gearing ratio = eigen vermogen in ruime zin vreemd

advertisement
Bank- en financiewezen
Hoofdstuk 3: Externe regulering bankpolitiek
1. OVERZICHT VAN REGELGEVENDE EN TOEZICHTHOUDENDE INSTELLINGEN
BINNEN HET BELGISCH FINANCIEEL STELSEL
Er zijn verschillende instellingen die banksector:
- Reguleren
- Monitoren
1.1 Ministerie van Financiën en Ministerie van Economie Zaken
Minister van Financiën
--> politieke verantwoordelijkheid voor financiële sector (algemeen) en banksector (bijzonder)
Minister van Economische zaken
--> politiek verantwoordelijk voor verzekeringssector en specifieke materies zoals:
- Consumentenkrediet
- Hypothecair krediet
1.2 Nationale Bank van België (NBB) en Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB)
1.2.1 Taken uitgeoefend binnen ESCB
Op 1 januari 1999 vorming van monetaire unie (11 landen -- ondertussen 21)
Monetaire unie heeft enkele kenmerken:
- Monetaire munt
- Overdracht bevoegdheid over monetair beleid (NBB -> ESCB)
ESCB bestaat uit:
- Europese Centrale Bank (ECB)
- Nationale Centrale Banken (NCB) van alle lidstaten v/d EU
! Ook zij die niet deelnemen aan de monetaire unie
ECB kijkt toe op de daadwerkelijke uitvoering v/d taken van het stelsel
--> men moet waken over de prijsstabiliteit in euroland
Een monetair beleid dat de interne waarde v/d valuta vrijwaart
--> draagt het meeste bij tot de economische vooruitzichten en verhoging v/d levensstandaard
!! Deflatie en inflatie moet men zo goed als mogelijk kunnen vermijden
Belangrijkste indicator om prijsstabiliteit te beoordelen
--> groei v/d geldhoeveelheid
Op LT bestaat er immens een positief verband tussen geldgroei en inflatie
--> ECB volgt en interpreteert ook andere indicatoren voor prijsstabiliteit
(loonontwikkeling, wisselkoersen, termijnstructuur v/d rentetarieven, ...)
ECB kan prijzen wel niet rechtstreeks vastleggen
--> worden bepaald door marktmechanisme
1
Jeroen De Koninck – HIRB – 2012-2013
ECB zal proberen prijspeil indirect te beïnvloeden
--> gebruik van monetaire beleidsinstrumenten
ECB heeft ook bijkomende bevoegdheden
- Uitgifte van bankbiljetten (in eurogebied)
- Aanhouden en beheren v/d officiële valutareserves
NCBs hebben deel van hun goud en deviezenreserves overgedragen (40 miljard)
--> hiermee kan de ECB interventies voorzien
NBB verloot zeker niet al zijn invloed op monetair beleid
--> Gouverneur van NBB is RvB-lid van ESCB (stemrechtig)
1.2.2 Specifieke taken door NBB
NBB doet volgende taken:
- Kosteloos diensten leveren aan de federale staat (dagelijks beheer rentefonds)
- Diensten aan financiële sector:
--> Beheer van Balans- en risicocentrales
--> Beheer Beschermingsfonds voor Deposito’s en Financiële Instrumenten
Toezicht op financiële instellingen werd tot 2011 uitgevoerd door CBFA (nu FSMA)
--> dit onderdeel is toegewezen aan de NBB
Er is een bipolair toezichtsmodel met de naam: Twin-peaks model
Hierbij is het nationaal toezicht verdeelt onder NBB en FSMA
NBB: verantwoordelijk voor macroprudentieel toezicht alsook voor het individuele prudentiële
toezicht op financiële instellingen
Voorbeelden: nazicht of regelgeving wordt nageleegd, boekhouding waargetrouw, instelling
vakkundigheid, ...
1.3 Rentefonds
Rentefonds: treedt op als markthouder op de secundaire markt voor overheidseffecten
--> meer bepaald markten voor gewone overheidsobligaties, lineaire obligaties (OLO’s) en
schatkistcertificaten
Rentefonds moet in de rol v/e markthouder, de liquiditeit waarborgen op de markten voor
overheidsschuld
Het fonds doet aan- en verkopen van overheidseffecten voor eigen rekening
--> een voldoende groot verhandeld volume waarborgen is het doel
--> bruuske koerschommelingen worden gedempt
Rentefonds doet rapportering van informatie met betrekking tot de betrokken markten
(verhandelde volumes, referentie-rentevoeten, ...)
2
Jeroen De Koninck – HIRB – 2012-2013
1.4 Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA)
FSMA is de opvolger van CBFA (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen)
Het orgaan is ontstaan door de invoering v/h bipolair toezichtsmodel
FSMA heeft verschillende taken:
Hoofdtaak: toezicht uitoefenen op de betrouwbaarheid van de informatie die aan kandidaatbeleggers wordt verstrekt in het kader v/e openbare uitgifte van effecten (voor particulieren)
FSMA moet elke openbare uitgifte van effecten controleren
--> gebeurd via informatiedocument (prospectus) dat de uitgever moet laten goedkeuren
FSMA zegt niet over de opportuniteit en de opbrengstperspectieven v/d belegging
ENKEL controle op het feit dat beleggers voldoende zijn ingelicht
--> zo kunnen deze op correct informatie een correcte beslissing neme
!! Risicovolle beleggingen mag men uitgeven
--> maar de risico’s moeten duidelijk aangegeven zijn
Interventies van FSMA moeten preventief en discreet zijn
MAAR: tegen sommige bepalingen toch expliciet veto
Een geplande openbare emissie van effecten kan verboden worden
--> de vergunning v/e financiële instelling kan ingetrokken worden bij wantoestanden
FSMA zorgt ook voor de eerstelijnscontrole op de Beurs
--> de FSMA houdt toezicht op de juistheid van financiële informatie op de beurs
! De organisatie is bevoegd om beursdelicten te bestraffen
(handel met voorkennis, marktmanipulatie)
Vroeger was deze bevoegdheid in handen v/d marktautoriteit (eigen controleorgaan v/d beurs)
1.5 Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI)
CFI staat in voor onderzoek naar witwassen van geld bij financiële instellingen
Witwassen: uitvoeren van transacties teneinde de illegale herkomst van geld te verbergen
(bv. drugshandel)
Als CFI aanwijzingen vindt van ernstig misbruik
--> dossier overdragen aan parket
CFI is bijgevolg tussenpersoon, filter, tussen financiële instellingen en justitie
3
Jeroen De Koninck – HIRB – 2012-2013
2. OVERZICHT VAN BELANGRIJKSTE REGULERENDE BEPALINGEN BINNEN HET
BELGISCH FINANCIEEL STELSEL
2.1 Waarom reguleren?
Financieel systeem vergt uitgebreide overheidsregulering
Er is asymmetrische informatie
--> huidige waarde van financiële activa (aandelen, obligaties)
--> bepaald door toekomstige opbrengsten die belegger kan realiseren
Hierdoor is er risico en onderzekerheid
Financiële instelling kunnen dit misbruiken via misleidende reclames
--> NNB: toezicht houden op informatie aan kandidaat-beleggers
2.2 Bazelakkoorden
2.2.1 Inleiding
Regelgeving moet internationaal worden afgestemd
Men doet dit via het Bazelcomité binnen de BIB (Bank voor Internationale Betalingen)
Het bestaat uit vertegenwoordigers v/d toezichthoudende autoriteiten
centrale banken van landen uit alle continenten
De voorschriften hebben betrekking op internationale harmonisatie v/d eigenvermogensmeting- en
normen
!! Bepalingen zijn niet bindend, maar stralen wel gezag uit
In de EU worden de regels gebruikt als basis om richtlijnen inzake solvabiliteit uit te werken
!! Lidstaten moeten de richtlijnen (CAD: Capital Adequacy Directive) naleven
--> strenger optreden mag ook
De regelgeving is vrij dynamisch
--> de economische realiteit past zich sterk aan --> regels moeten volgen
Bazel I akkoord (BIS: Bank For International Settlements 1998) was een eerste stap
--> harmonisatie van kapitaalmeting en kapitaalvereisten
Bazel II was een aanpassing van Bazel I met de introductie van een risicogevoelige aanpak
Bazal III wordt nog in fases ingevoerd (nog niet actief)
--> meer aandacht voor nieuwe structuur en definitie van het begrip kapitaal
Ook meer aandacht voor het liquiditeitsrisico
4
Jeroen De Koninck – HIRB – 2012-2013
2.2.2 Huidige reglementering: Bazel II
A) Definitie van het eigen vermogen
Eigen vermogen voor financiële instellingen: “middelen die volledig en onvoorwaardelijk ter
beschikking staan van de instelling om haar risico’s of verliezen te dekken”
Er zijn twee types eigen vermogen:
- Eigen vermogen sensu stricto (stikte zin / kernvermogen)
- Eigen vermogen sensu lato (ruime zin)
Eigen vermogen in enge zin: kapitaal en reserves (TIER 1)
Eigen vermogen in ruime zin: kapitaal, reserves en aanvullende bestanddelen (TIER 2)
REGEL: Aanvullende bestandsdelen mogen niet meer dan 50% v/h eigen vermogen in ruime zin
uitmaken
Eigen vermogen in ruime zin: TIER 1 + TIER 2 met TIER 1 > 50%
TIER 2 bestaat meestal uit achtergestelde schulden
--> houders van deze schulden worden bij faillissement v/d instelling pas na alle andere schuldeisers
terugbetaald (wel voor de aandeelhouders)
B) Bazel II pijlers
Er zijn drie pijlers waarom de vereisten steunen
--> hier moet men aan voldoen
- Minimale kapitaalvereisten
- Prudentiële controle
- Marktdiscipline
1. Minimale kapitaalvereisten: risk assets ratio
Solvabiliteit: verhouding eigen vermogen en totaal vermogen
--> men mag het niveau van de eigen middelen niet enkel afstellen op totale passief
! Rekening houden met gedragen risico’s (kredietrisico, marktrisico en operationeel risico)
Hieruit ontstond het risk assets ratio
RISK ASSETS RATIO =
EIGEN VERMOGEN IN RUIME ZIN
KREDIETRISICO + MARKTRISICO + OPERATIONEEL RISICO
REGEL: risk assets ratio is wettelijk vastgelegd op 8%
Voorbeeld: men moet voor 8 euro eigen vermogen hebben voor een risico van 100 euro
5
Jeroen De Koninck – HIRB – 2012-2013
De teller is het eigen vermogen in ruime zin
De noemer is de som van kredietrisico, marktrisico en operationeel risico
Er zijn verschillende berekeningstechnieken
--> eenvoudige modellen en op-maat-gemaakte complexe modellen
1.1 Kapitaal voor het dekken van kredietrisico
== wegingsfactoren worden op examen vermeld ==
Voor het kredietrisico te gaan berekenen
--> ratio dat verleende kredieten weegt op basis van hun risico
Er zijn verschillende wegingsfactoren (van 0% tot 350%)
De wegingsfactor die men moet toepassen voor een bepaald krediet
--> afhankelijk v/h kredietrisico dat voornamelijk gemeten wordt op basis van:
- Aard en duur v/d verrichting
- Statuut van de wederpartij
Overheden van landen met goede kredietwaardigheid: wegingsfactor 0%
--> ze tellen dus niet mee in de berekening v/d risk assets ratio
(de risico op niet-terugbetaling is nihil)
Investeringskredieten aan bedrijven worden voor 100% gewogen
--> kredietrisico ligt hoger
Financiële instellingen kunnen ook interne ratingmodellen gebruiken
--> moeten goedgekeur worden door bevoegde toezichthouder
Er zijn meer ratingklassen en wegingsfactoren dan de beperkte klassen bij standaardisering
--> faillissement van individuele kredietnemers en intensiteit v/h daarbij geleden verlies wordt in
rekening gebracht
Er is een nauwkeurigere benadering mogelijk dan bij gestandaardiseerde methode
Merk op: grotere bedrijven komen in lagere risicoklassen en wegingsfactoren terecht dan KMO’s
--> er is meer eigen middelen nodig voor een bank die meer kredietverlening doet aan KMO’s
Wanneer men de verschillende posten gewogen op basis van hun kredietrisicograaf heeft
--> som maken v/d bekomen waarden: kredietrisico
6
Jeroen De Koninck – HIRB – 2012-2013
Voorbeeld:
Een bank heeft volgende kredieten gegeven:
- 100.000.000 investeringskredieten aan bedrijven
- 10.000.000 obligaties aan Belgische overheid
- 50.000.000 Hypothecaire woonkredieten
De relevante wegingsfactoren v/d kredieten zijn:
- Investeringskrediet aan bedrijven: 100%
- Obligatiekrediet aan Belgische overheid: 0%
- Woonkrediet gewaarborgd door hypotheek: 50%
Gevraagd: we willen het kredietrisico weten
Oplossing: (100.000.000 x 1) + (10.000.000 x 0) + (50.000.000 x 0,5) = 125.000.000
1.2 Kapitaal voor het dekken van marktrisico
Marktrisico: risico verbonden aan de effecten die een bank voor KT aanhoudt met de bedoeling ze te
verhandelen en er winst mee te maken (vb: handelsportefeuille v/d bank)
Simpel methode: kapitaal aanhouden ten overstaan van elk individueel effect dat de bank aanhoudt
Men maakt een onderscheidt tussen:
- Interestvoet-risico
- Wisselkoersrisico
- Aandelenrisico
- Grondstoffenrisico
! Hoger risico zorgt voor hogere risicowegingsfactor die van toepassing is
De som v/d bekomen waarde is het marktrisico
Moeilijk methode: de berekening doen via de value-at-risk maatstaf (VaR)
--> maximaal verlies dat de financiële instelling met kans van 1% kan oplopen in de komende tien
dagen
Daarbij komt nog de: specifieke kapitaalverplichting
--> dekt de individuele risico’s in de handelsportefeuille
MARKTRISICO = 12,5 x (k x VaR + SPECIFIEKE KAPITAALVERPLICHT.)
k is de multiplicatieve factor en is minimaal 3
! Hogere waarden kunnen opgelegd worden door de toezichthouder
!! VaR maatstaf is de grootste van:
7
- VaR berekend op dag voordien
- Gemiddelde van dagelijkse VaR-maatstaven over 60 dagen
Jeroen De Koninck – HIRB – 2012-2013
Voorbeeld:
Bank heeft Value-At-Risk van 20.000.000 euro (berekend op dag voordien)
Bank heeft Value-At-Risk van 22.000.000 euro (berekend op vorige 60 dagen)
Er is een specifieke kapitaalverplichting van 4.000.000 euro
De factor k is 3
Gevraagd: we willen het marktrisico weten
12,5 x (3 x 22.000.000 + 4) = 875.000.000 euro
1.3 Kapitaal voor het dekken van operationeel risico
Operationeel risico: de verliezen die resulteren uit niet-aangepaste of falende processen, mensen en
systemen v/d financiële instelling en daarnaast ook de verliezen uit externe gebeurtenissen
Simpel methode: berekenen uit een vast percentage v/h inkomen v/d bank
OPERATIONEEL RISICO = 12,5 x (α x BRUTO BEDRIJFSINKOMEN BANKBEDRIJF)
Bruto bedrijfsinkomen bankbedrijf = intermediaire inkomsten + niet-rente inkomsten
α wordt meestal op 15% gezet
Methode is eenvoudig en transparant
Moeilijk methode: opsplitsing van de acht verschillende bankactiviteiten
--> som van de individuele risico’s
Voorbeeld:
Bank heeft bruto bedrijfsinkomen van 500.000.000 euro
Gevraagd: we willen het operationeel risico weten
12,5 x 0,15 x 500 = 937,5
2. PRUDENTIËLE CONTROLE
Prudentiële controle: meer daadkrachtig risicobeheer promoten (doel)
De nationale regulatoren krijgen ruimte en flexibiliteit om additionele regulering op te leggen
--> dit rekening houden met lokale factoren (afstellen)
Hierdoor is een vroege interventie mogelijk
--> financiële instelling worden aangezet om betere technieken van risicobeheer te implementeren
Daarnaast ook risico’s te evalueren die men niet opnam bij het Risk Assets Ratio
De Belgische regulator legt drie extra verplichtingen op boven het risk assets ratio:
- Verplichting op basis van algemene solvabiliteitscoëfficiënt (gearing ratio)
- Verplichting op basis van de vastleggingscoëfficiënt
- Begrenzing op risicoconcentratie
8
Jeroen De Koninck – HIRB – 2012-2013
1.1 Verplichting op basis van de algemene solvabiliteitscoëfficiënt: GEARING RATIO
Belgische banken moeten rekening houden met het gearing ratio
--> het is de verhouding tussen eigen middelen en aangetrokken vreemde middelen (o.a. deposito’s)
GEARING RATIO =
EIGEN VERMOGEN IN RUIME ZIN
VREEMD VERMOGEN
Er worden vereiste gearing ratio’s opgelegd:
KENNEN
SCHIJF
1
2
3
4
5
TOTAAL VREEMD VERMOGEN IN BANKBALANS
(MILJOENEN EURO)
Minder dan of gelijk aan 25
Meer dan 25 tot 125
Meer dan 125 tot 250
Meer dan 250 tot 1.250
Meer dan 1.250
VEREIST GEARING RATIO
6,0%
4,0%
3,0%
2,5%
2%
We merken: afnemende eigenvermogensverplichtingen per opeenvolgende schijf vreemde middelen
--> ratio’s zijn niet strikt proportioneel tot aangetrokken vreemd vermogen
Voorbeeld
Bank met vreemd vermogen van 25.000.000 neemt 10.000.000 extra vreemd vermogen op
Gevraagd: we willen de vereiste gearing ratio weten
Eerste schijf: 25 miljoen telt 6%
Tweede schijf: 10 miljoen telt 4%
Door deze ratio’s zijn er ook schaalvoordelen
1.2 Verplichting op basis van vastleggingscoëfficiënt
Vastleggingscoëfficiënt: som v/d financiële vaste activa en de materiële vaste activa
--> moeten gedekt worden door eigen vermogen in ruime zin
1.3 Verplichting op basis van risicoconcentratie per wederpartij
Er zijn ook beperkingen rond maximale risicoconcentratie per wederpartij
--> hiermee wil men zorgen dat voortbestaan v/d bank niet afhangt van één belangrijke klant
!! Geheel van risico’s voor éénzelfde wederpartij mag niet meer dan 25% v/h eigen vermogen in
ruime zin bedragen
Wederpartij: groep van tegenpartijen, ten aanzien v/h risico, als samenhangend geheel)
--> Voorbeeld: dochterbedrijven uit dezelfde bedrijvengroep (die klant zijn)
9
Jeroen De Koninck – HIRB – 2012-2013
3. MARKTDISICPLINE
Deze pijler zorgt voor meer uitgebreide rapportering (DISCLOSURE) v/d genomen risico’s alsook de
aanwezige kapitaalbuffers
Hierdoor kunnen marktparticipanten zelf de solvabiliteit v/d bank evalueren en op volgen
Er is een grotere transparantie --> gaat banken aanzetten om aandacht te spenderen aan hun
solvabiliteit
Financiële instellingen moeten meer rapporteren over:
- Samenstelling v/h kapitaal
- Toereikendheid v/h kapitaal
--> ook aanzet tot meer toelichting over genomen risico’s
Minicase: Bank Moneyco
ZIE PAGINA 323
2.2.3 Naar hernieuwde normen
Risicoprofiel v/d kredietinstellingen is grond gewijzigd
Oorzaak:
- Sterke complexiteit van financiële instrumenten
- Snelle evolutie v/d financiële markten
--> crisis zorgde voor fouten in huidige reglementering
Hierdoor ontstond het Bazel III-akkoord
--> komt in 2013 in werking
Wijzigingen t.o.v. huidige solvabiliteitsregulering
- Naast risico-gewogen benadering v/d kapitaalvereisten
+ Nu ook risico-ongewogen vereiste in termen van totale activa
- Definitie van eigen vermogen aangepast
+ Structuur v/h kapitaal en kwaliteit anders
--> Doel: meer kwalitatief hoogstaand eigen vermogen
- Percentage eigen vermogen in ruime zin (8%)
+ Opgetrokken naar minimaal 10,5%
+ Invoeren van extra kapitaalbuffers op totale eigen vermogen
--> kunnen aangewend worden tijdens crisis
--> compenseren verliezen
--> verminderen procycliciteit v/h bankwezen
+ Twee complementaire liquiditeits-standaarden
--> KT-liquditeitsbuffer
--> LT-standaard om stabiele financiering te voorzien
Naast solvabiliteitsregulering zijn er ook specifieke eigenvermogensvereisten voor verzekeringsinstellingen (ook nieuwe regels Solvency II)
10
Jeroen De Koninck – HIRB – 2012-2013
2.3 Depositobeschermingssysteem
NNB legt verschillende solvabiliteitsvoorschriften op (externe controle)
Naast externe controle is er ook interne controle
--> wordt uigevoerd door de banken zelf (screening/monitoring)
Deze twee bieden geen waterdichte garantie tegen solvabiliteitsproblemen
--> er is een bijkomend veiligheidsnet
Meer nood aan veiligheidsnet voor kleine en middelgrote deponenten
--> grote deponenten minder last van in gebreke blijven v/e bank
Grote deponenten hebben meer kennes
--> gaan portefeuille beter spreiden
Men redeneert dus uit sociale aard
Ook wil men voorkomen dat geloofwaardigheid en vertrouwen in het systeem kwijt geraken
België heeft het Beschermingsfond voor Deposito’s en Financiële Instrumenten (BDFI)
- Alle financiële instellingen MOETEN verplicht toetreden
- Fonds voorziet dekking van 100.000 euro per deposant
--> alle deposito’s worden door garantiestelsel gedekt
! Indien deze ontoereikend zijn, past men proratebeginsel toe
- Naast spaardeposito’s worden ook kasbons en obligaties op naam in aanmerking genomen
voor een dekking
- Financiering v/h garantiestelsel bestaat uit verplichte jaarlijkse bijdragen v/d instellingen
--> in verhouding met aantal aangehouden deposito’s v/d instelling
- NBB staat in voor het beheer v/h fonds
ZIE OEFENINGEN PAGINA 328
11
Jeroen De Koninck – HIRB – 2012-2013
12
Jeroen De Koninck – HIRB – 2012-2013
Download