Bibliotheek. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. Noteer de gegevens van de bibliotheek. Welk doel heeft de bibliotheek? Heeft het bedrijf contact met de overheid? Zo ja, op welke manier? Welke afdelingen zijn er binnen de bibliotheek? Heeft iedere afdeling zijn eigen contactpersoon? Probeer een organisatieschema te maken. Door wie wordt bij binnenkomst de post behandeld? Wordt er van de ontvangst van elk poststuk aantekening gemaakt? Hoe gebeurt dit? Zo nee, waarom wordt er geen aantekening gemaakt? Wie houdt er aantekening van verzonden brieven? Hoe gebeurt dit? Hoe vindt adressering van brieven plaats? Hoe worden boeken/cd’s en dergelijke in het archiefsysteem opgeborgen? Denk hierbij aan stellingen, mappen, ordners, laden; alfabetisch, numeriek, op datum of onderwerp. Is er een aparte afdeling financiën en administratie? Is er een adressen- of kaartenbestand in de administratie over personen of firma’s waarmee men min of meer een vaste relatie heeft? Maak een lijst van werkzaamheden die je deze week hebt verricht. Welke moderne communicatiemiddelen gebruikt de bibliotheek? (computers, etc.) Werkt de organisatie met vast personeel of met vrijwilligers? Wat zijn de openingstijden? Hoeveel boeken bezit de bibliotheek? Welke andere materialen kun je huren? Welke abonnementen kent de bibliotheek? Op welke wijze worden bezoekers geholpen? Probeer een tabel te maken van de leeftijden van de bezoekers aan een bibliotheek. EINDE