Het therapeutisch effect van nitriet bij ischemie

advertisement
FACULTEIT GENEESKUNDE EN
GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN
Academiejaar 2013 - 2014
Het therapeutisch effect van nitriet bij ischemie-reperfusie
letsels
Stijn Vanneste
Promotor: Prof. Dr. Romain Lefebvre
Scriptie voorgedragen in de 2de Master in het kader van de opleiding
MASTER OF MEDICINE IN DE GENEESKUNDE
1
2
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING ............................................................................................................................................... 7
MATERIALEN EN METHODEN ............................................................................................................. 12
RESULTATEN ......................................................................................................................................... 13
Hoofdstuk 1. De bronnen van nitriet .................................................................................................... 13
1.1 De endogene bron van nitriet: oxidatie van NO ......................................................................... 13
1.2 De exogene bronnen van nitriet.................................................................................................. 15
1.3 Nitrietconcentraties in het lichaam ............................................................................................. 17
Hoofdstuk 2. De bioactivatie van nitriet naar NO ................................................................................. 18
2.1 De non-enzymatische reductie van nitriet .................................................................................. 19
2.2 Reductie van nitriet door heem-bevattende globinen................................................................ 20
2.2.1 Reductie door hemoglobine ................................................................................................. 21
2.2.2 Reductie door myoglobine ................................................................................................... 23
2.2.3 Reductie door neuroglobine................................................................................................. 23
2.3 Reductie van nitriet door molybdeen-bevattende enzymes ...................................................... 24
2.4 Reductie van nitriet door eiwitten uit de mitochondriale transportketen ................................. 25
2.5 Andere nitrietreductasen ............................................................................................................ 25
Hoofdstuk 3. Mechanismen van de cytoprotectieve effecten van nitriet tijdens I/R ........................... 26
3.1 Nitriet-gemedieerde cytoprotectie is NO-afhankelijk en NOS-onafhankelijk ............................. 26
3.2 Enkele pathofysiologische kenmerken van I/R letsels ................................................................ 27
3.2.1 Generatie van ROS................................................................................................................ 28
3.2.2 Opening van de mitochondrial permeability transition pore (mPTP) .................................. 30
3.3 Mechanismen van nitriet-gebaseerde cytoprotectie .................................................................. 31
3.3.1 Reversibele S-nitrosilatie van complex I............................................................................... 32
3.3.2 Reversibele nitrosilatie van complex IV ............................................................................... 33
3.3.3 De mechanismen van nitriet bootsen ischemische preconditionering (IPC) na .................. 34
3.3.4 De opening van ATP-dependente kaliumkanalen door nitriet ............................................. 36
3.3.5 Inhibitie van mitochondriale fissie door fosforylatie van Drp1 ............................................ 37
Hoofdstuk 4: Nitriet als potentieel therapeuticum bij I/R letsels ......................................................... 39
4.1 Dierstudies betreffende nitriettoediening bij I/R ........................................................................ 39
4.2 Veiligheid van nitriettherapie bij I/R ........................................................................................... 43
4.3 Nitriettherapie bij acuut myocardinfarct (AMI) .......................................................................... 44
4.4 Nitriettherapie bij beroerte ......................................................................................................... 45
3
DISCUSSIE ............................................................................................................................................. 47
REFERENTIELIJST .................................................................................................................................. 49
Afkortingen:
5-HD
5-hydroxydecanoaat
AMI
Acuut myocard-infarct
AMPK
AMP-kinase
ATP
Adenosinetrifosfaat
cGMP
Cyclisch guanosinemonofosfaat
CVA
Cerebrovasculair accident
CVA
Cardiovasculair accident
DLT
Dose limiting toxicity
Drp1
Dynamin-related protein-1
eNOS
Endotheliaal NOS
GC
Guanylaatcyclase
H202
Waterstofperoxide
Hb
Hemoglobine
HNO3
Salpeterzuur
HO-°
Hydroxyl radicaal
I/R
Ischemie-reperfusie
iNOS
Induceerbaar NOS
IPC
Ischemische preconditionering
K
+
ATP
kanalen
ATP-gevoelig kaliumkanaal
Mb
Myoglobine
metHB
Methemoglobine
Mo-co
Molybdeen-cofactor
MnSOD
Mangaan superoxide dismutase
mPTP
Mitochondrial permeability transition pore
MTD
Maximal tolerated dose
Ngb
Neuroglobine
nNOS
Neuronaal NOS
NO
Stikstofmonoxide
NO2-
Nitriet
NO3-
Nitraat
NOS
NO synthase
4
O2-°
Superoxide anion
-
ONOO
Peroxynitriet
PCI
Percutane coronaire interventie
PKA
Proteïne kinase A
PKG
Proteïne kinase G
R-ONO2
Organische nitraten
ROS
Reactive oxygen species
SAH
Subarachnoïdale hemorragie
STEMI
ST-elevated acute myocard infarct
XDH
Xanthine-dehydrogenase
XO
Xanthine-oxidase
XOR
Xanthine oxireductase
5
SAMENVATTING
Achtergrond: Nitriet werd jarenlang beschouwd als een inert eindproduct van het metabolisme
van stikstofmonoxide (NO). Recent onderzoek heeft echter aangetoond dat nitriet in weefsels
een belangrijk reservoir is van NO. Tijdens ischemie of hypoxie kan nitriet terug worden
omgezet tot NO. Omstandigheden van slechte weefselperfusie worden gekenmerkt door een
verlaagde beschikbaarheid aan NO. De ontdekking van de nitraat-nitriet-NO pathway
verklaart de cytoprotectieve effecten van nitriet in hypoxische omstandigheden. Dit heeft
geleid tot een herevaluatie van de rol die nitriet speelt in verschillende ziektetoestanden. De
mogelijkheid om nitriet aan te wenden in de therapie van ischemie/reperfusie (I/R) letsels is
hier één van.
Doelstelling: In deze literatuurstudie geven we een overzicht van de bronnen van nitriet. De
mechanismen van de omzetting van nitriet naar NO en de mechanismen van nitrietgemedieerde cytoprotectie worden eveneens besproken. Daarnaast gaan we na hoe ver men
staat in het onderzoek naar nitriet als mogelijk therapeuticum bij I/R letsels. Hierbij bespreken
we de reeds uitgevoerde dierstudies, de veiligheid van nitriettoediening en de vertaling naar
de kliniek voor acuut myocardinfarct (AMI) en cerebrovasculair accident.
Resultaten: Toediening van nitriet werd bestudeerd in talrijke diermodellen en heeft zich
bewezen als een effectief middel om I/R schade te verminderen in het hart, de hersenen, de
lever en de longen. Het cytoprotectief effect van nitriet tijdens I/R gebeurt via NO als
intermediair. Er zijn reeds verschillende eiwitten geïdentificeerd die verantwoordelijk zijn
voor de reductie van nitriet naar NO in het bloed en in de weefsels, de belangrijkste zijn
deoxyhemoglobine, deoxymyoglobine en xanthine-oxidase. De mitochondriën zijn de centrale
plaats waar de mechanismen van cytoprotectie zich afspelen.
Klinische studies hebben aangetoond dat nitriettoediening in therapeutische dosissen veilig is
bij gezonde mensen. De resultaten van een eerste klinische studie konden, in vergelijking met
de controlegroep, geen reductie van de infarctzone aantonen bij AMI. In de hersenen werd het
eerste klinisch onderzoek naar nitriettoediening uitgevoerd bij patiënten met subarachnoïdale
hemorragie (SAH). Er werd aangetoond dat potentieel therapeutische dosissen nitriet veilig
zijn bij patiënten met SAH, dit zet de deur open voor het ontwikkelen van andere klinische
studies die de neuroprotectieve effecten van nitriet evalueren.
6
INLEIDING
In deze masterscriptie bespreken we het gebruik van nitriet bij ischemie-reperfusie letsels.
Deze materie is complex en dient in de juiste context geplaatst te worden. Omdat nitriet een
eindproduct is van stikstofmonoxide (NO) maar via NO zijn werkingsmechanisme uitoefent,
vertrekken we vanaf deze molecule om uiteindelijk tot nitriet en de aanwending ervan bij
ischemie-reperfusie letsels te komen.
NO is een intra- en intercellulaire signaalmolecule die een belangrijke rol speelt in vele
fysiologische en pathofysiologische processen zoals vasodilatatie, neurotransmissie,
immunomodulatie, cardiale contractie, inhibitie van plaatjesaggregatie, inhibitie van de
mitochondriale
respiratie
(cytoprotectie),
stamceldifferentiatie
en
proliferatie.(1)
NO wordt in het lichaam geproduceerd door de inbouw van zuurstof (oxidatie) in het
aminozuur L-arginine, een reactie die wordt gekatalyseerd door NO synthasen (NOS); zie
figuur 1.(2)
Deze familie van enzymen bestaat uit 3 isovormen genoemd naar de plaats waar ze initieel
werden ontdekt: endotheliaal NOS (eNOS), induceerbaar NOS (iNOS) en neuronaal NOS
(nNOS).
Het best gekend is NO gevormd door endotheelcellen (eNOS) dat een belangrijke rol speelt
als vaatdilatator. In 1980 ontdekten Robert F.Furchgott, Louis J.Ignarro en Ferrid Murad het
belang
van
NO
als
endotheel-afhankelijke
relaxatiefactor
(endothelial
derived
relaxationfactor, EDRF).(3) In 1998 kregen ze hiervoor de Nobelprijs voor fysiologie en
geneeskunde.
In het cardiovasculaire systeem wordt NO afgegeven door gezond vaatendotheel, o.a. als
reactie op weefselhypoxie. NO diffundeert naar de vasculaire gladde spiercellen waar het
zorgt voor de activatie van guanylaatcyclase (GC), waardoor de concentratie cGMP stijgt en
vaatverwijding optreedt. (1)
Deze inzichten in het NO-systeem hebben geleid tot farmacologische strategieën die direct
gebruik maken van de vaatverwijdende capaciteit van NO. Bij pulmonale hypertensie
bijvoorbeeld wordt beademing met NO toegepast bij pasgeborenen met persisterende
pulmonaire hypertensie om vaatverwijding in het longvaatbed te verkrijgen.(4) Welbekend
zijn de organische nitraten (R-ONO2, vaak aangeduid als ‘nitraten’), zoals nitroglycerine, die
sinds de vroege jaren 1800 gebruikt worden in de behandeling van angina pectoris.(5) Sinds
de ontdekking van NO als vasodilatator heeft men gevonden dat de werking van dergelijke
7
medicijnen in feite steunt op de vrijzetting van NO uit deze nitraten binnen de gladde
spiercellen van de vaatwand.
Figuur 1: Vereenvoudigde biochemie van stikstofmonoxide in het cardiovasculaire systeem. Behalve een
vaatverwijdend effect heeft NO ook een remmende werking op plaatjesadhesie en –aggregatie en speelt
het een rol in de endotheelfunctie en contractiliteit van het myocard. (bron:
http://www.nhlbi.nih.gov/funding/training/redbook/K23Blood.htm)
NO kent een korte werkingsduur, wordt snel geoxideerd tot nitriet (NO2-) en vervolgens tot
nitraat (NO3-). Figuur 1 illustreert nitraat en nitriet nog als stabiele eindproducten van het
katabolisme van NO. Recent is in dit concept echter verandering gekomen.
Onderzoek dat gedurende de laatste twintig jaar werd uitgevoerd, heeft aangetoond dat nitraat
en nitriet in bloed en weefsels terug kunnen worden gerecycleerd tot NO en dit vooral tijdens
hypoxie.(6)(7)(8)(9) In omstandigheden van lage zuurstofspanning en pH kan nitriet worden
gereduceerd tot biologisch beschikbare NO. Op die manier worden verschillende antwoorden
op zuurstoftekort geboden, zoals hypoxische vasodilatatie. Nitriet zou dus dienst doen als een
NO ‘pro-drug’ die selectief kan worden gereduceerd. De ontdekking van deze wederkerige
relatie tussen nitriet en NO heeft bij wetenschappers gezorgd voor een vernieuwde interesse in
de biologische rol van nitriet.
Een verlaagde beschikbaarheid van NO draagt namelijk bij tot talrijke ziektes en dit zou het
therapeutisch aanwenden van nitriet als een endogeen reservoir voor NO bijzonder interessant
maken. De waarschijnlijk meest gedocumenteerde relatie tussen NO en ziekte is deze in het
8
cardiovasculaire systeem. Verlaagde concentraties van NO worden geassocieerd met
dysfunctie van het endotheel, vorming van atherosclerotische plaques, arteriële restenose,
perifeer vaatlijden, en ischemie-reperfusie letsels.(1) Vele andere pathologische condities
zoals chronische inflamatie, neurologische dysfunctie en kanker worden ook gekenmerkt door
verstoorde beschikbaarheid van NO. Figuur 2 geeft een overzicht van dergelijke ziektes en
illustreert de verscheidenheid aan therapeutische mogelijkheden voor nitriet.
Figuur 2: Effecten van op nitriet gebaseerde therapie. Overzicht van de belangrijkste mogelijke effecten
van nitriet als potentieel therapeuticum bij verschillende pathologische condities.(10)
In deze scriptie zal de nadruk worden gelegd op ischemie-reperfusie (I/R) letsels.
I/R is een complex pathofysiologisch proces verantwoordelijk voor orgaanschade in
omstandigheden waarbij de bloedtoevoer gecompromitteerd wordt (vb. acuut myocardinfarct
(AMI), cardiovasculair accident (CVA) en orgaantransplantaties). I/R letsels dragen in grote
mate bij tot de morbiditeit en mortaliteit van vele ziektes in de westerse wereld. Ondanks
jaren onderzoek bestaan slechts weinig specifieke farmacologische behandelingen om I/R
letsels te bestrijden. Zoals vermeld neemt men in de pathogenese van I/R letsels een gedaalde
beschikbaarheid van NO waar. De gedaalde concentratie van NO wordt onder andere
9
verklaard doordat tijdens ischemie minder NO kan worden gevormd door NOS, daar deze
enzymen zuurstof nodig hebben om L-arginine te oxideren. Tevens werd aangetoond dat
toevoeging van een NOS-inhibitor gedurende I/R letsels de schade aan weefsels nog
vergroot.(11) De reductie van nitriet wordt in deze situaties als een belangrijke bron van NO
gezien.(3)
De laatste jaren werd aangetoond dat NO, naast een vaatverwijderend effect, ook een
cytoprotectief effect heeft bij I/R letsels. Bij proefdieren behandeld met NO werd, na inductie
van een I/R letsel, een verkleining van de infarctzone gezien in het hart, de lever, de longen en
de nieren.(1) Verschillende therapeutische strategieën worden nu onderzocht om de
beschikbaarheid van NO te verhogen bij I/R letsels. Dit is onder andere mogelijk via inhalatie
van NO, inname van medicijnen die fungeren als NO-donor of NO-substraat (vb. L-arginine)
en toediening van de anionen nitriet en nitraat.(1) In 2005 was er de eerste studie die bij in
vivo muismodellen het cytoprotectief van een lage dosis nitriet kon aantonen na I/R van het
hart en de lever.(12) Bij het myocardiaal I/R letsel zorgde nitriet voor een vermindering van
de infarctzone van 67 procent. In deze masterscriptie zal worden ingegaan op de toediening
van nitriet bij I/R letsels en het cytoprotectief effect daarvan.
In de eerste drie hoofdstukken van de resultaatsectie in deze scriptie worden achtereenvolgens
besproken 1) de bronnen van nitriet, 2) hoe de omzetting van nitriet naar NO (dit wordt de
‘bioactivatie’ van nitriet naar NO genoemd) precies gebeurt en 3) wat de mechanismen zijn
achter de cytoprotectieve effecten van nitriet.
1) Naast NO als endogene bron kan nitriet ook via de voeding worden opgenomen als nitraat.
Voor deze omzetting spelen commensale bacteriën in het digestief stelsel een belangrijke rol.
2) Hoe de bioactivatie van nitriet naar NO gebeurt, is nog niet volledig opgehelderd. Naast de
non-enzymatische vorming kan nitriet door diverse eiwitten tot NO worden gerecycleerd. Dit
noemt men de enzymatische vorming van nitriet. Dergelijke eiwitten beschikken over de
capaciteit om nitriet tot NO te reduceren en werden gevonden in het bloed en in de weefsels.
Opvallend is dat de functie van deze eiwitten sterk afhankelijk is van zuurstof en dat ze pas tot
NO producerende ‘enzymen’ worden omgevormd in omstandigheden van hypoxie. Zo is
deoxyhemoglobine geïdentificeerd als het reductase van nitriet in het bloed. Waarschijnlijk
zijn er afhankelijk van het weefsel specifieke reductasen. In het hart bijvoorbeeld wordt
deoxymyoglobine
gezien
als
het
belangrijkste
nitriet-reductase
tijdens
ischemie.
Mitochondriën spelen bij nitrietreductie, net zoals bij cytoprotectie, ook een belangrijke rol.
10
Zo kunnen tijdens hypoxie verschillende eiwitten uit de electronentransportketen nitriet
reduceren.
Over de regulatorische pathways van hoe ischemische omstandigheden de activiteit van de
nitrietreductasen verhogen is nog niet veel geweten. Naast een overzicht van de belangrijkste
nitrietreductasen, duiden we enkele van deze hypoxie- en redox-regulerende mechanismen die
hun activiteit controleren.
3) Nitriet kan de uitgebreidheid van I/R letsels beperken door het vasodilaterend en antiaggregerend effect ervan op de bloedvaten, maar ook door een protectief effect op de cellen
van het letsel zelf. De mechanismen achter deze nitriet-gemedieerde cytoprotectie zijn
complex en worden nog niet volledig begrepen. Nitriet zou enkel zijn effect kunnen
uitoefenen via NO als intermediair. Vast staat dat de mitochondriën de centrale plaats zijn
waar de mechanismen van cytoprotectie zich afspelen. Bij I/R letsels ziet men namelijk dat de
schade geïnitieerd wordt ter hoogte van deze organellen: er worden reactive oxygen species
(ROS) - dit zijn zuurstofradicalen en ionen - geproduceerd die lipiden, proteïnen en DNA
beschadigen en zo de normale celfunctie aantasten wat uiteindelijk leidt tot apoptose of
necrose van de cel. Nitriet is tijdens ischemie in staat de mitochondriale respiratie te
moduleren wat leidt tot daling in de generatie van ROS en minder oxidatieve schade aan
mitochondriale eiwitten wat uiteindelijk zorgt voor een verkleining van de infarctzone.
Gezien de aanzienlijke resultaten in preklinische studies met betrekking tot het cytoprotectief
effect van nitriet, lijkt de klinische vertaling naar op nitriet gebaseerde therapieën bij I/R
letsels logisch. In het vierde hoofdstuk van de resultaatsectie in deze scriptie zal een overzicht
worden gegeven van de studies die reeds zijn uitgevoerd bij dier en mens. Tevens worden de
uitdagingen in de potentiële nitrietbehandeling bij acuut myocardinfarct en beroerte (stroke)
besproken, omdat dit de I/R letsels zijn waar meest onderzoek wordt naar verricht.
11
MATERIALEN EN METHODEN
De informatie voor deze literatuurstudie werd uit relevante artikels gehaald die gezocht
werden via de database ‘Pubmed’ en in mindere mate via ‘ISI Web of Knowledge’.
Om een globaal beeld te bekomen over nitriet als potentiële therapie bij I/R letsels, de
reductiemechanismen en de cytoprotectieve effecten van nitriet werden eerst enkele
systematische reviews doorgenomen. Op basis hiervan konden we een grove structuur maken
van de verschillende te bespreken onderdelen. Uiteindelijk kwamen we tot een reeks
zoekopdrachten via combinaties van de volgende trefwoorden: nitrite, ischemia, ischemia
reperfusion,
mitochondria,
reduction,
reactive
hemoglobin,
oxygen
myoglobin,
species,
neuroglobin,
cytoprotection,
xanthineoxireductase,
ischemic
preconditioning,
preconditioning, therapy, sodium nitrite, myocard, kidney, liver, brain, stroke. De
restrictiecriteria waren: artikels gepubliceerd in de laatste 10 jaar en opgesteld in het Engels.
De resultaten van de zoekopdracht werden geselecteerd op basis van de titel en daarna werd
het abstract gelezen. Tenslotte gingen we de impactfactor na van het tijdschrift waarin het
geselecteerde artikel werd gepubliceerd, om zo het belang van de gevonden literatuur in reliëf
te kunnen plaatsen. Artikels uit een tijdschrift met een impactfactor lager dan 1 werden niet
behouden. We vonden ook bruikbare artikels via de functie ‘related articles’ in Pubmed.
De geselecteerde artikels werden gelezen en daarnaast kon nog bruikbare literatuur gevonden
worden via de referenties uit de discussiesecties van de geanalyseerde artikels. Om de artikels
te classificeren werd gebruik gemaakt van het programma ‘Mendeley Desktop’. Hierbij
werden de artikels geordend volgens de indeling die overeenkwam met de inhoudsopgave van
de literatuurstudie. Mendeley werd ook gebruikt tijdens het schrijven van de masterscriptie,
om referenties in te voeren.
Om up-to-date te blijven met de literatuur gebruikten we op aanraden van professor R.
Lefebvre het programma ‘Pubcrawler’. Dit is een programma dat via Pubmed de laatste
treffers opzoekt voor de ingegeven zoektermen en deze per mail doorstuurt met een regelmaat
die men zelf kan bepalen.
12
RESULTATEN
Hoofdstuk 1. De bronnen van nitriet
De hoeveelheid nitriet in het lichaam wordt gevormd door drie bronnen van nitriet. Een eerste
bron is de endogene vorming van nitriet via de oxidatie van NO in het bloed.
De tweede en derde bron van nitriet zijn exogene bronnen en worden hoofdzakelijk via het
dieet ingenomen. Dit gebeurt ofwel via de inname van nitraat dat gereduceerd wordt tot
nitriet, ofwel via de inname van nitriet.
1.1 De endogene bron van nitriet: oxidatie van NO
De endogene bron van nitriet bestaat uit de oxidatie van NO (zie figuur 3). NO wordt onder
andere in endotheelcellen gevormd door eNOS uit L-arginine (de klassieke L-arginine-NOSNO pathway) en is welgekend als signaalstof in de regeling van de bloedstroom en de
hartfunctie. De molecule NO komt voor als een gasvormig vrij radicaal dat in fysiologische
omstandigheden snel oxideert tot nitriet (NO2-) en daarna tot nitraat (NO3-).(13) Deze oxidatie
gebeurt traag in vitro maar wordt versneld door de zuurstofrijke omgeving in het plasma en
door de aanwezigheid van ceruloplasmine, een transporteiwit voor koper dat dienst doet als
oxidase.(14) Naast de snelle oxidatie van NO reageert het grootste gedeelte van NO snel met
oxyhemoglobine en vormt methemoglobine en nitraat.(13)
13
Figuur 3: NO geproduceerd door eNOS diffundeert ofwel in de onderliggende gladde spiercel, of wordt
vrijgesteld in het lumen van het bloedvat. In het lumen wordt het grootste gedeelte van NO opgenomen
door de rode bloedcel en reageert met oxyhaemoglobine tot methaemoglobine en nitraat. Een minderheid
ontsnapt aan de scavengerfunctie van haemoglobine en reageert met plasmabestanddelen tot nitriet en
andere ‘nitrosilated species’(13)
Nitriet is veel stabieler dan NO en heeft door zijn unieke redoxpositie tussen NO en nitraat
een relatief lange halfwaardetijd in het bloed en de weefsels (na diffusie vanuit het bloed).(13)
Zoals we hebben vermeld kan nitriet in situaties van hypoxie en metabole stress, wanneer het
zuurstofafhankelijke NOS tekortschiet, terug worden gereduceerd tot NO (zie hoofdstuk 3).
Deze omvorming maakt deel uit van de nitraat-nitriet-NO pathway. Nitriet, eerst een
afbraakproduct van het endogeen NO-metabolisme, fungeert dus in pathofysiologische
omstandigheden als een endogene bron van NO. Dit komt het ischemische weefsel ten goede
door de vaatverwijdende en cytoprotectieve effecten die NO bewerkstelligt. Sinds de
ontdekking van de nitraat-nitriet-NO pathway is de cirkel tussen de omzetting van NO, nitriet
en nitraat rond en kan men nitriet bij zoogdieren schematisch voorstellen in een
‘stikstofcyclus’. (zie figuur 4)
14
= nitraat
= nitriet
Figuur 4: De plaats van nitriet in ‘een stikstofcyclus’(15)
1.2 De exogene bronnen van nitriet
Een kleine fractie van de nitrietspiegel in het bloed is afkomstig van nitriet in het dieet.
Nitrieten worden toegevoegd aan vleeswaren om hun kleur te bewaren of om de groei van
bacteriën te remmen.
De grootste fractie van de dieetcomponent wordt echter opgenomen als nitraat, dat kan
worden omgevormd tot nitriet. Voedsel rijk aan nitraten zijn rode bieten, selder en groene
bladgroenten zoals spinazie en sla.
In de mondholte kunnen commensale bacteriën aanwezig in de posterieure crypten van de
tong, nitraat reduceren tot nitriet.
Bacteriën spelen in de ‘stikstofcyclus’ bij zoogdieren een essentiële rol in de stap van nitraatomzetting naar nitriet, daar ze over enzymatische machinerie beschikken om nitraat op een
veel efficiëntere manier te reduceren in vergelijking met de eukaryote cel.(16)
Als we het spijsverteringsstelsel verder doorlopen (zie figuur 5) zien we vervolgens dat door
de zuurtegraad in de maag een deel van het nitriet wordt geprotoneerd tot salpeterzuur
(HNO3) en dan verder reageert tot NO en andere stikstofoxides.
Het grootste gedeelte van het ingeslikte nitriet ontsnapt echter aan het zure milieu van de
maag, wordt opgenomen door de dunne darm en komt terecht in de systemische circulatie.
Slechts een heel klein gedeelte van het ingenomen nitraat wordt onmiddellijk door bacteriën
in de mondholte gereduceerd tot nitriet. Nadat nitraat wordt ingeslikt, wordt het geabsorbeerd
15
door het bovenste gedeelte van de dunne darm. Zo komt nitraat in het bloed terecht en mengt
zich vervolgens met het endogene nitraat. 75 procent van het plasmanitraat wordt via de
nieren in de urine afgescheiden.
Terwijl de overige 25 procent actief wordt opgenomen door de speekselklieren en zo
gesecreteerd in de mondholte.(16) 20 procent van het nitraat in het speeksel wordt door de
commensale bacteriën in de mondholte omgezet tot nitriet.(16) Uiteindelijk wordt dus 5 à 8
procent van het nitraat ingenomen via de voeding omgezet naar nitriet in het speeksel. De weg
van nitraatinname tot opname in de speekselklier noemt men de enterosalivaire-cyclus van
nitraat. Deze cyclus zorgt ervoor dat verhoogde hoeveelheden nitraat beschikbaar worden
gesteld voor commensale bacteriën.
Figuur 5: De enterosalivaire-cyclus van nitraat(17)
16
Het belang van de enterosalivaire-cyclus en de commensale nitraat-nitriet pathway werd
aangetoond in studies waaruit bleek dat de plasmaconcentratie van nitriet daalde als de
proefpersonen hun speeksel niet doorslikten of bij muizen waar men antiseptische
mondspoeling gebruikte, ter eradicatie van de nitraat-reducerende bacteriën in de
mondholte.(16)(18) Zonder bacteriën zouden zoogdieren wellicht geen nitraat kunnen
metaboliseren. Omgekeerd gebruiken bacteriën nitraat als een terminale electronenacceptor
om tijdens de respiratie ATP te produceren, wat een symbiotische relatie suggereert.
Sinds in 2004 door Lundberg et al. werd ontdekt dat de inname van nitraat de
plasmaconcentratie van nitriet en de NO-spiegels in het bloed doet stijgen is er de laatste jaren
veel onderzoek verricht naar de cardiovasculaire effecten van nitraat.(16) Bij gezonde
individuen heeft nitraat via zijn omzetting naar NO een bloeddrukverlagend effect. De
diastolische bloeddruk werd met 4 mm Hg verminderd na inname van een natrium-nitraat
oplossing in vergelijking met een placebogroep.(19) Gezien nitraat zo alomtegenwoordig is in
ons dagelijks dieet is er een stijgende interesse om nitraatrijk voedsel te implementeren in het
cardiovasculair risicomanagement. Een recente studie toonde reeds aan dat nitraat een
bloeddrukverlagend effect heeft bij patiënten met hypertensie.(20) Ook in de sportfysiologie
is nitraat veelbelovend. Inname van het sap van rode bieten en van natrium-nitraat toonde een
gedaalde zuurstofkost tijdens submaximale inspanning.(21)
1.3 Nitrietconcentraties in het lichaam
De drie bronnen (endogeen NO, exogeen nitriet en exogeen nitraat) dragen bij tot de
hoeveelheid nitriet in de circulatie. De plasmaconcentratie aan nitriet is variabel en bedraagt
bij gezonde individuen in nuchtere toestand tussen de 0,1 en 0,5 µM.(22) Nitrietconcentraties
verschillen per weefsel en in de rode bloedcel is de concentratie hoger dan in het plasma.(13)
Factoren zoals fysieke activiteit, gezondheid en levensstijl beïnvloeden de nitrietspiegels in
het plasma. Zo zijn lagere nitrietconcentraties beschreven bij patiënten met myocardinfarct en
endotheliale dysfunctie.(23) Fysische activiteit verhoogt bij gezonde individuen de
plasmaconcentratie aan nitriet, maar niet bij patiënten met cardiovasculaire ziektes.(22)
17
Hoofdstuk 2. De bioactivatie van nitriet naar NO
Eens gevormd, kan nitriet in het bloed en in de weefsels worden gereduceerd tot bioactief NO.
Dit
kan
door
een
non-enzymatische
reductie
en
een
enzymatische
reductie.
De non-enzymatische reductie van nitriet gebeurt via een protonatiereactie en werd al eerder
aangehaald in hoofdstuk 1 (bronnen van nitriet). Een tweede reactie is de enzymatische
reductie van nitriet. Verschillende eiwitten met een dergelijke reductasecapaciteit zijn
vooropgesteld. De belangrijkste zijn de heem-bevattende globines, molybdeen-bevattende
enzymen en eiwitten uit de mitochondriale elektronentransportketen (zie figuur 6). Terwijl de
reactiemechanismen achter deze verschillende reductiesystemen elk in verschillende mate zijn
opgehelderd, is het duidelijk dat de reductie van nitriet door alle ontdekte reductasen wordt
geoptimaliseerd in omstandigheden van hypoxie en acidose. Welke reductase aangesproken
wordt voor de omzetting van nitriet naar NO zou afhangen van het type weefsel, van de mate
van acidose en van de mate van hypoxie en oxidatieve stress.
Figuur 6: Overzicht van de belangrijkste groepen van nitrietreductasen bij zoogdieren en hun
regulatiemechanismen (24)
18
2.1 De non-enzymatische reductie van nitriet
Dat NO, onafhankelijk van het eNOS, in het lichaam kan worden gevormd (de nitriet-NO
pathway) werd in 1994 voor het eerst ontdekt onder niet-ischemische omstandigheden. Twee
onderzoeksgroepen stelden vast dat een deel van het speeksel-nitriet, afkomstig uit de enterosalivaire circulatie van dieet-nitraat, wordt omgezet tot NO-gas in de maag (zie figuur
5).(6)(7) Het zure milieu van de maag bewerkstelligt een protonatiereactie waardoor nitriet tot
HNO2 wordt gereduceerd, en dan verder een decompositie ondergaat tot NO (zie tabel 1:
Eq.(1), (2), (3)). De productie van NO door de maag, is sterk afhankelijk van de pH en kan na
inname van protonpompinhibitoren nagenoeg volledig worden geremd.(7) Vermoedelijk heeft
de lokaal sterk verhoogde concentratie van NO een bacteriedodende functie tegen ingeslikte
enteropathogenen. We merken op dat in aanwezigheid van polyfenolen (aanwezig in groeten
en fruit) en ascorbaat (vitamine C), de reductie van nitriet in de maag wordt versterkt (zie
tabel 1: Eq.(4), Eq.(5) en figuur 4).(25)
In 1995 vonden Zweier et al. dat de omzetting van nitriet ook gebeurde onder ischemische
omstandigheden, in het myocard van de rat.(8) Dit zorgde voor een shift in de zienswijzen van
de nitriet-fysiologie. In plaats van een afbraakproduct zou nitriet nu dienst kunnen doen als
een reservoir voor NO, dat tijdens periodes van slechte weefselperfusie zou kunnen worden
aangewend. Later werden de eerste eiwitten (her)ontdekt die tijdens ischemie als
nitrietreductasen fungeren.
Tabel 1: Reductiereacties van nitriet naar NO bij zoogdieren (Fe2+ = actieve vorm van heemijzer dat
reversibel O2 kan binden, Fe3+ = met-heem, de niet actieve vorm van heemijzer)(26)
19
2.2 Reductie van nitriet door heem-bevattende globinen
De meest bestudeerde groep van nitrietreductasen is deze uit de familie van de globinen. Dit
zijn kleine globulaire metalloproteïnen met een karakteristieke structuur. Globinen
beschikken over een heemgroep. Heem bestaat uit een porfyrine-ring met centraal een
ijzeratoom dat de heempocket wordt genoemd. Deze heempocket kan op een reversibele
manier binden met gassen zoals O2, CO en NO. Globinen zijn het best gekend om hun functie
als zuurstoftransporter die de mitochondriën in de cel van brandstof voorzien . Ze bestaan uit
hemoglobine
(Hb)
in
de
rode
bloedcellen
en
myoglobine
(Mb)
in
hart-
en
skeletspierweefsel.(27) Recent werd ook neuroglobine (Ngb) ontdekt in de hersenen en de
retina.(28) De heemgroep van de globinen is echter ook in staat om nitriet te reduceren tot
NO. Dit werd reeds in 1937 voor het eerst ontdekt bij Hb.(29) Hoewel bij alle heemglobinen
de snelheid van reductie verschillend is, gebeurt de reductie van nitriet volgens eenzelfde
reactie (zie tabel 1, Eq.(6)). Via welke intermediairen deze reductie door heem-bevattende
globinen gebeurt, is nog niet duidelijk.
We merken op dat deoxy-heem (= heem dat niet gebonden is aan O2) nodig is als reactant
voor de reductiereactie van de heem-globinen. Nitrietreductie vereist namelijk een
deoxygenatie van de heemgroep, want dan is het heemijzer vrij van zuurstof en zijn er meer
bindingsplaatsen voor nitriet.
Zoals in hoofdstuk 1 vermeld, reageert het oxyhemoglobine in normoxische omstandigheden
snel met NO tot methemoglobine en nitraat. Hetzelfde wordt gezien bij oxyMb en
oxyNgb.(30)(31) Tijdens hypoxie verandert de rol van de heem-bevattende globinen dus van
een NO-scavenger naar een producent van NO. Zo werd bij alle heemglobinen vastgesteld
dat de reductiesnelheid van nitriet naar NO maximaal is bij een pO2 waarbij het heem-globine
voor de helft gesatureerd is met O2 (deze pO2 waarde duidt men aan met p50).(32) Dit maakt
dat de reductie van nitriet door Mb (p50= 2,2 mm Hg) en Ngb (p50= 2,4 mm Hg) pas optreedt
bij een veel lagere zuurstofspanning dan de reductie van nitriet door hemoglobine (p50= 26
mm Hg).(32)(33)(34)
Er is ook H+ nodig om de reductie van nitriet door heem-bevattende globinen te voltrekken.
Een verlaging van pH zorgt voor een toename in reactiesnelheid.
Dit alles suggereert dat nitrietreductasen uit de familie van de heem-globines de loslating van
NO via hypoxie- en/of pH-sensing moduleren. Dit leidt dan tot de inductie van een breed
spectrum aan NO-gemedieerde responsen in gebieden onderhevig aan ischemische stress.
20
2.2.1 Reductie door hemoglobine
In het bloed gebeurt de vorming van NO via de reductaseactiviteit van Hb in de rode
bloedcellen. De snelheid van bovenvernoemde nitriet-reductasereactie wordt in het geval van
hemoglobine geregeld door veranderingen in de quaternaire structuur van het eiwit Men
spreekt van een ‘allosterisch’ geregelde nitrietreductie (zie figuur 6). De allosterische
eigenschappen van de binding tussen zuurstof en Hb zijn al meer dan 100 jaar gekend. Huang
et al. ontdekten in 2005 dat de binding tussen nitriet en Hb ook een allosterisch karakter
vertoont. (32)
Deze allosterisch geregelde vorming van NO wordt beïnvloed door de zuurstofspanning en
gebeurt als volgt. Afhankelijk van de zuurstofspanning onderscheiden we een R-conformatie
en een T-conformatie van Hb1. Huang et al. ontdekten dat de R-conformatie van Hb, door zijn
welbepaalde tertiaire vorm, een meer negatieve redox potentiaal heeft dan de T-conformatie
en nitriet dus efficiënter kan reduceren tot NO.(32) Het reactant voor nitrietreductie is echter
deoxyhemoglobine en in deze omstandigheden van lage pO2 wordt Hb net gekarakteriseerd
door een gedaalde R-status. Wanneer de O2-saturatie van Hb stijgt, komt Hb meer voor als Rtetrameer en stijgt dus enerzijds de snelheid van nitrietreductie. Anderzijds zorgt de gestegen
O2-saturatie van Hb ervoor dat de concentratie aan deoxyHb daalt, en er dus minder
bindingsplaatsen zijn voor nitriet, waardoor de snelheid in nitrietreductie terug daalt. Tussen
deze twee tegengestelde processen wordt nu een evenwicht gezocht (zie figuur 7).
1
Een eigenschap van Hb is dat de bindingsaffiniteit voor zuurstof wordt vergroot bij een verhoging
van de O2-saturatie en wordt verlaagd bij een daling van de O2-saturatie. Dit gebeurt via sterische
veranderingen in het Hb. Binding van een eerste molecule O2 zorgt namelijk voor een
vormverandering in de tetramere structuur van het Hb, waardoor de affiniteit voor een tweede
zuurstofbinding wordt vergroot. Zo komt bij hoge pO2, Hb voor als een molecule met hoge
zuurstofaffiniteit, in een vorm die de R(relaxed)-conformatie wordt genoemd. Omgekeerd komt bij
een lage pO2, Hb voornamelijk voor in een T(tense)-conformatie met een lage zuurstofaffiniteit.(27)
21
Figuur 7: Schematische voorstelling van de nitrietreductase-activiteit van hemoglobine(35)
Dit geeft een verklaring voor het feit dat de maximale reductiecapaciteit van Hb precies wordt
bereikt op het punt wanneer Hb voor de helft verzadigd is met O2 (p50) en zich dus in een
toestand bevindt tussen de R en de T-conformatie.
Deze allosterisch gecontroleerde bioactivatie van nitriet zou belangrijk zijn in het mechanisme
van hypoxische vasodilatatie.(9) De rode bloedcel fungeert als een soort zuurstofsensor, die
via de productie van NO, vasodilatatie in slecht doorstroomde gebieden mogelijk maakt.
Eén van de uitdagingen in het onderzoek naar de reductie van nitriet in het bloed is het
vraagstuk hoe NO, gevormd door Hb, zijn werking kan uitoefenen. Het is namelijk zo dat NO
grotendeels word gecapteerd en inactief wordt gemaakt alvorens het de rode bloedcel kan
verlaten. Dit gebeurt via de onderstaande reactie.
Deoxyhemoglobine(Fe2+ ) + NO → ijzer−nitrosyl−hemoglobine(Fe2+−NO )
NO raakt gevangen tussen de heemgroepen van het deoxyhemoglobine (dat niet reageerde
met nitriet) en vormt zich om tot het stabiele ijzer-nitrosyl-hemoglobine. Er zijn verschillende
theoriën aangebracht over hoe NO de rode bloedcel kan verlaten. Deze mechanismen vallen
buiten de focus van deze thesis. Het is een onderwerp dat fel besproken en slecht begrepen
wordt.(36)
22
2.2.2 Reductie door myoglobine
Nitriet kan ook in de weefsels worden gereduceerd. In hart- en skeletspierweefsel gebeurt dit
door Mb.
Alhoewel de structuur van Mb homoloog is aan die van Hb, zijn er geen allosterische
wijzigingen mogelijk zoals die worden gezien bij Hb. De Mb structuur is ‘locked’ in een Rstand.(37) De heemgroep van myoglobine heeft hierdoor een zeer lage redox potentiaal. Dit
zorgt ervoor dat, wanneer Mb gedeoxygeneerd is, nitriet zeer snel kan reduceren tot NO. Men
heeft gemeten dat deoxyMb, nitriet 30 maal sneller reduceert dan deoxyHb.(32)(33)
De Mb-afhankelijke reductie van NO2- is niet alleen betrokken bij hypoxische
vasodilatatie.(38) Maar NO gevormd door de reductiecapaciteit van Mb speelt ook een rol bij
cytoprotectie na I/R.(33) Het bewijs en het werkingsmechanisme hiervan zullen we zien in het
volgende hoofdstuk.
Mb zou het dominante nitrietreductase zijn in het hart. Nitriet heeft ook een cytoprotectief
effect op de lever en de hersenen. Welke nitrietreductasen in deze weefsels de belangrijkste
rol spelen in cytoprotectie zijn minder gekend. Neuroglobine bijvoorbeeld is exclusief
aanwezig in de hersenen en is in staat de reductie van nitriet te katalyseren. Het is echter ook
mogelijk dat er in de hersenen en in de lever geen dominante nitrietreductasen zijn en deze rol
vervuld wordt door een combinatie van verschillende reductasen.
2.2.3 Reductie door neuroglobine
Neuroglobine werd voor het eerst beschreven in 2000, toen het geïdentificeerd werd in de
hersenen van muizen.(28) Alhoewel Ngb een zuurstof-bindend globine is, wordt zijn functie
als zuurstofleverancier aan neuronen in twijfel getrokken. In tegenstelling tot Hb en Mb heeft
Ngb namelijk een lage affiniteit voor zuurstof. Bovendien maakt de lage concentratie aan Ngb
gevonden in de hersenen, Ngb minder geschikt voor deze functie.
Hoewel de fysiologische rol van Ngb nog grotendeels onbekend is, heeft men gevonden dat
tijdens hypoxie de expressie van Ngb opgeregeld wordt. Tevens hebben in vitro en in vivo
studies aangetoond dat Ngb een beschermend effect heeft op neuronen tijdens I/R.(39)(40).
Petersen et al. vonden dat tijdens hypoxie Ngb in staat is nitriet te reduceren tot NO, wat kan
zorgen voor cytoprotectie.(41) De snelheid van deze nitrietreductie zou redox-afhankelijk
zijn. Tiso et al. toonden aan dat oxidatieve stress in staat is de structuur van de Ngb-molecule
te veranderen waardoor Ngb een betere NO-producent wordt.(42) Omdat Ngb (net zoals
23
cytochroom c, zie 2.4) over een bijzondere structuur beschikt, wordt veel onderzoek verricht
naar welke de post-translationele modificaties van dit eiwit zijn. Het mechanisme van redoxafhankelijke modificatie van Ngb is hier één van, en suggereert een soort van redox-sensor
voor de modulatie van de nitrietreductie. Hieronder leggen we dit mechanisme uit.
Ngb vertegenwoordigt de typische monomere structuur van het Mb-type. Het Ngb verschilt
structureel van Mb en Hb door het zogenaamde bis-histidine hexa-coordinated
bindingschema van het heemijzer. Bij Hb en Mb is het heemijzer penta-coordinated.2 Het bishistidine hexa-coordinated bindingsschema houdt in dat in afwezigheid van een extern ligand
(zoals O2 , CO, of nitriet) het distale histidine rechtstreeks gebonden is aan het heemijzer. Zo
vereist de binding van nitriet met het heemijzer een dissociatie van de distale histidinebinding. De transitie van een hexa-coordinated naar een penta-coordinated heem bij Ngb (zie
figuur 6) kan nitriet vele malen sneller reduceren dan Mb en Hb. Tiso et al. ontdekten dat
oxidatie van twee cysteïneresiduen aan de oppervlakte van de Ngb-molecule zorgde voor de
transitie naar het penta-coordinated heem. De heempocket wordt dus als het ware opengezet
voor nitrietreductie wanneer neuronen worden blootgesteld aan oxidatieve stress.
2.3 Reductie van nitriet door molybdeen-bevattende enzymes
Van de molybdeen-bevattende enzymen is xanthine oxireductase (XOR) het best gekend.
XOR is een belangrijk enzyme in het nucleotidenmetabolisme. Het katalyseert de laatste twee
reacties in de degradatie van de purinebasen: de oxidatie van hypoxanthine naar xanthine en
van xanthine naar urinezuur. XOR komt onder twee vormen voor: het xanthinedehydrogenase (XDH) en het xanthine-oxidase (XO). Onder pathologische omstandigheden,
zoals bij I/R, wordt XDH omgezet tot XO en kan het bijdragen tot celschade via de productie
van ROS (zie hoofdstuk 3, generatie van ROS).(43) Wanneer XOR echter met nitriet wordt
gecombineerd kwam men tot de vaststelling dat dit enzyme, tijdens hypoxie, protectieve
effecten kan uitoefenen via de reductie van nitriet naar NO.(44)(45) Het exacte
reactiemechanisme achter deze XOR-gemedieerde nitrietreductie is niet gekend. Wel is
2
Het heemijzer heeft bij Hb en Mb, wanneer het niet gebonden is aan O 2, vijf bindingen. Vier
bindingen met de vier stikstofatomen uit de porfyrinering van de heemgroep. En een 5de binding met
een histidine-aminozuur (HisF8, het proximale histidine) uit het globine. We spreken van een pentacoordinated heem. Bij oxygenatie van Mb of Hb wordt O2 enerzijds aan het Fe van de heemgroep
gebonden (een 6e binding aan Fe) en anderzijds aan een histidine (HisE7, het distale histidine) uit het
globine.
24
geweten dat deze reactie zich voordoet op de molybdeen–cofactor (Mo-co) van XOR (zie
tabel 1, Eq.(7)). Hoe XOR in hypoxische omstandigheden switcht van een oxidant-producent
naar een NO-producent moet nog verder worden onderzocht. Ondertussen suggereert men dat
XOR betrokken is in de mechanismen van cytoprotectie na I/R.(45)(46)(47) Overigens
werden andere molybdeen-bevattende enzymen, zoals aldehydeoxidase en sulfietoxidase (zie
figuur 6) geïdentificeerd met een nitrietreductasecapaciteit.(48)
2.4 Reductie van nitriet door eiwitten uit de mitochondriale transportketen
Mitochondriën hebben naast hun functie als energieproducerende organellen ook een
belangrijke taak als initiator van celschade bij I/R. Ze spelen eveneens een rol in de
beschermende anti-apoptotische signaalwegen die geactiveerd worden na ischemie (zie
hoofdstuk 3). Voor de eiwitten uit de mitochondriën werd een nieuwe rol voorgesteld als
potentiële nitrietreductasen.
Nohl et al. onderzochten of cytochromen in de elektronentransportketen van de mitochondriën
in aanmerking komen voor de reductie van nitriet naar NO. Cytochromen zijn heembevattende eiwitten, maar behoren niet tot de familie van de heem-bevattende globinen. Men
vond dat mitochondriën uit de lever van de rat in staat waren nitriet tot NO te reduceren
tijdens anoxie en acidose. Men identificeerde het cytochroom bc1 complex (complex III) uit
de elektronentransportketen, als de plaats waar de reductie optrad.(49) Een latere studie door
Castello et al. toonde aan dat ook het cytochroom c oxidase (complex IV) uit de
elektronentransportketen, en de mitochondriale elektrondrager cytochroom c over een
reductasecapaciteit voor nitriet beschikken.(50) De rol van cytochroom c als nitrietreductase
werd verder onderzocht. Net zoals bij Ngb, is nitrietreductie pas mogelijk nadat het hexacoordinated heem van cytochroom c geconverteerd wordt naar zijn penta-coordinated vorm
(zie figuur 7).(51) Bovendien werd aangetoond dat NO, gevormd door cytochroom c tijdens
ischemie, in staat is de mitochondriale respiratie te inhiberen.(51) Zoals we in het volgende
hoofdstuk zullen zien kan dit zorgen voor cytoprotectie tijdens I/R.
2.5 Andere nitrietreductasen
Naast de hierboven besproken mechanismen van nitrietreductie werden talrijke andere
nitrietreductasen
geïdentificeerd,
waaronder
het
enzym
carboanhydrase
en
zelfs
eNOS.(52)(53) Vanin et al. toonden aan dat in omstandigheden van anoxie, wanneer eNOS
geen L-arginine kan oxideren tot NO, eNOS i.p.v. L-arginine nitriet kan gebruiken om NO te
25
vormen. eNOS zou dus zowel in hypoxie als in normoxie een bron zijn van NO. Door de
veelheid aan nitrietreductie-mechanismen is het evenwel moeilijk om de bijdrage van eNOS
aan de totale productie van NO tijdens hypoxie te bepalen.
Hoofdstuk 3. Mechanismen van de cytoprotectieve effecten van
nitriet tijdens I/R
Cytoprotectie is het proces waarbij chemische verbindingen bescherming bieden aan cellen
tegen schadelijke effecten. Hoe nitriet en NO deze rol vervullen in de adaptatie bij
ischemische stress blijft onduidelijk. Men hoopt I/R letsels te beperken door een beter begrip
van deze processen.
3.1
Nitriet-gemedieerde
cytoprotectie
is
NO-afhankelijk
en
NOS-
onafhankelijk
Uit in vitro modellen met geïsoleerde mitochondriën werd aangetoond dat de mitochondriën
de belangrijkste organellen zijn waar de mechanismen van cytoprotectie door nitriet zich
afspelen. De omzetting naar NO blijkt hierbij essentieel te zijn. Dat nitriet zijn effect uitoefent
via NO werd bewezen in dierstudies. Dieren vertoonden bij inname van nitriet en na het
induceren van een I/R letsel, allen een verlies aan cytoprotectie door nitriet wanneer ze met de
NO-scavenger carboxy-PTIO behandeld werden.(12)(45)
Er werd ook vastgesteld dat NOS knockout muizen en muizen behandeld met een inhibitor
van eNOS de cytoprotectieve effecten van nitriet niet konden inhiberen.(12)(45) Dit bewijst
dat het effect van nitriet onafhankelijk is van eNOS. Evenzeer klopt dit met het feit dat de
vorming van NO door eNOS zuurstofafhankelijk is en dat de activiteit van deze enzymen
verzwakt tijdens ischemie. Toevoeging van nitriet zorgt dus voor cytoprotectie door NO maar
zonder tussenkomst van NOS. Welke de pathways zijn die NO vormen in hypoxemische
situaties is grotendeels onbekend. In het vorige hoofdstuk gaven we een overzicht van de
belangrijkste reductoren van nitriet. Met betrekking tot het cytoprotectief effect werd
aangetoond dat myoglobine in het hart noodzakelijk is om nitriet-gemedieerde cytoprotectie
mogelijk te maken.(33)(54) De waargenomen vermindering van de infarctzone werd namelijk
volledig teniet gedaan in myoglobine knockout (-/-) muizen: de in vivo toediening van nitriet
verkleinde de myocardinfarctzone met 61% in myoglobine(+/+) muizen, terwijl nitriet geen
protectief effect had in myoglobine(-/-) muizen.(54) Hetzelfde werd vastgesteld voor Ngb in
26
de hersenen. Knock-down van Ngb-genen verslechterde de uitkomst van hersenschade tijdens
I/R.(40) Ook het nitrietreductase XOR zou een belangrijke rol spelen in nitriet-gemedieerde
cytoprotectie. In diermodellen verminderde de toediening van de XOR-remmer allopurinol de
protectieve effecten van nitrietbehandeling na geïnduceerde I/R letsels in de lever en het hart.
(45)(46)
Het is weinig waarschijnlijk dat de reductasecapaciteit van hemoglobine een rol speelt in
nitriet-gemedieerde cytoprotectie van het hart. Dit werd vastgesteld uit het feit dat nitriet zijn
protectief effect blijft uitoefenen in studies waarin het Langendorff hartmodel wordt
gebruikt.(45)(47) Dit is een vaak gebruikte in vitro techniek waarbij een geïsoleerd
proefdierhart doorstroomd wordt met een voedende oplossing in plaats van bloed.
Om de cytoprotectieve mechanismen van nitriet beter te begrijpen lichten we eerst kort een
aantal belangrijke kenmerken van de pathofysiologie van I/R letsels toe. We zullen zien dat
mitochondriale dysfunctie een belangrijk initiator is van schade bij I/R letsels. Het
voorgestelde werkingsmechanisme van protectie door nitriet (en NO) bestaat dan ook vaak uit
de modulering van specifieke eiwitten in de mitochondriën.
3.2 Enkele pathofysiologische kenmerken van I/R letsels
Het hart, de nieren en de hersenen zijn de organen die het snelst schade ondervinden bij
ischemie. Insufficiënte bloedaanvoer naar het hart kan leiden tot een myocardinfarct. Tijdig
herstel (reperfusie) van het bloeddebiet naar het acute ischemische myocard is essentieel om
de mortaliteit en morbiditeit van deze patiënten te beperken. Toch kan het proces van
reperfusie na een ischemische periode paradoxaal genoeg ook leiden tot een vorm van schade,
vandaar de term reperfusie-letsel. Dit werd voor het eerst beschreven door Hearse et al. in
1973. De reoxygenatie bij reperfusie na myocardischemie genereert reactive oxygen species
(ROS) welke celschade triggeren.(55)
Het wordt nu erkend dat de gestegen productie van ROS door mitochondriën tijdens
reperfusie een van de majeure mechanismen is onderliggend aan I/R letsels. ROS werden
reeds binnen de 10 seconden na reperfusie gedetecteerd.(56)
De mitochondriën zijn een belangrijke aandrijver van post-ischemische celdood. En dit niet
alleen door een toegenomen ROS-productie, maar ook door de opening van de mitochondriale
permeability transition pore (mPTP) gevolgd door de vrijstelling van pro-apoptotische
proteïnen zoals cytochroom c.
27
3.2.1 Generatie van ROS
ROS zijn een groep van oxidanten waarin we twee soorten moleculen onderscheiden: de vrije
radicalen en de niet-radicalen. Vrije radicalen hebben een ongepaard elektron op hun
buitenste schil en zijn daarom zeer reactief. Voorbeelden zijn het superoxide anion (O2-°) en
het hydroxyl radicaal (HO-°). De niet-radicalen zijn reactieve componenten zonder ongepaard
elektron op hun buitenste schil zoals bijvoorbeeld: waterstofperoxide (H2O2) en peroxynitiriet
(ONOO-). ROS kunnen door middel van oxidatie schade aan celstructuren aanrichten, zowel
binnen als buiten de mitochondria.
Onder normoxische omstandigheden worden kleine hoeveelheden ROS geproduceerd door de
mitochondriën, meer bepaald in de elektronentransportketen (respiratory chain); zie figuur 8.
In de elektronentransportketen worden energierijke elektrondonoren (vb. NADH) gebruikt om
uiteindelijk ATP te produceren. Dit is de belangrijkste energiebron bij zoogdieren.
Elektrondonoren komen de elektronentransportketen binnen in complex I of II en worden
getransfereerd naar complex III en IV. Complex IV (cytochroom c oxidase) is de terminale
elektronacceptor in de keten en gebruikt de elektronen voor de reductie van zuurstof tot water.
De transfer van elektronen van complex I tot IV zorgt voor energie die nodig is om protonen
van de mitochondriale matrix naar de intermembranale ruimte te pompen. Dit protongradiënt
wordt door complex V, het ATP synthase, gebruikt om ATP te vormen. Een kleine gedeelte
van de elektronen die de elektronentransportketen doorlopen raken niet tot complex IV en
ontsnappen de keten ter hoogte van complex I en III waar ze zorgen voor de generatie van
superoxide.
Er wordt geschat dat onder fysiologische omstandigheden 1 à 2 procent van de elektronen uit
de elektrontransportketen verantwoordelijk zijn voor de vorming van superoxide.(57) Deze
kleine hoeveelheden ROS kunnen efficiënt worden geneutraliseerd door antioxidanten zoals
mangaan superoxide dismutase (MnSOD).
28
Figuur 8: De mitochondriale elektronentransportketen; reductie van zuurstof naar water en vorming van
superoxide tijdens normoxie (bron: http://www.vmi.pitt.edu/index.html)
De situatie tijdens I/R letsels is anders. Na de ischemische fase leidt reperfusie tot een
buitengewone productie van ROS. Deze oxidatieve uitbarsting zorgt voor een depletie van de
pool aan beschikbare antioxidanten en leidt tot weefselschade. De verhoogde mitochondriale
ROS productie tijdens reperfusie wordt veroorzaakt door de opeenstapeling van elektronen in
de elektronentransportketen. Deze accumulatie van elektronen ontstaat tijdens ischemie, door
een verlaagd O2 aanbod aan de elektronentransportketen, en zorgt voor een verhoogd
reductiepotentiaal van de mitochondriale complexen. Wanneer de concentratie van O2 tijdens
reperfusie terug stijgt, zorgt dit in combinatie met het overaanbod aan elektronen voor een
incomplete reductie van O2 waardoor ROS gevormd worden. De belangrijkste plaatsen van
ROS-productie tijdens dit proces zijn de mitochondriale complexen I en III van de
elektronentransportketen.(58) Er worden tijdens reperfusie na myocardischemie concentraties
aan superoxide anion, H2O2 en hydroxyl radicaal gemeten die het dubbel bedragen van de
concentratie in een niet-ischemische achtergrond.(59)
De dysfunctie van de elektronentransportketen-complexen staat centraal in de progressie van
I/R-letsels: de geproduceerde radicalen zullen de complexen beschadigen, wat leidt tot nog
meer productie van ROS tijdens reperfusie en verdere beschadiging.
We merken op dat naast de mitochondriën ook verscheidene enzymen verantwoordelijk zijn
voor de productie van ROS na I/R. XO is hier een voorbeeld van. Tijdens ischemie wordt
29
ATP voornamelijk gemetaboliseerd tot hypoxanthine die door het XO verder wordt
geoxideerd tot urinezuur. XO gebruikt bij deze reactie O2 als elektronenacceptor, dat wordt
omgezet tot O2-°. Op die manier zorgt het enzyme XO dus voor de vorming van ROS tijdens
reperfusie.(43)
3.2.2 Opening van de mitochondrial permeability transition pore (mPTP)
De mitochondrial permeability transition pore (mPTP) is een kanaal van het binnenste
mitochondriale membraan, dat geopend wordt in pathologische omstandigheden en dat
bijdraagt tot de opeenvolging van veranderingen die uiteindelijk leiden tot I/R geïnduceerde
celdood door activatie van de mitochondriale apoptotische pathway.(60)
Een beperking van de bloedstroom tijdens ischemie zal het niveau van O2 snel doen dalen. Dit
zorgt ervoor dat mitochondriën, die zuurstof (aeroob metabolisme ) nodig hebben voor hun
ATP-productie,
overschakelen
naar
een
anaeroob
metabolisme.
Deze
anaerobe
energieproductie geeft slechts 2 molecules ATP in plaats van 38 molecules ATP. Na verloop
van tijd zullen de energiedependente mechanismen in de cel lijden onder dit tekort aan ATP.
De ATP-afhankelijke Na+/K+ pomp zal geïnhibeerd worden waardoor de cel zal depolariseren
en een influx van Ca2+ de mitochondriën zal binnendringen. De influx van Ca2+ triggert de
opening van de mPTP. De opening van dit kanaal zal via loslating van cytochroom c een
reactie (zie figuur 9) in gang zetten waardoor de cel in apoptose of necrose gaat.
De mPTP is bovendien zeer gevoelig aan oxidatieve stress. In een ratmodel, waarbij hersenen
werden blootgesteld aan ischemie en reperfusie zorgde de productie van ROS tijdens
reperfusie voor triggering van de mPTP, wat leidde tot mitochondriale zwelling, ruptuur en
vrijstelling
van
cytochroom
c
en
uiteindelijk
tot
apoptotische
celdood.(61)
30
Figuur 9: Apoptotische pathway in de mitochondriën na I/R en de centrale rol van de mPTP (62)
3.3 Mechanismen van nitriet-gebaseerde cytoprotectie
We nemen het hart als model om uit te leggen wat geweten is over de mechanismen achter de
nitriet-gemedieerde cytoprotectie na een I/R letsel. Er zijn reeds veel mechanismen ontdekt
van NO-gemedieerde cytoprotectie in de mitochondriën zoals de inductie van anti-apoptose
pathways en pathways die de mitochondriale respiratie vertragen. Hoewel het cytoprotectief
effect van nitriet werkt via NO als intermediair (nitrite-derived NO mediated cytoprotection),
zijn de veelheid aan targets zoals gezien wordt bij studies waar toediening van NO het
uitgangspunt is, (nog) niet allemaal aangetoond in studies waar nitriettoevoeging het
vertrekpunt is. Een overzicht geven van deze NO-gemedieerde mechanismen van
cytoprotectie valt buiten de focus van deze thesis. We bespreken enkel die mechanismen van
NO-gemedieerde cytoprotectie die ook geobserveerd werden in studies waarbij nitriet werd
toegediend.
31
3.3.1 Reversibele S-nitrosilatie van complex I
Nitriet oefent op de mitochondriën zijn cytoprotectief effect uit, onder andere via modulatie
van complexen in de elektronentransportketen. Shiva et al. toonden aan dat nitriet tijdens I/R
zorgt voor reversibele inhibitie van complex I.(60) Dit mechanisme van nitriet-gemedieerde
cytoprotectie werd reeds in verschillende diermodellen van I/R gedemonstreerd.(63)(64)
Inhibitie van complex I zorgt voor verminderde productie van ROS tijdens reperfusie en dus
voor een beperking van oxidatieve schade. Zo vond men dat nitriet een verlaagde productie
van H2O2 teweegbracht en dat de activiteit van aconitase, een mitochondriaal enzyme dat zeer
gevoelig is aan oxidatieve schade, werd bewaard. Complex I voorkomt indirect, via de
gedaalde generatie van ROS, opening van de mPTP en hierdoor het vrijkomen van
cytochroom c en pro-apotatische signalisatie (zie figuur 10).(60)
De inhibitie van complex I gebeurt via een post-translationele modificatie van het eiwit,
namelijk via S-nitrosilatie. Hierbij wordt NO gebonden aan de thiol groep (-SH) van het
aminozuur cysteïne in complex I wat leidt tot de vorming van een S-nitrosothiol groep (SNO). Het chemisch mechanisme waardoor nitriet kan zorgen voor S-nitrosylatie is niet
helemaal duidelijk. Men denkt dat tijdens I/R S-nitrosylatie mogelijk wordt gemaakt door een
reactie die zorgt voor de conversie van nitriet naar N2O3.(60) De reactieproducten tijdens de
klassieke reductiereactie, wanneer nitriet wordt omgezet tot NO door heemmoleculen (in I/R
omstandigheden), reageren verder tot N2O3. Het voorgestelde reactiemechanisme voor de Snitrosilatie van complex I is als volgt. Na de reductiereactie van nitriet door deoxyHb, waarbij
nitriet wordt omgezet naar NO en metHb, reageert een andere molecule nitriet met metHb.
Het gevormde ‘nitriet-metHb’-intermediair ziet er dan als volgt uit: Fe2+ – NO2° . Hierna
reageert NO2° met NO tot N2O3. N2O3 is reactiever dan NO door zijn hogere oxidatiestatus en
zorgt zo voor S-nitrosylatie.
32
Figuur 10: Nitriet-gemedieerde cytoprotectie; nitriet bewerkstelligt reversibele inhibitie van complex I en
IV en zorgt zo voor cytoprotectie (bron: http://www.vmi.pitt.edu/index.html)
Het feit dat de remming van complex I transiënt gebeurt is belangrijk. Het onomkeerbaar
remmen van de mitochondriale respiratie zou de productie van ATP drastisch verminderen,
waardoor cellulaire herstelmechanismen die voor hun functie afhankelijk zijn van ATP,
zouden worden tegengewerkt.(60)
3.3.2 Reversibele nitrosilatie van complex IV
De inhibitie van cytochroom c oxidase (=complex IV) is betrokken in nitriet-gemedieerde
protectie na I/R.(54) Cytochroom c oxidase is het terminale complex van de
elektronentransportketen, O2 bindt hierop en wordt gereduceerd tot water. Voor NO is
complex IV het primair doelwit in de mitochondriën. NO bindt op Complex IV, gaat in
competitie met O2 en kan zo de mitochondriale respiratie inhiberen. Deze NO-dependente
inhibitie gebeurt volledig reversibel. Studies waarin bewezen werd dat nitriet-gemedieerde
protectie in het hart afhankelijk is van de reductaseactiviteit van deoxymyoglobine toonden
aan dat dit cytoprotectief effect te wijten is aan de binding van NO aan complex IV.(1)(33)
Inhibitie van complex IV zorgt niet rechtstreeks voor een daling in de productie van ROS,
zoals gezien wordt bij inhibitie van complex I. Het zijn voornamelijk complex I en III die
verantwoordelijk zijn voor de productie van schadelijke ROS tijdens reperfusie. Het is zelfs
33
zo dat inhibitie van complex IV kan zorgen voor een verhoogde productie van ROS door
vertraging van de elektronenstroom en de hiermee gepaarde accumulatie van elektronen in
complex I en III.(65) Deze kleine stijging van ROS speelt echter geen grote rol in de
progressie van het letsel tijdens I/R en zet zelfs beschermende reacties in gang (zie 3.3.3).
De vertraging van het tempo van de mitochondriale ademhaling tijdens ischemie en reperfusie
door inhibitie van complex IV door NO, gebeurt zo dat de zuurstofconsumptie daalt terwijl de
generatie van ATP behouden blijft.(66) Hierin zit het cytoprotectief effect vervat.
Dit mechanisme zou ten grondslag liggen aan het fenomeen van "myocardial hibernation". Bij
dit fenomeen wordt in de setting van chronische ischemie de metabole activiteit van het hart
tijdelijk stilgelegd om zo de energiereserves niet uit te putten en het weefsel te sparen van
oxidatieve schade. Eens reperfusie optreedt wordt deze inhibitie opgeheven en keert de
normale metabole functie terug.(54)
3.3.3 De mechanismen van nitriet bootsen ischemische preconditionering (IPC)
na
Nitriet- en NO-gemedieerde cytoprotectie zijn niet de enige cytoprotectieve middelen waarbij
modulatie van de mitochondriale functie belangrijk is.
De meest succesvolle cytoprotectieve strategie tot dusver is ischemische preconditionering
(IPC). IPC is een experimenteel procedé waarbij door korte periodes van ischemie gevolgd
door reperfusie, het weefsel kan worden beschermd tegen navolgende periodes van
aanhoudende ischemie en zo de infarctzone kan reduceren. Dit fenomeen werd door Murry et
al. voor het eerst beschreven bij honden en werd ondertussen bij verschillende diersoorten
geobserveerd, alsook bij mensen. We vermelden IPC omdat er opmerkelijk veel parallellen
zijn
met
de
mechanismen
achter
nitriet-gemedieerde
cytoprotectie.
De idee achter IPC is dat de korte intervallen van ischemie gevolgd door reperfusie,
protectieve pathways activeren (die o.a. geïnduceerd worden door ROS), welke de infarctzone
significant kunnen reduceren.
Het spreekt voor zich dat de klinische bruikbaarheid van IPC enkel beperkt is tot geplande I/R
letsels, zoals bij een harttransplantatie, een coronaire bypassoperatie en bij percutane
coronaire interventies.
De laatste 20 jaar is sinds de ontdekking van IPC-gemedieerde protectie veel onderzoek
verricht naar de mechanismen achter IPC met als doel medicijnen te ontwikkelen die de
protectieve effecten van IPC mimeren.
34
De exacte signalisatiewegen van dit fenomeen zijn nog grotendeels onbekend en vallen buiten
de focus van deze masterscriptie. Ondertussen is wel gebleken dat onder andere ROS en NO
belangrijke mediatoren zijn.(67)(68)
Zoals vermeld leidt de uitbarsting van grote hoeveelheden ROS tijdens reperfusie tot
cellulaire schade, necrose en apoptose. Generatie van ROS door de mitochondriën blijkt
echter essentieel te zijn in de signalisatiewegen bij IPC-gemedieerde cytoprotectie.(67) Lage
concentraties ROS induceren beschermende pathways waaronder de activering van AMPKinase (AMPK).(69) AMPK functioneert als een metabole sensor en speelt in het hart een
belangrijke rol als signaalstof in de cellulaire respons op ischemische stress die verder antiapoptose pathways kan activeren.
Hoewel NO betrokken is bij de protectieve mechanismen van ischemische preconditionering,
werd aangetoond dat blokkade van NOS niet zorgde voor inhibitie van IPC-gemedieerde
cytoprotectie. Dit zorgde voor de hypothese dat nitriet als NOS-onafhankelijke bron van NO,
van groot belang zou zijn bij cytoprotectie door IPC.(60) Meer studies zijn nodig om deze
hypothese te testen, want in tegenstelling tot ROS en NO is de betrokkenheid van nitriet in de
signaalweg bij IPC-gemedieerde cytoprotectie niet aangetoond. Het is wel zo dat de tot nu toe
bekende mechanismen van protectie door nitriet deze van IPC bijna lijken te mimeren.
Onderstaande parallellen tussen IPC- en nitrietgemedieerde cytoprotectie suggereren een
potentiële rol voor nitriet als een mediator van IPC. Net zoals bij toediening van nitriet
moduleert IPC de mitochondriale uitbarsting van ROS en dit leidt tot een onderdrukking van
oxidatieve schade in het weefsel. Burwell et al. toonden door het gebruik van een hartmodel
aan dat cytoprotectie door IPC geassocieerd is met de vorming van S-nitrosothiolen in het
hartspierweefsel en met inhibitie van de activiteit van complex I.(58)
Het is welbekend dat het effect van IPC zich voordoet in twee tijdsvensters. Meteen na de
toepassing van IPC is er een acuut of klassiek tijdsvenster van protectie dat zich gedurende
minuten of uren voordoet. Dit wordt gevolgd door een tweede tijdsvenster 24 tot 72 uur na
IPC, de zogenaamde vertraagde cytoprotectie.(68)
In de studie van Shiva et al. suggereert men dat nitriet ook werkt via twee vensters van
protectie. Men stelde vast dat nitriet niet alleen toegediend tijdens ischemie (net voor
reperfusie), maar ook toegediend 24h vóór de inductie van een I/R letsel zorgde voor
cytoprotectie. In beide gevallen zag men bij muizen een even grote vermindering van het
mycardinfarct of de leverischemie. Verder onderzoek naar hoe nitriet kan zorgen voor
vertraagde cytoprotectie leverde volgende vaststellingen op.(60)
35
Men kon niet aantonen dat de nitrietbehandeling een invloed had op de expressie van mRNA
van de belangrijkste genen betrokken bij mitochondriale biogenese, antioxidatieve defensie en
bio-energetica. Maar via de detectie van S-nitrosothiolen vond men dat bij deze late vorm van
cytoprotectie hetzelfde mechanisme van mitochondriale S-nitrosilatie actief was en dit terwijl
de halfwaardetijd van nitriet in het bloed ongeveer 15 minuten bedraagt. Dit suggereert dat Snitrosilatie van de mitochondriale complexen zich snel voltrekt en tenminste 24 uur stabiel
blijft. Verrassend hierbij was dat er ondanks de vorming van S-nitrosothiolen 24 uur voor
ischemie geen verandering in mitochondriale respiratie of gedaalde productie van ATP te
detecteren was tot na inductie van het IR-letsel. Complex I wordt dus pas geïnhibeerd in
omstandigheden van ischemie. De mechanismen achter deze I/R-afhankelijke modulatie van
het ge-S-nitrosyleerde complex zijn niet duidelijk.
3.3.4
De
opening
van
ATP-dependente
kaliumkanalen
door
nitriet
Baker et al. evalueerden de betrokkenheid van mitochondriale ATP-gevoelige kalium (K+ATP)
kanalen (gelegen op de binnenste mitochondriale membraan) in nitriet-geïnduceerde
cardioprotectie.(47) De opening van de K+ATP kanalen is een belangrijk protectief
mechanisme bij NO- en IPC-gemedieerde cytoprotectie.
De opening van K+ATP kanalen lijkt te lijden tot depolarisatie van de mitochondriale
membraan en een kleine stijging van ROS. Er werd aangetoond dat dit leidt tot de activering
van anti-apoptose pathways.(70) Zo werd de opening van K+ATP kanalen geassocieerd met
verminderde calciumaccumulatie in de mitochondriën en preventie van opening van de
mPTP. In geïsoleerde mitochondria toonde men aan dat inactivatie van mitochondriale K+ATP
kanalen ook zorgt voor preventie van de loslating van cytochroom c.(70)
Cytoprotectie door de opening van K+ATP kanalen bij toediening van exogeen NO tijdens I/R
gebeurt, net zoals bij NO-gemedieerde vasodilatatie, door activatie van het oplosbaar
guanylaatcyclase (sGC). De gestegen concentratie van cGMP leidt tot activatie van proteïne
kinase G (PKG) en beschermt de cel tegen I/R letsels door opening van mitochondriale K+ATP
kanalen.(70)
Om de rol van K+ATP kanalen als mediator van nitriet-gemedieerde cytoprotectie te
onderzoeken werd aan ratten, die voor inductie van I/R in het myocard al dan niet behandeld
werden met nitriet, 5-hydroxydecanoaat (5-HD) en HMR 1098 toegediend. 5-HD en HMR
1098 blokkeren de K+ATP kanalen. De toediening ervan bij nitriet behandelde ratten zorgde
ervoor dat de vermindering van de infarctzone werd teniet gedaan. Bij ratten die niet waren
36
behandeld met nitriet, had zowel 5-HD als HMR 1098 geen effect op de infarctzone na
inductie van een I/R letsel.(47) Hieruit werd besloten dat activatie van het K+ATP kanaal deel
uitmaakt van nitriet-gemedieerde protectie.
Shiva et al. suggereerden dat K+ATP kanalen geen target zijn van nitriet-gemedieerde
cytoprotectie.(60) Ze gebruikten hiervoor een K+ATP kanaal blokker (diazoxide) en een K+ATP
kanaalopener (glibenclamide) en vonden geen significant verschil in cytoprotectie na I/R bij
toediening van nitriet samen met diazoxide versus toediening van enkel nitriet. Hetzelfde
werd gezien bij de combinatie glibenclamide en nitriet. En dit terwijl beide farmaceutica, elk
toegediend zonder nitriet, wel cytoprotectie beïnvloedden na I/R. Hieruit blijkt dat ondanks
het sterke protectieve effect dat de activatie van de K+ATP kanalen teweegbrengt, de
betrokkenheid ervan in het beschermend effect van nitriet controversieel is.
3.3.5 Inhibitie van mitochondriale fissie door fosforylatie van Drp1
In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, is de mitochondriale populatie van een cel erg
fluctuerend. De processen die leiden tot veranderingen in hoeveelheid, vorm en distributie van
mitochondriën - kortweg de mitochondriale dynamiek - zijn fissie (splitsen) en fusie
(samensmelten). Enkele eiwitten die betrokken zijn bij mitochondriale fissie zijn
geïdentificeerd en sommige van hen zijn geassocieerd met mitochondriale ziekten.
De betrokkenheid van veranderde mitochondriale dynamiek in de pathogenese van I/R werd
onderzocht en recent werd gevonden dat inhibitie van mitochondriale fissie het hart beschermt
tegen I/R letsels. Zo zorgde de farmacologische inhibitie van het eiwit dat mitochondriale
fissie regelt, dynamin-related protein-1 (Drp1), voor een verkleining van de myocardiale
infarctzone in knaagdiermodellen.(71)
Recent toonden Kamga Pride et al. aan dat ook nitriet de mitochondriale dynamiek kan
moduleren.(72) In een I/R model bij in cultuur gebrachte H9c2 rat-cardiomyocyten werd de
volgende signalisatiecascade waargenomen (zie figuur 11).
37
Figuur 11: Nitriet-afhankelijke activatie van de PKA-Drp1-AMPK pathway (er werd aangetoond dat deze
pathway ook actief is tijdens normoxie) (72)
Nitriet is in staat proteïne kinase A (PKA) te activeren. Dit eiwit fosforyleert en inhibeert
Drp1. Inhibitie van Drp1 zorgt structureel voor een stijging van de mitochondriale fusie.
Functioneel zorgt dit voor een verhoging van de membraanpotentiaal over de mitochondriën
en een toename van de mitochondriale productie van ROS. Deze productie van ROS leidt tot
oxidatie en activatie van de AMPK-pathway, een essentiële stap in cytoprotectie die ook
belangrijk is in IPC-gemedieerde cytoprotectie. Dat mitochondriale productie van ROS hierin
essentieel is werd aangetoond door het gebruik van een ROS scavenger. Dit inhibeerde de
activatie van AMPK waardoor de cytoprotectie, waargenomen na toediening van nitriet, werd
verhinderd.(72)
In de studie van Kamga Pride et al. wordt nitriettherapie toegediend tijdens normoxie, 1 uur
voor inductie van het I/R letsel. Dit zorgt voor een significante vertraging van celdood in de
cardiomyocyten. De vaststelling door verschillende andere studies, dat nitriet toegevoegd
vóór I/R een (vertraagd) cytoprotectief heeft, doet vermoeden dat nitriet in niet-ischemische
omstandigheden een signaalstof is.(73)(60) Tot voor kort was er geen enkele studie die deze
hypothese hard kon maken. Inhibitie van complex I bijvoorbeeld, een belangrijk mechanisme
van met nitriet bekomen cytoprotectie zoals hierboven uitgelegd, werd enkel waargenomen in
omstandigheden van ischemie/reperfusie. Ook in de studie van Kamga Pride et al. kon na
nitriettoediening en voor inductie van het I/R letsel in de cardiomyocyten, geen inhibitie van
complex I worden geobserveerd.
38
Tijdens normoxie werd echter wel een verhoogde PKA activiteit door nitriet waargenomen.
Voor het eerst werd een nitriet-signaalweg blootgelegd die leidt tot cytoprotectie in
omstandigheden van normoxie. Een toestand waarin het onwaarschijnlijk is dat nitriet naar
NO wordt omgezet gezien deze reductie voornamelijk gebeurt in omstandigheden van
hypoxie en lage pH. Hoe of via welk intermediair nitriet kan zorgen voor activatie van PKA
tijdens normoxie is onduidelijk.
Hoofdstuk 4: Nitriet als potentieel therapeuticum bij I/R letsels
De resultaten uit talrijke dierstudies met nitriettoediening bij I/R letsels van zowel het hart, de
hersenen, de lever en de nieren zijn veelbelovend te noemen. De inzichten die deze studies
ons hebben bijgebracht op het gebied van mechanismen van cytoprotectie en identificatie van
nitrietreductasen werden reeds besproken in de vorige hoofdstukken. In dit hoofdstuk
bespreken we de resultaten van deze studies in functie van de toepasbaarheid naar de kliniek.
Tevens bespreken we de veiligheid van nitriettherapie. Daarna gaan we na hoe ver men staat
in het onderzoek naar nitriet als mogelijk therapeuticum bij AMI en stroke.
4.1 Dierstudies betreffende nitriettoediening bij I/R
Sinds ontdekt werd dat nitriet in ischemische omstandigheden een alternatieve bron is van
NO, zijn veel studies verricht naar de effecten van nitriettoediening bij diermodellen in
ischemische condities. Het eerste effect van de omzetting van nitriet naar NO dat men vond,
was vasodilatatie.(9)(74) Kort daarop volgden een hele reeks studies die in diermodellen
demonstreerden dat exogeen toegediend nitriet de uitgebreidheid van geïnduceerde I/R letsels
kon beperken. In tabel 2 vinden we een overzicht van dierstudies gepubliceerd tussen 2004 en
2009 waarin de toediening van nitriet zorgde voor een reductie van I/R letsels. Als we nitriet
therapeutisch benaderen is het nuttig om na te gaan in welke grootteorde van concentraties en
via welke toedieningswegen nitriet werkzaam is in ischemische modellen. Bovendien is het
belangrijk om te weten wat de invloed is van de timing en duur van nitriettoediening op het
cytoprotectief effect.
39
40
Tabel 2: Overzicht van dierstudies waar nitriettoediening een gunstig effect had op het I/R letsel (met bijgevoegde referenties) (78)
(77)
(76)
(60)
(46)
(12)
(75)
(45)
(47)
(47)
(60)
(12)
(73)
Dosis
De eerste studie in deze reeks werd uitgevoerd door Webb et al. in 2004. Webb et al.
demonstreerden dat in een Langendorff hartmodel van de rat, infusie van (lage) concentraties
natrium-nitraat (van 10 tot 100 µM), voor en tijdens een ischemisch insult, zorgde voor de
productie van NO.(45) Er werd hierbij een behoud van de functie van het linker ventrikel
vastgesteld en een kleinere infarctzone in vergelijking met ratten die een zoutoplossing kregen
toegediend. Hoewel men vaststelde dat de concentratie van NO steeg naarmate men de dosis
nitriet opdreef (van 10 tot 100 µM), merkte men hierbij geen verschil in de mate van protectie
van het myocardweefsel. Kort daarna rapporteerden Duranski et al. dat nitriet protectief was
in in vivo muismodellen van myocard- en leverischemie.(12) In deze studies werden
oplossingen van natrium-nitriet (dosis van 2,4 tot 960 nmol) toegediend tijdens myocard- en
leverischemie. Voorts vertoonde het efficiëntieprofiel van de nitriettherapie een U-vormige
curve. Dit betekent dat zowel zeer lage als zeer hoge dossisen van nitriet niet leiden tot
protectie van het weefsel. We merken hierbij op dat supra-fysiologische concentraties (van
hoog µM tot laag mM) zelfs cellulaire apoptose en necrose promoten (zie 4.2).(79) Er werd in
de studie van Duranski et al. een maximale protectie van de lever en het hart bereikt bij een
bijna-fysiologische (48nmol) dosis van nitriet.
Het feit dat het cytoprotectief effect reeds in lage, bijna-fysiologische dosissen optreedt, is een
pluspunt voor potentieel therapeutisch gebruik (Vb. minder kans op bijwerkingen, zie 4.2).
Tevens suggereert dit dat nitriet pathofysiologische responsen op ischemische stress
moduleert.
Toedieningsweg
In de meerderheid van de dierstudies werd nitriet systemisch (intraveneus of intraperitoneaal)
toegediend. Bij myocardiale I/R letsels echter, zorgden verschillende toedieningswegen niet
voor een significant verschil in het protectieve resultaat van de nitriettherapie. Zo was oraal
toegediend nitriet evenzeer in staat het I/R letsel te beperken als intraveneus toegediend
nitriet. Muizen die een standaarddieet kregen en waarbij gedurende 7 dagen nitriet in hun
drinkwater werd toegevoegd, vertoonden bij inductie van een myocardiaal I/R letsel een
reductie van de infarctzone van 48 procent.(73)
Bij studies met I/R van de nieren zouden discrepanties in werkzaamheid van nitriettherapie te
wijten kunnen zijn aan een verschil in de toedieningsweg van nitriet. Basireddy et al.
observeerden dat systemische toediening (intraveneus of intraperitoneaal) geen bescherming
41
bood bij inductie van een I/R letsel in de nieren van ratten.(80) Tripatara et al. bevestigden
deze resultaten in een gelijkaardig model, maar konden bij toediening van dezelfde
hoeveelheden nitriet wel een protectief effect aantonen wanneer nitriet topisch werd
toegediend.(76)
Nitriet heeft, naast een beschermend effect op I/R wanneer het systemisch of oraal wordt
toegediend, ook protectieve eigenschappen via een endocrinologische manier. Dit werd
geïllustreerd in een dierstudie met transgene muizen waarbij humaan eNOS, specifiek voor
cardiomyocten, tot overexpressie werd gebracht. NO wordt afgebroken tot nitriet, waarvan
men verhoogde spiegels detecteerde in het bloed. Wanneer bij deze dieren een I/R letsel in de
lever werd geïnduceerd, werd een significante reductie van het I/R letsel waargenomen in
vergelijking met wildtype muizen.(81) Nitriet afkomstig van het hart zorgt dus via transport
door het bloed, voor protectie in verder gelegen organen.
In de klinische praktijk van de behandeling van I/R letsels zou de intraveneuze
toedieningsmogelijkheid van nitriet het interessantst zijn. We merken op dat, gezien de
verscheidenheid aan effecten van nitriet (zie figuur 1 in de inleiding), de veelheid aan
effectieve toedieningswijzen een voordeel zou zijn voor een aangepaste behandeling per
conditie (bvb orale inname van nitriet bij chronische ischemie zoals perifeer arterieel lijden).
Timing
Gonzalez et al. toonden aan dat nitriet, toegediend gedurende 5 minuten net voor het begin
van de reperfusie-fase, ook zorgde voor myocardiale cytoprotectie.(75) Dit werd aangetoond
in een model bij de hond waarbij de periode van coronaire occlusie 2 uur bedroeg.
Intraveneuze toediening van natrium-nitriet gedurende de laatste 5 minuten van deze
ischemische periode zorgde voor een vermindering van de myocardiale infarctzone van 70
procent (= de infarctzone van de controlegroep die een zoutoplossing kreeg toegediend) naar
36 procent. In vergelijking met een groep dieren die reeds natrium-nitriet kregen toegediend
gedurende 60 minuten voor reperfusie, en waarvan de infarctzone 23 procent bedroeg, is dit
verschil niet zo groot. Uit de zeer gunstige protectieve effecten van nitriettoediening vlak voor
reperfusie besloten Gonzalez et al. dat nitriet een aanzienlijk potentieel zou kunnen hebben als
aanvullende therapie bij AMI. In deze setting zou nitriet kunnen worden toegediend net voor
PCI of trombolyse.
Zoals vermeld in het vorige hoofdstuk bleek toediening van nitriet, 24 uur voor inductie van
ischemie, ook bescherming te bieden (de zogenaamde vertraagde cytoprotectie). Deze
eigenschap van nitriet, waarbij weefsels als het ware ‘gepre-conditioneerd’ worden aan een
42
ischemische periode, zou nuttig kunnen zijn bij transplantaties. Zowel het donororgaan als de
recipiërende patiënt zouden 24 uur voor de transplantatie kunnen behandeld worden met
nitriet. Zo zou een omgeving worden gecreëerd waarin de schade van I/R tijdens en na de
transplantatie wordt beperkt.
4.2 Veiligheid van nitriettherapie bij I/R
Ondanks het enthousiasme voor nitriettherapie is het van belang om behoedzaam te blijven.
Als we het gebruik van nitriet als mogelijk therapeuticum bij de mens nagaan is het belangrijk
de potentiële gevaren in acht te nemen.
Er zou na nitriettoediening hypotensie kunnen optreden door de verhoogde beschikbaarheid
van NO en de daarmee gepaard gaande vasodilatatie. Dit zou de omvang van het I/R letsel,
een situatie waar reeds hypoperfusie van het orgaan aanwezig is, negatief kunnen
beïnvloeden.
Een te sterke stijging van de beschikbaarheid van NO kan cytotoxische effecten hebben. Men
is het erover eens dat zeer hoge concentraties NO weefselschade kunnen promoten.(79) Dit is
te wijten aan de vorming van peroxynitriet, een zeer potent ROS dat ontstaat door de snelle
reactie van NO met een ander zuurstofradicaal, namelijk het superoxide-anion (zie figuur
1).(77)
De bezorgdheid voor bovenstaande speelt ook mee in het onderzoek van toediening van NO
(Vb. via inhalatie van NO-gas of intra-veneuze toediening van NO-donoren) als potentiële
therapie bij I/R-letsels. En is een reden waarom na succesvolle dierstudies slechts weinig
klinische studies werden uitgevoerd.(82)
Een voordeel echter van nitriet boven therapie met NO of NO-donoren, ligt in de stabiliteit
van de molecule nitriet. Zoals eerder vermeld kan nitriet na transport door het bloed, worden
opgeslagen in de weefsels. Bovendien gebeurt de reductie van nitriet naar NO preferentieel in
weefsels onderhevig aan ischemie. Nitriet-afhankelijke vrijstelling van NO zorgt op die
manier voor een gerichte bescherming, en vermindert hierbij het risico op systemische
bijwerkingen van NO.
Een ander gevaar van nitriet is methemoglobinemie. Net zoals NO (zie figuur 3) kan nitriet
namelijk reageren met oxyhemoglobine. Door oxydatie van het heemijzer (van Fe3+ naar Fe2+)
ontstaat methemoglobine (metHb). MetHb kan geen zuurstof binden en bij te hoge
plasmaconcentraties kan dit interfereren met de capaciteit van de rode bloedcellen om
zuurstof te transporteren. Dit gebeurt wanneer de plasmaconcentratie van metHb 20 tot 30
procent van de totale concentratie van Hb bedraagt.(83)
43
De veiligheid van de toediening van nitriet bij mensen werd in 2011 bestudeerd in een
klinische studie (fase1).(83) Bij gezonde individuen werd in een stijgende dosis natriumnitriet systemisch toegediend, en dit gedurende 48 uur. Men bepaalde de hoogste dosis die
geen bijwerkingen veroorzaakte (maximal tolerated dose (MTD)) en de dosis waarbij
bijwerkingen optraden (dose limiting toxicity (DLT)). Deze bedroegen respectievelijk 267 en
446 mg/kg/u. De toxische effecten van nitriet waren: een asymptomatische verhoging van de
bloeddruk die transiënt was, en een zeer lichte stijging van de plasmaconcentratie van metHb.
Gezien de therapeutische dosissen van nitriet, afgeleid uit preklinische studies, onder de MTD
en DLT vallen, besloot men dat intraveneuze toediening van nitriet veilig is. Voorts besloot
men dat deze studie zeer waardevol is om de stap te maken naar klinische trials die
nitriettherapie onderzoeken bij specifieke condities zoals I/R van het hart, de lever, de nieren
en de hersenen. We merken op dat nog niet geweten is of nitrietbehandeling zou kunnen
leiden tot pathologische accumulatie van NO (door de vorming van peroxynitriet) in het
ischemische weefsel.
4.3 Nitriettherapie bij acuut myocardinfarct (AMI)
Vandaag is de behandeling van I/R letsels gebaseerd op het tijdig herstellen van de
orgaanperfusie. Bij een acuut myocardinfarct (AMI) bijvoorbeeld, bestaat de therapie uit het
opheffen van de arteriële occlusie door percutane coronaire interventie (PCI; dit is het
plaatsen van een stent die de vernauwde coronair openzet) of door intraveneuze toediening
van trombolytica. Voor het aandeel van de weefselschade die, zoals eerder vermeld, ontstaat
tijdens reperfusie, bestaat echter geen effectieve therapie. Het cytoprotectief effect van nitriet,
dat voornamelijk optreedt tijdens reperfusie, zou één van de mogelijkheden kunnen zijn om
aan het gebrek aan ‘reperfusie-therapie’ tegemoet te komen.
Uit de reeds aangehaalde dierstudies (zie tabel 2) is duidelijk dat nitriet bij I/R een
cardioprotectief effect heeft, en dit zowel toegediend vóór ischemie, als net vóór reperfusie.
Onlangs werden de resultaten gepubliceerd van een gerandomiseerde klinische studie bij
patiënten met een eerste acuut STEMI (ST-elevated acute myocard infarct) die nitriet
intraveneus kregen toegediend, net voor reperfusie d.m.v. PCI.(84) Dit is de eerste klinische
studie waarbij het therapeutisch effect van nitriettherapie werd getest bij patiënten die een
spontaan I/R letsel doormaken. De resultaten van deze studie waren echter negatief. Men
repliceerde hetzelfde protocol (timing, duur, en dosis van nitriettoediening) als gebruikt werd
44
door Gonzalez et al. in het model bij de hond (zie 4.1). In tegenstelling tot de veelbelovende
resultaten in deze dierstudie, kon bij mensen geen reductie van de infarctzone worden
aangetoond. Het is niet duidelijk waarom de gunstige resultaten uit dierstudies niet konden
worden bevestigd in deze klinische studie. Een mogelijke verklaring voor deze verschillen,
die wordt aangehaald in het artikel, is het feit dat bijna alle patiënten voor reperfusie, als
standaardtherapie, organische nitraten kregen toegediend. Het zou kunnen dat deze NOdonoren reeds een bepaalde graad van cardioprotectie geïnduceerd hadden, en hierdoor het
potentieel voor een bijkomstig cardioprotectief effect door nitriet inperken. Of erger nog,
zouden de organische nitraten, in combinatie met nitriet, kunnen zorgen voor een hoge
concentratie aan NO in het hartspierweefsel, dat schadelijk zou zijn.
4.4 Nitriettherapie bij beroerte
Beroerte (stroke) of een cerebrovasculair accident (CVA) is een I/R letsel van de hersenen en
kunnen we afhankelijk van het ontstaansmechanisme opdelen in twee types, ischemische
CVA en hemorragische CVA. 80 procent van alle CVA’s zijn ischemisch en ontstaan
wanneer de bloedtoevoer onderbroken wordt door een bloedklonter. Een hemorragische CVA
ontstaat, zoals het woord het zegt, door een bloeding, meestal na het barsten van een
aneurisma.
Tot op vandaag bestaat de enige behandeling van ischemische CVA uit het intraveneus
toedienen van een trombolyticum. Een beperking van deze therapie is het risico op
bloedingen, daarom mag trombolyse slechts worden uitgevoerd tot 3 uur na het begin van het
infarct. Aangezien, in tegenstelling tot AMI, het gevoel van urgentie bij ischemische CVA
veel lager ligt, krijgen een meerderheid van de patiënten mensen geen tijdige behandeling met
trombolyse. Voor hemorragische CVA bestaat tot op heden geen farmacologische therapie.
Jung et al. hebben veel onderzoek verricht naar het gebruik van nitriet bij ischemische CVA.
In 2006 werd in een dierstudie met ratten aangetoond dat nitriet intraveneus (in nanomolaire
dosissen) toegediend op het tijdstip van reperfusie, na occlusie van de arteria cerebri media,
leidde tot een significante vermindering van de infarctzone en een verbetering van functioneel
herstel.(77) Wanneer men in een volgende studie de timing van nitriettoediening wijzigde,
ontdekte men dat nitriet ook neuroprotectief was, wanneer toegediend 3 uur na cerebrale
I/R.(85) Dit zou het gebruik in acute setting bijzonder nuttig maken.
45
Een andere studie door Jung et al. onderzocht het effect van chronische nitriettherapie 24 uur
voor het I/R letsel. Er werd aangetoond dat continue toediening van nitriet, gedurende 7
dagen, zorgde voor neuronale en vasculaire regeneratie, en beter functioneel herstel van de
hersenen.(86) Terwijl de dosis aan nitriet nodig voor neuroprotectie in acute cerebrale
ischemie bijzonder laag was, waren in deze studie dosissen van 100 µg/kg nodig om protectie
te bieden. Het mechanisme achter deze discrepantie is niet duidelijk.
Voor (intracraniële) hemorragische CVA werden ook positieve resultaten geboekt met
nitriettherapie.(87)
Bij subarachnoïdale hemorragie (SAH), een ander subtype van hemorragische CVA, treedt de
bloeding op in de met liquor gevulde ruimte tussen de hersenen en de arachnoïdale
hersenvliezen. Een verwikkeling geassocieerd met SAH zijn cerebrale vasospasmen. Fathi et
al. toonden aan dat infusie met nitriet in een model van vasospasme bij apen, zorgde voor een
omkering van vasospasmen geïnduceerd door SAH.(88) Er wordt namelijk gedacht dat
dysfunctioneel eNOS verantwoordelijk is voor de vasospastische respons na SAH.
In 2013 werd een klinische studie gepubliceerd die de veiligheid van nitriettherapie bij
patiënten met SAH testte. Gedurende 2 weken kregen patiënten met SAH nitriet toegediend,
en dit in gelijkaardige dosissen die in preklinische studies voor een therapeutisch effect
zorgden. Er werd geen toxiciteit (de concentraties aan metHb gingen niet hoger dan 3,3
procent van de totale concentratie aan Hb) of hypotensie waargenomen.(89) Deze gunstige
resultaten tonen aan dat potentieel therapeutische dosissen voor de mens, veilig zijn bij
patiënten met SAH, en zet de deur open voor het ontwikkelen van andere klinische studies die
de neuroprotectieve effecten van nitriet evalueren.
46
DISCUSSIE
Onderzoek dat gedurende de laatste 20 jaar gevoerd werd, heeft de manier waarop we over
nitriet en nitraat denken drastisch veranderd. De ontdekking van de nitraat-nitriet-NO
pathway toonde aan dat deze anionen veel meer zijn dan de voedingsadditieven waarmee men
ze in het verleden hoofdzakelijk associeerde. Er is in het onderzoek rond nitriet als het ware
een shift gebeurd van nitriet als mogelijk toxische stof, naar nitriet als een biologisch
relevante molecule. Het is nu duidelijk dat nitriet een belangrijke rol speelt in de homeostase
van NO en zo verscheidene ziektetoestanden, waaronder I/R, gunstig zou kunnen
beïnvloeden.
In het eerste deel van de masterscriptie zijn we dieper ingegaan op wat reeds gekend is over
de bronnen, de bioactivatie en de werkingsmechanismen van nitriet tijdens I/R. We hebben
gezien dat bij zoogdieren verschillende eiwitten in het bloed en de weefsels kunnen dienen als
reductasen voor de omzetting van nitriet naar NO. Er zijn nog veel onduidelijkheden en
wellicht zullen in de toekomst de reactiemechanismen en de zuurstof- en redoxafhankelijke
regulatiemechanismen achter de besproken reductiesystemen verder worden opgehelderd.
Bovendien vermelden vele auteurs dat, hoewel in de literatuur de meeste aandacht gaat naar
deoxyHb, deoxyMb en XO, het mogelijk is dat in de nabije toekomst nog meer
nitrietreductasen zullen worden geïdentificeerd. De overvloed aan kandidaat ‘enzymes’ voor
nitrietreductie zou een overblijfsel zijn van ons preaeroob verleden als bacteriën, waarbij
stikstofoxiden zoals nitriet werden gebruikt als terminale elektronenacceptor in de
energieproductie.
Ook over de cytoprotectieve effecten van nitriet die in deze masterscriptie werden besproken,
bestaan nog veel onbeantwoorde vragen. Zo is het chemisch mechanisme achter nitrietgemedieerde S-nitrosylatie van het mitochondriale complex I niet helemaal duidelijk. De
mechanismen achter de I/R-afhankelijke inhibitie van het ge-S-nitrosyleerde complex (bij
vertraagde cytoprotectie door nitriet) zijn eveneens onduidelijk. In de studie van Kamga Pride
et al. (72), waarin als cytoprotectief effect de inhibitie van de mitochondriale fissie werd
vooropgesteld, is niet geweten hoe nitriet (tijdens normoxie en waarschijnlijk onafhankelijk
van de reductie van nitriet naar NO) kan zorgen voor de activatie van PKA. Tevens is de
betrokkenheid van nitriet in IPC-gemedieerde cytoprotectie nog niet aangetoond. Ook over de
K+ATP kanalen als target van nitriet-gemedieerde cytoprotectie bestaat controverse. We
47
kunnen besluiten dat verder onderzoek nodig is naar de cytoprotectieve mechanismen van
nitriet tijdens I/R. Een beter begrip van deze nitriet-gemedieerde beschermingsmechanismen
zou ons verder kunnen brengen in klinische studies rond het therapeutisch aanwenden van
nitriet. Bovendien zou de verdere ontrafeling van cytoprotectieve signaalwegen van nitriet,
targets kunnen blootleggen waarop farmacotherapeutisch kan worden ingewerkt.
In het tweede deel van de masterscriptie gingen we de mogelijkheid na van nitriet-gebaseerde
therapie bij I/R, waarbij we de uitdagingen voor nitriet in de behandeling van twee specifieke
ziektebeelden (AMI en CVA) bespraken. Het onderzoek naar nitriet als mogelijk
therapeuticum bij I/R heeft een kritisch punt bereikt tussen pre-klinische studies en klinische
studies. Bij AMI is men reeds het verst gevorderd. Hier zagen we echter dat, ondanks de
gunstige resultaten in dierproeven, de eerste klinische studie dit echter niet kon bevestigen.
Als we in het onderzoeksveld van cardioprotectie de resultaten van andere ‘reperfusietherapiëen’ nagaan, valt het op dat er reeds een groot aantal mislukte pogingen geweest zijn
om veelbelovende strategieën in dierproeven te vertalen naar de klinische setting. Volgens D
Hausenloy et al. is deze discrepantie o.a. te wijten aan het feit dat vele experimentele
modellen voor AMI te veel verschillen van de klinische setting van AMI in termen van
comorbiditeit (leeftijd, diabetes, dylipidemie en hypertensie) en concomitante medicatie.(90)
Als we deze afweging toepassen op de literatuur rond het onderzoek van nitriet als mogelijk
therapeuticum bij I/R letsels is het inderdaad zo dat er weinig bekend is over interacties met
andere medicatie. Dit aspect zal verder onderzoek vereisen om (mogelijke schadelijke)
interacties te evalueren.
Klinische studies betreffende de veiligheid van nitriettoediening rapporteerden dat
intraveneuze toediening van nitriet veilig is bij gezonde vrijwilligers en ook reeds bij
patiënten met SAH. Bovendien is toediening van nitriet zoals eerder vermeld uniek ten
opzichte van andere farmacologische behandelingen bij I/R letsels, daar het een stabiele
molecule is, die fungeert als een endocrien reservoir van NO en pas wordt ‘geactiveerd’ in
weefels in zuurstofnood.
Het is duidelijk dat nitriet-gebaseerde therapie bij I/R een zeker potentieel heeft, de resultaten
van klinische studies zullen uitwijzen welke richting het zal uitgaan.
48
REFERENTIELIJST
1.
Lei J, Vodovotz Y, Tzeng E, Billiar TR. Nitric oxide, a protective molecule in the cardiovascular system.
Nitric Oxide [Internet]. Elsevier Inc.; 2013 Nov 30 [cited 2014 Jan 23];35:175–85. Available from:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/24095696
2.
S. Moncada, A. Higgs. The L-arginine-nitric oxide pathway. N Engl J Med. 1993;329:2002–12.
3.
Bian K, Doursout M-F, Murad F. Vascular System: Role of Nitric Oxide in Cardiovascular Diseases. J
Clin Hypertens [Internet]. 2008 Apr [cited 2014 Mar 14];10(4):304–10. Available from:
http://doi.wiley.com/10.1111/j.1751-7176.2008.06632.x
4.
Roberts JD Jr, et al. Inhaled nitric oxide and persistent pulmonary hypertension of the newborn. The
Inhaled Nitric Oxide Study Group. N Engl J Med. 1997;336:605–10.
5.
Butler AR, Feelisch M. Therapeutic uses of inorganic nitrite and nitrate: from the past to the future.
Circulation [Internet]. 2008 Apr 22 [cited 2014 Mar 10];117(16):2151–9. Available from:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18427145
6.
Benjamin N, O’Driscoll F, Dougall H, Duncan C, Smith L, Golden M, et al. Stomach NO synthesis.
Nature [Internet]. 1994 Apr 7 [cited 2014 Mar 14];368(6471):502. Available from:
http://dx.doi.org/10.1038/368502a0
7.
Lundberg J, Weitzberg E, Lundberg J, Alving K. Intragastric nitric oxide production in humans:
measurements in expelled air. Gut [Internet]. 1994 [cited 2014 Mar 14];0:1543–6. Available from:
http://gut.bmj.com/content/35/11/1543.abstract
8.
Zweier JL, Wang P, Samouilov A, Kuppusamy P. Enzyme-independent formation of nitric oxide in
biological tissues. Nat Med. 1995;1:804–9.
9.
Cosby K, Partovi KS, Crawford JH, Patel RP, Reiter CD, Martyr S, et al. Nitrite reduction to nitric oxide
by deoxyhemoglobin vasodilates the human circulation. Nat Med [Internet]. 2003 Dec [cited 2014 Feb
19];9(12):1498–505. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/14595407
10.
Kevil CG, Kolluru GK, Pattillo CB, Giordano T. Inorganic nitrite therapy: historical perspective and
future directions. Free Radic Biol Med [Internet]. Elsevier Inc.; 2011 Aug 1 [cited 2013 Jun
18];51(3):576–93. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21619929
11.
Hoshida S, Yamashita N, Igarashi J, Nishida M, Hori M, Kamada T, et al. Nitric oxide synthase protects
the heart against ischemia-reperfusion injury in rabbits. J Pharmacol Exp Ther [Internet]. 1995 Jul 1
[cited 2014 Mar 15];274(1):413–8. Available from: http://jpet.aspetjournals.org/content/274/1/413.short
12.
Duranski MR, Greer JJM, Dejam A, Jaganmohan S, Hogg N, Langston W, et al. Cytoprotective effects
of nitrite during in vivo ischemia-reperfusion of the heart and liver. J Clin Invest [Internet]. 2005
May;115(5):1232–40. Available from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=1077170&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
13.
Dejam A, Hunter CJ, Pelletier MM, Hsu LL, Machado RF, Shiva S, et al. Erythrocytes are the major
intravascular storage sites of nitrite in human blood. Blood [Internet]. 2005 Jul 15 [cited 2014 Mar
24];106(2):734–9. Available from:
49
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=1895176&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
14.
Shiva S, Wang X, Ringwood LA, Xu X, Yuditskaya S, Annavajjhala V, et al. Ceruloplasmin is a NO
oxidase and nitrite synthase that determines endocrine NO homeostasis. Nat Chem Biol [Internet].
Nature Publishing Group; 2006 Sep [cited 2014 Mar 23];2(9):486–93. Available from:
http://dx.doi.org/10.1038/nchembio813
15.
Lundberg JO, Gladwin MT, Ahluwalia A, Benjamin N, Bryan NS, Butler A, et al. Nitrate and nitrite in
biology, nutrition and therapeutics. Nat Chem Biol [Internet]. Nature Publishing Group; 2009 Dec [cited
2014 Mar 24];5(12):865–9. Available from: http://dx.doi.org/10.1038/nchembio.260
16.
Lundberg JO, Govoni M. Inorganic nitrate is a possible source for systemic generation of nitric oxide.
Free Radic Biol Med [Internet]. 2004 Aug 1 [cited 2014 Mar 23];37(3):395–400. Available from:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/15223073
17.
Lundberg JO, Weitzberg E, Gladwin MT. The nitrate-nitrite-nitric oxide pathway in physiology and
therapeutics. Nat Rev Drug Discov [Internet]. 2008 Feb [cited 2014 Jan 21];7(2):156–67. Available
from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18167491
18.
Hendgen-Cotta UB, Luedike P, Totzeck M, Kropp M, Schicho A, Stock P, et al. Dietary nitrate
supplementation improves revascularization in chronic ischemia. Circulation [Internet]. 2012 Oct 16
[cited 2014 Mar 24];126(16):1983–92. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22992322
19.
Larsen FJ, Ekblom B, Sahlin K, Lundberg JO, Weitzberg E. Effects of dietary nitrate on blood pressure
in healthy volunteers. N Engl J Med [Internet]. 2006 Dec 28 [cited 2014 Mar 24];355(26):2792–3.
Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17192551
20.
Ghosh SM, Kapil V, Fuentes-Calvo I, Bubb KJ, Pearl V, Milsom AB, et al. Enhanced vasodilator
activity of nitrite in hypertension: critical role for erythrocytic xanthine oxidoreductase and translational
potential. Hypertension [Internet]. 2013 May 15 [cited 2014 Mar 24];61(5):1091–102. Available from:
http://hyper.ahajournals.org/content/early/2013/04/15/HYPERTENSIONAHA.111.00933.
21.
Larsen FJ, Weitzberg E, Lundberg JO, Ekblom B. Effects of dietary nitrate on oxygen cost during
exercise. Acta Physiol (Oxf) [Internet]. 2007 Sep [cited 2014 Mar 1];191(1):59–66. Available from:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17635415
22.
Rassaf T, Heiss C, Mangold S, Leyendecker T, Kehmeier ES, Kelm M, et al. Vascular formation of
nitrite after exercise is abolished in patients with cardiovascular risk factors and coronary artery disease.
J Am Coll Cardiol [Internet]. Journal of the American College of Cardiology; 2010 Apr 6 [cited 2014
Mar 24];55(14):1502–3. Available from: http://content.onlinejacc.org/article.aspx?articleid=1142692
23.
Kehmeier ES, Kropp M, Kleinbongard P, Lauer T, Balzer J, Merx MW, et al. Serial measurements of
whole blood nitrite in an intensive care setting. Free Radic Biol Med [Internet]. 2008 Jun 1 [cited 2014
Mar 24];44(11):1945–50. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18374662
24.
Shiva S. Nitrite: A Physiological Store of Nitric Oxide and Modulator of Mitochondrial Function. Redox
Biol [Internet]. 2013 Jan [cited 2014 Jan 24];1(1):40–4. Available from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=3661298&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
25.
Rocha BS, Gago B, Barbosa RM, Laranjinha J. Dietary polyphenols generate nitric oxide from nitrite in
the stomach and induce smooth muscle relaxation. Toxicology [Internet]. 2009 Nov 9 [cited 2014 Apr
9];265(1-2):41–8. Available from:
http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0300483X09004818
50
26.
Bueno M, Wang J, Mora AL, Gladwin MT. Nitrite signaling in pulmonary hypertension: mechanisms of
bioactivation, signaling, and therapeutics. Antioxid Redox Signal [Internet]. 2013 May 10 [cited 2013
Jun 21];18(14):1797–809. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22871207
27.
Voet, D. (2008) Fundamentals of Biochemistry, 3rd. ed., Fig. 07_06, John Wiley & Sons [Internet].
[cited 2014 Apr 1]. Available from: http://eu.wiley.com/WileyCDA/WileyTitle/productCd0470228423.html?filter=TEXTBOOK
28.
Burmester T, Weich B, Reinhardt S, Hankeln T. A vertebrate globin expressed in the brain. Nature
[Internet]. 2000 Sep 28 [cited 2014 Apr 3];407(6803):520–3. Available from:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/11029004
29.
Brooks J. The Action of Nitrite on Haemoglobin in the Absence of Oxygen. Proc R Soc B Biol Sci
[Internet]. 1937 Aug 3 [cited 2014 Apr 14];123(832):368–82. Available from:
http://rspb.royalsocietypublishing.org/cgi/doi/10.1098/rspb.1937.0057
30.
Gödecke A, Molojavyi A, Heger J, Flögel U, Ding Z, Jacoby C, et al. Myoglobin protects the heart from
inducible nitric-oxide synthase (iNOS)-mediated nitrosative stress. J Biol Chem [Internet]. 2003 Jun 13
[cited 2014 Apr 3];278(24):21761–6. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/12665503
31.
Van Doorslaer S, Dewilde S, Kiger L, Nistor S V., Goovaerts E, Marden MC, et al. Nitric Oxide Binding
Properties of Neuroglobin: A CHARACTERIZATION BY EPR AND FLASH PHOTOLYSIS. J Biol
Chem [Internet]. 2003 Feb 14 [cited 2014 Apr 3];278(7):4919–25. Available from:
http://www.jbc.org/content/278/7/4919.short
32.
Huang Z, Shiva S, Kim-Shapiro DB, Patel RP, Ringwood LA, Irby CE, et al. Enzymatic function of
hemoglobin as a nitrite reductase that produces NO under allosteric control. J Clin Invest [Internet]. 2005
Aug [cited 2014 Mar 30];115(8):2099–107. Available from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=1177999&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
33.
Shiva S, Huang Z, Grubina R, Sun J, Ringwood LA, MacArthur PH, et al. Deoxymyoglobin is a nitrite
reductase that generates nitric oxide and regulates mitochondrial respiration. Circ Res [Internet]. 2007
Mar 16 [cited 2014 Mar 3];100(5):654–61. Available from:
http://circres.ahajournals.org/content/100/5/654.long
34.
Giuffrè A, Moschetti T, Vallone B, Brunori M. Neuroglobin: enzymatic reduction and oxygen affinity.
Biochem Biophys Res Commun [Internet]. 2008 Mar 21 [cited 2014 Apr 14];367(4):893–8. Available
from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18198128
35.
Castiglione N, Rinaldo S, Giardina G, Stelitano V, Cutruzzolà F. Nitrite and nitrite reductases: from
molecular mechanisms to significance in human health and disease. Antioxid Redox Signal [Internet].
2012 Aug 15 [cited 2013 Jun 20];17(4):684–716. Available from:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22304560
36.
Patel RP, Hogg N, Kim-Shapiro DB. The potential role of the red blood cell in nitrite-dependent
regulation of blood flow. Cardiovasc Res [Internet]. 2011 Feb 15 [cited 2014 Apr 14];89(3):507–15.
Available from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=3028972&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
37.
Huang KT, Keszler A, Patel N, Patel RP, Gladwin MT, Kim-Shapiro DB, et al. The reaction between
nitrite and deoxyhemoglobin. Reassessment of reaction kinetics and stoichiometry. J Biol Chem
[Internet]. 2005 Sep 2 [cited 2014 Apr 1];280(35):31126–31. Available from:
http://www.jbc.org/content/280/35/31126.long
38.
Totzeck M, Hendgen-Cotta UB, Luedike P, Berenbrink M, Klare JP, Steinhoff H-J, et al. Nitrite
regulates hypoxic vasodilation via myoglobin-dependent nitric oxide generation. Circulation [Internet].
51
2012 Jul 17 [cited 2014 Mar 20];126(3):325–34. Available from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=3410747&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
39.
Liu J, Yu Z, Guo S, Lee S-R, Xing C, Zhang C, et al. Effects of neuroglobin overexpression on
mitochondrial function and oxidative stress following hypoxia/reoxygenation in cultured neurons. J
Neurosci Res [Internet]. 2009 Jan [cited 2014 Apr 5];87(1):164–70. Available from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=2631383&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
40.
Sun Y, Jin K, Peel A, Mao XO, Xie L, Greenberg D a. Neuroglobin protects the brain from experimental
stroke in vivo. Proc Natl Acad Sci U S A [Internet]. 2003 Mar 18;100(6):3497–500. Available from:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21441145
41.
Petersen MG, Dewilde S, Fago A. Reactions of ferrous neuroglobin and cytoglobin with nitrite under
anaerobic conditions. J Inorg Biochem [Internet]. 2008 Sep [cited 2014 Apr 2];102(9):1777–82.
Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18599123
42.
Tiso M, Tejero J, Basu S, Azarov I, Wang X, Simplaceanu V, et al. Human neuroglobin functions as a
redox-regulated nitrite reductase. J Biol Chem [Internet]. 2011 May 20 [cited 2014 Apr
2];286(20):18277–89. Available from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=3093900&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
43.
Thompson-Gorman SL, Zweier JL. Evaluation of the role of xanthine oxidase in myocardial reperfusion
injury. J Biol Chem [Internet]. 1990 Apr 25 [cited 2014 Apr 7];265(12):6656–63. Available from:
http://www.jbc.org/content/265/12/6656.abstract?ijkey=2a6fea9cce020333bce617f4e099c3b5f553fc42&
keytype2=tf_ipsecsha
44.
Millar TM, Stevens CR, Benjamin N, Eisenthal R, Harrison R, Blake DR. Xanthine oxidoreductase
catalyses the reduction of nitrates and nitrite to nitric oxide under hypoxic conditions. FEBS Lett
[Internet]. 1998 May [cited 2014 Apr 7];427(2):225–8. Available from:
http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S001457939800430X
45.
Webb A, Bond R, McLean P, Uppal R, Benjamin N, Ahluwalia A. Reduction of nitrite to nitric oxide
during ischemia protects against myocardial ischemia-reperfusion damage. Proc Natl Acad Sci U S A
[Internet]. 2004 Sep 14 [cited 2014 Mar 21];101(37):13683–8. Available from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=518813&tool=pmcentrez&rendertype=abstra
ct
46.
Lu P, Liu F, Yao Z, Wang C-Y, Chen D-D, Tian Y, et al. Nitrite-derived nitric oxide by xanthine
oxidoreductase protects the liver against ischemia-reperfusion injury. Hepatobiliary Pancreat Dis Int
[Internet]. 2005 Aug [cited 2014 Apr 3];4(3):350–5. Available from:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/16109514
47.
Baker JE, Su J, Fu X, Hsu A, Gross GJ, Tweddell JS, et al. Nitrite confers protection against myocardial
infarction: role of xanthine oxidoreductase, NADPH oxidase and K(ATP) channels. J Mol Cell Cardiol
[Internet]. 2007 Oct [cited 2014 Mar 20];43(4):437–44. Available from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=2735077&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
48.
Li H, Kundu TK, Zweier JL. Characterization of the magnitude and mechanism of aldehyde oxidasemediated nitric oxide production from nitrite. J Biol Chem [Internet]. 2009 Dec 4 [cited 2014 Apr
7];284(49):33850–8. Available from: http://www.jbc.org/content/284/49/33850.long
49.
Nohl H, Staniek K, Sobhian B, Bahrami S, Redl H, Kozlov A V. Mitochondria recycle nitrite back to the
bioregulator nitric monoxide. Acta Biochim Pol [Internet]. 2000 Jan [cited 2014 Apr 8];47(4):913–21.
Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/11996114
52
50.
Castello PR, David PS, McClure T, Crook Z, Poyton RO. Mitochondrial cytochrome oxidase produces
nitric oxide under hypoxic conditions: implications for oxygen sensing and hypoxic signaling in
eukaryotes. Cell Metab [Internet]. Elsevier; 2006 Apr 4 [cited 2014 Mar 19];3(4):277–87. Available
from: http://www.cell.com/article/S1550413106000714/fulltext
51.
Basu S, Azarova NA, Font MD, King SB, Hogg N, Gladwin MT, et al. Nitrite reductase activity of
cytochrome c. J Biol Chem [Internet]. 2008 Nov 21 [cited 2014 Apr 2];283(47):32590–7. Available
from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=2583304&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
52.
Aamand R, Dalsgaard T, Jensen FB, Simonsen U, Roepstorff A, Fago A. Generation of nitric oxide from
nitrite by carbonic anhydrase: a possible link between metabolic activity and vasodilation. Am J Physiol
Heart Circ Physiol [Internet]. 2009 Dec [cited 2014 Apr 14];297(6):H2068–74. Available from:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/19820197
53.
Vanin AF, Bevers LM, Slama-Schwok A, van Faassen EE. Nitric oxide synthase reduces nitrite to NO
under anoxia. Cell Mol Life Sci [Internet]. 2007 Jan [cited 2014 Apr 14];64(1):96–103. Available from:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17160351
54.
Hendgen-Cotta UB, Merx MW, Shiva S, Schmitz J, Becher S, Klare JP, et al. Nitrite reductase activity
of myoglobin regulates respiration and cellular viability in myocardial ischemia-reperfusion injury. Proc
Natl Acad Sci U S A [Internet]. 2008 Jul 22 [cited 2014 Mar 9];105(29):10256–61. Available from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=2481313&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
55.
Hearse DJ, Humphrey SM, Chain EB. Abrupt reoxygenation of the anoxic potassium-arrested perfused
rat heart: a study of myocardial enzyme release. J Mol Cell Cardiol [Internet]. 1973 Aug [cited 2014 Mar
18];5(4):395–407. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/4355339
56.
Ambrosio G, Zweier JL, Duilio C, Kuppusamy P, Santoro G, Elia PP, et al. Evidence that mitochondrial
respiration is a source of potentially toxic oxygen free radicals in intact rabbit hearts subjected to
ischemia and reflow. J Biol Chem [Internet]. 1993 Sep 5 [cited 2014 Mar 18];268(25):18532–41.
Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/8395507
57.
E G, A K. Mitochondrial respiration at low levels of oxygen and cytochrome c. Portland Press Ltd.; 2001
Apr 1 [cited 2014 Mar 18]; Available from:
http://www.biochemsoctrans.org/bst/030/0252/bst0300252.htm
58.
Burwell LS, Nadtochiy SM, Tompkins AJ, Young S, Brookes PS. Direct evidence for S-nitrosation of
mitochondrial complex I. Biochem J [Internet]. 2006 Mar 15 [cited 2014 Feb 18];394(Pt 3):627–34.
Available from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=1383712&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
59.
Zweier J, Kuppusamy P, Williams R, Rayburn B, Smith D, Weisfeldt M, et al. Measurement and
characterization of postischemic free radical generation in the isolated perfused heart. J Biol Chem
[Internet]. 1989 Nov 15 [cited 2014 Mar 18];264(32):18890–5. Available from:
http://www.jbc.org/content/264/32/18890.abstract?ijkey=0d1663d41788474cc6c9486284eea96ac45cbbd
0&keytype2=tf_ipsecsha
60.
Shiva S, Sack MN, Greer JJ, Duranski M, Ringwood L a, Burwell L, et al. Nitrite augments tolerance to
ischemia/reperfusion injury via the modulation of mitochondrial electron transfer. J Exp Med [Internet].
2007 Sep 3 [cited 2014 Mar 3];204(9):2089–102. Available from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=2118713&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
53
61.
Ohsawa I, Ishikawa M, Takahashi K, Watanabe M, Nishimaki K, Yamagata K, et al. Hydrogen acts as a
therapeutic antioxidant by selectively reducing cytotoxic oxygen radicals. Nat Med [Internet]. 2007 Jun
[cited 2014 Jan 24];13(6):688–94. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17486089
62.
Halestrap AP. A pore way to die: the role of mitochondria in reperfusion injury and cardioprotection.
Biochem Soc Trans [Internet]. 2010 Aug [cited 2014 Mar 23];38(4):841–60. Available from:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20658967
63.
Dezfulian C, Shiva S, Alekseyenko A, Pendyal A, Beiser DG, Munasinghe JP, et al. Nitrite therapy after
cardiac arrest reduces reactive oxygen species generation, improves cardiac and neurological function,
and enhances survival via reversible inhibition of mitochondrial complex I. Circulation [Internet]. 2009
Sep 8 [cited 2014 Mar 18];120(10):897–905. Available from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=2755623&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
64.
Raat NJH, Noguchi AC, Liu VB, Raghavachari N, Liu D, Xu X, et al. Dietary nitrate and nitrite
modulate blood and organ nitrite and the cellular ischemic stress response. Free Radic Biol Med
[Internet]. 2009 Sep 1 [cited 2014 Mar 18];47(5):510–7. Available from:
http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0891584909002950
65.
Poderoso J. Nitric Oxide Inhibits Electron Transfer and Increases Superoxide Radical Production in Rat
Heart Mitochondria and Submitochondrial Particles. Arch Biochem Biophys [Internet]. 1996 Apr 1
[cited 2014 Mar 18];328(1):85–92. Available from:
http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0003986196901460
66.
Clerc P, Rigoulet M, Leverve X, Fontaine E. Nitric oxide increases oxidative phosphorylation efficiency.
J Bioenerg Biomembr [Internet]. 2007 Apr [cited 2014 Feb 11];39(2):158–66. Available from:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17447126
67.
Vanden Hoek TL. Reactive Oxygen Species Released from Mitochondria during Brief Hypoxia Induce
Preconditioning in Cardiomyocytes. J Biol Chem [Internet]. AMER SOC BIOCHEMISTRY
MOLECULAR BIOLOGY INC, 9650 ROCKVILLE PIKE, BETHESDA, MD 20814 USA; 1998 Jul 17
[cited 2014 Mar 2];273(29):18092–8. Available from:
http://apps.webofknowledge.com/full_record.do?product=UA&search_mode=GeneralSearch&qid=5&SI
D=T1Fok1GCC23dhjWLucW&page=1&doc=2
68.
Bolli R, Dawn B, Tang XL, Qiu Y, Ping P, Xuan YT, et al. The nitric oxide hypothesis of late
preconditioning. Basic Res Cardiol [Internet]. 1998 Oct [cited 2014 Mar 22];93(5):325–38. Available
from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=3701309&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
69.
Zmijewski JW, Banerjee S, Bae H, Friggeri A, Lazarowski ER, Abraham E. Exposure to hydrogen
peroxide induces oxidation and activation of AMP-activated protein kinase. J Biol Chem [Internet]. 2010
Oct 22 [cited 2014 Mar 19];285(43):33154–64. Available from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=2963401&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
70.
Xu Z, Ji X, Boysen PG. Exogenous nitric oxide generates ROS and induces cardioprotection:
involvement of PKG, mitochondrial KATP channels, and ERK. Am J Physiol Heart Circ Physiol
[Internet]. 2004 Apr 1 [cited 2014 Mar 22];286(4):H1433–40. Available from:
http://ajpheart.physiology.org/content/286/4/H1433
71.
Ong S-B, Subrayan S, Lim SY, Yellon DM, Davidson SM, Hausenloy DJ. Inhibiting mitochondrial
fission protects the heart against ischemia/reperfusion injury. Circulation [Internet]. 2010 May 11 [cited
2014 Mar 19];121(18):2012–22. Available from: http://circ.ahajournals.org/content/121/18/2012.long
54
72.
Kamga Pride C, Mo L, Quesnelle K, Dagda RK, Murillo D, Geary L, et al. Nitrite activates protein
kinase A in normoxia to mediate mitochondrial fusion and tolerance to ischaemia/reperfusion.
Cardiovasc Res [Internet]. 2014 Jan 1 [cited 2014 Mar 5];101(1):57–68. Available from:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/24081164
73.
Bryan NS, Calvert JW, Elrod JW, Gundewar S, Ji SY, Lefer DJ. Dietary nitrite supplementation protects
against myocardial ischemia-reperfusion injury. Proc Natl Acad Sci U S A [Internet]. 2007 Nov 27 [cited
2014 Mar 19];104(48):19144–9. Available from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=2141922&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
74.
Modin A, Björne H, Herulf M, Alving K, Weitzberg E, Lundberg JO. Nitrite-derived nitric oxide: a
possible mediator of “acidic-metabolic” vasodilation. Acta Physiol Scand [Internet]. 2001 Jan [cited
2014 Apr 9];171(1):9–16. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/11350258
75.
Gonzalez FM, Shiva S, Vincent PS, Ringwood LA, Hsu L-Y, Hon YY, et al. Nitrite anion provides
potent cytoprotective and antiapoptotic effects as adjunctive therapy to reperfusion for acute myocardial
infarction. Circulation [Internet]. 2008 Jun 10 [cited 2014 Mar 24];117(23):2986–94. Available from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=2587279&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
76.
Tripatara P, Patel NSA, Webb A, Rathod K, Lecomte FMJ, Mazzon E, et al. Nitrite-derived nitric oxide
protects the rat kidney against ischemia/reperfusion injury in vivo: role for xanthine oxidoreductase. J
Am Soc Nephrol [Internet]. 2007 Feb 1 [cited 2014 Apr 12];18(2):570–80. Available from:
http://jasn.asnjournals.org/content/18/2/570.long
77.
Jung K-H, Chu K, Ko S-Y, Lee S-T, Sinn D-I, Park D-K, et al. Early intravenous infusion of sodium
nitrite protects brain against in vivo ischemia-reperfusion injury. Stroke [Internet]. 2006 Nov [cited 2014
Apr 14];37(11):2744–50. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17008610
78.
Raat NJH, Shiva S, Gladwin MT. Effects of nitrite on modulating ROS generation following ischemia
and reperfusion. Adv Drug Deliv Rev [Internet]. Elsevier B.V.; 2009 Apr [cited 2014 Feb
11];61(4):339–50. Available from: http://linkinghub.elsevier.com/retrieve/pii/S0169409X09000283
79.
Yasmin W. Generation of peroxynitrite contributes to ischemia-reperfusion injury in isolated rat hearts.
Cardiovasc Res [Internet]. 1997 Feb 1 [cited 2014 Apr 13];33(2):422–32. Available from:
http://cardiovascres.oxfordjournals.org/content/33/2/422.long
80.
Basireddy M, Isbell TS, Teng X, Patel RP, Agarwal A. Effects of sodium nitrite on ischemia-reperfusion
injury in the rat kidney. Am J Physiol Renal Physiol [Internet]. 2006 Apr [cited 2014 Apr
12];290(4):F779–86. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/16278276
81.
Elrod JW, Calvert JW, Gundewar S, Bryan NS, Lefer DJ. Nitric oxide promotes distant organ protection:
evidence for an endocrine role of nitric oxide. Proc Natl Acad Sci U S A [Internet]. 2008 Aug 12 [cited
2014 Apr 13];105(32):11430–5. Available from: http://www.pnas.org/content/105/32/11430.full
82.
Roberts BW, Mitchell J, Kilgannon JH, Chansky ME, Trzeciak S. Nitric oxide donor agents for the
treatment of ischemia/reperfusion injury in human subjects: a systematic review. Shock [Internet]. 2013
Mar [cited 2014 Feb 5];39(3):229–39. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/23358103
83.
Pluta RM, Oldfield EH, Bakhtian KD, Fathi AR, Smith RK, Devroom HL, et al. Safety and feasibility of
long-term intravenous sodium nitrite infusion in healthy volunteers. PLoS One [Internet]. 2011 Jan [cited
2014 Apr 8];6(1):e14504. Available from:
http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=3018414&tool=pmcentrez&rendertype=abstr
act
84.
Siddiqi N, Neil C, Bruce M, Maclennan G, Cotton S, Papadopoulou S, et al. Intravenous sodium nitrite
in acute ST-elevation myocardial infarction: a randomized controlled trial (NIAMI). Eur Heart J
55
[Internet]. 2014 Mar 17 [cited 2014 Mar 23]; Available from:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/24639423
85.
Jung K-H, Chu K, Lee S-T, Park H-K, Kim J-H, Kang K-M, et al. Augmentation of nitrite therapy in
cerebral ischemia by NMDA receptor inhibition. Biochem Biophys Res Commun [Internet]. 2009 Jan 16
[cited 2014 Apr 14];378(3):507–12. Available from:
http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0006291X08022705
86.
Jung K-H, Chu K, Lee S-T, Sunwoo J-S, Park D-K, Kim J-H, et al. Effects of long term nitrite therapy
on functional recovery in experimental ischemia model. Biochem Biophys Res Commun [Internet].
Elsevier Inc.; 2010 Dec 3 [cited 2014 Apr 14];403(1):66–72. Available from:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21040706
87.
Jung K-H, Chu K, Lee S-T, Kim J-M, Park D-K, Kim M, et al. Tolerated nitrite therapy in experimental
intracerebral hemorrhage: Rationale of nitrite therapy in a broad range of hyperacute strokes. Neurochem
Int [Internet]. Elsevier B.V.; 2011 Aug [cited 2014 Apr 14];59(1):5–9. Available from:
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21672590
88.
Fathi AR, Pluta RM, Bakhtian KD, Qi M, Lonser RR. Reversal of cerebral vasospasm via intravenous
sodium nitrite after subarachnoid hemorrhage in primates. J Neurosurg [Internet]. American Association
of Neurological Surgeons; 2011 Dec 1 [cited 2014 Apr 15];115(6):1213–20. Available from:
http://thejns.org/doi/abs/10.3171/2011.7.JNS11390?url_ver=Z39.882003&rfr_id=ori:rid:crossref.org&rfr_dat=cr_pub=pubmed
89.
Oldfield EH, Loomba JJ, Monteith SJ, Crowley RW, Medel R, Gress DR, et al. Safety and
pharmacokinetics of sodium nitrite in patients with subarachnoid hemorrhage: a phase IIa study. J
Neurosurg [Internet]. American Association of Neurological Surgeons; 2013 Sep 30 [cited 2014 Apr
15];119(3):634–41. Available from:
http://thejns.org/doi/abs/10.3171/2013.3.JNS13266?url_ver=Z39.882003&rfr_id=ori:rid:crossref.org&rfr_dat=cr_pub=pubmed&
90.
Hausenloy DJ, Yellon DM. Myocardial ischemia-reperfusion injury: a neglected therapeutic target. J
Clin Invest [Internet]. American Society for Clinical Investigation; 2013 Jan 2 [cited 2014 Mar
19];123(1):92–100. Available from: http://www.jci.org/articles/view/62874
56
Download