Overzicht en samenhang tussen de verschillende projecten rondom de Nationale Milieudatabase SBK februari 2011 Al enige jaren worden er in de praktijk verschillende instrumenten gebruikt waarmee de materiaalgebonden milieubelasting van gebouwen en bouwwerken beoordeeld kan worden.1 De methoden en de onderliggende data die deze instrumenten gebruiken verschillen onderling en de uitkomsten zijn daardoor niet vergelijkbaar. Om daarin eenduidigheid en vergelijkbaarheid te brengen is er in 2009 een harmonisatietraject gestart waarvan de eerste fase voorjaar 2010 is afgerond. Dit heeft geresulteerd in een SBK-Nationale Bepalingsmethode Milieuprestatie gebouwen en GWW-werken (downloaden via www.bouwkwaliteit.nl) en een bijbehorende Nationale Milieudatabase beta-versie welke op 14 april 2010 is overgedragen aan SBK. SBK is namens “de bouw” gevraagd om als beheerorganisatie op te treden. Najaar 2010 is hieraan een vervolg gegeven in vorm van verschillende projecten. Na realisatie van deze projecten zal na verwachting eind 2011 een robuust stelsel zijn gerealiseerd, waarna de bestaande rekeninstrumenten hierop kunnen worden aangepast. In deze notitie wordt kort de projecten uiteengezet en de samenhang geschetst. Project 1: Verrijking van de Nationale Milieudatabase door inbreng van de branches De Nationale Milieudatabase bestaat onder meer uit productkaarten en basisprofielen met milieu-informatie. Een productkaart geeft de massa per materiaal per eenheid bouwproduct weer terwijl in de basisprofielen de milieu-effecten per eenheid massa van materialen staan opgenomen. De milieu-informatie gaat over milieueffecten van basisprocessen en zijn berekend met SimaPro en voornamelijk de Ecoinvent database. De Nationale Milieudatabase kent een categorisering als het om product- en milieudata gaat: 1. Merkgebonden, getoetst door derden · van individuele toeleveranciers/producenten. 2. Merkongebonden, getoetst door derden · van branches of groepen van toeleveranciers/producenten 3. Merkongebonden, niet getoetste informatie · mogelijk minder representatieve data (‘worst case’) In dit project wordt met de branches de Nationale Milieudatabase gecontroleerd waarbij na afronding uiteindelijk de “Merkongebonden (niet)-getoetste informatie”(categorie 2 en 3) afgestemd is en opgenomen in de Milieudatabase. Als uitgangspunten in dit project gelden: 1. representativiteit moet duidelijk zijn (bij voorkeur NL markt) 2. het gaat om de substantiële effecten op gebouw en bouwwerknivo welke leidraad is om te bepalen welke branche-gemiddelden opgenomen worden.2 1 Zoals GreenCalc, GPR, DuboCalc e.d. Het gaat er bijv. niet om, om 10 verschillende typen dakbedekkingen apart in de database op te nemen terwijl er geen sprake is van substantiële verschillen in milieu-effect op gebouwniveau tussen de verschillende dakbedekking. 2 1 3. voor de milieu-informatie in de basisprofielen wordt er gerekend met SimaPro en voornamelijk de Ecoinvent database versie 2.0. Organisatie: Planning: Resultaat: SBK september 2010 – zomer 2011 een gevalideerde Nationale Milieudatabase versie 1. Project 2: SBK-protocol voor opname van, al dan niet door door derden getoetste, productdata in Nationale Milieudatabase Het zuiverste resultaat wordt in het definitief ontwerp verkregen als er gerekend wordt met merk gebonden, door derden getoetste data. Na afronden van project 1 bevat de database merkongebonden al dan niet getoetste data waarover overeenstemming bestaat. Merkgebonden productdata ontbreken dan nog. In dit project wordt een “SBKprotocol voor opname, van alle drie onder project 1 genoemde categorieën, productdata in Nationale Milieudatabase”ontwikkeld. De basis voor het protocol voor door derden getoetste data is het bestaande MRPI-protocol. Elk producent/fabrikant/branche die zijn product opgenomen wil zien in de Nationale Milieudatabase moet zijn productdata aanleveren conform dit protocol. Het is een open systeem en toegankelijk voor elke fabrikant, producent e.d. Uitgangspunten: 1. aanleveren data: leveranciers/producenten mogen tot tot één profiel met milieueffectcategorieën geaggregeerde data voor productie, gebruik en afdanking aanleveren conform SBK-protocol. 2. Bepalingsmethode, waarin onder meer staat dat voor de milieu-informatie in de basisprofielen wordt er gerekend met SimaPro en voornamelijk (de deels aangepaste) Ecoinvent database 2.0. Uitvoering: IVAM Planning: november 2010-maart 2011 Resultaat: SBK-protocol voor opname specifieke productdata in Nationale Milieudatabase-versie 1 Project 3: Uniforme Rekenregels Inmiddels zijn de bepalingsmethode en daaraan verbonden databases nationaal geharmoniseerd. Deze resultaten zijn nog niet (volledig) in de rekeninstrumenten geïmplementeerd. Door verschil in interpretatie van de methode bij implementatie in de instrumenten, verschil in de praktische uitvoering, en over de hele linie nog geen volledige eenduidigheid in de productkaarten, bestaat het risico dat de instrumenten ook na de implementatie van elkaar afwijkende uitkomsten zullen geven. Om de bepalingsmethode en de daaraan verbonden databases op een gelijke en transparante wijze in rekeninstrumenten te laten verwerken, is er een verdiepingsslag nodig. In dit project wordt een functionele specificatie in de vorm van rekenregels voor toepassing in rekeninstrumenten ontwikkeld om zeker te stellen dat de milieuprestatie voor een gebouw in rekeninstrumenten op een identieke manier wijze wordt berekend. Voor de GWW-sector is dit binnen DuboCalc al grotendeels gedaan. Voor B&U worden de rekenregels expliciet nu gemaakt en daar waar mogelijk met de rekenregels voor de GWW afgestemd. De uniforme rekenregels worden tzt beheerd door SBK. Tevens wordt op basis van de specificaties een databaseformat ontwikkeld ter vervanging van de huidige Excel database structuren. Onderdeel van dit project vormt ook het ontwikkelen van een set representatieve productkaarten waarmee in combinatie met de database met basisprocessen in 2 hoofdlijnen de milieubelasting van een gebouw bepaald kan worden. Het gaat om een vaste set van productkaarten waarmee een groot deel van de B&U sector wordt beschreven en met een substantiële milieu-impact.3 Dit onderdeel wordt in samenspraak met project 1 uitgevoerd. Immers in project 1 wordt de database gecontroleerd en daar waar nodig aangevuld of onderdelen vervangen. Van hieruit is het eenvoudig in overleg met de branche een selectie te maken van productkaarten die een groot deel van de B&U en GWW sector beschrijven. Doel hiervan is dat, los van de verdere verrijking van de Nationale Milieudatabase, op korte termijn een werkbare en in eerste aanleg blanco, set productkaarten ontwikkeld wordt waarmee de milieuprestatie van een gebouw in hoofdlijnen bepaald kan worden. Binnen dit project valt ook het te ontwikkelen “SBK-Toetsingsprotocol voor rekeninstrumenten”, om te ijken/waarborgen dat inderdaad dezelfde invoer inderdaad tot hetzelfde resultaat leidt. Organisatie: MRPI Planning: november 2010-april 2011 Resultaat 1: gevalideerde functionele specificatie rekenregels en database format op basis waarvan softwarebouwers software kunnen ontwikkelen of aanpassen Resultaat 2: gevalideerde set productkaarten waarmee de milieuprestatie van een gebouw berekend kan worden Resultaat 3: toetsingsprotocol rekeninstrumenten Project 4: Stroomlijning van functionele eenheden draagconstructies in rekeninstrumenten De materiaalgebonden milieubelasting van een gebouw wordt hoofdzakelijk bepaald door de materiaalkeuzen. Daarvan wordt weer ongeveer iets meer dan de helft veroorzaakt door de draagconstructie en de rest door de schil van het gebouw. Hoewel de bepalingsmethode in samenhang met rekenregels de basis voor instrumentatie in rekeninstrumenten is, is het voor een doelmatig gebruik van de rekeninstrumenten gewenst voldoende invoervelden te hebben om eenheden van de draagconstructie in te voeren. En dat die velden een flexibele invoermogelijkheid hebben. Doel van het project Milieu-impact hoofddraagconstructie is vanuit de expertise van een constructeur een daarvoor een invoerstructuur te ontwerpen dat zal worden toegepast de rekeninstrumenten als GPR-Gebouw en GreenCalc. Het doel is dus geen nieuw rekeninstrument maar een uniform invoerformat v.w.b. draagconstructies voor de bestaande rekenprogramma’s in de B&U. Organisatie: IMd Planning: november 2010-mei 2011 Resultaat: gevalideerde functionele eenheden voor verschillende draagconstructies als uniform invoerformat voor rekeninstrumenten. Project 5: Ontsluiting Milieudata (Basisprocessendatabase) voor LCA-uitvoerders De basisprofielendatabase met milieu-informatie van achtergrondprocessen (bijvoorbeeld transport en elektriciteitsproductie) en informatie over materialen is voor LCA-uitvoerders van belang. De Basisprofielendatabase is gegenereerd vanuit de Basisprocessendatabase, met voornamelijk Ecoinvent Life Cycle Inventory (LCI) data, welke berekend is in SimaPro. Deze database wordt tegen administratieve kosten ter beschikking gesteld aan LCA-bureaus, die beschikken over een Ecoinvent licentie. Zo kunnen LCA–bureaus op basis van dezelfde achtergrondprocessen berekeningen uitvoeren of kunnen aanpassingen voorstellen voor bepaald producten. Daarnaast 3 Zo is het goed mogelijk dat bijv. installaties niet gedetailleerd opgenomen worden in deze vaste set van productkaarten. De milieu-impact van materialen in de installaties in het gehele bouwwerk bezien, zijn gering. 3 kunnen zij door deze inzage de kwaliteit toetsen, en zo nodig SBK suggesties voor verbetering doen. Organisatie: SBK Planning: december 2010-februari 2011 Resultaat: licentie-overeenkomst gebruik SimaPro-basisprocessendatabase. Project 6: Ontwikkeling plan van aanpak ‘Onderzoek naar de doorwerking van CENbepalingsmethoden naar de bepalingsmethode incl. bijbehorende milieudata bij SBK’. Met het oog op het eenduidig en controleerbaar kunnen bepalen van de milieuprestatie van een bouwwerk op basis van de levenscyclusanalyse is de bepalingsmethode “Milieuprestatie gebouwen en GWW-werken “ontwikkeld. Deze bepalingsmethode is gebaseerd op de NEN 8006 – Milieugegevens van bouwmaterialen, bouwproducten en bouwelementen voor opname in een milieuverklaring - Bepalingsmethode volgens de levenscyclusanalysemethode (LCA). Het bepalen van de milieueffecten van gebouwen en producten op basis van de levenscyclusanalyse is ook steeds meer in Europese richtlijnen en ontwikkelingen terug te vinden. Hierbij kan worden gedacht aan Ecolabel, Green Public Procurement (Duurzaam Inkopen) en ontwikkeling van Milieugerichte bouwproductinformatie via het Europees normalisatie-instituut CEN in de TC 350, die allen nog een vrijwillige toepassing kennen. Specifiek gericht op energie zijn er wel verplichtende richtlijnen zoals de richtlijn energiegerelateerde producten. De genoemde Europese bepalingsmethoden van CEN TC 350 zijn van belang om milieuprestaties te kunnen toetsen; m.a.w. zij toetsen het ontwerp en bestek op de milieuprestatie. Dit is vergelijkbaar met de Eurocodes voor constructieve veiligheid, die toetsen het ontwerp op constructieve veiligheid. Ontwerphulpmiddelen staan hier los van. In de meeste richtlijnen wordt voor de bepaling van de milieuprestatie een verwijzing gemaakt naar de in ontwikkeling zijnde bepalingsmethode in CEN TC 350. Indien die bepalingsmethode van kracht zijn geworden dient NEN het normblad NEN 8006 in bepaalde termijn in te trekken. Omdat de SBK-bepalingsmethode op onderdelen verwijst naar de NEN 8006, die dan niet meer wordt geactualiseerd, wordt onderzoek uitgevoerd naar verschillen en overeenkomsten en SBK methode incl. bijbehorende milieudata en worden voorstellen gedaan voor waar nodige aanpassingen om de SBKmethode te stroomlijnen met Europese normbladen. Zoals het er nu naar uitziet, is het grootste verschil tussen NEN 8006 en NEN-EN 15804 het aantal indicatoren. In NEN 8006 zijn 10 indicatoren benoemd en in NEN EN 15804 zijn dat 24 indicatoren. De 24 indicatoren zijn deels een uitsplitsing van de 10 NEN 8006 indicatoren, zoals uitsplitsing van grondstoffen naar energiedragers en nietenergiedragers. Onder de 10 indicatoren zijn bovendien milieuimpactcategorieën die niet voorkomen binnen de 24 indicatoren, zoals toxiciteit. Daarnaast gaat NEN-EN 15804 niet in op gewichten die aan indicatoren toegekend worden; het toe te kennen belang aan een bepaalde indicator. Organisatie: SBK / Technische Inhoudelijke Commissie (TIC) en NEN Planning: maart 2011 - en verder Resultaat: Er wordt door SBK en NEN notitie ontwikkeld waarbij een fasegewijs plan van aanpak wordt ontwikkeld voor: 4 · Het uitvoeren van onderzoek naar verschillen en overeenkomsten tussen de (gepubliceerde) CEN bepalingsmethode en de SBK-bepalings methode incl. bijbehorende milieudata; · Het doen van voorstellen voor waar nodige aanpassingen om de SBKbepalingsmethode om deze te stroomlijnen met CEN-bepalingsmethoden; · Draagvlaktoetsing van die wijzigingsvoorstellen · Vaststellingen verwerking van die wijzigingsvoorstellen. Project 7: Lijst met aandachtspunten De verdere invulling van de Bepalingsmethode en de Nationale Milieudatabase is een complex proces waarbij niet alle aspecten in een keer behandeld kunnen worden. Op basis van prioritering wordt een lijst bijgehouden van onderwerpen die nog aan de orde moeten komen. Organisatie: SBK /Technische Inhoudelijke Commissie Planning: november 2010 en verder Resultaat: Onderstaande lijst met aandachtspunten en een planning wanneer deze onderwerpen opgepakt worden. AANDACHTSPUNTENLIJST SBK- Versie 1 - februari 2011 De lijst van aandachtspunten staan op de agenda van elke vergadering van de Technisch Inhoudelijke Commissie (TIC). In de volgende TIC-vergadering wordt een prioritering aangebracht. Elke belanghebbende kan aandachtspunten aanleveren via [email protected] . 1. Primair-secundaire materialen Soms scoren secundaire materialen slechter dan primaire materialen. Terecht volgens de LCA-methode, maar soms voorbijgaand aan andere (milieu)problematiek bijvoorbeeld grind is niet schaars, maar we hebben in NL wel een probleem met grondstoffenvoorziening. Hoe hier mee om te gaan? 2. Update van basisprocessendatabase in SimaPro Als de basisprocessendatabase wezenlijk geupdate wordt moet ook eventuele specifieke productprofielen door fabrikanten aangepast worden. Niet geupdate profielen zouden moeten worden verwijderd. 3. Opbouw productkaart Alle productkaarten moeten een zelfde consistente opbouw hebben è Wordt in projectrekenregels meegenomen. 4. Invoer zelfde type producten met verschillende variabelen Voorbeeld: bij riolering varieert de dameter van 300 mm tot 1500 mm. Een functionele eenheid van 1 km leiding zal bij de verschillende diameters sterk afwijken. Vraag is op welke wijze deze verschillende diameters in de database kunnen worden opgenomen? è Wordt in projectrekenregels meegenomen. 5 5. Primaat door derden getoetste branche-data? De database bevat of zal bevatten: merkongebonden en merkgebonden data. Met name niet door derden getoetste data zal in de regel beter scoren dan door derden getoetste data. Dit komt door de onvolledigheid in de niet-getoetste data waardoor de milieu-impact te laag wordt weergegeven. Gevolg: er is geen stimulans om merkgebonden specifieke data aan te leveren. Hoe hier mee om te gaan? 6. Uitputting fossiel brandstoffen Ontbreken uitputting fossiele brandstoffen als aparte categorie (het zit nu in tegenstelling tot wat de Bepalingsmethode voorschrijft bij de overige grondstoffen in SimaPro: één van beide dient te worden aangepast.) è zeer binnenkort voorstel dat in de Bepalingsmethode wordt opgenomen 7. Ecotoxicologische effecten, aquatisch (zoutwater) te beschouwen In de Bepalingsmethode staat “ecotoxicologische effecten, aquatisch (zoutwater)” genoemd als “te beschouwen”. Onder meer omdat er geen schaduwprijs voor is opgenomen, zou deze impactcategorie niet moeten worden meegenomen. Aanpassen in de handleiding? è zeer binnenkort voorstel dat in de Bepalingsmethode wordt opgenomen 8. Actualisatie schaduwprijzen/bepalingsmethode 9. Opname landgebruik Landgebruik, en veranderingen daarin, blijken vergaande consequenties voor de milieu-impact te kunnen hebben. Landgebruik speelt bijvoorbeeld een grote rol in de wereldwijde uitstoot en opname van de drie belangrijkste broeikasgassen: koolstofdioxide, methaan en lachgas. Er zijn steeds meer methoden om effecten van landgebruik (in enige mate) mee te nemen. 10. Beperkingen van LCA-methode vergeleken met cradle to cradle (breder kader o.a. social aspecten), project van AgentschapNL met expertgroepen. 11. Hoe worden flexibele producten/ontkoppelbaarheid van producten op gebouwniveau als kwaliteitsonderdeel van de milieuprestatie gewaardeerd? Voorbeeld: wanneer een kantoor door flexibele wand- of vloersystemen makkelijker een andere bestemming kan krijgen, dan wordt hiermee de ‘levensduur op gebouwniveau’ verlengd. Dit positieve effect wordt niet of nauwelijks gewaardeerd in de rekenmethodes. è In de SBK-milieuprestatiecie Bouw en GWW is voorgestel om binnen de TUE na te gaan of een afstudeerder of promovendus dit onderwerp kan oppakken. 12. Karakterisatie stofgroepen (zie bijlage; onderdeel van NEN 8006:2004/A1:2008 nl) en de Bepalingsmethode: è zeer binnenkort voorstel dat in de Bepalingsmethode wordt opgenomen 13. Hoe exact om te gaan met allocatie van recycling, kijkend naar NEN8006 (nog teveel ruimte voor interpretatie?) è zeer binnenkort voorstel dat in de Bepalingsmethode wordt opgenomen 6 Bovengenoemde projecten samengevat in een schema; de nummering in het schema verwijst naar de bovengenoemde projecten. 7