Somatoforme stoornissen Afsplitsing tussen het lichamelijke en het psychische DSM: geeft beschrijvingen zonder uitspraak te doen over ontstaansmechanismen Deze werden lang geleden onder de hysterie geclassificeerd In tijd van Salpêtrière: vaak vrouwen Psychische problemen die zich uiten in somatische symptomen Groep die veel aandacht vragen de laatste tijd is het CVS. Pleiten heel erg ervoor om niet binnen het psychiatrisch hokje gestoken te worden maar vaak wordt er geen duidelijk, coherent lichamelijk probleem opgemerkt. Komen pas in de psychiatrie na een heel lang voorafgaand verhaal van fysieke problemen. INTRODUCTION According to the fourth edition of Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV), the somatoform disorders are distinguished by physical symptoms suggesting a medical condition, yet the symptoms are not fully explained by the medical condition, by substance use, or by another mental disorder. The symptoms are severe enough to cause patients significant distress or impaired social, occupational, or other functioning. The physical symptoms of somatoform disorders are not intentionally produced as are those of factitious disorders and malingering, but no medical condition can fully explain the somatic symptoms. Clinicians must judge that the onset, severity, and duration of symptoms are strongly linked to psychological factors to diagnose a somatoform disorder. In DSM-IV, five specific somatoform disorders are recognized: somatization disorder, characterized by many physical complaints affecting many organ systems; (“mal partout”: allerlei klachten over het hele lichaam) conversion disorder, characterized by one or two neurological complaints; hypochondriasis, characterized less by a focus on symptoms than by patients' beliefs that they have a specific disease; (vrezen ziek te zijn, niet zoveel klachten maar vooral vrees) body dysmorphic disorder, characterized by a false belief or exaggerated perception that a body part is defective; and pain disorder, characterized by symptoms of pain that are either solely related to or significantly exacerbated by psychological factors. DSM-IV also has two residual diagnostic categories for somatoform disorders: o Undifferentiated somatoform disorder includes somatoform disorders not otherwise described that have been present for 6 months or longer; and o somatoform disorder not otherwise specified is the category for somatoform symptoms that do not meet any of the previously mentioned somatoform disorder diagnoses. De restgroep. Hier zit CVS. Dit zou meer aandacht moeten krijgen. 1 Deze patiënten gaan eerst naar de huisarts, belangrijke rol voor de huisarts. Duidt aan hoe belangrijk het is dat psychologen in de 1e lijn belangrijk werken. Psychologen die samen werken met de huisarts en ook kennis hebben van lichamelijke werkingen. Eerst onderzocht bij huisarts en dan na veel onderzoeken, zegt de dokter dat er niets mis is. Daarna komen ze terecht in een spiraal van klachten waarna ze uiteindelijk in de psychiatrie komen waar ze niet willen zijn. Bemoeilijkt de hulpverlening. Wie is er niet een tijdje vermoeid? Of heeft niet eens klachten? Het grote probleem is echter de invalidering. Bv. bij CVS kunnen ze niet werken, dan gaan ze naar de dokter maar die vindt niets en dan moeten ze uiteindelijk naar de psychiatrie. Dit is echter een heel gefrustreerde populatie die niet naar de psychiatrie willen De publieke opinie en de medische wereld maken een groot onderscheid tussen mind en body. Dit is echter een kunstmatig iets. Dit zijn geen verschillende entiteiten. Het is helemaal niet zo raar dat lichamelijke klachten een uiting zijn van psychisch leed aangezien er geen onderscheid is tussen lichaam en geest. Deze groep is dan ook dankbaar voer voor de alternatieve geneeskunde. Vaak ook gesproken in termen van ‘het zitten tussen uw oren’. Dan komen ze bij alternatieve dokters die heel begripvol zijn en met allerlei verklaringen komen. Op vlak van verzekeringen ligt dit ook heel moeilijk. De grens tussen mensen die iets nabootsen en deze mensen is heel dun. (Er zijn mensen die iets nabootsen en daar voordeel uithalen, mensen die iets nabootsen zonder daar voordeel uit te halen, en deze mensen die niets nabootsen en de klachten echt ervaren). Bij oplichterij gaat men proberen winst halen bv. verzekering, zorg, … Bij nabootsing geen winst. Bij somatoforme stoornissen heeft men echt pijn maar als men dit niet somatisch kan aantonen is het heel moeilijk om hiermee om te gaan in de medische wereld. Kijken of er een link is met psychologische problemen. Bv. al lang vermoeid. Dan moet men een link met het verhaal kunnen leggen. Het zijn ook een soort dissociatieve stoornissen maar de afsplitsing ligt niet in de geest zoals vorig hoofdstuk maar tussen geest en hoofd. Een belle endifference hebben. Dissociëren tussen problemen en ziektes. CLASSIFICATION (DSM –IV-TR) somatization disorder Mal partout: mensen die elke week bij de huisarts staan met allerlei klachten conversion disorder Heel specifiek één of twee neurologische klachten, wellicht neurologische uitval. Vaak verlamming bv. van been, arm, gelaat, enz. Moeilijk onderscheid bv. met multiple sclerose. MS: Tegenwoordig goed gediagnosticeerd via MRI scan, dan zit men plaques. Vroeger via cerebrospinaal vocht Hypochondriasis Niet zo zeer klachten maar wel denken dat ze ziek zijn Zij vrezen ziek te zijn bv. kanker, AIDS, enz. Vaak dingen die vaag zijn. 2 body dysmorphic disorder Mensen die denken dat een stuk van hun lichaam er slecht uit ziet. Komen vaak bij de plastische chirurg. Denken dat hun neus te groot is of dergelijke en dit is meestal niet zo. Frustrerend voor plastische chirurg. pain disorder Tegenwoordig veel pijnklinieken gerund door anesthesisten en de zenuwen plat leggen. Echter geen genezing door deze aanpak. undifferentiated somatoform disorder somatoform disorder not otherwise specified Toch belangrijk in deze klasse stoornis Aan gebrek van betere classificatie worden de CVS mensen hieronder gebracht. In onze maatschappij een moeilijk te classificeren groep. SOMATIZATION DISORDER DIAGNOSIS Letterlijk: het uiten van psychische problemen door lichamelijke symptomen characterized by many somatic symptoms; distinguished by "a combination of (4) pain, (2) gastrointestinal, (1) sexual, and (1) pseudoneurological symptoms." begins before the age of 30: vaak al tijdens puberjaren may continue for years; multiplicity of the complaints and the multiple organ systems (differ from others); associated with significant psychological distress; impairment in social and occupational functioning; excessive medical-help seeking behavior: beïnvloeden de gezondheidspsychologie sterk Deze mensen vertonen heel veel klachten (“mal partout”). Belang van cultuur: Bij de moslimcultuur komt deze stoornis vaak voor. De drempel om naar de psychiater te gaan is bij deze cultuur nog hoger. Moeilijk om hier een goede aanpak bij te hebben omdat men het psychische niet wel erkennen. Mensen met deze stoornis gaan vaak naar verschillende specialisten. Een huisarts is hier heel belangrijk. Die kan een overzicht behouden. Soms hebben deze mensen geen huisarts en gaan ze meteen naar de specialist. Het hele plaatje wordt dan niet gezien. Wanneer er niemand het overzicht behoud kan deze specialistentocht jaren duren en kost dat zeer veel voor onze maatschappij. Er zou in het begin van de geschiedenis al zeer vroeg een psycholoog betrokken moeten worden. Als je 10 klachten heb m.b.t. je been heb je geen somatisatiestroonis. Het gaat over verschillende gebieden van het lichaam. Dokter: In een context van dat je je zorgen maakt. Ik maak me zorgen. Er zijn wel een aantal klachten en we zien niet direct vanwaar. Ik ga dat nog verder doornemen maar ik zou toch ook graag hebben moest je eens met de psycholoog gaan praten over welke invloed stress kan hebben. 3 Psycholoog: niet zeggen dat er geen lichamelijke klachten zijn. Zeggen dat je geen dokter bent en dus geen uitspraken daarover kunt doen maar dat je graag samen eens kijkt naar hun leven. Dat je ziet dat ze bv. toch wel stress hebben. Verbinding maken zonder de converse te maken tussen het lichamelijke en psychische. HISTORY Somatization disorder has been recognized since the time of ancient Egypt. An early name for somatization disorder was hysteria, a condition incorrectly thought to affect only women. (The word hysteria is derived from the Greek word for uterus, hystera.) In the 17th century, Thomas Sydenham recognized that psychological factors, which he called antecedent sorrows, were involved in the pathogenesis of the symptoms. In 1859, Paul Briquet, a French physician, observed the multiplicity of the symptoms and the affected organ systems and commented on the usually chronic course of the disorder. Because of these astute clinical observations, the disorder was called Briquet's syndrome for a time, although the term somatization disorder became the standard in the United States when the third edition of DSM (DSM-III) was introduced in 1980. Hysterie komt van de baarmoeder en het idee was volgens de oude Egyptenaren en Grieken dat de baarmoeder los was en rondwaarde. The wandering whoom. Daar waar de baarmoeder bleef steken, waren er klachten. Behandeling: de baarmoeder terug op zijn plaats krijgen. De behandeling was vaak seksueel getint waarbij gedacht werd dat seksuele prikkeling de baarmoeder terug op zijn plaats krijgen. Charcot was diegene die zei dat dit onzin was en hij zei dat het in het hoofd zat en ging deze klachten met hypnose behandelen. Bij deze mensen soms wel geïndiceerd, terwijl dit niet aangeraden is bij dissociatieve stoornissen. Bij somatoforme stoornissen is het soms wel aangewezen. Onder hypnose dan bv. geen verlamming meer, dan terug uit hypnose en terug verlamming. EPIDEMIOLOGY The lifetime prevalence of somatization disorder in the general population is estimated to be 0.1 or 0.2 percent, although several research groups believe that the actual figure may be closer to 0.5 percent. Women with somatization disorder outnumber men 5 to 20 times, but the highest estimates may be due to the early tendency not to diagnose somatization disorder in male patients. Nevertheless, it is not an uncommon disorder. With a 5-to-1 female-tomale ratio, the lifetime prevalence of somatization disorder among women in the general population may be 1 or 2 percent. Among patients in the offices of general practitioners and family practitioners, as many as 5 to 10 percent may meet the diagnostic criteria for somatization disorder. The disorder is inversely related to social position and occurs most often among patients who have little education and low income levels. Somatization disorder is defined as beginning before age 30; it most often begins during a person's teenage years. 4 Several studies have noted that somatization disorder commonly coexists with other mental disorders. Veel meer vrouwen dan mannen Veel te maken met culturele factoren Zij consulteren de dokter eigenlijk tien keer zoveel dan de gewone populatie. Komt maar in 1-2% voor maar wel 5-10% van de consultaties van de huisarts. Lijkt alsof de toegang tot psychologische behandeling ook wel door de cultuur bepaald wordt. Bv. in moslimcultuur veel minder de link maken met spreken over klachten als er iets aan de hand is, bij joden heel vaak wel ETIOLOGY Psychosocial Factors interpretations of the symptoms as social communication avoid obligations express emotions symbolize a feeling or a belief the symptoms substitute for repressed instinctual impulses A behavioral perspective Iets onbewust dat niet weg kan of niet gezegd kan worden en dat zich uit in lichamelijke klachten. Er is zelden een link tussen de symbolische betekenis van het symptoom en de oorzaak. Niet bv. dat iemand die hoofdpijn heeft dat die dan een te vol hoofd heeft, rugpijn te veel te dragen gehad. Er is zo geen eenduidige link maar goed weten want in vroegere literatuur wel vaak gezegd. Niet al te snel symbolisch verklaren want er is geen rechtstreekse link. Mensen die vermijdend zijn, moeilijk dingen kwijt kunnen soms onbewust lichamelijke symptomen gaan gebruiken inderdaad iemand is die dingen onderdrukt en of er Gedragstherapeutische hebben hiervoor veel technieken. manieren zijn om het te uiten. en moeilijk dingen uiten kunnen om dat te doen. Nagaan of dit een link is met de klachten. Overtuiging dat de symptomen Biological Factors characteristic attention and cognitive impairments decreased metabolism in the frontal lobes and in the nondominant hemisphere genetic components 10-20% first degree female relatives 10-20% van eerstegraad vrouwelijke gerelateerden: ook nurture bv. zien van coping, manier van omgaan met dingen. Debat nurture-nature. Ook iemand met een lichamelijk letsel heeft veel deugd van een goede psycholoog: om leren gaan met handicap, leren leven met handicap. 5 CLINICAL FEATURES many somatic complaints and long, complicated medical histories most common symptoms: nausea and vomiting, difficulty in swallowing, pain in the arms and legs, shortness of breath unrelated to exertion, amnesia, and complications of pregnancy and menstruation Patients frequently believe that they have been sickly most of their lives. Psychological distress and interpersonal problems are prominent; anxiety and depression are the most prevalent psychiatric conditions. Suicide threats are common, but actual suicide is rare. If suicide does occur, it is often associated with substance abuse. Patients' medical histories are often circumstantial, vague, imprecise, inconsistent, and disorganized. Patients classically but not always describe their complaints in a dramatic, emotional, and exaggerated fashion, with vivid and colorful language; they may confuse temporal sequences and cannot clearly distinguish current from past symptoms. Patients may be perceived as dependent, self-centered, hungry for admiration or praise, and manipulative. Somatization disorder is commonly associated with other mental disorders, including major depressive disorder, personality disorders, substance-related disorders, generalized anxiety disorder, and phobias. The combination of these disorders and the chronic symptoms results in an increased incidence of marital, occupational, and social problems. Het begint vroeg (meestal voor of rond 30-jarige leeftijd). Problemen met slikken: moet onderzocht worden want kan ook teken zijn van bepaalde kankers Vaak ook symptomen in gynaecologische sferen. Altijd heel vaak lichamelijke problemen gehad. Als men dan iets vindt, dan gaat men dit somatisch behandelen. Angst en depressie komen ook vaak voor en worden volgens hen veroorzaakt door de lichamelijke klachten. Men gaat de vicieuze cirkel omdraaien. Suïcide dreiging en gedachten maar weinig effectieve suïcide Patiënten kunnen ook verslaafd worden aan medicatie en pijnstillers. Begint bij iets klein maar dan werkt dit niet meer tot het verder ontwikkelt. Medicatie beperken. Bij stress en pijnen niet alleen pijnstillers voor te schrijven maar ook de psycholoog inschakelen voor bv. biofeedback therapieën, relaxatie technieken, enz. Patiënten worden gezien als afhankelijk, zelfgecentreerd, hongerig voor bewondering of lof en manipulatief. Als huisarts niet verder willen onderzoeken dan gaan ze van de ene naar andere dokter. Groot probleem in relaties, werk, enz. in hun leven heel veel last deel van diagnose Vaak zit te partner ook in het systeem en gaat deze de klachten onbewust versterken (folie à deux). Heel rare effecten bv. partners die heel bezorgd zijn en dan de klachten nog veel erger maken naar de dokter toe. Waarbij de partner bijna even goed de somatisatie ondersteunt. Vaak systemisch iets. Ook vaak dat partner na heel veel klachten weggaan omdat ze het niet meer aan kunnen. 6 DIAGNOSIS CRITERIA A. A history of many physical complaints that occur over a period of several years and result in treatment being sought or significant impairment in functioning beginning before age 30 B. Each of the following must have been met, with individual symptoms occurring at any time during the course of the disturbance: 4 pain symptoms 2 gastrointestinal symptoms 1 sexual symptom 1 pseudoneurological symptom four pain symptoms: a history of pain related to at least four different sites or functions (e.g., head, abdomen, back, joints, extremities, chest, rectum, during menstruation, during sexual intercourse, during urination) two gastrointestinal symptoms: a history of at least two gastrointestinal symptoms other than pain (e.g., nausea, bloating, vomiting other than during pregnancy, diarrhea, or intolerance of several different foods) one sexual symptom: a history of at least one sexual or reproductive symptom other than pain (e.g., sexual indifference, erectile or ejaculatory dysfunction, irregular menses, excessive menstrual bleeding, vomiting throughout pregnancy) one pseudoneurological symptom: a history of at least one symptom or deficit suggesting a neurological condition not limited to pain (conversion symptoms such as impaired coordination or balance, paralysis or localized weakness, difficulty swallowing or lump in throat, aphonia, urinary retention, hallucination, loss of touch or pain sensation, double vision, blindness, deafness, seizures; dissociative symptoms such as amnesia; or loss of consciousness other than fainting C. Either 1 or 2: 1. After appropriate investigation, each of the symptoms in Criterion B cannot be fully explained by a known GMC or substance 2. When there is a related GMC, the physical complaints or resulting social or occupational impairment are in excess of what would be expected from the history, physical examination, or laboratory findings. D. The symptoms are not intentionally produced or feigned (as in Factitious Disorder or Malingering) In principe kunnen ook effectieve lichamelijke klachten voorkomen. Het is belangrijk te weten dat deze mensen naast die somatisatiestoornis ook echt ernstige aandoeningen kunnen hebben. Het is moeilijk om te beslissen wanneer je dan wel weer gaat onderzoeken. Het kan vergaande gevolgen hebben wanneer je beslist dit niet te doen. Bv. een vrouw die al jaren veel klachten had gehad en meermaals onderzocht was en terug kwam met buikklachten en werd door dokter en prof gerustgesteld maar bleek uiteindelijk daarna een maag carcinoom hebben en is eraan overleden. 7 DIFFERENTIAL DIAGNOSIS nonpsychiatric medical conditions multiple sclerosis, myasthenia gravis, systemic lupus erythematosus, acquired immune deficiency syndrome (AIDS), acute intermittent porphyria, hyperparathyroidism, hyperthyroidism, and chronic systemic infections. Many mental disorders major depressive disorder, generalized anxiety disorder, and schizophrenia panic disorder other somatoform disorders hypochondriasis, conversion disorder, and pain somatization disorder, Clinicians must always rule out nonpsychiatric medical conditions that may explain a patient's symptoms. Several medical disorders often show nonspecific, transient abnormalities in the same age group. These medical disorders include multiple sclerosis, myasthenia gravis, systemic lupus erythematosus, acquired immune deficiency syndrome (AIDS), acute intermittent porphyria, hyperparathyroidism, hyperthyroidism, and chronic systemic infections. The onset of multiple somatic symptoms in patients older than 40 should be presumed to be caused by a nonpsychiatric medical condition until an exhaustive medical workup has been completed. Many mental disorders are considered in the differential diagnosis, which is complicated by the observation that at least 50 percent of patients with somatization disorder have a coexisting mental disorder. Patients with major depressive disorder, generalized anxiety disorder, and schizophrenia may all have an initial complaint that focuses on somatic symptoms. In all these disorders, however, the symptoms of depression, anxiety, or psychosis eventually predominate over the somatic complaints. Although patients with panic disorder may complain of many somatic symptoms related to their panic attacks, they are not bothered by somatic symptoms between panic attacks. Among the other somatoform disorders, hypochondriasis, conversion disorder, and pain somatization disorder, patients with hypochondriasis falsely believe that they have a specific disease, whereas those with somatization disorder are concerned with many symptoms. The symptoms of conversion disorder are limited to one or two neurological symptoms rather than to the wide-ranging symptoms of somatization disorder. Pain disorder is limited to one or two complaints of pain symptoms. De belangrijkste medische interventie is: watchful waiting. Niet teveel wachten, maar ook niet teveel onderzoeken en ingaan op de klachten. De psychologische kant moet op tijd betrokken worden. Temporariseren maar het in de gaten houden en ingaan in zekere mate op de klacht ingaan want anders gaan ze naar een andere arts. Vanaf het begin ook proberen de psychologische aspecten bespreekbaar te maken. De leeftijd speelt ook een rol. Wanneer iemand op 50-jarige leeftijd verschillende klachten begint te krijgen is er waarschijnlijk iets ernstig aan de hand. Wanneer dit op 30-jarige leeftijd gebeurd kan het om deze stoornis gaan. Als het gaat over jonge mensen met heel vaak, heel veel klachten dan is dat vaker iemand met somatisatie dan iemand van na de veertig. Leeftijd is hier een discriminerende factor. 8 Heel vaak 2 as-I stoornissen en vaak ook 1 as-II stoornis. Wat is het dan met de diagnostiek als verschillende stoornissen samen aanwezig zijn? In het beginstadium van schizofrenie eerst vaak somatisatie klachten en daarna wanen en dergelijke Paniekstoornis apart vermeld want mensen die vaak langskomen zijn vaak mensen met hyperventilatie. In het begin lijken ze vaak op somatisatie stoornissen. Niet zo heel veel klachten en meestal gebonden aan de hyperventilatie zelf. Tussen aanvallen vaak symptoomvrij. Maar het kan ook samen gaan. COURSE AND PROGNOSIS Chronic, fluctuating and often debilitating begun before age 25 and have been present for several years Seldom more than a year without seeking medical attention an association between periods of increased stress and the exacerbation of somatic symptoms. Niet gunstig. Chronische en invaliderende stoornis. Iatrogene problemen moeten vermeden worden. TREATMENT regularly scheduled visits : care > cure Additional laboratory and diagnostic procedures be avoided. Psychotherapy, both individual, family and group decreases personal health care expenditures (50%) decreasing their rates of hospitalization. helped to cope with their symptoms to express underlying emotions to develop alternative strategies for expressing their feelings Giving psychotropic medications with coexisting mental disorders medication must be monitored (!) Een goede structuur en vertrouwen kunnen helpen. Patiënten helpen om te leven met de symptomen. Niet proberen om de symptomen weg te nemen. Dat is veel moeilijker. Therapie moet eruit bestaan de schade te beperken, de iatrogene effecten beperken en ingrijpende operaties en medicatie. Proberen ergens een stressfactor, uitleggen welk effect stress heeft op het lichaam, in te bouwen die een verschil in levenskwaliteit kan maken Structureren: eerder zorg dan genezing bv. elke week een halfuur tijd in boeken zodat dokter shopping voorkomen kan worden Vermijd te veel medicatie en onderzoeken, enz. Helpen omgaan met hun symptomen. Symptomen zelf zijn niet het doel. Zo voorkom je ook om niet in een discussie te gaan. Het is er, hoe gaan we ermee om? 9 Overroepen therapeutische techniek: dieperliggende emoties. Oppassen om alles te psychologiseren. Hoe kunnen we ermee omgaan, los van de symboliek van de klachten. HYPOCHONDRIASIS INTRODUCTION In DSM-IV, hypochondriasis is defined as a person's preoccupation with the fear of contracting, or the belief of having, a serious disease. This fear or belief arises when a person misinterprets bodily symptoms or functions. The term hypochondriasis is derived from the old medical term hypochondrium, ("below the ribs") and reflects the common abdominal complaints of many patients with the disorder. Hypochondriasis results from patients' unrealistic or inaccurate interpretations of physical symptoms or sensations, even though no known medical causes can be found. Patients' preoccupations result in significant distress to them and impair their ability to function in their personal, social, and occupational roles. Hier gaat het vaak over 1 klacht, iets heel mineur op het eerste zicht, maar met een heel grote bezorgdheid dat het iets ernstig is. Vaak gaat het om een minimale klacht. Ze denken vaak aan dodelijke ziektes zoals kanker of aids. Soms is er zelfs geen symptoom. Ze gaan bepaalde lichaamssignalen overdrijven en misinterpreteren. Het komt vaak voor in de eerstelijnshulp. Het komt even vaak voor mij mannen als bij vrouwen. Deze mensen komen bij de huisarts met de vraag dat ze last hebben bv. aan hun maag en vrezen dat ze maagkanker hebben bv. geschiedenis van vader die dat had en zes maanden later is overleden. Zonder dat er een symptoom op de voorgrond staat. Dreigen van de ene naar de andere dokter te gaan. Dus belangrijk een vertrouwensrelatie te hebben in deze eerste lijn. Niet te ongerust maken maar ook serieus nemen. EPIDEMIOLOGY AND ETIOLOGY One recent study reported a 6-month prevalence of hypochondriasis of 4 to 6 percent in a general medical clinic population. Men and women are equally affected by hypochondriasis. Although the onset of symptoms can occur at any age, the disorder most commonly appears in people 20 to 30 years of age. Some evidence indicates that the diagnosis is more common among blacks than among whites, but social position, education level, and marital status do not appear to affect the diagnosis. Komt vaak voor in eerstelijnsgeneeskunde Sterk cultuur gebonden Op vroegere leeftijd 10 CLINICAL FEATURES Patients with hypochondriasis believe that they have a serious disease that has not yet been detected, and they cannot be persuaded to the contrary. They may maintain a belief that they have a particular disease; as time progresses, they may transfer their belief to another disease. Their convictions persist despite negative laboratory results, the benign course of the alleged disease over time, and appropriate reassurances from physicians. Yet their beliefs are not so fixed as to be delusions. Hypochondriasis is often accompanied by symptoms of depression and anxiety and commonly coexists with a depressive or anxiety disorder. Although DSM-IV specifies that the symptoms must be present for at least 6 months, transient hypochondriacal states can occur after major stresses, most commonly the death or serious illness of someone important to the patient, or a serious (perhaps lifethreatening) illness that has been resolved but that leaves the patient temporarily hypochondriacal in its wake. Such states that last fewer than 6 months should be diagnosed as somatoform disorder not otherwise specified. Transient hypochondriacal responses to external stress generally remit when the stress is resolved, but they can become chronic if reinforced by people in the patient's social system or by health professionals. Ze kunnen niet definitief gerust gesteld worden. Het gaat om een specifieke aandoening waarop men gefixeerd raakt maar niet zoals bij een waanstoornis. Het is ook niet zo bizar en enigszins begrijpbaar van waar de vrees komt. Denken dat ze een ernstige ziekte hebben die nog niet gediagnosticeerd kan worden. Blijven terugkomen en geruststelling vragen. Bij hypochondrie gaat het om een begrijpelijke klacht maar het pathologische is hier dat het niet gerust gesteld kan worden. Onderscheid met dillusional disorder. Hier zijn begrijpelijke thema’s. Wanneer het minder dan 6 maanden duurt is het ook geen hypochondrie (het kan dan bv samenhangen met rouw). Geen stoornis Bv. hypochondrische verwerking van een rouwproces: bv. een man wiens vader overleden was aan een pancreas carcinoom en de maanden daarna dezelfde vroege klachten ervoer maar die zijn weggegaan Hypochondrie heeft niets te maken met inzicht. Vaak hebben ze het zelfs teveel. Ze weten op den duur meer over de gevreesde aandoening dan de dokter. het is belangrijk om een eerstelijnspsycholoog in te schakelen. Patiënten die bijna obsessioneel alles van die aandoening weten, tot frustratie van de huisarts zelf. Vaak ook in combinatie met OCD. Weer de kunst om onderzoek te doen die nodig en niet te veel onderzoek te doen en zo vroeg mogelijk psychologische hulp in te schakelen voor de zaak escaleert tot een welles-nietes spelletje. Oefening in eerste lijnskunde waarbij de psycholoog heel belangrijk kan zijn om zowel patiënt en huisarts te ondersteunen en de relatie daartussen. 11 DIAGNOSTIC CRITERIA The DSM-IV diagnostic criteria for hypochondriasis require that patients be preoccupied with the false belief that they have a serious disease and that the false belief be based on a misinterpretation of physical signs or sensations . The belief must last at least 6 months, despite the absence of pathological findings on medical and neurological examinations. The diagnostic criteria also stipulate that the belief not have the intensity of a delusion (more appropriately diagnosed as delusional disorder) and that it not be restricted to distress about appearance (more appropriately diagnosed as body dysmorphic disorder). The symptoms of hypochondriasis must be of an intensity that causes emotional distress or impairs the patient's ability to function in important areas of life. Clinicians may specify the presence of poor insight; patients do not consistently recognize that the concerns about disease are excessive. DSM-IV DIAGNOSIS CRITERIA FOR HYPOCHONDRIASIS A. Preoccupation with fears of having, or the idea that one has, a serious disease based on the person-misinterpretation of bodily symptoms B. The preoccupation persists despite appropriate medical evaluation and reassurance. C. The belief in criterion A is not of delusional intensity (as in delusional disorder, somatic type) and is not restricted to a circumscribed concern about appearance (as in body dysmorphic disorder). D. The preoccupation causes clinically significant distress or impairment in social, occupational, or other important areas of functioning. E. The duration of the disturbance is at least 6 months. F. The preoccupation is not better accounted for by generalized anxiety disorder, obsessivecompulsive disorder, panic disorder, a major depressive episode, separation anxiety, or another somatoform disorder. DIFFERENTIAL DIAGNOSIS Hypochondriasis must be differentiated from nonpsychiatric medical conditions, especially disorders that show symptoms that are not necessarily easily diagnosed. Such diseases include AIDS, endocrinopathies, myasthenia gravis, multiple sclerosis, degenerative diseases of the nervous system, systemic lupus erythematosus, and occult neoplastic disorders. Hypochondriasis is differentiated from somatization disorder by the emphasis in hypochondriasis on fear of having a disease and emphasis in somatization disorder on concern about many symptoms. A subtle distinction is that patients with hypochondriasis usually complain about fewer symptoms than do patients with somatization disorder. Somatization disorder usually has an onset before age 30, whereas hypochondriasis has a less specific age of onset. Patients with somatization disorder are more likely to be women than are those with hypochondriasis, which is equally distributed among men and women. Hypochondriasis must also be differentiated from the other somatoform disorders. 12 Conversion disorder is acute and generally transient and usually involves a symptom rather than a particular disease. The presence or absence of la belle indifference indifference is an unreliable feature with which to differentiate the two conditions. Pain disorder is chronic, as is hypochondriasis, but the symptoms are limited to complaints of pain. Patients with body dysmorphic disorder wish to appear normal but believe that others notice that they are not, whereas those with hypochondriasis seek out attention for their presumed diseases. Hypochondriacal symptoms can also occur in patients with depressive disorders and anxiety disorders. If a patient meets the full diagnostic criteria for both hypochondriasis and another major mental disorder, such as major depressive disorder or generalized anxiety disorder, the patient should receive both diagnoses, unless the hypochondriacal symptoms occur only during episodes of the other mental disorder. Patients with panic disorder may initially complain that they are affected by a disease (for example, heart trouble), but careful questioning during the medical history usually uncovers the classic symptoms of a panic attack. Delusional hypochondriacal beliefs occur in schizophrenia and other psychotic disorders but can be differentiated from hypochondriasis by their delusional intensity and by the presence of other psychotic symptoms. In addition, schizophrenic patients' somatic delusions tend to be bizarre, idiosyncratic, and out of keeping with their cultural milieus. Hypochondriasis is distinguished from factitious disorder with physical symptoms and from malingering in that patients with hypochondriasis actually experience and do not simulate the symptoms they report. Somatisatie: heel vele klachten Hypochondrie: Eén klacht met overdreven bezorgdheid Nagebootste stoornis: geen winst. Bij malingering gaat het om oplichten voor winst. Munchausen is bv. een nagebootste stoornis. Een speciale vorm is munchausen by proxy: bv. met kind naar dokters. De ziekte als zin van het bestaan, om aandacht te krijgen van dokters. COURSE AND PROGNOSIS The course of hypochondriasis is usually episodic; the episodes last from months to years and are separated by equally long quiescent periods. There may be an obvious association between exacerbations of hypochondriacal symptoms and psychosocial stressors. Although well-conducted large outcome studies have not yet been reported, an estimated one third to one half of all patients with hypochondriasis eventually improve significantly. A good prognosis is associated with a high socioeconomic status, treatment-responsive anxiety or depression, the sudden onset of symptoms, the absence of a personality disorder, and the absence of a related nonpsychiatric medical condition. Most children with hypochondriasis recover by late adolescence or early adulthood. 13 Beetje beter dan somatisatiestoornis, maar nog altijd niet goed. De arts of therapeut die vertrouwen en geloofwaardigheid kan krijgen speelt een belangrijke rol. Lukt beter dan bij somatisatiestoornis om een beetje geruststelling te bekomen. Belang van geloofwaardigheid van de dokter en de vertrouwensrelatie Bv. we spreken af: 2 keer per jaar uitgebreid bloedonderzoek en 1 keer een scan structureren Hypochonders kunnen nog iets aanvangen met stresstheorieën. Niet al te zeer op zoek gaan naar de symbolische functies maar wel omgaan met stress. Leren met de ziekte leven. Groeps: mogelijkheid, voor sommigen nuttig, voor anderen niet, voor anderen slecht. Structuur opzetten waarbij behandelingen en onderzoeken beperkt worden. medicatie beperken, ook voor psychische symptomen. TREATMENT Patients with hypochondriasis are usually resistant to psychiatric treatment although some accept this treatment if it takes place in a medical setting and focuses on stress reduction and education in coping with chronic illness. Among such patients, group psychotherapy is the modality of choice, in part because it provides the social support and social interaction that seem to reduce their anxiety. Individual insight-oriented or cognitive psychotherapy may be useful. Frequent, regularly scheduled physical examinations are useful to reassure patients that their physicians are not abandoning them and that their complaints are being taken seriously. Invasive diagnostic and therapeutic procedures should only be undertaken, however, when objective evidence calls for them. When possible, the clinician should refrain from treating equivocal or incidental physical examination findings. Pharmacotherapy alleviates hypochondriacal symptoms only when a patient has an underlying drug-responsive condition, such as an anxiety disorder or major depressive disorder. When hypochondriasis is secondary to another primary mental disorder, that disorder must be treated in its own right. When hypochondriasis is a transient situational reaction, clinicians must help patients cope with the stress without reinforcing their illness behavior and their use of the sick role as a solution to their problems. Kunnen soms iets doen met stresstheorieën. Ze zien het wel als gevolg en niet als oorzaak. Psychofarmaca en farmaca beperken, zeker benzodiazepines. 14 BODY DYSMORPHIC DISORDER INTRODUCTION DSM-IV defines body dysmorphic disorder as a preoccupation with an imagined defect (for example, a misshapen nose) or an exaggerated distortion of a minimal or minor defect in physical appearance. To be considered a mental disorder, the preoccupation must cause patients significant distress or be associated with impairment in the patient's personal, social, or occupational life. Komt weinig voor in de totale populatie, maar de plastische chirurg ziet er wel veel. Ze zien een misvorming aan zichzelf die wij niet zien. Vaak in het aangezicht. Occupatie met een ingebeeld defect of van overdreven verdraaiing van een minimale of klein defect in fysieke verschijning In onze samenleving het verlangen om te lijken op een beroemdheid. Pas na verschillende ingrepen doorverwezen naar psycholoog of psychiater. HISTORY The disorder was recognized and named dysmorphophobia more than 100 years ago by Emil Kraepelin, who considered it a compulsive neurosis; Pierre Janet called it obsession de la honte du corps (obsession with shame of the body). Freud wrote about the condition in his description of the Wolf-Man, who was excessively concerned about his nose. Although dysmorphophobia was widely recognized and studied in Europe, it was not until the publication of DSM-III in 1980 that dysmorphophobia, as an example of a typical somatoform disorder, was specifically mentioned in the United States diagnostic criteria. In DSM-IV, the condition is known as body dysmorphic disorder, because the DSM editors believed that the term dysmorphophobia inaccurately implied the presence of a behavioral pattern of phobic avoidance. EPIDEMIOLOGY The high comorbidity with depressive disorders, a higher-than-expected family history of mood disorders and obsessive-compulsive disorder, and the reported responsiveness of the condition to serotonin-specific drugs indicate that in at least some patients the pathophysiology of the disorder may involve serotonin and may be related to other mental disorders. Stereotyped concepts of beauty emphasized in certain families and within the culture at large may significantly affect patients with body dysmorphic disorder. In psychodynamic models, body dysmorphic disorder is seen as reflecting the displacement of a sexual or emotional conflict onto a nonrelated body part. 15 Niet zoeken naar verbanden tussen de symbolische oorzaak van de misvorming en de oorzaak want die zijn er niet. Dikwijls geen duidelijk verband tussen de klacht en de oorsprong. Vaak behandeld met SRRI’s die niet veel helpen Vnl. over zichtbare delen van het lichaam Soms op de rand van desillusional disorder want het wordt soms echt wel heel bizar. Kunst: goed evenwicht vinden in hoe serieus nemen en bepaalde ingrepen te verantwoorden en beperken, en een vertrouwensrelatie aan te gaan en na te gaan waarom ze zich er niet normaal uitzien vinden maar objectief gezien normaal eruit zien. Heel vaak ook over de seksuele sfeer bv. een patiënt die drie keer zijn penis heeft laten verlengen. Was vroeger als kind misbruikt en had het verbonden aan het idee dat zijn penis te klein was en hierdoor oorzaak van het lijden. CLINICAL FEATURES The most common concerns involve imagined or slight facial flaws, particularly those involving specific parts (for example, the nose). Sometimes the concern is vague and difficult to understand. E.g. hair thinning, acne, wrinkles, scars, paleness, redness. Common associated symptoms include ideas or frank delusions of reference , either excessive mirror checking or avoidance of reflective surfaces, and attempts to hide the presumed deformity. The effects on a person's life can be significant; almost all affected patients avoid social and occupational exposure. As many as one third of the patients may be housebound because of worry about being ridiculed for the alleged deformities. As many as one fifth attempt suicide. As previously discussed, comorbid diagnoses of depressive disorders and anxiety disorders are common, and patients may also have traits of obsessive-compulsive, schizoid, and narcissistic personality disorders. Het kunnen hele bizarre dingen zijn. Bv: acne terwijl er niets te zien is, asymmetrie, haargroei die er niet is. Weer belangrijk om de balans te zoeken tussen aandacht en ernstig nemen van de klachten enerzijds en afhouden van operatie anderzijds. Het gaat vaak ook over de seksuele sfeer. Het zijn mensen waar niets mis mee is (ze zijn niet lelijk). Het gaat ook vaak over as-II problematieken (narcistische PSstoornis, OCDpersoonlijkheidsstoornis,…) AN en genderstoornissen zijn specifieke vormen, maar deze worden apart gediagnosticeerd. DIAGNOSIS CRITERIA A. Preoccupation with an imagined defect in appearance. If a slight physical anomoly is present, the person-concern is markedly excessive. B. The preoccupation causes clinically significant distress or impairment in social, occupational, or other important areas of functioning. 16 C. The preoccupation is not better accounted for by another mental disorder (e.g., dissatisfaction with body shape and size in anorexia nervosa). D. Preoccupation with an imagined defect in appearance. If a slight physical anomaly is present, the person-concern is markedly excessive. E. The preoccupation causes clinically significant distress or impairment in social, occupational, or other important areas of functioning. F. The preoccupation is not better accounted for by another mental disorder (e.g., dissatisfaction with body shape and size in anorexia nervosa). Blijven vaak thuis. DIFFERENTIAL Distortions of body image occur in anorexia nervosa, gender identity disorders, and some specific types of brain damage (for example, neglect syndromes); body dysmorphic disorder should not be diagnosed in these situations. Body dysmorphic disorder must also be distinguished from a person's normal concern about appearance. In body dysmorphic disorder, however, a person experiences significant emotional distress and functional impairment because of the concern. Differential diagnosis-2 Although distinguishing between a strongly held idea and a delusion is difficult, if a patient's preoccupation with the perceived body defect is, in fact, of delusional intensity, the appropriate diagnosis is delusional disorder, somatic type. Other diagnostic considerations are narcissistic personality disorder, depressive disorders, obsessive-compulsive disorder, and schizophrenia. In narcissistic personality disorder, concern about a body part is only a minor feature in the general constellation of personality traits. In depressive disorders, schizophrenia, and obsessive-compulsive disorder, the other symptoms of these disorders usually evidence themselves in short order, even when the initial symptom is excessive concern about a body part. AN: zeer specifieke vorm, meesten denken dat ze te dik zijn terwijl ze te dun zijn Onderscheiden van normale bezorgdheid van uiterlijk. Maar moeilijkheid wat is normaal? COURSE DIAGNOSIS AND PROGNOSIS The onset of body dysmorphic disorder is usually gradual. An affected person may experience increasing concern over a particular body part until the person notices that functioning is being affected. Then the person may seek medical or surgical help to address the presumed problem. The level of concern about the problem may wax and wane over time, although the disorder is usually chronic if left untreated. Vaak chronisch. Doel is evenwicht en structuur bieden. 17 TREATMENT Treatment of patients with body dysmorphic disorder with surgical, dermatological, dental, and other medical procedures to address the alleged defects is almost invariably unsuccessful. Although tricyclic drugs, monoamine oxidase inhibitors, and pimozide (Orap) have been reported to be useful in individual cases, a larger body of data indicate that serotoninspecific drugs-for example, clomipramine (Anafranil) and fluoxetine (Prozac)-are effective in reducing symptoms in at least 50 percent of patients. In any patient with a coexisting mental disorder, such as a depressive disorder or an anxiety disorder, the coexisting disorder should be treated with the appropriate pharmacotherapy and psychotherapy. Doelstelling arts: evenwicht en structuur bieden en toch proberen een aantal behandelingen toe te staan die zo weinig mogelijk nadelen hebben Men probeert ook met medicatie PAIN DISORDER INTRODUCTION In DSM-IV, pain disorder is defined as the presence of pain that is "the predominant focus of clinical attention." Psychological factors play an important role in the disorder. The primary symptom is pain, in one or more sites, which is not fully accounted for by a nonpsychiatric medical or neurological condition. The symptoms of pain are associated with emotional distress and functional impairment. The disorder has been called somatoform pain disorder, psychogenic pain disorder, idiopathic pain disorder, and atypical pain disorder. Hier gaat het zuiver over pijn. Geen verschillende klachten EPIDEMIOLOGY (Low back pain has disabled an estimated 7 million people (USA); 10-15% of work disability.) Female : male = 2:1; The peak ages of onset are in the fourth and fifth decades; most common in people with blue-collar occupations; genetic inheritance or behavioral mechanisms are possibly involved; Komt vaak voor. In de VS is 10-15% thuis door lage rugpijn waarvoor niet direct een lichamelijke oorzaak te vinden is. Weinig mensen komen terecht bij de psychiater. 18 CLINICAL FEATURES Patients with pain disorder do not constitute a uniform group but, instead, are a heterogeneous collection of people with low back pain, headache, atypical facial pain, chronic pelvic pain, and other kinds of pain. A patient's pain may be posttraumatic, neuropathic, neurological, iatrogenic, or musculoskeletal; to meet a diagnosis of pain disorder, however, the disorder must have a psychological factor that is judged to be significantly involved in the pain symptoms and their ramifications. Patients with pain disorder often have long histories of medical and surgical care. They visit many physicians, request many medications, and may be especially insistent in their desire for surgery. Indeed, they can be completely preoccupied with their pain and cite it as the source of all their misery. Such patients often deny any other sources of emotional dysphoria and insist that their lives are blissful except for their pain. Their clinical picture can be complicated by substance-related disorders, because these patients attempt to reduce the pain through the use of alcohol and other substances. At least one study has correlated the number of pain symptoms to the likelihood and severity of symptoms of somatization disorder, depressive disorders, and anxiety disorders. Major depressive disorder is present in about 25 to 50 percent of all patients with pain disorder, and dysthymic disorder or depressive disorder symptoms are reported in 60 to 100 percent of the patients. Some investigators believe that chronic pain is almost always a variant of a depressive disorder, a masked or somatized form of depression. The most prominent depressive symptoms in patients with pain disorder are anergia, anhedonia, decreased libido, insomnia, and irritability; diurnal variation, weight loss, and psychomotor retardation appear to be less common symptoms. Vaak lage rugpijn, gynaecologische sfeer, enz. Stress kan een ingangspoort zijn: een soort stressmodel om de pijn medisch te houden maar de psychologie binnen te brengen door aan te tonen dat stress de pijn kan verergeren of verminderen. Deze patiënten hebben echte pijn. Het is geen komedie, ook al vindt men niets van oorzaak. Ze zien echt af. Wil niet doorverwezen worden want pijn is niet ingebeeld maar misschien wel interessant om het effect van stress te zien Depressie komt voor maar wordt als gevolg ervaren en niet als oorzaak van de pijn. Vrijwel altijd secundaire problemen gebracht: relatieproblemen, psychische problemen, enz. Antidepressiva worden vaak gegeven, ook als pijnstillers. 19 DIAGNOSTIC CRITERIA The DSM-IV diagnostic criteria for pain disorder require the presence of clinically significant complaints of pain . The complaints of pain must be judged to be significantly affected by psychological factors, and the symptoms must result in a patient's significant emotional distress or functional impairment (for example, social or occupational). DSM-IV requires that the pain disorder be associated primarily with psychological factors or with both psychological factors and a general medical condition. DSM-IV further specifies that pain disorder associated solely with a general medical condition be diagnosed as an Axis III condition and also allows clinicians to specify whether the pain disorder is acute or chronic, depending on whether the duration of symptoms has been 6 months or more. DSM-IV DIAGNOSIS CRITERIA FOR PAIN DISORDER A. Pain in one or more anatomical sites is the predominant focus of the clinical presentation and is of sufficient severity to warrant clinical attention. B. The pain causes clinically significant distress or impairment in social, occupational, or other important areas of functioning. C. Psychological factors are judged to have an important role in the onset, severity, exacerbation, or maintenance of the pain. D. The symptom or deficit is not intentionally produced or feigned (as in factitious disorder or malingering) E. The pain is not better accounted for by a mood, anxiety, or psychotic disorder and does not meet criteria for dyspareunia. DIFFERENTIAL DIAGNOSIS Purely physical pain can be difficult to distinguish from purely psychogenic pain, especially because the two are not mutually exclusive. Physical pain fluctuates in intensity and is highly sensitive to emotional, cognitive, attentional, and situational influences. Pain that does not vary and is insensitive to any of these factors is likely to be psychogenic. When pain does not wax and wane and is not even temporarily relieved by distraction or analgesics, clinicians can suspect an important psychogenic component. Pain disorder must be distinguished from other somatoform disorders, although some somatoform disorders can coexist. Patients with hypochondriacal preoccupations may complain of pain, and aspects of the clinical presentation of hypochondriasis, such as bodily preoccupation and disease conviction, can also be present in patients with pain disorder. Patients with hypochondriasis tend to have many more symptoms than do patients with pain disorder, and their symptoms tend to fluctuate more than do the symptoms of patients with pain disorder. Conversion disorder is generally short lived, whereas pain disorder is chronic. In addition, pain is, by definition, not a symptom in conversion disorder. 20 Malingering patients consciously provide false reports, and their complaints are usually connected to clearly recognizable goals. Pijn kan alle vormen aannemen. Maar oppassen want bepaalde pijnen kan ook van een lichamelijke oorzaak zijn dus goede tussenweg vinden. COURSE AND PROGNOSIS The pain in pain disorder generally begins abruptly and increases in severity for a few weeks or months. The prognosis varies, although pain disorder can often be chronic, distressful, and completely disabling. When psychological factors predominate in pain disorder, the pain may subside with treatment or after the elimination of external reinforcement. The patients with the poorest prognoses, with or without treatment, have preexisting characterological problems, especially pronounced passivity; are involved in litigation or receive financial compensation; use addictive substances; and have long histories of pain. TREATMENT General consideration discuss the issue of psychological factors early in treatment; explain how various brain circuits that are involved with emotions; fully understand that the patient's experiences of pain are real. Pharmacotherapy Analgesic medications are not generally helpful; Sedatives and antianxiety agents are not especially beneficial; Antidepressants (TCA, SSRIs) are useful; Behavioral therapy Biofeedback can be helpful; Hypnosis, transcutaneous nerve stimulation, and dorsal column stimulation have been used; Nerve blocks and surgical ablative procedures are ineffective Psychotherapy develop a solid therapeutic alliance; not confront somatizing patients; examine its interpersonal ramifications in the patient's life; Cognitive therapy Pain control programs Multidisciplinary pain units use many modalities; physical therapy and exercise; offer vocational evaluation and rehabilitation; Concurrent mental disorders are diagnosed and treated; dependent on analgesics and hypnotics are detoxified. The central place of the primary care physician 21 Ze hebben pijn! Geen komedie. Huisarts moet zo vlug mogelijk stress en coping factoren vroeg bespreken. Sommige antidepressiva zoals SRRI’s worden gegeven zowel als pijnstiller, als als antidepressivum SOMATOFORM DISORDER NOS (NEURASTHENIA)(CFS) Hierbij hoort de CVS en neurasthenia. Moeilijk bereikbaar voor psychologen en psychiaters waarbij (alternatieve) dokters hier op ingaan. Ook CVS een vorm van somatisatie hebben maar niet met al die verschillende symptomen maar vnl. vermoeidheid en lichamelijke symptomen. Soort zijtak van somatisatie stoornis. Ik voel me goed maar ik ben moe en geraak niet vooruit. INTRODUCTION The term “neurasthenia” was introduced in the 1860s by the American neuropsychiatrist George Miller Beard, who applied it to a condition characterized by chronic fatigue and disability. The term neurasthenia ("nervous exhaustion") is not now used frequently, but it does appear in psychiatric literature. According to current nosology in the United States, the disorder is not considered a distinct diagnosis. In the fourth edition of Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV), neurasthenia is categorized as undifferentiated somatoform disorder. The disorder is a prime example of cultural differences influencing the classification and manifestations of diseases. Neurasthenia is an accepted condition in Europe and Asia, where it is characterized by fatigue, headache, insomnia, and other vague somatic complaints and is thought to result from chronic stress rather than from unconscious psychological conflicts. EPIDEMIOLOGY Difficulties in investigating the epidemiology of neurasthenia stem from the fact that it occurs in connection with other conditions, such as anxiety, depression, and somatoform disorders, and it has not been sufficiently studied as an independent disorder. A 1994 study in Switzerland showed a prevalence rate (using ICD-10) of 12 percent in that country. Studies have indicated that the major symptoms-fatigue and heightened concerns with bodily symptoms-are most commonly appear in people who are socially and economically deprived, although the disorder is no more prevalent in this group than in others and may, in fact, occur more frequently in higher socioeconomic groups. Precursors of neurasthenia in the form of "growing pains," fatigue, and sleep disturbances appear in children. Beard believed childhood to be one of the peak periods for the onset of the disorder, the other being middle age (adults 40 to 65 years of age). 22 DIAGNOSTIC Many of the cases so diagnosed would meet the criteria for depressive disorder, somatoform disorder, or anxiety disorder. Some patients may receive a diagnosis of undifferentiated somatoform disorder according to the DSM-IV criteria. Neurasthenia is characterized by a wide variety of signs and symptoms. The most common findings are chronic weakness and fatigue, aches and pains, and general anxiety or "nervousness." Beard, Freud, and others described a plethora of patients' reported complaints. The symptoms are real to patients. As Beard stated: "They are not imaginary. They have a real objective existence and cannot be willed away." In one type, the main feature is a complaint of increased fatigue after mental effort, often associated with some decrease in occupational performance or coping efficiency in daily tasks. The mental fatigability is typically described as an unpleasant intrusion of distracting associations or recollections, difficulty in concentrating, and generally inefficient thinking. In the other type, the emphasis is on feelings of bodily or physical weakness and exhaustion after only minimal effort, accompanied by muscular aches and pains and inability to relax. In both types, other unpleasant physical feelings, such as dizziness, tension headaches, and a sense of general instability, are common. Worry about decreasing mental and bodily well-being, irritability, anhedonia, and varying degrees of both depression and anxiety may be present. Sleep is frequently disturbed in its initial and middle phases, but hypersomnia may also be prominent. SIGNS CRITERIA AND SYMPTOMS REPORTED BY PATIENTS WITH NEURASTHENIA General fatigue Exhaustion General anxiety Difficulty concentrating Physical aches and pains Dizziness Headache Intolerance of noise (hyperacusis) or bright lights Chills Indigestion Constipation or diarrhea Flatulence Palpitations Extrasystole Tachycardia Excess sweating Flushing of skin Dysmenorrhea Sexual dysfunction, eg, erectile disorder, anorgasmia Paresthesia Insomnia Poor memory Pessimism Chronic worry Fear of disease Irritability Feelings of hopelessness Dry mouth or hypersalivation Arthralgias Heat insensitivity Dysphagia Pruritus Tremors Back pain 23 DIFFERENTIAL DIAGNOSIS Neurasthenia must be distinguished from anxiety disorders, depressive disorder, and the somatoform disorders, which include somatization disorder, conversion disorder, hypochondriasis, body dysmorphic disorder, and pain disorder. Because so many signs and symptoms of neurasthenia overlap with and appear in each of these disorders, differential diagnosis may be exceedingly difficult. For example, patients with anxiety disorder do not uncommonly have depressive symptomatology; patients with hypochondriasis often complain of anxiety; and patients with body dysmorphic disorder can have somatic complaints. Differential Diagnosis-2 Clinicians must rigorously apply the diagnostic criteria for anxiety, depressive, and somatoform disorders before making a diagnosis of neurasthenia. Hallmarks of neurasthenia are a patient's emphasis on fatigability and weakness and concern about lowered mental and physical efficiency (in contrast to the somatoform disorders, in which bodily complaints and preoccupation with physical disease dominate the picture). If the neurasthenic syndrome develops in the aftermath of a physical illness (particularly influenza, viral hepatitis, or infectious mononucleosis), the diagnosis of the illness should also be recorded. Chronic fatigue syndrome, discussed below, must also be considered. COURSE AND PROGNOSIS Neurasthenia most often occurs during adolescence or middle age. Untreated, the disorder is usually chronic, and patients may become incapacitated by one or more symptoms so that all areas of functioning become impaired. In childhood, difficulties in school functioning, including poor grades and truancy, are likely. In adulthood, work performance deteriorates, or patients may become so disabled that work is impossible. Similarly, social, marital, and interpersonal relationships suffer. The range of therapeutic options now available is broad, and with treatment the prognosis should be favorable; but the long-term prognosis is unknown. For cases first diagnosed in childhood, the prognosis without treatment is guarded, chronicity of symptoms being the most likely outcome. 24 TREATMENT The key concept in the current treatment of neurasthenia is clinicians' understanding that a patient's symptoms are not imaginary. The symptoms are objective and are produced by emotions that influence the autonomic nervous system, which in turn affects body functions. Stress can cause structural change in an organ system, and the result can be life threatening. Therapy must therefore begin with a careful medical workup to determine whether a patient's somatic symptoms are amenable to therapy, and if so, what treatment is likely to produce the best results. Patients should be reassured that the administration of medication (analgesics, laxatives, and so on) to relieve medical symptoms will be successful, but only when combined with concurrent psychotherapeutic intervention. Patients must be helped to recognize the stresses in their lives and the coping mechanisms they use to deal with these stresses, to gain insight into the interaction between mind and body. Without such insight-oriented psychotherapy, the neurasthenic condition is likely to continue unabated. The availability of psychopharmacological agents has markedly improved therapeutic options. Serotonergic agents (such as fluoxetine), which have both an antidepressant and an antianxiety effect, are the most useful class of drugs. Newer antidepressants are also effective. Mirtazapine is reported to have distinct sedative properties in addition to being an antidepressant and may be especially useful. Physicians should take care in prescribing drugs with abuse potential, such as benzodiazepines, because of these patients' predilection for self-medication and drug misuse. Such drugs may be useful, for brief periods and under careful supervision, to deal with overwhelming anxiety, phobias, or insomnia. Physical therapy / specific programs Psychotherapy Group therapy Psychoeducation / Family counseling 25