Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek 2008 1 oktober 2008 1. Inleiding Dit akkoord bouwt voort op de afspraken gemaakt bij de akkoorden 'overlaten werkgeverschap' van 2001 en 2004. Het beoogt op eenvoudige wijze de wederzijdse verplichtingen vast te leggen met betrekking tot de medewerkers die bij de instellingen in dienst treden voor door NWO gefinancierd onderzoek. Uitgangspunt is dat de desbetreffende medewerkers worden aangesteld conform de bij de instelling gebruikelijke CAO (bij de universiteiten de CAO NU), met dezelfde rechten en plichten als andere (tijdelijke) medewerkers. Dit akkoord wordt gesloten tussen NWO en VSNU. NFU (namens UMC’s), KNAW, ZonMw en de sectie gezondheidsfondsen/VFI verklaren zich bereid conform de in dit akkoord vastgelegde afspraken te werken. Partijen, constaterend dat ze vanuit de afzonderlijke missies, een samenwerkingsrelatie onderhouden die gericht is op de bevordering van de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek in Nederland, willen met de afspraken die zijn vastgelegd in dit akkoord de administratieve lasten verbonden aan de financiering van wetenschappelijk onderzoek verminderen en de transparantie van de financiering voor onderzoekers verhogen. Voor de bekostiging door NWO van wetenschappelijk onderzoek bij de universiteiten wordt in dit akkoord uitgegaan van de gebruikelijke financiering van de directe kosten. VSNU en NWO zullen op korte termijn nader onderzoek doen naar de mogelijkheden voor de toepassing in het akkoord van de integrale kosten benadering. Bij een dergelijke ‘stelselwijziging’ zal dit akkoord integraal worden herzien. Partijen zullen jaarlijks de ervaringen over de werking van dit akkoord evalueren en daarbij tevens mogelijkheden verkennen tot verdere administratieve lastenverlichting. Partijen zullen in geval van het structureel uiteenlopen van de CAO-NU en de CAO-UMC nader overleg plegen over de vergoedingen. In een addendum op dit akkoord zullen ZonMw en NFU zo nodig nader met elkaar gemaakte afspraken over specifieke vergoedingen vastleggen. De organisaties die deel uitmaken van de sectie gezondheidsfondsen/VFI conformeren zich zoveel als mogelijk aan de afspraken vastgelegd in dit akkoord. De bepalingen van dit akkoord worden opgenomen in de Regeling subsidieverlening NWO en de daarin opgenomen algemene subsidiebepalingen van NWO. Jaarlijks publiceert NWO, voor 1 juli, de vergoedingen op grond van dit akkoord voor de periode van 1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar op de website. Te vergoeden kosten NWO (en andere financierende organisaties) vergoedt (1) personeelskosten, (2) een benchfee en (3) materiële kosten zoals aangegeven bij de subsidieverlening (toekenning). Er zal tussentijds geen wijziging worden aangebracht in het bij subsidieverlening toegekende bedrag (indexering is opgenomen in de toekenning). Na subsidieverlening kunnen desgewenst wijzigingen plaatsvinden in het type aan te stellen onderzoeker of in de aan te schaffen apparatuur, na goedkeuring door NWO. Definitieve vaststelling van de subsidie vindt plaats na ontvangst en goedkeuring van een eindverslag en eindafrekening. De instelling wordt geacht te voorzien in de benodigde infrastructurele voorzieningen, zoals gebruikelijk bij onderzoek gefinancierd door NWO. 2.1 Personeelskosten Voor de personeelskosten wordt op grond van dit akkoord een vergoeding beschikbaar gesteld voor de looptijd van het onderzoek voor het aanstellen van onderzoekers en/of ondersteunend personeel, uitgaande van een aanstelling van minimaal één jaar en minstens 50% van een voltijdsaanstelling. Deze vergoeding wordt op het moment van toekenning als volgt berekend, uitgaande van de duur van de aanstelling: a) een basissalarisbedrag uitgaande van de vastgestelde normen, vakantietoeslag en eindejaarsuitkering; b) een opslag voor werkgeverslasten; c) een opslag voor overige personeelskosten; d) een 'einde project vergoeding' ten behoeve van eventuele verlengingen, (afkoop) wachtgeldlasten, bindingspremies, afwijkende inschalingen en dergelijke. Voor de berekening van deze vergoeding wordt telkens na 12 maanden de afgesproken indexering toegepast (zie paragraaf 3). ad a. basissalaris Als basissalaris geldt voor promovendi (waaronder worden begrepen naast promovendi mogelijke andere vergelijkbare functies bij de instellingen) het salaris voor promovendi conform de CAO-NU1. Voor promovendi wordt de vergoeding berekend op basis van een fulltime inzet in een periode van maximaal vier jaar (er wordt geen aangepaste vergoeding berekend voor aanstellingen met een langere looptijd). Voor de overige medewerkers gedurende de gehele looptijd van het te financieren dienstverband geldt (ongeacht de werkelijke inschaling en eventuele toelagen): Senior wetenschappelijk medewerker (waaronder worden begrepen postdocs en andere onderzoekers op vergelijkbaar niveau): schaal/trede 11.0 CAO-NU NWP op MBO-niveau: schaal/trede 7.5 CAO-NU NWP op HBO-niveau: schaal/trede 9.3 CAO-NU NWP op academisch niveau: schaal/trede 11.2 CAO-NU Voor de periode 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009 geldt het salarisniveau volgens de CAO-NU op 1 juli 2008, een vakantietoeslag van 8% en 6,4% eindejaarsuitkering. ad b. opslag werkgeverslasten Voor de periode 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009 bedraagt de opslag voor werkgeverslasten 22,9% van a. Voor de berekening van de vergoeding vanaf 1 juli 2008 zal de wijziging in de opslag meelopen met de wijzigingen die door het kabinet jaarlijks worden medegedeeld aan NWO in het kader van de bijstelling voor salarismaatregelen. ad c. opslag overige personeelskosten De vergoeding voor overige personeelskosten (waarin begrepen advertentiekosten, kosten voor opleidingen, vervanging bij ziekte) wordt voor de gehele duur van de overeenkomst vastgesteld op 7.2% van a. Partijen spreken af de hoogte van deze opslag in onderling overleg nader te bezien in de komende jaren. ad d. einde projectvergoeding De einde projectvergoeding bedraagt voor elk jaar dat het dienstverband feitelijk heeft geduurd 1 maand van de posten genoemd onder a., b. en c. op basis van het meest recent vastgestelde basissalarisbedrag en de opslag werkgeverslasten. De vergoeding wordt bij delen van een jaar aanstellingsduur proportioneel op maandbasis berekend (bij bijvoorbeeld 3.5 jaar aanstelling dus 3.5 maand vergoeding). Bij een feitelijke aanstellingsduur van minder dan een jaar wordt geen 'einde project vergoeding' uitgekeerd. 2.2 Benchfee Voor de aan te stellen promovendi en senior wetenschappelijk medewerkers wordt een benchfee van € 5.000 per aanstelling ter beschikking gesteld. Deze benchfee is bedoeld ter stimulering van de wetenschappelijke carrière van de door NWO gefinancierde projectmedewerkers; onder meer de promotiekosten en (buitenlands) congresbezoek kunnen hieruit worden betaald. De benchfee staat volledig ter beschikking van de projectleider ten behoeve van de gefinancierde projectmedewerker(s), volgens de geldende regels van de desbetreffende instelling. NB: projectgebonden materiële kosten maken separaat deel uit van de aanvraag/toewijzing (zie paragraaf 2.3). Buitenlandse reizen die nodig zijn ten behoeve van het onderzoek zelf dienen te worden betaald uit de subsidie verleend voor de materiële kosten. 2.3 Materiële kosten De materiële kosten worden vergoed conform de in de subsidieverlening toegekende bedragen. Het betreft alleen de directe materiële kosten, voor zover aangevraagd en toegekend. De kosten voor de infrastructuur (huisvesting, kantoorautomatisering) en overhead worden niet vergoed. Kosten voor apparatuur vervaardigd in eigen beheer kunnen vergoed worden indien dit is aangevraagd en toegekend. 3. Jaarlijkse aanpassingen Elk jaar uiterlijk 1 juli, voor het eerst op 1 juli 2009, stellen NWO en VSNU in overleg een nieuw basissalarisbedrag (als bedoeld onder 2 sub a), indexcijfer (als bedoeld onder 2 ) en vergoeding voor de opslag werkgeverslasten (als bedoeld onder 2 sub b) vast, voor de vanaf dat moment te starten projecten. Een en ander op basis van de op dat moment geldende CAO-NU (salarisbedrag), de verwachte stijgingen (indexcijfer) van de salarissen en verwachte ontwikkelingen in de sociale wetgeving. Dit basissalarisbedrag en de opslag werkgeverslasten blijven gedurende de daarop volgende 12 maanden van kracht2. Het indexcijfer is het gemiddelde van de door het kabinet afgegeven bijstellingen voor de salarislasten voor het jaar waarin de vergoedingen ingaan, het daarop volgende jaar (op basis van de door het kabinet afgegeven raming) en de gerealiseerde ontwikkeling van het percentage in de twee jaren voorafgaand aan het jaar waarin deze overeenkomst ingaat. Voor de standaardbedragen in de periode van 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009 geldt een indexeringspercentage van 2,7% (dit indexeringspercentage is nog berekend aan de hand van de systematiek uitgaande van het akkoordloon in de marktsector). 4. Betalingsritme De betaling van de vastgestelde vergoeding voor personeelskosten vindt plaats op basis van jaarlijkse tranches, te beginnen met een eerste betaling na ontvangst en goedkeuring van het personeelsinformatie- of startformulier, overeenkomstig het door NWO af te geven financieringsschema. Betaling van de eindeprojectvergoeding zal plaatsvinden na ontvangst en goedkeuring van eindverslag en eindafrekening. De definitieve subsidie voor de personeelskosten zal worden berekend op basis van het aantal maanden en de aanstellingsomvang dat de aangestelde medewerkers daadwerkelijk aan het onderzoek gewerkt hebben en de bij de toekenning gehanteerde standaardtarieven. De werkelijke personeelskosten spelen daarbij geen rol. Bij de eerste betaling van de vergoeding voor personeelskosten wordt ook de benchfee uitbetaald. Over het gebruik van de benchfee behoeft geen verantwoording te worden afgelegd, maar mag alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor de benchfee bestemd is. Betalingen van de toegekende subsidie voor materiële kosten vinden eveneens plaats na start van het onderzoek op basis van het door NWO afgegeven financieringsschema. Een subsidietoekenning voor materieel krediet tot € 50.000 kan worden beschouwd als lumpsum; voor de subsidievaststelling behoeft geen eindafrekening te worden voorgelegd aan NWO. Uitgangspunt is daarbij dat eventueel niet bestede middelen worden besteed aan directe kosten voor aan het project gerelateerd wetenschappelijk onderzoek. In geen geval kunnen overheadkosten uit deze subsidie worden vergoed. Indien sprake is van een materieel krediet boven de € 50.000 voor specifiek aan te schaffen apparatuur of in geval van andere bijzondere omstandigheden ten aanzien van de besteding, dan kunnen bij de subsidieverlening specifieke voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de eindafrekening en subsidievaststelling. Betalingen kunnen tijdens het project worden stopgezet als de werkgroepleider niet voldoet aan de gestelde voorwaarden, zoals het tijdig aanleveren van gevraagde rapportages. Tot subsidievaststelling wordt overgegaan na ontvangst van het eindverslag en eindafrekening. Over de eisen die worden gesteld aan het eindverslag worden richtlijnen verstrekt. De eindafrekening bestaat uit: een opgave van de door de aangestelde onderzoekers gewerkte maanden en aanstellingsomvang; indien te verstrekken op grond van de in het subsidieverleningsbesluit opgenomen voorwaarden: een verantwoording van de materiële kosten, ondertekend door projectleider en het bevoegd gezag (of indien daartoe gemandateerd, de desbetreffende administrateur of controller). NWO vraagt geen specifieke accountantsverklaringen bij de eindafrekening van projecten bij universiteiten, KNAW en UMC’s. Deze afspraak geldt overigens niet indien de subsidiegevers aan NWO specifieke eisen hebben opgelegd ten aanzien van de accountantscontrole. Voor de universiteiten is de vereiste controle op door NWO (alsmede ZonMw, STW en met ingang van boekjaar 2008 door de sectie gezondheidsfondsen) gefinancierde projecten vastgelegd in het controleprotocol OCW. Voor de controle op de projecten die worden gefinancierd bij de UMC’s en KNAW is de onderstaande tekst van toepassing: De instellingsaccountant stelt op grond van de subsidievoorwaarden vast dat de door NWO, STW, ZonMw of gezondheidsfondsen verstrekte subsidies zijn verantwoord en besteed overeenkomstig de subsidievoorwaarden en – bepalingen. Als de instelling de subsidie in het verslagjaar moet afrekenen en eventuele overschotten met de verlenende organisatie moet verrekenen, dan stelt de accountant vast dat deze verrekening in de jaarrekening is verantwoord. Het totaalbedrag van de bestedingen van deze subsidies vormt een afzonderlijke massa waarop de toleranties voor de controle van de bestedingen moeten worden toegepast. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij kan verklaren dat geen onrechtmatige bestedingen voorkomen met een belang dat groter is dan 1% van de totale bestedingen van deze subsidies. Indien de instellingsaccountant constateert dat de besteding niet rechtmatig is dan ziet deze erop toe dat de instelling dit corrigeert. Indien de correctie niet plaatsvindt dan neemt de instellingsaccountant dat op in een rapport van bevindingen dat aan NWO wordt gestuurd. 5. Intellectuele eigendomsrechten Op grond van haar werkgeverschap is de instelling juridisch eigenaar van alle juridische rechten die gevestigd zijn dan wel zullen worden gevestigd op door NWO gefinancierd onderzoek. Echter, in bepaalde gevallen kan NWO vanwege specifieke doelstellingen met het programma, vooraf afspraken maken over de deling van deze rechten. Indien dat het geval is wordt de exploitatie van door NWO (mede) gefinancierde projecten in overleg geregeld. 6. Bevoegdheid tot aanvragen Het bevoegd gezag van de instelling (op grond van de geldende mandaatregelingen) waar de aanvrager werkzaam is moet de subsidieaanvraag mede ondertekenen. 7. Reikwijdte De overeenkomst is volledig toepasselijk op alle niet-persoonsgebonden steunvormen tenzij expliciet bij de 'call' anders is aangegeven. Waar de overeenkomst niet integraal van toepassing is, wordt de overeenkomst zo veel mogelijk analoog toegepast. Bij de persoonsgebonden steunvormen zoals de Vernieuwingsimpuls (VI) is sprake van specifieke premiegebonden financiering, waarbij bij de vaststelling van het premiebedrag zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de bekostigingssystematiek van dit akkoord. Voor de toekenning van de middelen VI vanaf 2008 is de matching door de universiteiten van de directe kosten niet meer aan de orde. 8. Looptijd Het akkoord gaat in op 1 juli 2008 en loopt tot en met 30 juni 2009 en wordt stilzwijgend verlengd voor telkens een jaar, tenzij NWO of de VSNU tenminste 6 maanden voor de einddatum de overeenkomst schriftelijk opzegt. 9. Informatievoorziening De betrokken universiteit verschaft NWO bij het eindverslag van een project en desgevraagd daarna informatie over de vervolgbetrekking (of anderszins) van de projectmedewerker na afloop van het project. 10. Slotbepaling Indien er sprake is van stelselwijzigingen of andere ingrijpende veranderingen treden partijen in overleg. Ondertekend te Den Haag d.d. NWO VSNU ZonMW NFU VFI/Sectie Gezondheidsfondsen 1 KNAW Andersoortige relaties met promotiestudenten kunnen ook worden gefinancierd, maar dan tegen de werkelijke kosten, waarbij geen rekening zal worden gehouden met de in dit akkoord opgenomen opslagen. 2 Eenmalig zal per 1 januari 2009 een nieuwe vergoedingentabel worden ingevoerd.