ACTIVERENDE WERKVORMEN IN DE 1STE GRAAD 1)Romeinse maaltijd Titel Rond de tafel der Romeinen : met meer dan 150 originele recepten Auteur P.C.P. Faas ; [ill. Marcello de Simone] Uitgever Diemen : Domus Information, 1995 Bladzijden, aantal delen 382 p. ISBN 90-5432-302-7 Trefwoorden kookboeken; gastronomie; Oudheid; wijnconsumptie Plaatsingsnummer bibliotheek Wijninformatiecentrum F.01.066 Opmerkingen 1e dr.: 1994 Editie 2e dr. Samenvatting Dit boek bevat originele Romeinse recepten, zowel in het Latijn als in Nederlandse vertaling. Daarnaast veel aandacht voor de Romeinse gastronomie. Ook een hoofdstuk over wijnen en andere dranken aan tafel bij de Romeinen. 1.1 Indeling van de leerlingen Slaven = muzikanten= gastheer en gastvrouw= eregasten= gasten= schaduwen= gladiatoren= parasieten= 4 2 2 3 (koppel + dochter/zoon) 4 3/4 2 rest van de klas Leerlingen worden door lottrekking ingedeeld tijdens voorafgaande les. Iedereen zorgt dat hij sandalen meeheeft, gepast gekleed is (slaven: T-shirt + voetbalbroekje, rest in toga). Mannen droegen vaak een ring, vrouwen allerlei parels, broches en oorringen. 1.2 Ontvangst van de gasten Gastheer en gastvrouw bevinden zich reeds in hun huis, net zoals de slaven. De gasten komen binnen, bewonderen de fresco’s en offeren (ovenkoek) op huisaltaar. Ovenkoek wordt daarna aan slaven gegeven. Betreden eetkamer met rechtervoet + wassing van de voeten door de slaven (emmer water + handdoek). Na het betreden van het huis kwamen de gasten in de grote centrale ruimte van het atrium. Daar moesten ze wachten tot iedereen gearriveerd was. In die ruimte werden ze verondersteld om de mozaïeken, fresco’s en uitgestalde siervoorwerpen op een tafeltje te bewonderen. Ook was het hun plicht om eer te betuigen aan het huisaltaar. Er bevond zich ook een vuur dat nooit mocht doven (slecht voorteken) en waar op gekookt werd. Het was de taak van de huisvrouw om het vuur brandend te houden. Bij het offeren van voedsel werd het ofwel verbrand ofwel gewoon voor het altaar geplaatst. Hoewel het voedsel voor de goden niet verdween, geloofden de Romeinen toch dat ze iets spiritueels uit het voedsel gehaald hadden. Nadien werd dit voedsel van de goden aan de slaven verdeeld. Eten was dus niet alleen iets lichamelijks maar ook een heilige communie met de goden. -Daarna betrad men de eetkamer. Hierbij moest de rechtervoet het eerst over de drempel gezet worden, anders bracht het ongeluk. Dan werden handen en voeten van de gasten gewassen door slaven (soms zelfs met pedicure). Praktisch omdat men open sandalen droeg en dus gemakkelijk vuile voeten had. Komt ook spijsvertering ten goede + symbolische betekenis: men komt aan tafel met goden (vgl. betreden moskee). -Vroeger veelal in openlucht gegeten. Daarna in atrium, met opening die de hemel symboliseerde. Later in overdekte eetkamer, met fresco’s op plafond die de hemel symboliseerden. Ook keizer Nero speelde hierop in toen hij zijn gouden huis liet bouwen: “Er waren dinerkamers met ivoren plafonds, waarvan de panelen zich konden openen, zodat bloemen over de gasten uitgestrooid konden worden. Ook waren er pijpjes die parfum over de gasten verspreidden. De grootste eetkamer was rond en draaide dag en nacht als de hemel.(eigenlijk draaide alleen het met planeten beschilderde plafond)”. Horatius beschreef ook een dineetje waarbij een stuk van het plafond naar beneden kwam en waarbij de gasten allen naar huis vertrokken, hoezeer de gastheer hen ook probeerde over te halen met de lekkerste spijzen. Het aanliggen: 3 bedden tegen elkaar geplaatst (op de grond op tapijt). Voedsel wordt telkens op grote schaal geplaatst in midden. *verschillen Romeinse keuken – onze -Zuid-Europese keuken: olijfolie, wijn i.p.v. bier, meer groenten i.p.v. vlees -Rome: nog geen aardappelen, tomaten, rode pepers, maïs, cacao, kalkoenen, koffie, kiwi’s,… + heel krachtige sauzen (te vergelijken met Indische of Mexicaanse keuken). -vervalsingen: nu is eerlijkheid in de keuken heel belangrijk, toen werd het als een soort kunst gezien om uw gasten te bedotten. Bijvoorbeeld maakte men alles uit courgette in de vorm van vis, paddestoelen, bloedworst en zoet gebak. Dankzij de specerijen en sauzen hadden de mensen vaak niet door dat ze telkens courgette aten (andere vb.: kwal i.p.v. ansjovis, Griekse wijn van Italiaanse wijnen,…) *geschiedenis der kookkunst -gewoonte van aanliggen + luxueuze maaltijden zijn van Etruskische oorsprong. -er waren strenge wetten nodig om Romeinse vraatzucht in te perken (vaak hield men een gastenmaal met de kostprijs van een hedendaagse auto!): bepalingen i.v.m. maximum aantal gasten, hoeveelheid zilvergoed op tafel, geen buitenlandse wijn, geen vetgemeste kippen en muizen,… Rome maakte zich zorgen over grote uitgaven voor voedsel van gezinnen. Deze wetten werden echter bijna nooit gerespecteerd. -met uitbreiding van het Romeinse Rijk werd de keuken ook uitgebreider en exclusiever (vgl. met onze kaviaar). Men at vb. de slurf van een olifant, kamelenpoten, hanenkammen, hersenen van flamingo’s en lijsters, patrijzeneieren, rijst geserveerd met parels(die de gasten mochten houden!), tong van de flamingo,papegaaienkoppen, baarmoeder van de zeug,… *de Romeinse maaltijd -ontbijt: vonden de Romeinen niet belangrijk, werd ook weinig tijd voor uitgetrokken (bij zonsopgang begon het openbare leven al). Brood, gedoopt in melk op wijn. Olijven, fruit, rozijnen of noten. Geen gemeenschappelijk maal. Alleen in huis of op straat. Voedsel op huisaltaar. -middageten: middag in zuiderse landen erg heet. Heetste uren van de dag werden in het badhuis doorgebracht. Rond het middaguur werd slechts een kleinigheid genuttigd (brood, koude vlees- en viswaren, eieren, olijven, fruit,…) -avondeten: Na het bezoek aan het badhuis (in het badhuis zelf kon ook gegeten worden: worstjes, koekjes, snoepjes, fruit, gehaktballen,…). Het avondeten begon om 4 à 5 uur in de namiddag tot het donker werd en ze konden gaan slapen (lampen brandden namelijk op olijfolie en dat was allesbehalve goedkoop). Alles hing natuurlijk af van de rijkdom van de Romeinen. Vaak werden cliënten uitgenodigd door hun patroon om het avondmaal te komen nuttigen. Dat verklaart ten dele ook de vraatzucht van bepaalde Romeinen die moesten zorgen dat ze er na de maaltijd weer “voor enkele dagen tegen konden”. Het was bijvoorbeeld ook toegestaan om voedsel mee te nemen in een zakdoek naar huis voor vrouw en kinderen. Voor de arme Romeinen was het vaak een hele dag een zoektocht naar een rijke Romein die hem wilde uitnodigen aan zijn feestdis. Hij zocht daarvoor contact in het badhuis, parken, tempels,… De meeste armen aten niet thuis (geen voorzieningen!) maar in een taberna. Daar werden zaken geserveerd vergelijkbaar met paella en koeskoes. Je had ook kroegen waar je kon overnachten: Popina’s. Die werden vaak in verband gebracht met hoertjes. Suetonius schrijft over keizer Nero: “Zo gauw als het begon te schemeren zette hij een muts of een pruik op en ging naar de popina’s toe of door de steegjes zwalken. Eens werd Nero bij zo’n gelegenheid door een man in elkaar geslagen, omdat de keizer diens vrouw had aangerand. Nero besloot de man niet te vervolgen, want dat soort dingen kon nu eenmaal gebeuren. Bovendien was de keizer vermomd geweest, dus onherkenbaar, dacht hij. Tot de man op eigen initiatief naar het paleis kwam. Bevend bood hij zijn excuses aan voor zijn vergrijp tegen de, blijkbaar wel degelijk herkende, goddelijke wereldleider. Dit kostte hem zijn kop” -in het atrium werd gekookt want zowel water als vuur bevonden zich daar. Het water van het impluvium deed dienst als drinkwater. -Tafelmanieren: de Romeinen hadden voor iedere gelegenheid ook speciale kledijvoorschriften. Voor een belangrijk maal was een toga verplicht. Met een toga aan is het eigenlijk onmogelijk om handenarbeid te verrichten, maar dat was ook niet de bedoeling, men liet zich graag bedienen. -Aanlighouding :ook de grafhouding genoemd. Steunend op de linkerelleboog, had men eigenlijk enkel de rechterhand vrij om te eten. Meestal werd die houding echter maar aangenomen na het eten. Tijdens het eten lag men min of meer plat op de buik om de spijzen binnen handbereik te hebben. Na het maal is het ook gemakkelijker om niet meer op de volle buik te liggen, maar zich op zijn zij te draaien. -9 of een veelvoud van 9 was het juiste aantal personen per triclinium (ligbedden). De tafelschikking was heel belangrijk en gebeurde volgens een strikte etiquette. 1, 2 en 3 zijn de eregasten, 4 is de gastheer, 5 de gastvrouw. 6 is een vrijgelatene. 7, 8 en 9 zijn gewone gasten. Schaduwen en parasieten hebben geen plaats aan de “officiële” tafel -onuitgenodigde gasten: familieleden werden niet altijd uitgenodigd maar waren altijd welkom. Soms was een uitnodiging juist een belediging omdat men er van uitging dat men natuurlijk mocht komen. Gasten mochten “schaduwen” meebrengen. Dat waren mensen die de gasten meenamen om zich op het gemak te voelen. Bovendien was het een gelegenheid voor de gastheer om nieuwe lieden te leren kennen. Het kon natuurlijk vervelend zijn voor de gastheer als er teveel onverwachte gasten kwamen: “Een gastheer zou eigenlijk paal en perk moeten stellen aan de hoeveelheid schaduwen die men mag meenemen, om te voorkomen dat hij in dezelfde situatie geraakt als de man die ooit Philippus had uitgenodigd. Deze kwam namelijk met zo’n grote hoeveelheid schaduwen, dat de gastheer erdoor in verlegenheid gebracht werd. Dus fluisterde Philippus zijn vrienden toe, nog een beetje ruimte over te laten voor het nagerecht. Zich inderdaad verheugend op de zoetigheden, aten ze als musjes en zo was er genoeg voor iedereen”. Je had ook nog “parasieten”, mensen die er een hobby van maakten om uitgenodigd te worden door andere mensen. Velen deden dit uit armoede en noodzaak. Parasiteren werd geen schande gevonden. Iemand met een vlotte babbel kon er van rondkomen. Vaak probeerde men door vleierij in de gunst te komen: “Hegesander vertelt over Cheirisophus, een parasiet van Dionysius. Deze begon te lachen, toen hij zag dat Dionysius met wat vrienden stond te lachen, hoewel hij op enige afstand stond. Toen Dionysius hem vroeg waarom hij lachte antwoordde hij: ‘Omdat ik aanneem dat het grappig moet zijn geweest’”. Ook slaven konden worden meegenomen door de gasten. Bij kleine maaltijden werden ze aan de voeten van de meester geposteerd. Met de slaven erbij was iedereen uit de Romeinse samenleving vertegenwoordigd: *eregasten = regering *gasten = adel en ridders *schaduwen = cliënten en vrijgelaten slaven *parasieten = overige plebejers *slaven 1.3 Voorgerecht Voorgerecht (GUSTATIO) wordt opgediend, telkens begeleid met muziek. Voorgerecht bestaat uit hardgekookt ei, rozijnen, druiven en aperitief uit schaal (niemand kreeg eigen beker, schaal werd doorgegeven). Als aperitief dronk men mede, vermout of gekruide wijn. -de vloer: er werd afval en wijn opgegooid. Veelal versierd met dure mozaïeken. Door de liggende houding werd vloer veel bekeken. Onderwerpen waren de onderwereld, de dood en de slaap. Ooit hadden de Romeinse families de gewoonte gehad om familieleden te begraven onder vloer atrium. Vandaar als iets op vloer valt dat het behoort tot de gestorven geesten van de familie. Het was ten strengste verboden het op te eten, men zou zich er een verschrikkelijke vloek mee op de hals kunnen halen. In latere tijden werden familieleden elders begraven. Kinderen en slaven werden nog altijd rondom het huis begraven en men geloofde dat zij onaangename spoken waren die het gevallen voedsel opaten. Als een belangrijk persoon per ongeluk voedsel liet vallen, werd dit als een slecht voorteken gezien, opgepikt en verbrand op het huisaltaar. Slaven pikten het voedsel niet graag op, omdat men bang was van de spoken. Daarom werden op vloermozaïken vaak voedselrestjes afgebeeld, als het ware om de geesten te sussen. 1.4 Entertainment Stukje muziek (konden ook acrobaten of dichters zijn). 1.5 Hoofdgerecht Begeleidende muziek + hoofdgerecht (MENSA PRIMO). Koude vis + olijven + noten. -onderwereld werd gesymboliseerd door de vloer, hemel door plafond, triclinium was het menselijke en de ronde tafel was de aarde. Een tafel werd niet afgeveegd, maar geheel weggenomen na iedere gang. Het was ook niet passend om een schotel volledig leeg te eten, zodat de gastheer zou denken dat de porties te klein waren. Het voedsel dat de eregasten niet aten, werd gegeten door de schaduwen en wat zij niet opaten was voor de bedienden en slaven. De laatste restjes waren voor de dieren. De eregasten stonden bovenaan de piramide, maar ze moesten toch rekening houden met diegenen onder hen. Een patroon die zijn cliënten niet voldoende voedde, verloor zijn aanhang. Een eigenaar die zijn slaven of dieren liet sterven van de honger verloor zijn investering. -onbeschaafd gedrag: snel en gulzig eten werd aanzien als egoïstisch. Ook gold het als onbeleefd om door onsmakelijkheid de eetlust van de anderen te bederven. Men moest schoongewassen aan tafel verschijnen. Ook winden laten en urineren werd niet gewaardeerd. Het eenvoudige volk geneerde zich er niet voor om vette boeren te laten als ze zich hadden volgegeten. Als een keizer dit deed, maakte hij zich daarmee wel populair bij het volk, maar het paste niet bij zijn positie. De verhalen over boulemistische Romeinen zijn overdreven en zeker niet te veralgemenen. Toch zijn er enkele voorbeelden zoals keizer Claudius:”Hij verliet het triclinium niet vaak voor hij volgevreten en gezopen was. Daarna ging hij onmiddellijk slapen, op zijn rug en met open mond, waar een veer in gestoken werd om zijn maag te ontlasten.” Als men moest braken van de overtollige wijn (Cicero dronk tot 6 liter wijn), sommeerde men een slaaf met een vat bij zich. Daarna dronk men opnieuw verder. -Bediening en presentatie: meestal echte kunstwerkjes. Tijdens de maaltijden voortdurend animatie: zang, acrobatie, dansen, jongleren,… Bij het aanbrengen van een nieuwe schaal, meestal optocht met dans, muziek en gasten applaudiseerden luid. De kok kwam soms ook binnen om complimentjes of kritiek te krijgen. Soms moest hij ook een groot acteertalent tentoon spreiden om samen met gastheer te animeren: “Vervolgens bekeek Trimalchio het varken van dichter en dichter en zei: ‘Wat krijgen we nou? Dit varken is nog niet schoongemaakt! Roep de kok’ Toen de kok voor de tafel stond bekende hij vergeten te zijn de ingewanden te verwijderen. ‘Kleed hem uit’ riep Trimalchio. Het duurde niet lang voordat de kok was uitgekleed en treurig tussen zijn beulen stond. Alle aanwezigen verzochten echter om zijn genade en zeiden: ‘Zoiets gebeurt wel vaker. Laat hem toch gaan’. Trimalchio zei rustig met een vrolijk gezicht: ‘Nou ja, als je zo’n slecht geheugen hebt, haal de ingewanden er dan alsnog uit, hier in het openbaar’. De kok deed zijn tunica weer aan, nam zijn mes en sneed met bevende hand de buik van het varken hier en daar in. Door het gewicht scheurden de inkepingen verder uit en kwamen er saucijzen en bloedworsten uitvallen. Hierop barstten de slaven spontaan in applaus uit.” -De meeste rijken staken hun geld in familiezilver en goud. Behalve dienschalen en eetkommetjes had men verder niet veel tafelgerei nodig. Men at met de handen. Vorken werden aan tafel niet gebruikt. Vieze vingers konden afgeveegd worden aan het tafellaken, of aan het haar van slaven of slavinnen. Sommige slavenjongetjes hadden lang haar speciaal voor dit doel. Anders gebruikte men servetten. Vaak brachten gasten hun eigen servet mee. Voedsel werd tot zich genomen via de rechterhand. Linkerhand was minder geschikt. De rechterhand neemt energie op, linkerhand geeft energie af. De spijsvertering werkt op dezelfde manier: de mond neemt op, de anus scheidt af. Daarom gebruiken veel volkeren hun rechterhand om te eten en hun linker- om hun kont af te vegen. Eten mocht je niet met de gehele hand grijpen, maar tussen de vingers houden. Het eten mocht uiteraard niet te warm opgediend worden, anders verbrandde men de vingers. Daarop bestond toch een uitzondering: “Ik herinner mij een gulzigaard die zo schaamteloos was, dat hij in het badhuis zijn hand in kokend water hield en heet water gorgelde, zodat hij goed tegen de hitte kon. Het ging namelijk de ronde, dat hij de koks overtuigd had het eten heel heet op te dienen. Zodoende was hij de enige die at, want niemand kon hem navolgen.” Wat niet met de handen gegeten kon worden(vb. soep) werd met een lepel gegeten. Na het hoofdgerecht werd brood uitgedeeld om handen en mond mee af te vegen. Daarna gooide men dat soms op de grond, waar de honden het konden opeten. Oorspronkelijk werd er alleen wijn gedronken tijdens het drinkgelag d.w.z. na het voor- en hoofdgerecht. Later werd er gedurende de hele maaltijd wijn gedronken. Bij de Romeinen werden de vrouwen de gehele maaltijd toegelaten. Net voor het nagerecht werd er weer wat geofferd op het huisaltaar (door kinderen). Nagerecht: appels, peren, vijgen, dadels, perziken, abrikozen, pruimen, kersen, druiven, noten,… 1.6 Drinkgelag Drinkgelag + plengoffer + kransen (met aangelengde, goedkope wijn, verkiezing van een magister bibendi) -Kransen bij het drinkgelag: klimop was het populairst omdat men dacht dat deze plant meest geschikt was om niet dronken te worden. Bovendien kon ze heel het jaar door geplukt worden. Kransen verdwenen nadat christendom aanvaard werd. Iedereen was ook geparfumeerd. Dus niet alleen overdaad in voedsel en drank, maar ook wat geur betreft. -Drinkgelag: wijn werd altijd gemengd met water. De gasten kozen een magister bibendi: die was verantwoordelijk voor de hoeveelheid alcohol die iedere gast kreeg. Het was daarvoor aangewezen dat hij de meeste gasten kende zodat hij kon inschatten hoeveel iedereen aankon. Plengoffer: wijn werd in bokaal rondgewalsd tot een deeltje over de rand op de vloer terecht kwam. Daarna eerde men de god (meestal Bacchus en Jupiter). Daarna mocht iedereeen verder zuipen. Een plengoffer ging gepaard met een loflied: “Ik zing van de Olympische Ceres, moeder van Plutus, in het seizoen dat men kransen draagt. En ook van u Flora, dochter van Jupiter. Heil aan u beide en bewaak onze stad. Oh Faunus, koning van het glorieuze Arcadia, u danst in het gezelschap van jolige nimfen, lach blij om mijn vrolijk lied. Gezondheid is de eerste zegen. Schoonheid is de tweede. De derde is eerlijk geld en de vierde een jeugd met vrienden. Drink met mij, sport met mij, bemin met mij, draag kransen met mij, wees boos met mij, of nuchter. Was ik maar een groot, nieuw, gouden juweel zodat een mooie vrouw mij op haar reine hart droeg.” Ofwel werden lofliederen door allen samen gezongen of door de beste zangers van de groep. Soms ook kloksgewijs, waarbij ieder een couplet voor zich nam. 1.7 Gladiatorengevecht 1.8 Filosofische discussie Filosofische discussie (Gastheer kiest een onderwerp die leerkracht aanreikt, iedereen die dat wenst zegt er iets over) -Net zoals de Grieken werden er ook filosofische gesprekken gehouden of over politiek gepraat. Soms werd een stelling geponeerd en mocht iedereen er zijn zegje over doen: *Waarom is a de eerste letter van het alfabet? *Wat was eerder de kip of het ei? *Onthouden de Joden zich van varkensvlees uit respect of uit afkeer van het zwijn? *Waarom dragen de Romeinen hun bruiden over de drempel? *Is filosofie een geschikt onderwerp voor een symposium? *Waarom verbieden Romeinen mensenoffers? *Waarom reist geluid ‘s nachts beter dan overdag? *Is het mogelijk dat nieuwe ziekten ontstaan en hoe dan? *Waarom stilt drank de honger, maar wordt men dorstig van voedsel? *Was Alexander de Grote een alcoholicus? *Waarom hebben mensen meer honger in de herfst? *Wat is de beste tijd van de dag voor geslachtsgemeenschap? *Brengt de zee of het land de grootste hoeveelheid delicatessen voort? Geschikte onderwerpen voor lln.: *Is er leven na de dood? *Is werk noodzakelijk? *Zijn mensen van nature goed of slecht? *Zou het beter zijn als we allemaal dezelfde taal spraken? *Is er leven op andere planeten? *Hebben we het recht om iemand het leven te benemen als hij een moord begaan heeft? *Bestaat toeval? *Is oorlog onvermijdelijk? *Is het juist om de genen van een ongeboren kind te manipuleren? *Zou het wenselijk zijn om eeuwig te leven? Men liet iedereen uitspreken zonder onderbreken. Achteraf kon eventueel een discussie uitbreken. Ieder betoog werd met applaus beloond: “Toen Cynulcus geen applaus kreeg nadat hij gesproken had, werd hij boos en riep: ‘Meneer de magister, deze heren lusten mijn woorden niet, omdat ze zelf verbale diarree hebben’”. -eten en filosofen: Pythagoras verbood volgelingen vis te eten, zoveel mogelijk vegetarisch eten, vlees vooral voor de goden, Diogenes, cynicus, at zo weinig mogelijk en zonder franjes, vb. rauwe inktvis (werd er wel ziek van!), Epicuristen: zoveel mogelijk genot, dan word je gezond! Dus zoveel mogelijk eten! 1.9 Nagerecht Nagerecht(MENSA SECUNDO) + begeleidende muziek: appel, peer, vijg, dadel, Romeinse pannenkoeken, pijnboompitten, abrikoos. OVA SFONGIA EX LACTE (Pancakes with Milk) (Apic. 7, 13, 8) Ingredients: -----------8 eggs 600ml milk 100ml oil a little bit honey a little bit ground pepper Instructions: ------------Mix eggs, milk and oil until you have a pancake dough. Fry in a pan and serve topped with honey and a little pepper. 1.10 Spelletjes Romeinse spelletjes: Bok Bok + Pot-spel(zie WOW p.102) -spelletjes: oplossen raadseltjes, bedenken rijmpjes, gedichten voordragen, leuk verhaal, cottabus (wijn gooien naar bakjes of naar metalen schalen zoals bij symposium,…), gokspelletjes, dammen, triktrak, dobbelen,… De magister bibendi moest er op toe zien dat alles niet uit de hand liep (bv. stotteraars vragen te zingen, kale mannen vragen hun haar te kammen, invalieden vragen voor een loopwedstrijd,…). Op het einde van de avond was het ook de gewoonte om de gasten geschenkjes mee te geven vooraleer ze naar huis vertrokken. Vaak was dat voedsel, soms bij belangrijke gasten waren dit een soort relatiegeschenken. Men gaf die geschenkjes in de vorm van een grabbelton waar een raadseltje of gedichtje op stond. Nadat iedere gast het voorgelezen had, kreeg men het bijhorende cadeau. Ook dieren, slaven en kunstvoorwerpen werden cadeau gedaan. Samengevat: alle benodigdheden door de lkr. mee te brengen toga voor zichzelf? sandalen “ ? emmer met water + handdoek ovenkoek klimop? schaal met bruin bier schaal met bekertjes voor aangelengde wijn 1 fles wijn + flessen water om aan te lengen Koude vis + olijven + noten + Romeinse pannenkoeken. huisaltaar? hardgekookte eieren + druiven appel, peer, vijg, dadel, pijnboompitten. bordje met discussie-onderwerpen bordje om voor te lezen tijden plengoffer Schaal om voedsel op te leggen 2)Griekse mythen en sagen dramatiseren 1)Io Inachos, stamvader en koning van de Pelasgen, had een beeldschone dochter die Io heette en door haar schoonheid de aandacht trok van de oppergod Zeus. Zeus mocht volgens de gebruiken van die tijd meerdere vrouwen hebben en meerdere malen koos hij een bruid onder de bosnimfen, halfgodinnen en mensen. Maar Hera, zijn voornaamste echtgenote en medeheerseres van hemel en aarde, zag dat natuurlijk niet graag gebeuren en was heel jaloers. Zeus stelde aan Io voor zijn vrouw te worden, maar Io voelde daar niets voor. Ze weigerde, maar toen de machtige god bleef aandringen werd ze bang en vluchtte weg. Ze liep zo snel dat ze aan hem ontkomen zou zijn, als Zeus niet plotseling alles rondom haar in diepe duisternis had gehuld, zodat Io niet verder kon. Vanuit de hemel zag Hera plotseling die duisternis en ze zag dat Zeus dat meisje achtervolgde. Zeus, die bang was dat Hera dat meisje kwaad zou doen, veranderde Io in een mooie, melkwitte koe. Hera deed alsof ze van niets wist, bewonderde het mooie dier en vroeg aan Zeus of ze het niet kreeg als cadeau. Zeus durfde niet te weigeren en Hera werd eigendom van de jaloerse en meedogenloze Hera. Hera was bang dat Zeus op de een of andere manier Io nog zou bevrijden, haar weer tot mens maken en met haar zou trouwen. Dus liet ze het meisje streng bewaken door Argos, het monster met de honderd ogen die over zijn voorhoofd, achterhoofd en slapen waren verdeeld en waarvan hij er als hij sliep om de beurt slechts twee dicht deed. Hera had Argos opgedragen niet steeds met zijn gevangene op dezelfde plek te blijven. Dus nam hij haar mee kriskras door het land. Op een dag kwamen ze aan in Io’s vaderland. Op een bepaald moment zag ze haar vader en liep er naartoe. Haar vader streelde nietsvermoedend het mooie dier. Io, die onder haar uitwendige verandering in verstandelijk opzicht niet had geleden, bedacht een slimme zet. Met haar voorpoot begon ze letters in het zand te tekenen. Haar vader begreep opeens wat er gebeurde en barstte in snikken uit. De wrede Argos nam Io echter mee en liet de huilende vader achter. Zeus kreeg medelijden met het meisje dat hij zo ongelukkig had gemaakt. Hij riep zijn zoon Hermes en droeg hem op om op de een of andere manier Io van Argos te bevrijden. Hermes deed vleugels aan zijn voeten, pakte zijn toverstaf waarmee hij iedereen in slaap kon doen vallen en begaf zich naar de aarde. Hermes speelde op een herdersfluit een betoverend mooi liet. Ook Argos hoorde het en vroeg of hij dichterbij wilde komen en nog wat meer liedjes fluiten. Uiteindelijk kon Hermes Argos in slaap fluiten en doodde hij het monster. Zeus veranderde Io opnieuw in een vrouw en later schonken de goden haar nog een zoon. 2)Daidalos en Ikarus Daidalos van Athene was de kunstigste man uit zijn tijd: hij was beeldhouwer en bouwheer tegelijk. Hij was echter ook heel jaloers en ijdel. Daidalos had een neefje, Talos genaamd, dat door hem werd opgevoed. Als kind al gaf Talos blijk van zeer veel talent, dat hem een groter man zou maken dan Daidalos. Zo vond hij op een keer een kaakbeen van een slang en hij zag dat hij met dit scherp getande voorwerp een plankje doormidden zou krijgen. Meteen maakte hij het kaakbeen van de slang in ijzer na, sneed daar fijne spitse tanden in en werd op die manier de uitvinder van de zaag. Ook de pottenbakkersschijf vond hij uit. Dit alles maakte Daidalos jaloers en op een keer wierp hij de jongen van een hoge burchtmuur naar beneden waar hij te pletter stortte. Hij probeerde de jongen snel te begraven maar werd betrapt (hij beweerde dat hij een slang begroef). De rechtbank veroordeelde hem maar hij kon ontsnappen. Uiteindelijk belandde hij in Kreta bij koning Minos. Er leefde op Kreta een verschrikkelijk monster, de Minotaurus. Minos mocht dit monster niet doden, maar vond het ook niet prettig dat het vrij rondliep op het eiland. Daidalos kwam met de oplossing en bouwde een labyrint (waar hij zelf met moeite de ingang van terugvond). De minotaurus werd in het midden van het labyrint gedropt en moest ieder jaar 7 jongens en 7 maagden uit Athene gevoed krijgen. Het verblijf in Kreta begon Daidalos echter zwaar te vallen maar hij mocht niet weg van koning Minos. Daidalos verzamelde veren van vogels, vlocht die handig in elkaar en plakte ze samen met was. Hij probeerde te vliegen en het lukte. Zijn zoontje, Ikarus, zag dit en wilde het ook proberen. Na lang aandringen bouwde Daidalos vleugeltjes voor Ikarus. Daidalos waarschuwde Ikarus om niet te hoog te vliegen. Ikarus deed dit toch en de was smolt zodat Ikarus in zee stortte en verdronk. 3)Arachne In een kleine stad in het land Lydië in Klein-Azië woonde eens een jonge vrouw, Arachne, die de kunst van het spinnen, weven en borduren tot in de perfectie beheerste. Arachne was de dochter van een gewone purperverver en ook haar moeder, die al overleden was, was van zeer nederige afkomst. Maar Arachnes naam was in alle steden van het Lydische land beroemd omdat ze iedereen overtrof in het spinnen en borduren. De mensen beweerden dat Arachne alleen maar zo mooi kon werken omdat de godin Pallas Athene zelf haar daarin zou onderwezen hebben. Maar dat maakte Arachne boos, want, zoals ze zelf zei, ze had haar kunst aan geen godheid te danken, maar alleen aan zichzelf. “Laat Pallas Athene maar komen om zich met mij te meten. Als ze wint zal ik alle straf die ze mij oplegt geduldig dragen”. Deze opschepperij maakte de godin boos en ze ging Arachnes hut binnen in de gestalte van een heel oude vrouw. “Kindlief” zei ze tegen Arachne “de ouderdom kent meer wijsheid dan de jeugd. Luister naar mijn raad en maak de godin niet boos. Probeer de mensen te overtreffen, maar buig je nederig voor de goden”. Arachne werd boos en riep “Je praat onzin, oud mens. Ik heb je raad niet nodig. Laat Pallas Athene maar komen om zich met mij te meten”. Toen verloor de godin haar geduld en riep: “Hier ben ik al” En plotseling veranderde de oude vrouw in de stralende godin Pallas Athene. Alle vrouwen vielen eerbiedig voor haar op de grond, maar Arachne verroerde zich niet. Arachne wou de wedstrijd nog steeds aangaan. Beide vrouwen begonnen te weven en deden dat prachtig. Het enige verschil was dat Arachne de goden afbeeldde in belachelijke toestanden (bv Zeus als stier, zwaan,…). Athene zag dit en verscheurde het weefsel en sloeg de weefspoel op het voorhoofd van Arachne. Arachne was zo beledigd dat ze een touw greep en zich wilde verhangen. Maar toen kreeg Pallas Athene medelijden. “Sterven zul je niet, hangen wel” sprak ze. En door Arachne te besprenkelen met enkele druppels van een tovervocht veranderde ze haar in een spin. 4)Koning Midas De machtige wijngod Dionysos ging op een keer met zijn stoet volgelingen naar Klein-Azië. Daarbij trok hij door het land van koning Midas, Phrygië. Op zijn tochten door berg en dal dwaalde één van zijn mannen af. Phrygische boeren vonden hem en bonden hem vast. Ze brachten hem naar koning Midas die hem herkende als een vriend van de godheid Dionysos en hem daarom goed behandelde. Dionysos was dankbaar voor al het goede dat Midas voor zijn vriend gedaan had en zei hem dat hij een wens mocht doen. Toen zei de dwaze Midas: “Dan zou ik willen dat alles wat ik aanraak onmiddellijk in goud verandert”. Dionysos was wel teleurgesteld dat Midas zo’n dwaze wens had, maar hij stond toe wat hij gevraagd had. Dolgelukkig ging Midas weg en brak meteen een takje van een nabije eikenboom af. En kijk, het takje veranderde in zijn vingers in puur goud! Hij plukte rijpe vruchten en ook die veranderden in goud. Hij veranderde ook de deuren van zijn kasteel in goud. Het lachen verging hem echter als hij wilde eten en drinken: alles veranderde in goud zodat hij tot de hongerdood veroordeeld leek. In zijn wanhoop sloeg hij zich tegen het voorhoofd en ook dat veranderde prompt in goud! Toen hief de ongelukkige Midas zijn handen smekend naar de hemel en riep: “Vader Dionysos, heb genade! Vergeef me de zondige begeerte en ontneem me deze gave”. Dionysos verhoorde de bede en sprak: “Wandel langs de rivier de Paktolos omhoog tot aan de bron. Dompel daar je hoofd in het koele water. Samen met het goud wordt dan de schuld van je afgewassen. Koning Midas deed dit en zo kan je nog altijd goud in de rivier vinden. Jaren later toonde Koning Midas echter weer een staaltje van dwaasheid. Hij kende een heel goeie fluitspeler, Pan. Midas beweerde dat hij beter fluit kon spelen dan Apollo. Er kwam een wedstrijd waarbij iedereen moest toegeven dat de god Apollo beter was dan Pan. Alleen Koning Midas bleef beweren dat Pan beter was. Toen kwam Apollo onzichtbaar naar de dwaze koning toe en greep hem bij de oren. Met een lichte ruk trok hij die omhoog en zie daar, ze werden lang en spits, er kwam grijs haar aan en ze werden zeer beweeglijk. De god duldde namelijk niet dat zulke domme oren een menselijke gedaante behielden en dus kreeg de onnozele Midas een volmaakt paar ezelsoren. Om zijn schande te verbergen liet hij een geweldig hoge muts maken waar de ezelsoren volledig onder schuilgingen. Maar voor de dienaar die zijn haar verzorgde, moest hij zijn muts op een gegeven moment toch afzetten. De koning gaf de dienaar een grote som geld om alles geheim te houden. De dienaar had het daar verschrikkelijk moeilijk mee, maar hij had het beloofd. Op zekere dag groef hij een put langs de rivier en fluisterde er het zeldzame geheim in: “Koning Midas heeft ezelsoren”. Het duurde niet lang of er groeide een bosje riet op de plek waar hij zijn geheim begraven had. En als de wind door het riet blies kon iedereeen de volgende zin horen: “Koning Midas heeft ezelsoren”. Zo wist het hele koninkrijk weldra het geheim van Koning Midas. 5)Tantalos Tantalos, een zoon van Zeus, regeerde in Lydië en was buitengewoon rijk en beroemd. Meer dan welk ander sterfelijk wezen ook werd hij geëerd door de goden. Vanwege zijn hoge afkomst werd hij toegelaten als vriend van de goden en op een gegeven moment zelfs uitgenodigd aan de tafel van Zeus, waar hij alles mocht horen wat de onsterfelijken met elkaar bespraken. Zijn ijdele mensengeest kon dat bovenaardse geluk echter niet verdragen en hij begon op allerlei manieren tegen de goden te zondigen. Hij verklapte geheimen van de onsterfelijken aan stervelingen en hij stal nectar van de tafel van de goden en verdeelde die onder zijn aardse vrienden. Ook verborg hij de kostbare gouden hond die een ander uit de tempel van Kreta gestolen had, en toen de dief om zijn gestolen hond kwam vragen zwoer Tantalos met een plechtige eed dat hij niets van hem gekregen had. Uiteindelijk nodigde hij in zijn overmoed de goden bij hem uit en om hun alwetendheid op de proef te stellen zette hij hun zijn eigen zoontje Pelops als eten voor. Alleen Demeter, die nog steeds diep in gedachten verzonken was over haar geroofde dochter Persephone, at een stukje van de schouder van het afschuwelijke gerecht zonder iets te merken. Maar de andere goden bemerkten de gruwelijke waarheid en ze gooiden de stukgesneden ledematen van het kind in een ketel, waaruit hij levend en mooier dan tevoren te voorschijn kwam. Waar het stuk schouder had gezeten, zat nu ivoor. De goden lieten Tantalos boeten voor zijn verschrikkelijke daad. Hij werd midden in een vijver geplaatst en het water stond hem tot aan de kin, maar toch werd hij gekweld door een hevige dorst, want hij kon het water dat zo dichtbij was nooit bereiken. Wanneer hij zich bukte en met zijn mond begerig naar het water reikte, stroomde het water van hem weg en werd aan zijn voeten de donkere bodem zichtbaar. Het was alsof een kwade geest de vijver liet opdrogen. Tegelijkertijd leed hij verschrikkelijk honger. Achter hem op de oever van de vijver, groeiden de heerlijkste fruitbomen en hun takken groeiden tot boven zijn hoofd. Als hij omhoog keek lachte het verukkelijkste fruit hem toe: sappige peren, rode appels, gloeiende granaatappels, lieflijke vijgen en groene olijven. Maar zodra hij een poging deed om het fruit te pakken, kwam er plotseling een stormwind opzetten die de takken omhoog blies. Naast deze ellende verkeerde hij bovendien in voortdurende doodsangst, want boven zijn hoofd ging een groot rotsblok dat aldoor naar beneden dreigde te vallen. En zo werd Tantalos in de onderwereld geteisterd door nooit eindigende kwellingen. 3)Rollenspel gelaagde samenleving Mesopotamië Koning “Wat heb ik het toch goed. Ik leid een comfortabel leven, hier in mijn paleis. Kijk daar, mijn grote landerijen die ik bezit, met meer dan 3OO koeien en 6OO schapen. Deze week word ik terug een stukje rijker. Ik verwacht een groot deel van de oogst, zoals graan en dadels. Toch mag ik niet luieren. Ik moet orde in het land scheppen en tempels bouwen, voor al onze goden. Nu zijn mijn arbeiders bezig met de bouw van een nieuwe tempel, ik ga straks eens kijken.” Belastinginner(spreekt tot de boer) “Jij moet 2 zakken graan, 2O dadels en 1 koe betalen aan de koning. Daarbij komt nog wol van 3 schapen. De rest van de oogst en van het vee mag je houden. Verder wordt er van je verwacht dat je een kanaal helpt graven en stenen helpt aandragen voor de bouw van een nieuwe tempel” Boer Mijn oogst is mislukt, ik zit diep in de problemen. Ik wil mijn land niet kwijt, ik wil geen slaaf worden! Morgen ga ik zaad vragen aan de priester. Hogepriester(spreekt tot de boer) “Ik leen u wat zaad voor uw volgende oogst. De goden zullen u gunstig zijn als u wat meer komt offeren! Binnenkort komt er zelfs een nieuwe tempel. Handelaar(spreekt tot de slaaf) “Ik ben net terug uit Babylon. Ik heb goede zaken gedaan, zie ik hier op mijn kleitablet, opgesteld door die schrijver op het marktplein. En kijk naar mijn geldbeugel: 3 goudstukken, 1 zilverstuk en enkele koperstukken. Breng al mijn goederen in veiligheid naar de tempel, want morgen vertrek ik naar een klein dorp, waar ik met geld niets kan doen” Slaaf “Wat een leven! Ik moet mijn lot aanvaarden, mijn ouders konden niet anders… Toch voel ik me verschrikkelijk en ik word er elke dag mee geconfronteerd als ik in de spiegel kijk: kale kop, getatoeëerd en behandeld als een beest. Morgen probeer ik te vluchten. Het ergste wat mij kan overkomen is dat ze me in de voetboeien slaan, want doden zullen ze me niet. Mijn meester is te zuinig om een nieuwe slaaf te kopen.” Soldaat “Mijn tenen hebben koud. Ik haat het om op wacht te staan. Ik heb liever wat actie. Naar het schijnt zullen we binnenkort om expeditie gaan om een paar naburige landerijen te veroveren. Ik kijk er al naar uit. Nu en dan iemand in de pan hakken houdt een mens fit!” 4)Korte dramatiseringen Het orakel Priesteres: “Groot rijk alicante velopomp spes nostra gigantisch kaputt niet Altijd soms Poseidon krokodil barbecue crimi o wee…” Priester: “ALS JE DE RIVIER OVERSTEEKT ZAL ER EEN GROOT LEGER VERLIEZEN!” Cresus: “Heilige Pythia, de Perzen dreigen ons aan te vallen. Vertel me wat ik moet doen. Moet ik zelf aanvallen of moeten we wachten en ons verdedigen om zo de overwinning te behalen?” Verdeel en heers, falanx, noodzaak schrift, sofisten,… 5)Spelbord prehistorie Leerlingen herhalen leerstof prehistorie a.d.h.v. een spelbord met weetvragen. De verschillende onverwachte gebeurtenissen (overstroming, ziekte, vijandige stam,…) spelen ook een grote rol en maken het spel aantrekkelijk.