak ontbijtkoek
1 glas water
82
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijzonderheden:
- Mevrouw is bezig met afvallen
Voeding berekend met de eetmeter (Voedingscentrum)
Eiwit: 70 gram
Vet: 35 gram
Koolhydraten: 195 gram
Totaal voedingsvezels: 23 gram
Oplosbare vezels: 11 gram
Onoplosbare vezels: 12 gram
Totaal drinkvocht: 950 ml
Vragenlijst klachten
Achter de vraag noteert u in een schaal van 0 t/m 3 punten hoe belastend u de
klachten ervaart. Voor sommige vragen zijn er meerdere keuzemogelijkheden. Geef
aan wat voor u van toepassing is.
Puntenschaal:
0 = nooit (0 dagen per week)
1 = af en toe (1-2 dagen per week)
2 = regelmatig (3-5 dagen per week)
3 = altijd (6-7 dagen per week)
SPIJSVERTERING
Score
Winderigheid
Pijnlijke (harde) buik
Opgeblazen gevoel in de buik
Krampen in de buik
Rommelingen in de darmen
2
2
0
0
0
ONTLASTING
Score
Geur ontlasting: zurig / rotte eierenlucht / vettig
Kleur ontlasting: zwart / okergeel / groen / lichtbruin / bruin / grijs
Vorm ontlasting: waterdun / brijachtig / hard / keutelachtig / plakkerig
Ontlasting met: slijm / bloed
Obstipatie / diarree
Onverteerde resten in ontlasting
0
3
3
0
2
0
Frequentie ontlasting: 2 tot 3 keer per week.
83
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Voorbeelddagmenu mevrouw C.
Ontbijt
2 volkoren knäckebröd
Keuze uit beleg
1 glas karnemelk
In de loop van de ochtend
2 plakjes volkoren ontbijtkoek
Minimaal ½ uur vóór de lunch: 1 stuk fruit
Lunch
3 sneetjes brood
Keuze uit beleg
In de loop van de middag
1 handje ongebrande noten/pitten
1 bakje rauwkost + 1 eetlepel zaden
Minimaal ½ uur vóór de avondmaaltijd: 1 stuk fruit
Avondmaaltijd
350 gram groenten (gekookt, gestoomd of als rauwkost)
1 portie vlees / gevogelte / vis / vleesvervanger
150 gram granen / pasta / aardappelen
1 eetlepel olijfolie (bereiding)
Evt. 1 á 2 sauslepel(s) jus/saus
Peulvruchten: ten minste 2 groentelepels per week
In de loop van de avond
1 schaaltje zuivel
Minimaal 2 liter vocht verspreid over de dag drinken: bij voorkeur tussen de
maaltijden door
Dit dagmenu bevat:
Energie:
1700 kcal
Voedingsvezels:
waarvan:
35 gram
18 gram oplosbare voedingsvezels
17 gram onoplosbare voedingsvezels
84
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Mevrouw P.
Leeftijd: 22 jaar
Datum: 01-01-2007
Voedselovergevoeligheden: geen
Houdt niet van: spruiten, champignons, paprika
Beweging/sport: beweegt elke dag 30 minuten, sport 2 keer per week (fitness,
squashen)
Klachten: winderigheid, buikpijn, krampen, opgeblazen gevoel (diagnose dokter
PDS)
Ontlasting: harde, pijnlijke ontlasting
Dietary history
Ontbijt
In de loop van
de ochtend
Lunch
In de loop van
de middag
Avondmaaltijd
In de loop van
de avond
2 sneetje volkorenbrood
Belegd met 1x filet American en 1x ham
1 beker water
1 beker thee
1 appel
1 beker thee
2 sneetje volkorenbrood
Besmeerd met halvarine
Belegd met 1x hagelslag en 1x appelstroop
2 bekers thee
1 sneetje volkorenbrood
Belegd met 48+ kaas
1 beker thee
1 portie vlees
150 gram groenten
150 gram zilvervlies rijst
2 sauslepels ketjapsaus
2 bekers halfvolle melk
1 banaan
1 beker thee
85
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijzonderheden:
- Mevrouw heeft periodes heel erg veel last van klachten, andere periodes is zij
klachtenvrij
Voeding berekend met de eetmeter van het Voedingscentrum
Eiwit: 55 gram
Vet: 25 gram
Koolhydraten: 140 gram
Totaal voedingsvezels: 26 gram
Oplosbare vezels: 9 gram
Onoplosbare vezels: 15 gram
Totaal drinkvocht: 1750 ml
Vragenlijst klachten
Achter de vraag noteert u in een schaal van 0 t/m 3 punten hoe belastend u de
klachten ervaart. Voor sommige vragen zijn er meerdere keuzemogelijkheden. Geef
aan wat voor u van toepassing is.
Puntenschaal:
0 = nooit (0 dagen per week)
1 = af en toe (1-2 dagen per week)
2 = regelmatig (3-5 dagen per week)
3 = altijd (6-7 dagen per week)
SPIJSVERTERING
Score
Winderigheid
Pijnlijke (harde) buik
Opgeblazen gevoel in de buik
Krampen in de buik
Rommelingen in de darmen
3
2
2
1
2
ONTLASTING
Score
Geur ontlasting: zurig / rotte eierenlucht / vettig
Kleur ontlasting: zwart / okergeel / groen / lichtbruin / bruin / grijs
Vorm ontlasting: waterdun / brijachtig / hard / keutelachtig / plakkerig
Ontlasting met: slijm / bloed
Obstipatie / diarree
Onverteerde resten in ontlasting
1
3
2
0
2
1
Frequentie ontlasting: 2 tot 4 keer per week.
86
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Voorbeelddagmenu mevrouw P.
Ontbijt
2 sneetjes brood
Besmeerd met roomboter
Keuze uit beleg
1 glas karnemelk
In de loop van de ochtend
1 glas groentesap
Minimaal ½ uur vóór de lunch: 1 stuk fruit
Lunch
2 sneetjes brood
1 volkoren knäckebröd
Besmeerd met roomboter
Keuze uit beleg
In de loop van de middag
1 bakje rauwkost + 1 eetlepel zaden
1 kopje soep
Minimaal ½ uur vóór de avondmaaltijd: 1 stuk fruit
Avondmaaltijd
350 gram groenten (gekookt, gestoomd of als rauwkost)
1 portie vlees / gevogelte / vis / vleesvervanger
150 gram granen / pasta / aardappelen
1 eetlepel olijfolie (bereiding)
Evt. 1 á 2 sauslepel(s) jus/saus
Peulvruchten: ten minste 2 groentelepels per week
In de loop van de avond
1 schaaltje zuivel
1 handje ongebrande noten/pitten
Minimaal 2 liter vocht verspreid over de dag drinken: bij voorkeur tussen de
maaltijden door
Dit dagmenu bevat:
Energie:
2000 kcal
Voedingsvezels:
waarvan:
40 gram
18 gram oplosbare voedingsvezels
22 gram onoplosbare voedingsvezels
87
Voedingsadviezen voor een optimale(re) darmwerking
Bijlage 17: gegevens van instanties
Voor bloedonderzoek op mogelijke voedselovergevoeligheid:
Pro Health BV
Telefoon: 0495 - 545000
Fax: 0495 - 550722
Website: http://www.prohealth.nl/
E-mail: [email protected]
KEAC (Klinisch Ecologisch Allergie Centrum)
Telefoon 0495 - 451428 (ma, di en do 9.00-15.00 uur en woe van 9.00 tot 11.30 uur)
Fax. 0495 - 451473
Website: http://www.keac.nl/
E-mail: [email protected]
ELN (Europees Laboratorium Voor Nutriënten)
Telefoon: 030 - 2871492
Fax: 030 - 2802688
Website: http://www.europeanlaboratory.nl/
E-mail: [email protected]
Voor ontlastingsonderzoek
RP-vitamino
Telefoon: 0113 - 370170
Fax: 0113 - 370169
Website: http://www.rp-vitamino.com/
E-mail: [email protected]
ELN (Europees Laboratorium Voor Nutriënten)
Telefoon: 030 - 2871492
Fax: 030 - 2802688
Website: http://www.europeanlaboratory.nl/
E-mail: [email protected]
Deze onderzoeken worden niet vergoed door de zorgverzekeraars.
88
Download