Beschouwingen over het gebruik van corticosteroïden in de

advertisement
L.D. de Bruyn, D.E. van Diermen, D. Wismeijer
Onderzoek en wetenschap
Beschouwingen over het gebruik van
corticosteroïden in de dentoalveolaire chirurgie
Corticosteroïden worden incidenteel gebruikt bij een dentoalveolaire chirurgische behandeling om eventuele nabezwaren te
reduceren. Lichaamseigen corticosteroïden worden geproduceerd
in de bijnierschors. Van de synthetische vormen van corticosteroïden is bekend dat ze een anti-inflammatoire werking hebben als ze
worden toegediend in hogere doses dan de normale fysiologische
hoeveelheid die het lichaam produceert. Eveneens is bekend dat ze
een aantal bijwerkingen en contra-indicaties hebben. Toediening
van corticosteroïden bij een dentoalveolaire chirurgische behandeling laat een reductie van oedeemvorming en pijn zien. Een
groter risico op infectie na toediening is niet bekend en het risico
op bijwerkingen is minimaal. Op basis van de literatuur kan niet
worden aanbevolen bij een dentoalveolaire chirurgische behandeling standaard corticosteroïden toe te dienen.
Bruyn LD de, Diermen DE van, Wismeijer D. Beschouwingen over het gebruik van
corticosteroïden in de dentoalveolaire chirurgie
Ned Tijdschr Tandheelkd 2012; 119: 425-430
doi: 10.5177/ntvt.2012.09.11258
Wat weten we?
Corticosteroïden hebben een anti-inflammatoire werking.
Wat is nieuw?
Toediening van corticosteroïden bij een dentoalveolaire
chirurgische behandeling laat minder oedeemvorming zien.
Praktijktoepassing
Er kan geen duidelijke aanbeveling worden gedaan voor
het gebruik van corticosteroïden bij een dentoalveolaire
chirurgische behandeling.
ontsteking. Hierna kwam de ontwikkeling op gang van
meer krachtige synthetische steroïden. In 1965 werd door
Linenberg een van deze nieuwe synthetische corticosteroïden gebruikt om oedeem en trismus bij een orale chirurgische behandeling te reduceren. Hiermee werd het gebruik
van corticosteroïden bij een dentoalveolaire chirurgische
behandeling algemeen toegepast (Messer en Keller, 1975).
Inleiding
Corticosteroïden worden incidenteel gebruikt bij een dentoalveolaire chirurgische behandeling om eventuele nabezwaren te reduceren. De toegepaste dosering is echter
gebaseerd op niet-specifieke aanbevelingen in de literatuur. Er is veel gepubliceerd over het gebruik van corticosteroïden, maar er zijn relatief weinig onderzoeksgegevens
beschikbaar om een beleid te formuleren voor toepassing
van deze medicatie in de mondzorg (Alexander en Throndson, 2000).
Op basis van een literatuuronderzoek wordt in dit artikel ingegaan op de werking, de bijwerkingen en de toepassingen van corticosteroïden bij een dentoalveolaire
chirurgische behandeling. Naar de relevante literatuur
werd in PubMed gezocht met de zoektermen: ‘corticosteroid’ AND ‘oral surgery’ AND ‘edema’. Hierna werd aan de
hand van de gevonden artikelen verder gezocht. In de resultaten zijn alle gerandomiseerde onderzoeken verwerkt.
Geschiedenis
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog isoleerde Kendall als
eerste glucocorticosteroïden uit de bijnierschors. Hij paste
deze toe bij de behandeling van stress als gevolg van traumatische gebeurtenissen en uitputting. In 1948 dienden
Hench en zijn medewerkers cortison en adrenocorticotroophormoon toe aan patiënten met reumatoïde artritis
ter reductie van het ontstekingsproces. Door de gunstige
resultaten van deze behandeling werd het gebruik van cortison en adrenocorticotroophormoon ingesteld voor symptomatische behandeling bij andere aandoeningen met
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
Glucocorticosteroïden en mineralocorticosteroïden
Lichaamseigen corticosteroïden, bijnierschorshormonen,
worden onderverdeeld in glucocorticosteroïden en mineralocorticosteroïden. Glucocorticosteroïden worden geproduceerd onder invloed van adrenocorticotroophormoon
dat wordt afgegeven door de hypofyse. Ze bevorderen onder andere de omzetting van eiwitten en vetten in glucose.
Hierdoor stijgt het glycogeengehalte van het bloed. Ze hebben een belangrijke functie bij het reguleren van de activiteit van het immuunsysteem, worden versterkt afgegeven
bij stress en onderdrukken ontstekingsreacties. Mineralocorticosteroïden hebben een regulerende invloed op de
bloeddruk en de water- en zouthuishouding. Ze bevorderen de terugresorptie van natrium en water en de excretie
van kalium in de nieren.
Een synthetische vorm van het bijnierschorshormoon
wordt onder meer toegepast als vervanging bij insufficiëntie
van de bijnierschors en bij een groot aantal aandoeningen
vanwege de anti-inflammatoire en immunosuppressieve
werking. Mineralocorticosteroïden, bijvoorbeeld fludrocortison, worden meestal gebruikt als de bijnier niet genoeg hormonen aanmaakt. Medicamenten met een meer
glucocorticosteroïde werking, bijvoorbeeld prednison en
dexamethason, hebben een anti-inflammatoir effect en
worden voorgeschreven bij chronische ontstekingsreacties, zoals bij auto-immuunziekten.
425
119 | september 2012
O nder zoek en wetens chap
De Bruyn e.a.: Corticosteroïden in de dentoalveolaire chirurgie
Anti-inflammatoire potentie
Cortisol/hydrocortison
1
Halfwaardetijd (uren)
8-12
Equivalente dosis met betrekking
Mineralocorticoïde
tot anti-inflammatoir effect (mg)
potentie
20
1
Synthetische corticosteroïden
Prednisolon
4
18-36
5
0,6
Methylprednisolon
5
18-36
4
0,5
Triamcinolon
5
18-36
4
0
Betamethason
25
36-54
0,60
0
Dexamethason
30
36-54
0,75
0
Tabel 1. Equivalente dosis van de meest voorkomende synthetische corticosteroïden met de bijbehorende anti-inflammatoire potentie, halfwaardetijd en mineralocortioïde
potentie ten opzichte van het dosiseffect van hydrocortison.
Werkingsmechanisme van glucocorticosteroïden
Anti-inflammatoir effect
Ontstekingsreacties kunnen een gevolg zijn van chirurgische
behandelingen. De klinische symptomen van ontsteking
zijn tumor, rubor, calor, dolor en functio laesa. Een ontstekingsreactie wordt geregeld door de hormonale en cellulaire
activiteiten van het lichaam met als doel de ontsteking te
lokaliseren, de infectie te controleren en de functie van het
beschadigde weefsel te herstellen (Bodnar, 2001).
Tijdens een ontsteking kunnen hyperalgesie, oedeem,
leukocytaccumulatie en -activatie, toenemende permeabiliteit van de microcirculatie en verandering in de bloedstroom
plaatsvinden. Bij trauma of infectie komen vanuit het bloed
endogene mediatoren vrij die verantwoordelijk zijn voor
deze symptomen. Deze chemische mediatoren zijn prostaglandine vanuit het beschadigde weefsel, histamine uit de
mestcellen, kinine uit plasma of speeksel en een aantal andere chemotactische agentia (Misch en Moore, 1989).
Het werkingsmechanisme van corticosteroïden is niet
volledig bekend. Wel is bekend dat ze een anti-inflammatoire werking hebben bij toediening in een hogere dosis
dan de normale fysiologische hoeveelheid die wordt geproduceerd door het lichaam (Gersema en Baker, 1992). Het
staat vast dat corticosteroïden de hoeveelheid lymfokinine,
prostaglandine, serotonine, bradykinine, cortisol en betaendorfine in het bloed verlagen. Mede hierdoor wordt de
vasoconstrictie bevorderd en wordt de capillaire permeabiliteit verlaagd (Hargreaves et al, 1987).
Omdat voor het onderdrukken van een ontsteking de
synthetische corticosteroïden in een hogere dosis dan de
normale fysiologisch geproduceerde hoeveelheid hydrocortison moeten worden toegediend, is het belangrijk het
relatieve anti-inflammatoire dosiseffect van de beschikbare corticosteroïden te kennen (Gersema en Baker, 1992).
Reductie van oedeem
Oedeem is een normale fysiologische reactie op beschadiging van weefsel. Oedeem ontstaat door een verhoging van
de osmotische druk als gevolg van een verandering van de
capillaire permeabiliteit. Transsudatie van vocht ontstaat
door de vaten heen naar het beschadigde gebied. Het lo-
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
kale lymfatische systeem raakt verstopt door fibrine- en
fibrinogeenaccumulatie vanuit het plasma en het naastgelegen beschadigde weefsel. Vocht accumuleert in de interstitiële ruimten. De hoeveelheid oedeem varieert van
gebied tot gebied. In gebieden van losmazig bindweefsel
ontstaat meer oedeem dan in gebieden met vaster bindweefsel (Alexander en Throndson, 2000). Postoperatief
oedeem bereikt zijn maximum tussen 24 tot 72 uur en is
over het algemeen verdwenen na de eerste week (Pedersen,
1985). Elke zwelling die in omvang toeneemt vanaf 3 dagen postoperatief, kan een teken van infectie zijn en wordt
niet meer beschouwd als postoperatief oedeem.
Verondersteld wordt dat de werking van corticosteroïden de productie van mestcellen en de secretie van cytokine,
kinine en histamine remt. Dit zou een remming van tromboxane en bradykinine bevorderen en dat resulteert in minder dilatatie en permeabiliteit van bloedvaten. Een ander
oedeemreducerende factor als gevolg van de toediening van
corticosteroïden is de inhibitie van lysozym-geïnduceerde
membraanlysis. Deze zorgt voor reductie van het plaatselijk
vrijkomen van proteolytische enzymen en hyaluronidase.
Corticosteroïden worden toegediend om de vorming van
oedeem te reduceren. Het natuurlijke glucocorticosteroïd
is hydrocortison, ook wel cortisol genoemd (Alexander en
Throndson, 2000). De normale dagelijkse productie door
de bijnieren ligt tussen 15 en 30 mg, maar in stressvolle
situaties, zoals infectie, trauma, ziekte of een chirurgische
behandeling, zou 300 mg kunnen worden gesynthetiseerd
(Bahn, 1982; Gersema en Baker, 1992). De natuurlijke dagelijkse productie van cortisol varieert: de laagste secretie
vindt plaats in het eerste deel van de nacht. Het dosiseffect van hydrocortison is de norm waarmee de klinische
farmacologische eigenschappen van diverse synthetische
glucocorticosteroïden zijn vergeleken (tab. 1). Sinds de
isolatie en het vroege gebruik van hydrocortison als antiinflammatoir middel zijn veel synthetische middelen ontwikkeld die krachtiger zijn, een langere anti-inflammatoire
werking hebben en minder ongewenste mineralocorticoïde
bijwerkingen hebben (Montgomery et al, 1990).
Analgetisch effect
Minder druk in de weefsels door reductie of uitblijven van
426
119 | september 2012
De Bruyn e.a.: Corticosteroïden in de dentoalveolaire chirurgie
O nder zoek en wetens chap
oedeemvorming kan een analgetisch effect hebben. Ook
wordt verondersteld dat door de toediening van corticosteroïden een remming van de synthese van prostaglandinen
wordt bevorderd, met een analgetisch effect als gevolg
(Dan et al, 2010).
Langdurig gebruik van glucocorticosteroïden is absoluut
gecontra-indiceerd bij patiënten met oculaire herpes simplex, genezen of onvolledig genezen tuberculose en acute
psychose (Beirne en Hollander, 1986; Neupert et al, 1992,
Alexander en Throndson, 2000; Bodnar, 2001). Ziekteverwekkers die normaal sluimerend aanwezig zijn, kunnen
opspelen omdat de weerstand van de gastheer is gereduceerd door het gebruik van corticosteroïden. Om dezelfde
reden worden corticosteroïden niet voorgeschreven aan
individuen die een bestaande acute of chronische bacterie-, virus- of schimmelbesmetting hebben. Na toediening
van corticocosteroïden zou een patiënt niet binnen een
kort tijdsbestek moeten worden ingeënt. Bij gebruik van
corticosteroïden bestaat een verhoogde gevoeligheid voor
infectie met maskering van de klinische verschijnselen van
infectie en ontsteking. Tevens kunnen tuberculose en parasitaire infecties worden geactiveerd.
Als bijwerking is ook bekend dat de intraoculaire druk
wordt verhoogd bij toepassing van glucocorticosteroïden.
Patiënten met open kamerhoekglaucoom mogen derhalve
niet met dit medicament worden behandeld. Wellicht is de
grootste zorg de suppressie van de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as. Deze bestaat uit verschillende endocriene
klieren die elkaar via hormonen stimuleren en ook weer
remmen via een terugkoppelingsmechanisme. Hierdoor
blijft de activiteit van dit belangrijke stresssysteem binnen
fysiologische grenzen. De productie in de hypothalamus
van corticotropinevrijmakend hormoon leidt tot de afgifte
van adrenocorticotroophormoon uit de adenohypofyse en
vervolgens tot cortisol uit de bijnierschors. Uit onderzoek
is gebleken dat toediening gedurende een korte periode
van een hoge dosis corticosteroïden de hypothalamushypofyse-bijnier-as niet beduidend schaadt (Misch en
Moore, 1989; Bodnar, 2001).
De relatieve contra-indicaties omvatten het syndroom
van Cushing, diverticulitis, recente intestinale anastomose,
activiteit van een latente gastritis, nierinsufficiëntie, hypertensie, diabetes mellitus, osteoporose, myasthenia gravis,
psychotische neigingen en acute of al lang bestaande infecties. Het is duidelijk uit de lijst van bijwerkingen en contraindicaties dat de verhouding tussen risico en voordeel van
het gebruik van corticosteroïden voor de start van een behandeling moet worden overwogen (Neupert et al, 1992).
De receptuur van synthetische corticosteroïden bevat
methylparabenen of sulfieten. Deze middelen zouden een
allergische reactie kunnen opwekken bij mensen die hiervoor overgevoelig zijn (Alexander en Throndson, 2000).
Vooral sulfieten kunnen een acute allergische reactie geven bij astmapatiënten en bij patiënten met overgevoeligheid voor acetylsalicylzuur.
Bijwerkingen en contra-indicaties
Een gerapporteerde bijwerking van corticosteroïden is een
vertraging van de wondgenezing (Alberti et al, 2012). Uit
(humaan) in vivo-onderzoek bleek geen vertraagde wondgenezing als eenmalig een dosis corticosteroïden werd toegediend. De wijze van toediening, voor of na behandeling,
had geen effect op de wondgenezing.
Een andere bijwerking is de snelheid van infectieverspreiding die zou toenemen bij gebruik van corticosteroïden. Verschillende onderzoekers zijn echter tot de
conclusie gekomen dat deze toename zich niet voordoet
als een eenmalige dosis corticosteroïden wordt toegediend
(Skjelbred en Løkken, 1982a; Skjelbred en Løkken, 1982b;
Pedersen, 1985; Beirne en Hollander, 1986; Holland,
1987; Neupert et al, 1992; Milles en Desjardins, 1993;
Baxendale et al, 1993; Esen et al, 1999).
Ongunstige gevolgen van het gebruik van glucocorticosteroïden hangen af van de intensiteit en de duur van de
behandeling. Een enkele hoge dosis of een korte behandeling veroorzaakt weinig bijwerkingen. Ongunstige bijwerkingen hangen samen met een dosis van meer dan 7,5 mg
prednison en een behandeling van meer dan 3 weken. Bekende bijwerkingen op de lange termijn zijn hyperglycaemie en glycosuria, myopathie, osteoporose, osteonecrose,
vermindering van de groei, een negatief stikstofsaldo, gastritis, oculaire gevolgen zoals cataract en glaucoom, gevolgen voor het centrale zenuwstelsel, oedeem, hypokaliëmie,
veranderde distributie van lichaamsvet en verhoogde gevoeligheid voor infectie (Namazaki, 2004; Kim et al, 2009).
Een aantal onderzoekers heeft geconcludeerd dat de toediening van corticosteroïden een tijdelijke suppressie van
de bijnieren tot gevolg kan hebben als een dosis hydrocortison van meer dan 20 mg of een dosis methylprednisolon
van meer dan 4 mg per dag wordt toegediend en als de dosis langer dan 5 dagen wordt toegediend en deze hoger is
dan de fysiologische waarden (Dan et al, 2010). Bij langdurig gebruik van corticosteroïden wordt tevens de immuunreactie onderdrukt. Hierdoor wordt men vatbaarder voor
infecties en kan een infectie ernstiger verlopen (Numazaki
en Fujii, 2005). Rond een dentoalveolaire chirurgische behandeling worden echter nooit langer dan 5 dagen corticosteroïden toegediend, dus het risico op bijniersuppressie
is daarmee gering, maar niet verwaarloosbaar. In enkele
casussen zijn bijwerkingen beschreven na een eenmalige
(epidurale) toediening, waarbij het syndroom van Cushing
en myopathie optraden (Boonen et al, 1995). In een aantal
onderzoeken bleek dat het risico van psychose toeneemt
als een dosis prednisolon van meer dan 40 mg of een dosis
methylprednisolon van meer dan 32 mg wordt toegediend.
Dit komt vooral voor bij corticosteroïden met een lange
halfwaardetijd zoals betamethason en dexamethason.
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
Gebruik van corticosteroïden bij een dentoalveolaire chirurgische behandeling
Reductie van oedeem
Toediening van corticosteroïden kan een effectieve behandeling zijn voor het reduceren van de vorming van
427
119 | september 2012
De Bruyn e.a.: Corticosteroïden in de dentoalveolaire chirurgie
Onderzoek
Kaak
Experimen-
Controlegroep Gem. leeftijd Corticosteroïd
tele groep (n) (n)
(jr)
O nder zoek en wetens chap
Toedienings- Anti-inflam- Toedienings- Toedienings- P-waarde
Analgetische
dosis (mg)
werking
matoire
vorm
tijdstip
werking
Baxendale
(met P-waarde)
BK/OK
24
25
22,8
Dexamethason
8
320
Oraal
2 uur pre
< 0,05
ja (< 0,05)
BK/OK
15
16
25,6
Methylprednisolon
125
156
IV
Direct pre
< 0,05
ja (< 0,01)
OK
15
15
23
Prednisolon
25
20
IM
Direct post
0,01
nee (< 0,05)
OK
20
20
21,6
Methylprednisolon
125
156
IV
Direct pre
< 0,005
ja (< 0,0001)
OK
15
43
24
Dexamethason
4
160
< 0,001
nee (NS)
et al, 1993
Beirne en
Hollander,
1986
Buyukkurt
et al, 2006
Esen et al,
1999
Graziani et al,
2006
Submucosale Post
injectie
Holland, 1987 OK
20
20
24,4
Methylprednisolon
40
50
IV
Direct pre
Milles
11
11
24
Methylprednisolon
16
20
Oraal
Avond vooraf
resp. 20
resp. 25
resp. IV
Direct pre
BK/OK
en Desjardins,
0,003
< 0,001
nee (NS)
1993
Neupert et al,
BK/OK
60
60
18-22
Dexamethason
4
160
IV
Direct pre
NS
ja (< 0,01)
OK
30
30
22
Dexamethason
4
160
IM
Direct pre
< 0,001
nee (NS)
BK/OK
25
25
18
Dexamethason
6
240
Oraal
12 uur pre
< 0,001
ja (< 0,01)
ja (< 0,001)
1992
Pedersen,
1985
Schmelzeisen
en Frölich,
+12 uur post
1982
Skjelbred en
BK/OK
24
24
24
Bethamethason
9
375
IM
Direct pre
< 0,001
BK/OK
12
12
23
Bethamethason
9
375
IM
3 uur post
0,006
Løkken, 1982a
Skjelbred en
nee (NS)
Løkken, 1982b
- IV = intraveneus, IM = intramusculair, pre = preoperatief, post = postoperatief, NS = niet significant
- BK = bovenkaak, OK = onderkaak
- Direct = toediening van corticosteroïd direct voor of na behandeling
- P-waarde < 0,05 = significant verschil
Tabel 2. Basisgegevens en resultaten van de geselecteerde gerandomiseerde klinische onderzoeken naar de anti-inflammatoire en analgetische werking van corticosteroïden
bij een dentoalveolaire chirurgische behandeling.
oedeem na een dentoalveolaire chirurgische behandeling
(tab. 2) (Montgomery et al, 1990; Gersema en Baker, 1992;
Alexander en Throndson, 2000). Neupert et al (1992) rapporteerden geen reductie in oedeemvorming na toediening van corticosteroïden. Gebrek aan gevoeligheid van de
meetmethode kan hieraan ten grondslag liggen. De toegediende dosis lag wellicht ook te dicht bij de drempelwaarde
van het dosiseffect en de toedieningsvorm.
Uit de meeste onderzoeken blijkt dat het effect van de
toediening vooral wordt bepaald door de combinatie van
de dosis en de duur van de behandeling. Het minimale dosiseffect lijkt vooralsnog 25 mg methylprednisolon. Verder onderzoek hiernaar is echter geboden (Dan et al,
2010).
hoefte aan analgetica na een behandeling met corticosteroiden werd niet gezien (tab. 2).
Een recent uitgevoerde meta-analyse rapporteerde dat
toediening van corticosteroïden het risico op postoperatieve pijn na chirurgische verwijdering van gebitselementen en na een orthognatische chirurgische behandeling
significant verlaagt (Dan et al, 2010).
Risico van infectie en reductie van wondgenezing
Over de analgetische werking in combinatie met een reductie van oedeem zijn de bevindingen in de bestudeerde
onderzoeksartikelen niet eenduidig. Een toename in de be-
Toediening van corticocosteroïden liet geen reductie in de
wondgenezing zien, noch een toename van de infectiesnelheid. In de onderzoeken zijn wel infecties gemeld, maar
deze werden zowel in de experimentele groep als in de placebogroep gezien (Skjelbred en Løkken, 1982a; Skjelbred
en Løkken, 1982b; Pedersen, 1985; Holland,1987; Esen
et al, 1999; Milles en Desjardins, 1993; Baxendale et
al,1993). De corticosteroïden werden in deze onderzoeken
voor een korte periode toegediend. Het is mogelijk dat bij
toediening gedurende een langere periode dit wel een
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
428
Analgetische werking
119 | september 2012
De Bruyn e.a.: Corticosteroïden in de dentoalveolaire chirurgie
O nder zoek en wetens chap
effect zal hebben op het risico van infectie en op de wondgenezing. In de meta-analyse van Dan et al (2010) werd
geen toegenomen risico op postoperatieve infectie gezien.
In de onderzoeken die gaan over orthognatische chirurgische behandelingen werd naast corticocosteroïden
eveneens een antibioticum toegediend. Hierdoor kan niet
worden aangetoond of corticosteroïden een toename van
het risico van infecties laten zien.
putertomografische methoden zijn eveneens gebruikt.
Deze methoden zijn echter moeilijk onderling te vergelijken (Milles en Desjardins, 1993). Uit evaluaties blijkt wel
dat computertomografie een betrouwbare methode is voor
het objectiveren van oedeem. Ook het diffuse karakter van
oedeem ziet men het beste op een computertomografische
scan (Esen et al, 1999).
In een aantal onderzoeken is het gebruik gemeld van
gemodificeerde facebowapparatuur en echografie (Esen et
al, 1999; Alexander en Throndson, 2000). Bij de laatste
methode wordt het zachte weefsel ultrasoon onderzocht,
waarbij de omvormer met lichte druk tegen het weefsel
wordt gehouden. De uitgeoefende druk zou de meting onbetrouwbaar kunnen maken. Door klinische observatie en
subjectief noteren van de omvang van de zwelling is het
effect van het toegediende medicament beoordeeld (Milles
en Desjardins, 1993).
Het meten van pijnbeleving kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het aantal gebruikte analgetica te
tellen op de dag van de behandeling en op de eerste dag
daarna, gecombineerd met het aangeven van het dagelijkse
ongemak op een vierpuntenschaal (0, geen pijn; 1, milde
pijn; 2, matige pijn; 3, hevige pijn), of door een visueel analoge schaal. Deze manieren zijn echter zeer subjectief, omdat de beleving van de patiënt wordt getest (Neupert et al,
1992; Esen et al, 1999).
Uit de onderzochte literatuur is gebleken dat er geen
duidelijkheid is over de medicatie met corticosteroïden
rond een dentoalveolaire chirurgische behandeling. Reductie van oedeemvorming lijkt afhankelijk te zijn van de
toegediende dosis. Bij een kortdurende behandeling met
corticosteroïden lijkt de effectiviteit niet te verschillen tussen orale toediening en lokaal injecteren.
Bij sommige dentoalveolaire chirurgische behandelingen, bijvoorbeeld bij het klieven van periost bij een botaugmentatie, is het te overwegen tijdens de behandeling
corticosteroïden toe te dienen om eventuele nabezwaren te
reduceren. Het minimale dosiseffect wordt vooralsnog
geschat op 25 mg methylprednisolon. Een preoperatieve
injectie in de musculus masseter blijkt effectief voor het
reduceren van oedeem.
Gerapporteerde bijwerkingen van corticosteroïden zijn
een vertraging van wondgenezing en een snellere verspreiding van infectie. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat deze bijwerkingen niet optreden als een
kortdurende behandeling van corticosteroïden wordt toegepast.
Over het gebruik van corticosteroïden gedurende een
lange periode zijn daarentegen wel bijwerkingen bekend,
zoals hyperglycemie en glucosurie, myopathie, osteoporose en osteonecreose, vermindering van groei, een negatief
stikstofsaldo, gastritis, oculaire gevolgen, oedeem en hypokaliëmie.
Wijze van toediening
Bij toepassing van glucocorticosteroïden moeten mondzorgverleners een keuze maken voor het type corticosteroïd, de hoeveelheid en wijze van toediening, een enkele
dosering of meervoudige doseringen en ten slotte het moment van toediening in relatie tot de chirurgische behandeling (tab. 1 en 2). Uit alle onderzoeken bleek dat een
significante reductie van oedeem onafhankelijk was van de
wijze van toediening (tab. 2). Wat betreft het analgetisch
effect zijn de gegevens over de toedieningsvorm minder
eenduidig. De belangrijkste voordelen van de nieuwere
synthetische corticosteroïden, bijvoorbeeld dexamethason,
betamethason en triamcinolon, zijn de langere werking en
de geringe of afwezige mineralocorticosteroïde-activiteit.
Intraveneuze toediening geeft onmiddellijke waarden
van corticosteroïden in de bloedspiegels, maar vereist deskundigheid met dosering en het aanbrengen van een infuus.
Intramusculaire toediening heeft als voordeel dat er minder
behoefte is aan herhaald postoperatief doseren door het ontstaan van depotvorming van het medicament (Montgomery
et al, 1990). Een preoperatieve toediening in de musculus
masseter van meer dan 25 mg methylprednisolon of een
equivalente dosis van een ander corticosteroïd is effectief
voor het reduceren van de zwelling (Dan et al, 2010). Orale
toediening is gemakkelijk, maar er moet kunnen worden
vertrouwd op coöperatie van de patiënt (Esen et al, 1999).
Schmelzeisen en Frölich (1993) adviseerden 6 mg dexamethason, 12 uur voor en 12 uur na de behandeling.
Discussie
In de loop der jaren hebben onderzoekers diverse methoden ontwikkeld om oedeem objectief te meten en tussen
personen te vergelijken. Postchirurgisch oedeem in het
aangezicht is moeilijk nauwkeurig te kwantificeren vanwege het driedimensionale karakter met een onregelmatig,
convex oppervlak. Tevens kan het oedeem zich tegelijkertijd intra- en extraoraal manifesteren.
De meeste meetmethoden zijn gebaseerd op het indirect beoordelen van de veranderde contouren van het
huidoppervlak (Alexander en Throndson, 2000). Andere
hulpmiddelen die worden vermeld, zijn visueel analoge
schalen en trismusmetingen (Skjelbred en Løkken, 1982a;
Skjelbred en Løkken, 1982b; Beirne en Hollander, 1986;
Baxendale et al, 1993; Graziani et al, 2006).
Ook zijn radiologische en complexe stereofotogrammetrische methoden toegepast om de objectiviteit bij metingen van oedeem in het aangezicht te verbeteren.
Invasieve en potentieel schadelijke radiologische en com-
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
Conclusie
Kortdurende toediening van corticosteroïden bij een dentoalveolaire chirurgische behandeling laat een gereduceerde
429
119 | september 2012
De Bruyn e.a.: Corticosteroïden in de dentoalveolaire chirurgie
O nder zoek en wetens chap
oedeemvorming zien. Een groter risico op infectie is vooralsnog niet gevonden en het risico op bijwerkingen is minimaal. Op basis van de bevindingen uit de literatuur kan
echter nog niet worden aanbevolen bij een dentoalveolaire
chirurgische behandeling standaard corticosteroïden toe
te dienen.
* Milles M, Desjardins PJ. Reduction of postoperative facial swelling by
low-dose methylprednisolone: an experimental study. J Oral Maxillofac Surg 1993; 51: 987-991.
* Misch CE, Moore P. Steroids and the reduction of pain, edema and
dysfunction in implant dentistry. Int J Oral Implant 1989; 6: 27-31.
* Montgomery MT, Hogg JP, Roberts DL, Redding SW. The use of glucocorticosteroids to lessen the inflammatory sequelae following third
Literatuur
* Alberti LR, Vasconcellos L de S, Petroianu A. Influence of local or systemic corticosteroids on skin wound healing resistance. Acta Cir Bras
2012; 27: 295-299.
* Alexander RE, Throndson RR. A review of perioperative corticosteroid
molar surgery. J Oral Maxillofac Surg 1990; 48: 179-187.
* Neupert EA, Lee JW, Philput CB, Gordon JR. Evaluation of dexamethasone for reduction of postsurgical sequelae of third molar removal.
J Oral Maxillofac Surg 1992; 50: 1177-1182.
* Numazaki M, Fujii Y. Reduction of postoperative emetic episodes and
use in dentoalveolar surgery. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral
analgesic requirements with dexamethasone in patients scheduled for
Radiol Endod 2000; 90: 406-415.
dental surgery. J Clin Anesth 2005;17: 182-186.
* Bahn SL. Glucocorticosteroids in dentistry. J Am Dent Assoc 1982;
105: 475-481.
* Baxendale BR, Vater M, Lavery KM. Dexamethasone reduces pain and
swelling following extraction of third molar teeth. Anesthesia 1993;
48; 961-964.
* Beirne OR, Hollander B. The effect of methylprednisolone on pain,
trismus, and swelling after removal of third molars. Oral Surg Oral
Med Oral Pathol 1986; 61: 134-138.
* Bodnar J. Corticosteroids and oral surgery. Anesth Prog 2001; 48:
130-132.
* Boonen S, Distel G van, Westhovens R, Dequeker J. Steroid myopathy
induced by epidural triamcinolone injection. Br J Rheumatol 1995;
* Pedersen A. Decadronphosphate in the relief of complaints after third
molar surgery. A double-blind, controlled trial with bilateral oral
surgery. Int J Oral Surg 1985; 14: 235-240.
* Schmelzeisen R, Frölich JC. Prevention of postoperative swelling and
pain by dexamethasone after operative removal of impacted third
molar teeth. Eur J Clin Pharmacol 1993; 44: 275-277.
* Skjelbred P, Løkken P. Post-operative pain and inflammatory reaction
reduced by injection of a corticosteroid. A controlled trial in bilateral
oral surgery. Eur J Clin Pharmacol 1982a; 21: 391-396.
* Skjelbred P, Løkken P. Reduction of pain and swelling by a corticosteroid injected 3 hours after surgery. Eur J Clin Pharmacol 1982b;
23:141-146.
34: 385-386.
* Buyukkurt MC, Gungormus M, Kaya O. The effect of a single dose pred-
Summary
nisolone with and without diclofenac on pain, trismus, and swelling
after removal of mandibular third molars. J Oral Maxillofac Surg 2006;
Considerations with respect to the use of corticosteroids in
64: 1761-1766.
dentoalveolar surgical treatments
* Dan AEB, Thygesen TH, Pinholt EM. Corticosteroid administration in
Corticosteroids are used incidentally in dentoalveolar surgical treatments
oral and orthognatic surgery: a systematic review of the literature and
to reduce possible postsurgical problems. Natural corticosteroids are
meta-analysis. J Oral Maxillofac Surg 2010; 68: 2207-2220.
produced in the adrenal cortex. Synthetic corticosteroids are known to have
* Esen E, Taser F, Akhan O. Determination of the anti-inflammatory
anti-inflammatory effects when they are administered in doses exceeding
effects of methylprednisolone on the sequelae of third molar surgery.
the normal physiological amounts which the body produces. Several contra-
J Oral Maxillofac Surg 1999; 57: 1201-1206.
indications and side effects are known. Administration of corticosteroids
* Gersema L, Baker K. Use of corticosteroids in oral surgery. J Oral
Maxillofac Surg 1992; 50: 270-277.
* Graziani F, D’Aiuto F, Arduino PG, Tonelli M, Gabriele M. Periopera-
for dentoalveolar surgical treatments shows a reduction of edema and
pain. When using corticosteroids, the risk of infections is not known to be
higher than usual and the risk of adverse effects is minimal. According to
tive dexamethasone reduces post-surgical sequelae of wisdom tooth
the literature, there is no clear recommendation to use corticosteroids as a
removal. A split-mouth randomized double-masked clinical trial.
standard for dentoalveolar surgical treatments.
J Oral Maxillofac Surg 2006; 35: 241-246.
* Hargreaves KM, Schmidt EA, Mueller GP, Dionne RA. Dexamethasone
Bron
alters plasma levels of beta-endorphin and postoperative pain. Clin
L.D. de Bruyn, D.E. van Diermen, D. Wismeijer
Pharmacol Ther 1987; 42: 601-607.
Uit de vakgroep Orale Functieleer van het Academisch Centrum Tandheel-
* Holland CS. The influence of methylprednisolone on post-operative
kunde Amsterdam (ACTA)
swelling following oral surgery. Br J Oral Maxillofac Surg 1987; 25:
Datum van acceptatie: 2 april 2012
293-299.
Adres: L.D. de Bruyn, ACTA, Gustav Mahlerlaan 3004, 1081 LA Amsterdam
* Kim K, Brar P, Jakubowski J, Kaltman S, Lopez E. The use of corti-
[email protected]
costeroids and nonsteroidal anti-inflammatory medication for the
management of pain and inflammation after third molar surgery: a
review of the literature. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol
Endod 2009; 107: 630-640.
* Messer EJ, Keller JJ. The use of dexamethasone after extraction of
mandibular third molars. Oral Surg Oral Med Oral Pathol 1975; 40:
594-598.
Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde
430
119 | september 2012
Download