Europa en de aanval op de hybride

advertisement
Europa en de aanval op de hybride
Pro’s en
contra’s van
de woningcorporaties
KEES DE GRAAF
Freelance journalist
1 6
Het Nederlandse volkshuisvestingssysteem, dat meer dan
een eeuw oud is, wordt binnen
de landsgrenzen alom gewaardeerd en gerespecteerd. Net
over de grens in Brussel denkt
men er echter anders over. Een
recente brief uit de kantoren
van de Europese Commissie
heeft voor de nodige ophef
gezorgd. In de brief wordt
o.m. gepleit voor de verkoop
van een fors deel van het corporatiebezit, omdat corporaties een te groot marktaandeel
zouden bezitten. Hugo Priemus ziet absoluut niets in de
EU-plannen. ‘Juist de combinatie van publiek en privaat
binnen één organisatie biedt
zeer boeiende mogelijkheden.’
D
e brief van Eurocommissaris Neelie Kroes was voor
Hugo Priemus geen verrassing, zo maakt hij bij het
begin van ons gesprek duidelijk. Met
een voorzienende blik had de decaan
van de faculteit Techniek, Bestuur en
Management van de TU Delft reeds in
het julinummer van het Tijdschrift
voor de Volkshuisvesting een pittig artikel over deze materie geschreven. Zijn
conclusie: de Europese Unie lijkt in
haar regelgeving geen oog te hebben
voor de verworvenheden van hybride
organisaties zoals woningcorporaties.
‘Ik was al enigszins bekend met de gesprekken zoals die door de ambtenaren van VROM en hun collega’s in
Brussel werden gevoerd. Over de inhoud van die gesprekken heb ik me al
zo geërgerd dat ik – geheel tegen mijn
natuur in – ‘nee’ heb gestemd bij het
referendum over de Europese Grondwet.’ Hij zag de bui dus al hangen? ‘Inderdaad. In tegenstellingen tot velen
binnen de volkshuisvestingssector zag
ik dit al aankomen. Ik was dan ook
niet verbijsterd, hoewel de inhoud van
de brief wel mijn verwachtingen heeft
overtroffen.’
Nederland is de komende tijd aan
zet, aldus Priemus. Er moet worden
geantwoord door het Ministerie van
VROM op ‘de brief van Kroes’. Dat
vergt onder meer discussie in de Tweede Kamer. Een discussie over een materie die niet eenvoudig is: ‘Er lopen
verschillende lijnen door elkaar. Lijn
één betreft de vraag wie er over onze
volkshuisvesting beslist. In het NOSjournaal heb ik mevrouw Kroes herhaaldelijk horen zeggen dat ze zich
niet met onze volkshuisvesting wil bemoeien. In de EU-wetgeving blijkt dat
ook; volkshuisvesting valt geheel onB & G
O K T O B E R
2 0 0 5
organisatie
der nationaal beleid. Dat is een mooi
uitgangspunt. Maar er is ook zoiets als
het mededingingsbeleid en dat kan ingrijpende consequenties hebben.’
Ongeoorloofde staatssteun
Bij de mededinging spelen twee ‘subvragen’, zo legt Priemus uit. ‘Er is de
vraag wanneer er sprake is van geoorloofde dan wel ongeoorloofde staatssteun. Dan raak je aan discussies over
gelijke speelvelden en dergelijke. In
het verlengde hiervan is het de vraag
hoe de diensten van de corporaties
worden beoordeeld. De EU maakt onderscheid tussen Diensten van Algemeen Belang en Diensten van Algemeen Economisch Belang. Het is een
terminologie die voor geen meter
deugt, maar dat terzijde. Elke lidstaat
kan zelf beslissen tot welke categorie
een bepaalde dienst kan worden gerekend. Bij de eerste categorie diensten
gaat het om diensten van een publiek
belang. Daarvoor is staatssteun gerechtvaardigd, mits er aan bepaalde
voorwaarden wordt voldaan. Er moet
bijvoorbeeld goede nationale wetgeving voor zijn – in ons geval de Woningwet – en de steun van de staat
moet evenredig zijn aan de meerkosten die worden gemaakt om de dienst
te leveren.’ Priemus vermoedt echter
dat de ambtenaren in Brussel de Nederlandse corporaties eerder in de
tweede categorie zien vallen. ‘Bij de
DEAB is er sprake van vrije, landsgrensoverschrijdende concurrentie en
is staatssteun uit den boze.’
Dat VROM-minister Dekker deze
ontwikkeling in Brussel eveneens zag
aankomen, mag volgens Priemus blijken uit haar eerdere voornemen dit
1 7
jaar de corporaties te splitsen in twee
rechtspersonen. ‘Eén rechtspersoon
voor de publieke taken en één voor de
marktactiviteiten, zoals projectontwikkeling en makelaardij. Die laatste
rechtspersoon zou dan ook vennootschapsbelasting moeten gaan betalen,
net als de marktpartijen nu al doen.
Tegen die gedachte heb ik me direct
verzet: dit is overkill. Maar het was ook
een signaal dat Dekker toen – net als
Brussel nu – niet goed raad weet met
het fenomeen hybride organisaties.’
Het is een verwarring die Priemus
niet goed kan plaatsen. ‘De Nederlandse polder staat stijf van dit soort
organisaties. Kijk maar eens naar de
universiteiten. Zij worden juist gestimuleerd tot het doen van contractonderzoek. Word vooral hybride, zegt
men tegen ze. En die aanmoediging is
ook terecht, aangezien hybride organisaties over het algemeen goed functioneren. Juist de combinatie van publiek
en privaat binnen één organisatie geeft
zeer boeiende mogelijkheden. Daarbij
moet je uiteraard wel de nodige randvoorwaarden stellen, zoals een volstrekt
heldere administratie. Er mogen geen
vreemde kruisbestuivingen plaatsvinden. Maar het gaat te ver om die helderheid te bereiken met aparte rechtspersonen en door de sociale huursector fors in omvang te reduceren.’
Segregatie tegengaan
Waarom zijn hybride organisaties zoals woningcorporaties zo nastrevenswaardig? Priemus duidt nader hun
merites: ‘Wij vinden het in Nederland
vervelend wanneer het wonen in een
sociale woning een stigma voor de desbetreffende bewoners zou betekenen.
In de Verenigde Staten is dat bijvoorbeeld wel het geval. Daar ben je een loser wanneer je in een sociaal woningcomplex woont. Dat stigma heeft allerlei nare neveneffecten. Daarnaast
vinden wij het belangrijk dat onze
buurten en wijken gemengd zijn in sociaal-economisch opzicht. Dat betekent onder meer dat je hier ook met
een midden of zelfs een hoger inkomen in een huurwoning kunt wonen.
Je wordt er niet direct uitgegooid wanneer je carrière maakt. Critici zeggen
dan dat dit principe het scheefwonen
bevordert, maar voormalig staatssecretaris Tommel zag al in, dat een brede
sociale huursector bijdraagt aan het tegengaan van segregatie. En onderschat
ook niet hoeveel mensen in de loop
van hun leven op enig moment een sociale huurwoning nodig hebben. Dat
is een aanzienlijk deel van onze bevolking. Academici beginnen hun wooncarrière meestal als arme student.’
Een ander pluspunt is het feit dat
corporaties uitsluitend mogen werken
in het belang van de volkshuisvesting:
‘Wanneer corporaties winsten behalen, bijvoorbeeld bij de verkoop van
huurwoningen, is er maar één winstbestemming mogelijk: de volkshuisvesting. Dat is een gouden formule.
Even los van waar corporaties het geld
dan precies aan uitgeven, het wordt in
ieder geval niet uitgekeerd aan bijvoorbeeld aandeelhouders. Wanneer
de tweedeling van minister Dekker
wordt gevolgd, worden de marktactiviteiten ondergebracht in een BV of
enig ander vehikel. In dat geval is van
het terugploegen van geld in de volkshuisvesting geen sprake. Het deel van
de corporatie dat de publieke taakstelling behartigt, zal in dat geval bovendien bij elke onrendabele activiteit
B & G
O K T O B E R
2 0 0 5
haar hand gaan ophouden bij het Rijk.
Dat schiet niet op.’ Bovendien kan het
‘knippen’ van de corporaties tot gevolg
hebben dat de bouwproductie inzakt:
‘Kijk maar eens naar de beleggers. Zij
kiezen er soms voor een paar jaar niet
in vastgoed te investeren, omdat andere beleggingen meer opleveren. Ook
bedienen zij bepaalde delen van de
markt bewust niet. Daarentegen hebben de corporaties juist de laatste jaren
hun bouwproductie weer verhoogd.’
Overmaat goed besteden
Om de overlevingskansen van de corporaties als hybride organisaties te vergroten, is het wel noodzakelijk om een
specifieke hobbel in de EU-wetgeving
te nemen, aldus Priemus. ‘Het zogenaamde Altmark-arrest (2003) bepaalt
dat er alleen sprake kan zijn van diensten van algemeen belang wanneer er
geen financiële overmaat in desbetreffende sector aanwezig is. Zoals het
Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting heeft berekend, is er in de sociale
huursector wel degelijk sprake van een
forse overmaat. Die is onder meer ontstaan omdat de corporaties vóór 1995
dure leningen aan het Rijk hebben afgelost en ingeruild tegen fors goedkopere leningen op de kapitaalmarkt.
Het Rijk heeft echter de omvang van
de subsidies, die bij de Brutering in
één keer zijn uitbetaald, daar niet op
aangepast. Verder staan de woningen
bij veel corporaties voor de bedrijfswaarde in de boeken en niet voor de
werkelijke waarde op de markt. Bij
verkoop van die woningen is het dan
ongelooflijk kassa.’ Het massaal verkopen van huurwoningen, zoals Kroes
voorstelt, is geen oplossing. ‘De sector
wordt dan kleiner maar nog veel rijker.
Waar blijf je dan met je geld?’ In plaats
daarvan stelt Hugo Priemus een andere marsroute voor: het vergroten van
het taakgebied voor corporaties. ‘De
oplossing voor het probleem is al lang
bedacht en wel door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
De WRR heeft onder leiding van Pieter Winsemius het rapport Vertrouwen
in de buurt opgesteld, waarin wordt
gesteld dat het sociale opbouwwerk in
veel buurten is verloederd. Gemeenten hebben hierop fors bezuinigd en
tevens ontbreekt vaak de nodige professionaliteit. Om deze situatie te doorbreken, wordt voorgesteld dat scholen, politie èn corporaties een taak
krijgen in het verbeteren van respectievelijk de jeugdzorg, de veiligheid en de
leefbaarheid.’ Per saldo krijgen de corporaties hiermee een zwaardere taak,
maar volgens Priemus is dat een prima
oplossing. ‘Ze kunnen dat en ze willen
dat. Dit is toch ook iets waarom veel
mensen corporatiedirecteur zijn geworden? Zij vinden het prettig wanneer er vanuit het Rijk en de samenleving een beroep op hen wordt gedaan.’
Grote slagvaardigheid
Het is deze gedachte – de breed werkende corporatie die en passant de financiële overmaat goed inzet voor het
lenigen van maatschappelijke noden –
die met verve in Brussel voor het voetlicht moet worden gebracht, zo maakt
Priemus duidelijk. ‘De actie van Neelie
Kroes heeft ongewild iets heel moois
teweeg gebracht. Er is een grote slagvaardigheid onder de mensen ontstaan. Politici, VNG, corporatiedirecteuren: ze staan samen pal om de
Nederlandse volkshuisvesting in eigen
handen te houden. Nu is het aan de
Tweede Kamer om in de geest van het
WRR-rapport het hybride karakter
van de corporaties verder te ontwikkelen. Daarin staat de Kamer overigens
niet alleen. Organisaties als de Rekenkamer en het wetenschappelijke bureau van het CDA hebben onlangs
ook aangetoond dat de hybride organisatie een gouden formule is. In het
buitenland is men bovendien jaloers
op de wijze waarop wij publiek en privaat met elkaar verbinden. Nederland
is daar echt uniek in. We waren altijd
al goed in watermanagement, maar
ook dit kunnen we als geen ander.’
Gezien de opgaven die op ons afkomen, zoals de vergrijzing, kan het geen
kwaad om de corporaties in hun huidige toestand te laten: ‘Minister Dekker lijkt dat nu ook in te zien. Bijvoorbeeld bij de toegenomen bouwproductie ervaart ze hoe handig het is om
een dergelijke partner te hebben. In
een van de laatste teksten van haar
hand – de begroting van VROM en de
brief van 13 september 2005 aan de
Tweede Kamer in reactie op de brief
van Neelie Kroes – schrijft ze, dat een
duidelijker onderscheid van publieke
en commerciële activiteiten bij corporaties ook de vorm kan krijgen van administratieve arrangementen. Dat zijn
subtiele formuleringen, die op mij veel
beter overkomen dan de wat hoekige
teksten die VROM aanvankelijk afscheidde.’ Ook andere departementen
kunnen echter profiteren van de inzet
van de corporaties, zo besluit Priemus:
‘Wanneer de corporaties meer gaan investeren in leefbaarheid, komt dat ook
het grotestedenbeleid van minister
Pechtold ten goede. Alle reden dus om
Brussel goed van repliek te dienen.’
B & G
1 8
O K T O B E R
2 0 0 5
Download