Uploaded by elishia.hellinx

Onderzoek: belang van timing tijdens de training van paarden.

advertisement
Studiegebied Biotechniek
Opleiding Agro- en biotechnologie
Campus Waas
Hoe paarden leren.
De link tussen het herinneringsvermogen en
het belang van timing tijdens de training.
Bachelorproef voorgelegd tot het behalen
van het diploma van
Bachelor in de Agro- en biotechnologie
Afstudeerrichting Dierenzorg
Door:
Elishia Hellinx
Promotor:
Hilde Vervaecke
Academiejaar 2015-2016
Mentor:
Hilde Vervaecke
Dit proefschrift is een examendocument dat niet werd gecorrigeerd voor eventueel vastgestelde
fouten. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van zowel de promotor(en) als de auteur(s) is
overnemen, kopiëren, gebruiken of realiseren van deze uitgave of gedeelten ervan verboden.
VOORWOORD
Dit rapport is gemaakt in functie van mijn bachelorproef als afstudeerproject voor mijn opleiding
agro- en biotechnologie. Ik ben altijd gepassioneerd geweest door paarden. De manier waarop
paarden met elkaar omgaan, maar ook de omgang tussen mens en paard en de manier waarop
paarden denken heeft mij altijd al geïntrigeerd. Doorheen de jaren die ik reeds actief ben binnen de
paardenwereld heb ik veel problemen zien passeren tussen mens en paard, die te wijten zijn aan
miscommunicatie en onbegrip. Deze problemen zijn voor mij de drijfveer geweest voor het
uitwerken van dit onderwerp voor mijn eindwerk.
Graag zou ik de mensen willen bedanken die mij geholpen hebben doorheen het proces van dit werk.
In eerste instantie wil ik mijn docente Hilde Vervaecke bedanken voor haar begeleiding, haar geduld
en haar motiverende woorden. Zonder haar was ik nooit tot een degelijke verdeling van mijn werk
gekomen. Ook wil ik mevrouw Roelant bedanken voor haar hulp wat betreft de statistische kant van
dit werk. Zij heeft heel wat gedaan voor mij en heeft mij regelmatig weer een heel stuk verder op
weg geholpen.
Buiten mijn docenten wil ik ook de volgende personen bedanken voor hun medewerking: Dr. Andrew
McLean en Sophie McLean voor hun tips en bijsturingen waar nodig. Dr. Andrew McLean ook voor
het bekijken van de resultaten en het delen van zijn bedenkingen betreffende de opzet en de
resultaten van het onderzoek. Mariette van den Berg om mijn werk na te lezen en haar opmerkingen
en bedenkingen met mij te delen. Ook Patrick D' Eer, eigenaar van QC Stables wil ik bedanken voor
het mogen gebruiken van zijn paarden en accommodatie voor het uitvoeren van mijn testen.
Hoe paarden leren.
Inhoudstafel
4
SAMENVATTING
Er zijn reeds enkele onderzoeken gedaan naar het herinneringsvermogen en het korte termijn
geheugen van paarden, maar er is nog steeds geen eensgezindheid in hoe het nu juist allemaal in
elkaar zit. Ik heb zelf een experimenteel onderzoek gedaan naar dit herinneringsvermogen om na te
gaan of ik mijn resultaten zou kunnen koppelen aan reeds gedane onderzoeken en of deze de
informatie uit de literatuur zouden kunnen staven. Uit het onderzoek is, net zoals uit enkele andere
onderzoeken, gebleken dat paarden inderdaad een kort herinneringsvermogen hebben. Het
onderzoek is gebeurd aan de hand van een keuzetest tussen twee emmers waarvan één gevuld werd
met eten. Er zijn 50 paarden getest, waarvan slechts 64% in staat was om na onmiddellijke vrijlating
de correcte emmer te kiezen. De helft van de paarden was nog in staat om de correcte emmer te
kiezen nadat ze 2 seconden moesten wachten. Wanneer ze echter 4, 6 of 8 seconden moesten
wachten was het merendeel van de paarden niet meer in staat de correcte emmer te kiezen. Wat
wel interessant was, was dat er een patroon zichtbaar was in dit onderzoek. Zo haalden merries
gemiddeld een beter score dan ruinen of hengsten en ook pony's haalden een betere score dan
paarden. Ook hadden enkele van de onderzochte paarden en pony's een voorkeur voor een bepaalde
kant. Er zijn echter tal van factoren die bij een onderzoek als deze in rekening moeten worden
gebracht en dit zijn ook meteen elementen die zorgen voor onenigheid. Waar men het echter wel
over eens is, is dat paarden nood hebben aan consequent handelen van de trainer, duidelijkheid en
een goede timing. Mis je één van deze drie elementen binnen je trainingsmethode, dan mag je er
bijna zeker van zijn dat je niet de vooruitgang zal boeken die je wenst.
Hoe paarden leren.
Inhoudstafel
5
INHOUDSTAFEL
Voorwoord .........................................................................................................................................3
Samenvatting .....................................................................................................................................4
Inleiding .............................................................................................................................................7
1
Doelstellingen.........................................................................................................................8
2
Literatuurstudie ......................................................................................................................9
2.1
Inleiding: De aard van het paard ............................................................................................ 9
2.1.1
2.1.2
Sociale structuur en homerange.......................................................................................................... 9
Grazer en prooidier............................................................................................................................10
2.2
Waarom leren "denken" als een paard? ...............................................................................10
2.2.1
2.2.2
2.2.3
Antropomorfisme ..............................................................................................................................11
Je paard leren lezen ...........................................................................................................................11
Conflict gedrag voorkomen ................................................................................................................12
2.3
Mentaal proces: "Hoe paarden leren" ..................................................................................13
2.3.1
2.3.2
2.3.3
2.3.4
Inprenting en sociaal leren .................................................................................................................14
Niet-associatief leren: Gewenning/habituatie ....................................................................................14
Associatief leren: klassieke conditionering .........................................................................................15
Associatief leren: instrumentele (operante) conditionering ................................................................15
2.4
Cognitie van het paard: perceptie en geheugen ....................................................................17
2.4.1
Geheugen ..........................................................................................................................................18
2.5
Training ................................................................................................................................19
2.5.1
2.5.2
2.5.3
2.5.4
2.5.5
2.5.6
2.5.7
2.5.8
Belang van een goede training ...........................................................................................................19
Training doormiddel van operante conditionering ..............................................................................21
Motivatie binnen de training ..............................................................................................................24
Belang van timing tijdens de training..................................................................................................24
Duidelijkheid en doelgerichtheid ........................................................................................................26
Consequentie ....................................................................................................................................26
Generalisatie .....................................................................................................................................27
Herhaling ...........................................................................................................................................27
3
Onderzoeksvraag ................................................................................................................. 28
4
Materiaal en methoden........................................................................................................ 29
4.1
4.2
4.3
4.4
studiemateriaal ....................................................................................................................29
Gebruikte APPARATUUR .......................................................................................................31
Onderzoeksmethoden ..........................................................................................................32
Verwerking resultaten ..........................................................................................................32
5
Resultaten ............................................................................................................................ 33
5.1
5.2
5.3
5.4
Vergelijking tussen de verschillende trials onderling .............................................................33
Verschil in gemiddelde succespercentage tussen dag 1 en dag 2 ..........................................34
Verschil in succespercentage tussen paard en pony ..............................................................35
Verschil tussen geslachten ....................................................................................................36
6
Discussie ............................................................................................................................... 37
7
Besluit .................................................................................................................................. 40
Lijst van tabellen en figuren ............................................................................................................. 41
Hoe paarden leren.
Inhoudstafel
6
Lijst van tabellen ...............................................................................................................................41
Lijst van figuren.................................................................................................................................41
Bronnenlijst ...................................................................................................................................... 42
Lijst van bijlagen .............................................................................................................................. 49
Bijlage 1: persartikel..........................................................................................................................49
Bijlage 1 ........................................................................................................................................... 50
Persartikel.........................................................................................................................................50
Hoe paarden leren.
Inleiding
7
INLEIDING
Het vermogen van het paard om nieuwe dingen te leren en te onthouden, is fundamenteel gezien
heel belangrijk (Christensen et al., 2012). Spijtig genoeg is men tegenwoordig binnen de
paardensport te sterk gefocust op paarden die sneller en gesofisticeerder moeten zijn en paarden die
nog grotere cognitieve en memoriserende capaciteiten moeten vertonen (Murphy and Arkins, 2007;
McGreevy and McLean, 2010). Paarden zijn dieren die de dag van vandaag nog te vaak mis begrepen
zijn. Teveel paardeneigenaars en trainers bestempelen hun paard nog met 'stout', 'ontdeugend',
'gevaarlijk'. Paarden zijn niet stout of ontdeugend. Paarden doen geen dingen met opzet, gewoon om
ons dwars te liggen. Paarden vertonen zogezegd 'stout gedrag' omdat ze in de war zijn, omdat ze ons
niet begrijpen of om ze dit gedrag gewoon aangeleerd hebben door onze eigen fout.
In de paardensport is men tegenwoordig heel erg op zoek naar de meest effectieve manier van
trainen. Er worden heel veel verschillende trainingsmethoden gehanteerd, elk met hun voor- en
tegenhangers. Helaas mist het grootste deel van deze trainingsmethoden de essentie van hoe
paarden eigenlijk leren en waartoe ze mentaal capabel zijn. Paarden zijn slimme dieren, dat is zeker.
Toch is hun geheugen, in het bijzonder het korte termijn geheugen, niet zo goed als we
veronderstellen. In elke tak binnen de paardensport zie je veel onbegrepen paarden. Paarden die
zogenaamd 'probleemgedrag' vertonen omdat de communicatie tussen mens en paard niet is zoals
deze hoort te zijn.
Dit rapport onderzoekt het aspect van het herinneringsvermogen van paarden en van hoe paarden
leren. Op deze manier hoop ik een beter beeld te schetsen van het belang van timing tijdens het
trainen van paarden. Het gaat hem niet zozeer over welke soort training het beste is, wel over welke
manier van trainen het beste is. Elke training kan immers pas effectief zijn, wanneer men rekening
houdt met de manier waarop paarden denken en leren.
Hoe paarden leren.
Doelstellingen
8
DOELSTELLINGEN
1
Ik wil via dit werk nagaan hoe het gesteld is met het herinneringsvermogen van het gedomesticeerde
paard. Door middel van een literatuuronderzoek wil ik nagaan welke informatie er reeds is omtrent
de manier waarop paarden leren en het belang van timing tijdens in de omgang met en training van
paarden. Ik focus hierbij op volgende vragen:
-
Hoe leert een paard?
Hoe lang onthoudt het paard iets?
Wat zijn de gevolgen van miscommunicatie tussen mens en paard?
Hoe belangrijk is de timing van onze handelingen bij het trainen van paarden?
Welke elementen zijn het meest belangrijk in de omgang met paarden wanneer het aankomt
op communicatie?
Waar moeten we in eerste instantie op letten wanneer we problemen ondervinden tijdens
de training?
Via een klein onderzoek wil ik het korte termijn geheugen van het paard testen, om na te gaan
hoelang ze effectief informatie over de locatie van voedsel onthouden. Aan de hand van deze test
hoop ik ook suggesties te kunnen geven over het belang van timing bij de training van paarden.
Hoe paarden leren.
2
LITERATUURSTUDIE
2.1
INLEIDING: DE AARD VAN HET PAARD
Literatuurstudie
9
Mens en paard hebben reeds een lange geschiedenis samen (Levine, 1999 ; Murphy & Arkins, 2007).
De domesticatie van het paard heeft vrijwel zeker plaats gevonden voor 4000 V.C. (Ekesbo, 2011) en
vertegenwoordigt één van de belangrijkste stappen in de ontwikkeling van de menselijke
samenleving (Hintz, 1995). In het begin van de domesticatie werden paarden voornamelijk gebruikt
voor hun vlees. Door de loop der eeuwen is dit veranderd. Paarden werden steeds meer gebruikt als
'vervoermiddel' en aanzien als een bron van macht voor het uitvoeren van werkpraktijken die voor
ons als mens te zwaar waren (Levine, 1999; Murphy & Arkins, 2007; Hintz, 1995). Paarden worden
nog steeds gebruikt als voedselbron, maar tegenwoordig worden ze voornamelijk gebruikt voor
sport- en recreatiedoeleinden. Ook het berijden van paarden is door de jaren heen steeds
populairder geworden en de interesse zal alleen maar blijven groeien (Heydemann & Grosbois, 2006
; Górecka-Bruzda et al., 2011; Visser & Van Wijk-Jansen, 2012). De relatie mens-paard is door de
eeuwen heen dus aanzienlijk veranderd, alsook de afhankelijkheid van de mens ten opzichte van het
paard (Cooper & Albentosa, 2005).
2.1.1
Sociale structuur en homerange
Gedomesticeerde paarden, worden tegenwoordig soms in grote loslopende groepen gehouden. Deze
manier van paarden houden, sluit het dichtste aan bij de natuurlijke manier van leven voor een paard
(Tyler, 1972; Gates, 1979). Buiten de gedomesticeerde loslopende groepen, bestaan er ook nog
populaties wilde paarden. Het zijn er niet veel, maar ze zijn er nog en deze populaties worden over
de hele wereld en in de meest uiteenlopende habitats teruggevonden. Zo leven er populaties in
woestijngebieden (Berger, 1977; Miller en Denniston, 1979; Stoffel-Williame & Stoffel-Williame,
1999), berggebieden (Feist en McCullough, 1976; Berger, 1986), en gematigde bossen over de hele
wereld (Tyler, 1972; Salter en Hudson, 1982; Linklater et al., 1999). Ook op enkele eilanden (Welsh,
1975; Rubenstein, 1981; Stevens, 1988), in de moerasgebieden in de Camarguestreek van ZuidFrankrijk (Duncan, 1980; Feh, 1990) en op de savannes van Venezuela (Pacheco en Herrera, 1997)
kunnen we wilde populaties terugvinden. Deze populaties, maar ook de groepen gedomesticeerde
loslopende paarden, verschaffen ons een mooie inkijk in het natuurlijk gedrag van het paard. Dit is
zeer waardevol voor het verbeteren van het welzijn en het begrijpen van hun soortgenoten die door
ons in ‘gevangenschap’ gehouden worden (Mills en McDonnell, 2005).
Wilde paarden leven in kleine, stabiele groepen die meestal bestaan uit één hengst en enkele
merries met hun veulens (Klingel, 1975, Goodwin, 1999). Elke groep leeft in grote en overlappende
gebieden of homeranges (Klingel, 1975). De homerange van het paard, is het gebied dat gebruikt
wordt voor de dagelijkse activiteiten. Dit houdt niet enkel graas- en waterbronnen in, maar ook
schaduw, beschutting tegen wind en regen, mineralen en de mogelijkheid om te ontkomen aan
insecten. De homerange gebonden gebieden zijn goed afgebakend en blijven hetzelfde voor een
periode van maanden tot jaren (McCort, 1984, Boyd en Keiper, 2005). De homerange grootte,
varieert van 0,6 tot 78km² en er is een verschil in grootte tussen populaties die op het vaste land
leven ten opzichte van populaties die op eilanden leven. Zo blijkt dat de homerange van op het
vasteland levende populaties groter is (Mills en McDonnel, 2005).
Hoe paarden leren.
2.1.2
Literatuurstudie
10
Grazer en prooidier
Paarden zijn grazers en zijn continu opzoek naar eten. (Marinier en Alexander 1995). Wanneer
paarden grazen is hun blik gericht op het gras, maar tegelijkertijd kunnen ze ook de horizon (als in
hun omgeving) scannen voor mogelijke predators. Paarden zijn immers prooidieren en moeten altijd
op hun hoede zijn (Harman et al., 1999). De mogelijkheid om eten te zoeken en op hetzelfde
moment de omgeving in het oog te houden, kan echter limiterend werken wanneer het aankomt op
de mogelijkheid om aandacht te besteden aan één bepaald onderwerp (Lea en Kiley-Worthington,
1996).
Paarden hebben geen hoorns of geweien en zijn dus aangewezen op hun reactievermogen en
snelheid wanneer het op zelfbescherming aankomt. Ook soortgenoten bieden bescherming. Zoals
eerder al aangegeven, leven paarden in kleine groepen. Door in kleine groepen te leven, worden de
paarden minder kwetsbaar voor eventuele vijanden (McGreevy, 2004).
2.2
WAAROM LEREN "DENKEN" ALS EEN PAARD?
Net zoals vele andere gedomesticeerde dieren, heeft het paard zijn gedrag en manier van
communiceren door de tijd heen aangepast om ons als mens beter te begrijpen, maar ook om beter
begrepen te worden. Spijtig genoeg, is dit nog steeds niet voldoende. De manier waarop we onze
paarden houden en behandelen zorgt immers nog altijd voor gedragsproblemen en het ontwikkelen
van stereotypieën (McGreevy et al.,1995; Goodwin et al., 2002). Hausberger et al. (2007) heeft in zijn
onderzoek dan ook bewezen dat condities als deze zorgen voor een vermindering van de
leercapaciteiten van het paard.
Het gebrek aan kennis over hoe paarden leren en denken, zorgt er ondanks millennia van
domesticatie en training van het paard, nog steeds voor dat paardrijden en het werken met paarden
nog steeds wordt aanzien als 'gevaarlijk'(Nelson & Bixby-Hammett, 1992; Abu-Zidan & Rao, 2003; Lim
et al., 2003; Jagodzinski & DeMuri, 2005; Seibenga et al., 2006; Ball et al.,2007; Mayberry et al., 2007;
Kiss et al., 2008; Bilaniuket al., 2009). Recente ontwikkelingen binnen de 'learning theory' en
ethologie van het paard zouden het risico op incidenten binnen de mens-paard relatie dan ook
moeten verminderen (McGreevy et al., 2009).
Eén van de meest primaire vereisten voor de preventie en ook de behandeling van probleemgedrag
bij paarden, is te dus werk gaan op een manier die aangepast is aan het natuurlijke gedrag van
paarden (Zeitler-Feicht, 2004). Het is daarom belangrijk om als trainer de natuurlijke
gedragspatronen te kennen, herkennen en begrijpen. (Lamm, 1997; Zeitler-Feicht, 2004; Hill, 2006).
Wanneer we deze machtig zijn kunnen we er gebruik van maken tijdens de training, maar ook tijdens
de dagelijkse omgang. Enkel wanneer we op deze manier te werk gaan, kunnen we op een stressvrije
en paar vriendelijke manier te werk gaan (Zeitler-Feicht, 2004). Veel van onze kennis betreffende
paarden, lijkt echter door de tijd heen overschaduwd te zijn door onze culturele bagage en
historische praktijken (Evans, 1960; Hyland, 1990; van Dierendonck & Goodwin, 2005). Dit zorgt
ervoor dat we in elke poging waarbij we proberen te begrijpen hoe paarden leren, bewust moeten
zijn van de beperkingen en risico's, van het gebruik van onze antropocentrische en antropomorfische
benaderingen (Kennedy, 1992). Bij het toepassen van deze ethologische benaderingen, mogen we
ons uiteraard ook bewust zijn van de positieve kant ervan en niet enkel de risico's (Ristau, 1991;
Kiley-Worthington,1997).
Hoe paarden leren.
2.2.1
Literatuurstudie
11
Antropomorfisme
Antropomorfisme wil zeggen dat we een dier menselijke eigenschappen gaan toewijzen (Hume,
1957; Darwin, 1872; Freud, 1930). Een paard denkt en handelt niet als een mens, we mogen hun
gedrag dus ook niet op een menselijke manier interpreteren (Zietler-Feicht, 2004 Hill, 2006). Veel
paardeneigenaars en trainers begrijpen dit nog steeds niet. De leerprocessen die eenvoudig lijken
vanuit ons standpunt, zorgen vaak voor onoverkomelijke problemen bij paarden en ook andere
dieren (Zeitler-Feicht, 2004). Alleen iemand die de manieren waarop paarden leren begrijpt, zal erin
slagen om een paard te leren hoe hij moet reageren op zijn menselijke omgeving. Fisher (1990)
beargumenteerde in een van zijn onderzoeken dat antropomorfisme ernstige gevolgen kan hebben
voor het paard zelf. Het behandelen van paarden alsof ze denken en reageren als mensen, kan
zorgen voor ernstige gedrags- en welzijnsgerelateerde problemen. Hij geeft zo een voorbeeld van
een racepaard dat 'moeite' doet om voorop te komen in de race zodat 'hij kan winnen'. Hij heeft
echter helemaal geen idee dat hij wint en al zeker niet wat er achteraf voor hem te wachten staat.
Het gevaar van antropomorfisme bestaat er dan ook in dat we er als trainer van uit gaan dat het
paard wel begrijpt wat van hem verwacht wordt. We zijn dan ook meer geneigd om het paard
ongepaste signalen te geven. Hiermee wordt bedoeld: inconsequente, zinloze en vaak te laat
gegeven bekrachtigingen die resulteren in schadelijke veranderingen in het gedrag van het paard
(Wiepkema, 1987). Termen als 'respect' en 'onderdanigheid' zijn voorbeelden van
antropomorfistische toekenningen die negatieve gevolgen kunnen hebben voor het welzijn van het
paard, daar ze vaak gebruikt worden in de context van ongewenst gedrag (Mills, 1998).
Wanneer je zelf als trainer dus bewust bent van de kenmerken van het leergedrag bij paarden, dan
zal het trainingsproces een stuk vlotter verlopen (Lamm, 1997). Een paard dat een persoon niet graag
heeft, ongehoorzaam of gemeen is bestaat niet. Het gaat hier om paarden die mis begrepen worden.
Eens je weet hoe paarden denken, leren en leven, pas dan kan je ze leren begrijpen zoals ze van
nature uit zijn. Hoe beter je een paard begrijpt, hoe minder vaak je conflicten zal tegen komen (Hill,
2006).
2.2.2
Je paard leren lezen
"Je moet je paard leren lezen", je komt het wel vaker tegen wanneer je door boeken of artikelen gaat
die te maken hebben met de training van het paard. Wat willen ze er nu eigenlijk mee zeggen? Je
kunt toch niet aflezen op een paard wat hij wil zeggen? Met lezen bedoelt men dan ook niet het
lezen zoals je een boek leest, maar het lezen van het lichaam.
Paarden kunnen niet verbaal communiceren zoals wij dat als mensen onderling doen. Paarden
communiceren doormiddel van hun lichaamstaal. Ook met ons als mens communiceren ze op deze
manier (Widdicombe, 2008). Brandt (2004) zei ooit dat mensen en paarden een manier van
communiceren ontwikkeld hebben, namelijk 'body-to-body contact' ofwel lichamelijk contact.
Het bovenstaande gelezen te hebben, is het wel duidelijk dat het als eigenaar of trainer dan ook
uitermate belangrijk is dat je de lichaamstaal van je paard begrijpt. Enkel wanneer je dit begrijpt,
snap je wat hij je wilt zeggen en enkel zo kan je hem op een correcte en paardvriendelijke manier
trainen. Het gaat hier vaak om de kleinste dingen, een oor dat een beetje draait, een spier die meer
ontspant, het hoofd dat een bepaalde beweging maakt of hier aanstalten toe doet. Ook kleine dingen
die aangeven dat er iets gaat veranderen, zijn belangrijk om op te merken wil je, je paard op een zo
efficiënt mogelijke manier kunnen trainen. Of jij je paard kan lezen of niet, het paard zelf zal jou
zonder twijfel perfect kunnen lezen. Alles wat we doen met ons lichaam, wordt opgenomen door het
paard. De intentie, de energie en de focus die je bijvoorbeeld hebt, kunnen perfect gebruikt worden
als een soort aanwijzing, een soort subtiele communicatie met het paard (Widdicombe, 2008).
Hoe paarden leren.
Literatuurstudie
12
Als trainer of eigenaar moet je ervoor zorgen dat je een vorm van communicatie uitkiest die je paard
begrijpt. Vooraleer je op een correcte manier kan gaan trainen, is het belangrijk dat je het paard
begrijpt. Het is belangrijk dat je kunt communiceren met paarden, dat je hen kan lezen als het ware.
Een paard kan in tegenstelling tot de mens niet praten, ze communiceren puur via lichaamstaal.
Vandaar dat men zegt dat je een paard moet kunnen 'lezen'. Je moet als trainer begrijpen wat je
paard je vertelt met zijn lichaam (Day & Day, 2006).
2.2.3
Conflict gedrag voorkomen
Ondanks dat paarden gemakkelijke leerlingen zijn, is uit een studie toch gebleken dat eerdere
ervaringen een grote invloed kunnen hebben op de ingesteldheid en het gedrag van het paard
(Waring, 1972). Vooral pijn, angst en stress zouden ervoor zorgen dat toekomstige prestaties
beïnvloed worden en zijn meestal de oorzaak van ongewenst gedrag (Waring, 1972; Zeitler-Feich,
2004). Dit wil zeggen dat het belangrijk is om een paard op de juiste manier te trainen met gevoel
voor het paard en zijn capaciteiten. (Waring, 1972). Een incorrecte rijtechniek, slechtpassend tuig,
een verkeerde kijk op het trainen van paarden kan al snel voor ongemak en pijn zorgen. Een slecht
passend zadel, een te groot of te scherp bit, teveel druk op de teugel, al deze zaken kunnen pijn
veroorzaken bij het paard. De enige manier waarop een paard dit gevoel van pijn kan uiten is aan de
hand van, voor ons ongewenste, bewegingen en gedragingen (Zeitler-Feich, 2004).
Wanneer men tijdens de training geen rekening houdt met de mentale processen die een paard
ondergaat wanneer hij leert, wanneer men gebruik gaat maken van dwangmaatregelen en
onduidelijke trainingsmethoden, dan leidt dit steevast tot conflictgedrag. Conflictgedrag of gedrag
dat weerstand vertoont, duidt op gedragsactiviteiten die indicatief zijn voor ongemak, verwarring,
weerstand of hyperactiviteit ten opzichte van hulpen (McGreevy et al., 2005). Conflictgedrag is
eigenlijk niet meer dan een reactie van het paard uit, omdat hij niet kan omgaan met het fysieke en
mentaal ongemak dat hem berokkend wordt. Vaak wordt dit tot uiting gebracht in de vorm van
weerstand tegen de handelingen en signalen van de trainer (MCGreevy et al., 2005). Interessant is,
dat uit onderzoek blijkt dat dit soort gedrag amper tot nooit waargenomen wordt in de natuurlijke
(wilde) gedragsrepertoires van het paard (Fraser, 1992; Ransom & Cade, 2009). Men kan dus stellen
dat conflictgedrag geassocieerd kan worden met het incorrect trainen en berijden van paarden (Von
Borstel et al., 2009; Williams & Warren- Smith, 2010).
Hoe paarden leren.
2.3
Literatuurstudie
13
MENTAAL PROCES: "HOE PAARDEN LEREN"
Ondanks de lange historiek die paard en mens samen hebben is er, in vergelijk met andere
diersoorten, nog maar in slechts beperkte mate onderzoek gedaan naar het leergedrag van paarden
(Murphy & Arkins, 2007; Nicol, 2002). De term 'leren' werd door Thorpe (1963) gedefinieerd als een
werkwijze van adaptieve veranderingen in het individueel gedrag van het dier, dit als gevolg van het
opdoen van ervaringen. Het is een element, eigenlijk zelfs een eigenschap die dieren bezitten en die
het hen mogelijk maakt om informatie uit hun omgeving op te nemen en hier op een gepaste manier
op te leren reageren (McGreevy & Boakes, 2006).
Zoals Dr. Andrew McLean ooit zei: "Appreciating the similarities and differences in mental ability
between horses and humans is crucial to effective and humane training." Wanneer we naar een
paard kijken, zie we meteen zijn adel en schoonheid. Wanneer we echter tot interactie komen met
deze dieren, verdwijnt de schoonheid al snel en maakt deze plaats voor verwarring en onbegrip (Hill,
2006). Het is daarom van groot belang dat je als trainer weet en snapt hoe paarden denken en leren.
Pas wanneer je dit begrijpt kan je een paard op de juiste manier trainen (Van Dierendonck, 2009).
Net zoals bij de mens is het ook voor het paard belangrijk om doorheen de hele levensloop te blijven
leren. Dit wil zeggen dat het voor zowel jonge als oudere paarden van belang is dat ze blijven leren
(Wolff & Hausberger, 1996; Waring, 2003). Paarden hebben zoals de meeste dieren aangeboren
"vermogens" die hen in staat stellen meteen op een geschikte manier te reageren op een bepaalde
situatie. Een paard kan echter niet enkel vertouwen op deze aangeboren eigenschappen. Gelukkig
hebben paarden een groot vermogen om te leren. Dat heeft hen ook zo interessant gemaakt voor de
domesticatie. Een paard leert snel en eens ze iets geleerd hebben verleren ze dit niet snel. Dit maakt
dat een paard uitgebreid getraind kan worden en een uitgebreide waaier aan vaardigheden kan
verwerven (Wolff & Hausberger, 1996).
Blake (1997) beschreef het paard als één van de meest opmerkzame soorten wat betreft hun
opmerkelijk vermogen om stimuli uit hun omgeving te moduleren1. Paarden hebben het vermogen
om deze stimuli om te kunnen zetten in snelle en efficiënte angstreacties en andere verwante
gedragsreacties (McLean & McGreevy, 2004). Voorbeeld: Fundamentele2 leerprocessen omvatten
onder andere gewenning, wat wil zeggen dat de gestelde gedragsreacties op een onbeduidende
prikkel afnemen of zelfs volledig verdwijnen na herhaaldelijke blootstelling (Hanggi, 2005). Het
vermogen om deze primaire filter te bewerkstelligen, zorgt ervoor dat de dieren hun omgeving beter
kunnen ‘beheren’ en zo hun reacties beter kunnen moduleren. Bovendien biedt het paarden de
mogelijkheid om elke subtiele verandering in de omgeving, gerelateerd aan visuele aanwijzingen
meteen op te merken (Murphy & Arkins, 2007). Het trainen en leren van paarden in samenwerking
met specifieke contexten kan trainers een gevarieerd aanbod aan informatie verschaffen betreffende
hun omgevingsperceptie3 (Jorgensen et al., 2011). Deze ‘tools’ zijn cruciaal wanneer je met
prooidieren aan de slag gaat. Met betrekking tot de domesticatie van het paard en de huidige
levensstijl en de routines die we hen opleggen, vormen deze tools een ononderbroken aanpassing aan
de omgeving door de eigenaren (Price, 1999). De kwaliteit en de capaciteit van leren is direct
betrokken bij de overleving en de organisatie en zijn sterk verbonden met de
omgevingsomstandigheden (McGreevy & McLean, 2010).
1
Moduleren: omzetten
2
Fundamenteel: Datgene wat te maken heeft met ‘de basis van’.
3
Perceptie: resultaat van het waarnemen.
Hoe paarden leren.
Literatuurstudie
14
Een paard leert voornamelijk op drie manier: inprenting, gewenning en leren d.m.v. associatie (Van
Dierendonck, 2009). Paarden leren ook door middel van sensibilisatie en sociaal leren (Heleski, 2010).
Wanneer we dieper ingaan op deze manieren van leren, dan kunnen we deze opdelen in twee grote
categorieën. Enerzijds heb je het leren door middel van associatie, anderzijds hebt je vormen van
leren die gekaderd worden binnen het niet-associatief leren (McGreevy and Boakes, 2006). Het is
belangrijk om te weten op welke manieren paarden leren. Wanneer je de verschillende leerprincipes
kent, pas dan kan je de correcte manier van trainen kiezen en toepassen om het gewenst gedrag te
bekomen van je paard (Heleski, 2010).
2.3.1
Inprenting en sociaal leren
De eerste 24 tot 36 uur na de geboorte, leert een veulen enkele dingen die hij zijn leven lang niet
meer zal vergeten. Deze periode noemt men ook wel de inprentingfase. Inprenting gebeurt enkel in
deze periode en is onomkeerbaar en niet te veranderen of te beïnvloeden. Dit maakt dat wat het
veulen leert dus van heel groot belang is voor de rest van zijn leven. Wanneer een veulen binnen
deze periode iets onaangenaams meemaakt, kan dit dus ook een negatief effect hebben op zijn
verdere ontwikkeling (Van Dierendonck, 2009).
Paarden leren ook veel van elkaar. Een paard is een kuddedier en zal altijd rekening houden met de
reacties van zijn soortgenoten. Doormiddel van deze reacties leert hij situaties inschatten of leert hij
hoe hij in bepaalde omstandigheden moet reageren. Dit noemt men sociaal leren.
2.3.2
Niet-associatief leren: Gewenning/habituatie
Naast inprenting is de eerste manier waarop een veulen leert via gewenning. De eigenschap om te
leren door gewenning omvat de reductie1 van een respons na herhaaldelijke stimuli. Elk paard kan
zich aan beangstigende geluiden, objecten, geuren en vele andere stimuli die regelmatig in zijn
omgeving voorkomen aanpassen (Waring, 2003). Habituatie draait dus om een proces waarbij het
paard went aan een stimulus en hierdoor stopt met erop te reageren (McLean and McLean, 2008;
Hanggi, 2001). De stimulus kan alles zijn wat een reactie uitlokt bij het paard (Hanggi, 2005).
Bij habituatie gaat het er in eerste instantie dus om dat het paard leert omgaan met situaties en
handelingen. Door het leren omgaan hiermee, leert het paard juist te reageren. Wanneer je
bijvoorbeeld een paard in de weide zet, gelegen naast een treinspoor, dan zal het paard de eerste
keer enorm verschieten wanneer er een trein passeert. Hoe vaker er echter een trein passeert, hoe
meer het paard er gewent aan raakt. Na een tijd zal het paard ook niet meer schrikken en zelfs niet
eens meer opkijken bij het passeren van de zoveelste trein (Van Dierendonck, 2009). De
herhaaldelijke blootstelling aan bepaalde stimuli zorgt er dus voor dat het paard aan heel wat
elementen gewend raakt. Na verloop van tijd zijn deze voor het paard ook niet meer van belang
(Waring, 2003).
Habituatie is een vorm van leren die bij alle diersoorten waargenomen kan worden. Dit komt omdat
de evolutionaire overleving van diersoorten afhangt van hoe efficiënt ze gebruik maken van hun
hulpbronnen. Habituatie is een leermechanisme dat ervoor zorgt dat dieren hun energie niet
onnodig gaan verspillen door het vluchten of vermijden van ongevaarlijke dingen (Mclean and
1
reductie: afname, vermindering
Hoe paarden leren.
Literatuurstudie
15
McLean, 2008). Ondanks het feit dat het eigenlijk een zeer eenvoudige vorm van leren is, is het
niettemin een zeer belangrijke vorm van leren. Het is een belangrijke vorm omdat het op deze
manier het paard toelaat onbelangrijke elementen en informatie uit de omgeving onbewust weg te
filteren. Doordat het paard dit onbewust doet, kan hij zich meer focussen op elementen die
belangrijk en zelfs van levensbelang zijn (Hanggi, 2005).
2.3.3
Associatief leren: klassieke conditionering
Hoewel paarden in het algemeen leren om aan bepaalde stimuli te wennen en ze deze na verloop
van tijd gaan negeren, leren ze ook snel dat sommige (voorheen) onbelangrijke stimuli (CS)
geassocieerd kunnen worden met een andere stimulus die reeds een bepaalde reactie uitlokte. Na
herhaaldelijke blootstelling zal het paard uiteindelijk reageren op de CS, dit zonder het voorafgaan
van de andere stimulus (Waring, 2003).
Klassieke conditionering is dus gericht op het opbouwen van een zekere associatie tussen twee
stimuli (McGreevy, 2007). Er wordt een verband gelegd tussen een beloning en een bepaalde
gebeurtenis (McGreevy, 2004). McGreevy (2007) geeft in één van zijn artikels een mooi en
welgekend voorbeeld van klassieke conditionering: een hengst die seksueel gedrag vertoont bij het
zien van een fantoommerrie. Een ander mooi voorbeeld is een onderzoek bij veulens die een
medicinale behandeling ondergingen. Uit dit onderzoek is gebleken dat de veulens na verloop van
tijd het 'klikken' van het deurslot associeerden met een menselijke 'indringer' en pijn. Dit zorgde
ervoor dat de veulens automatisch een angstreactie begonnen te vertonen door achteruit te deinzen
wanneer ze de klik van het slot hoorden, dit zelfs alvorens ze de 'indringer' effectief gezien hadden.
Er zijn nog tal van andere voorbeelden van klassieke conditionering bij paarden, toch is er hier nog
maar weinig onderzoek naar gedaan (Waring, 2003).
Een mooi zelf ondervonden voorbeeld van klassieke conditionering is één van op de stal waar ik heb
gewerkt. Op deze stal is de opslagruimte van het eten afgesloten met een grote zware schuifdeur die
een specifiek geluid maakt. Wanneer de paarden in de nabijgelegen stallen de voederkar horen,
steken ze allemaal hun hoofd naar buiten en hinniken ze. Om bij de voederkar te raken, moet men
telkens de grote schuifdeur openen. Nu hinniken de paarden telkens ze de deur horen, ook al horen
ze de voederkar nog niet.
2.3.4
Associatief leren: instrumentele (operante) conditionering
Eén van twee meest gebruikte leerprincipes is de instrumentele of operante conditionering. In
tegenstelling tot de klassieke conditionering is de operante conditionering meer gericht op hoe het
paard reageert op zijn omgeving en de veranderingen hierin (McGreevy, 2007). Bij operante
conditionering leert het paard doordat een respons die hij geeft op iets, gevolgd wordt door een
biologisch relevant evenement dat ofwel de waarschijnlijkheid van het terugkeren van de gestelde
respons of het aspect van zijn vorm veranderd (Mills et al., 2010). Het relevant evenement betreft
hier ofwel bekrachtiging of correctie (Mills et al., 2010; Waring, 2003). Bij operante conditionering
heeft het gedrag van het paard dus een invloed op de volgorde van latere gebeurtenissen (Waring,
2003). Dit is ook meteen het grootste verschil tussen klassieke en operante conditionering. Bij de
klassieke conditionering is het duidelijk dat de voorspelbaarheid van een gebeurtenis toeneemt. Dit
zorgt ervoor dat het paard een link gaat leggen tussen de gebeurtenissen of prikkels. Bij de operante
conditionering echter hebben we net gezien dat het toevoegen of weglaten van een gebeurtenis of
prikkel zorgt voor het krijgen van de gewenste reactie (Kratzer et al., 1977).
Het paard leert hier dus eigenlijk om juist dat gedrag te stellen dat hem een beloning oplevert
(Hanggi, 2005; Mills et al., 2010; Tarpy, 1975). Het paard leert dat hij bepaalde gebeurtenissen waar
Hoe paarden leren.
Literatuurstudie
16
hij zelf enige controle over heeft, kan associëren met elkaar. Dit zorgt ervoor dat het paard in enige
zin zelf een beetje controle heeft over zijn omgeving (McGreevy, 2007). Gedrag dat wordt beloond, is
net zoals bij kinderen en andere dieren de moeite waard om te herhalen. Als een bepaalde handeling
iets oplevert voor het paard, dan zal hij het vaker doen. Wanneer het echter niets oplevert, zal het
paard de handeling minder en minder uitvoeren (Van Dierendonck, 2009). Versterking van het
gedrag door de trainer, positief of negatief, verhoogt dus de waarschijnlijkheid van de prestaties van
dat bepaald gedrag. Een aversieve stimulus echter, vorm van correctie, vermindert de
waarschijnlijkheid van het optreden van de herhaling van dat bepaalde gedrag (Mills et al., 2010;
McGreevy 2007). Wanneer je in je training gebruik maakt van operante conditionering, moet je
echter wel zien dat je zeer consequent bent in het bekrachtigen of corrigeren van het gestelde
gedrag. De associatie die een paard namelijk maakt tussen de stimuli, is zeer afhankelijk van de
relatie tussen de gebeurtenis zelf en de bekrachtiging of correctie (McGreevy, 2007).
Tabel 1: Associatief versus niet-associatief leren (McGreevy, 2007).
Associatief leren
Wanneer men spreekt van associatief leren, dan
doelt men op een vorm van leren waarbij er een
verband gelegd wordt tussen twee of meerdere
omgevingstimuli of tussen gedrag en gevolg
waarop het paard correct leert te reageren.
Binnen het associatief leren onderscheiden we
het leren door middel van klassieke
conditionering (Pavlov) en operante of
instrumentele conditionering (Skinner).
Niet associatief leren
Wanneer men spreekt van niet-associatief leren,
dan doelt men op een vorm van leren waarbij er
sprake is van slechts één omgevingstimulus
waarop het paard gepast leert reageren. Binnen
het associatief leren onderscheiden we
gewenning en sensibilisatie.
Tabel 2: Termen die gebruikt worden in de learning theory (McGreevy, 2004; McGreevy et al., 2005).
Term
Beschrijving
Habituatie of gewenning
Habituatie of gewenning wil letterlijk zeggen het wennen aan iets. Door
de herhaaldelijke blootstelling aan een bepaalde prikkel, neemt de
reactie steeds meer en meer af tot het paard helemaal niet meer
reageert.
Sensibilisatie
Klassieke conditionering
Klassieke conditionering kan aanzien worden als een proces waarbij een
geconditioneerde reactie uitgelokt wordt aan de hand van een
geconditioneerde stimulus (Pavlov, 1927). Wanneer we kijken naar
klassieke conditionering binnen de training van het paard, dan kijken we
naar het proces waarbij aangeleerde reacties uitgelokt worden
doormiddel van een meer subtiele versie van datzelfde signaal of door
het gebruiken van een nieuw signaal (McGreevy, 2007).
Hoe paarden leren.
Literatuurstudie
17
Operante conditionering
Operante conditionering is een proces waarbij het paard leert dat hij
zelf de controle heeft over bepaalde situaties door het stellen van
bepaald gedrag. Het kan aanzien worden als een vorm van leren, die we
tijdens de training kunnen gebruiken om het paard consequent te leren
reageren op signalen. Deze consequente reacties kunnen we bekomen
door het gebruiken van positieve of negatieve bekrachtiging of correctie
(Skinner, 1938; McLean, 2003).
Positieve bekrachtiging
Positieve bekrachtiging is een manier van belonen door het toevoegen
van een aangename, en dus versterkende, prikkel. Deze prikkel wordt
toegevoegd vanaf het moment dat het paard de gewenste reactie geeft
(Skinner, 1953; McLean, 2003). Bij het gebruiken van positieve
bekrachtiging zorg je ervoor dat het bekrachtigde gedrag in de toekomst
zal toenemen (Vervaecke, 2014).
Negatieve bekrachtiging
Negatieve bekrachtiging is een manier van belonen door het wegnemen
van een onaangename prikkel. Deze prikkel wordt weggenomen vanaf
het moment dat het paard de gewenste reactie stelt (Skinner, 1953).
Ook bij negatieve bekrachtiging creëer je een toename van het
bekrachtigde gedrag. Doordat het paard wordt beloond met de
wegname van de prikkel, zal hij in de toekomst sneller dit gedrag stellen
wanneer het hem gevraagd wordt (Vervaekce, 2014).
2.4
COGNITIE VAN HET PAARD: PERCEPTIE EN GEHEUGEN
Cognitie is het mechanisme dat het dieren mogelijk stelt om informatie over hun omgeving te
verkrijgen, op te slaan, te verwerken en te gebruiken. Cognitie omvat zowel perceptie, geheugen en
het vermogen om te leren. Het gaat hier om processen die ervoor zorgen dat dieren adaptief en
flexibel gedrag kunnen stellen (Shettleworth, 2010). Onderzoekers die zich bezig houden met het
onderzoek naar cognitie bij dieren, spreken zich echter niet uit over het bewustzijn bij dieren. Er
moet nog veel onderzoek verricht worden alvorens men hier een uitspraak over kan doen (Dennet,
2013). Cognitie bij paarden is dan ook nog steeds een zeer mis begrepen element. Niet enkel in het
verleden, maar ook nog steeds de dag van vandaag gaan mensen ervan uit dat paarden enkel puur
instinctief reageren op gebeurtenissen. Men gaat er in het algemeen nog steeds van uit dat paarden
dieren zijn die louter geconditioneerd reageren op stimuli uit hun omgeving, dat ze geen goed
ontwikkeld cognitief en visueel vermogen hebben (Hanggi, 2005). Uit tal van onderzoeken en ook uit
ervaring vanuit de praktijk echter, blijkt dat paarden uitblinken in eenvoudige vormen van leren zoals
het leren door middel van klassieke en operante conditionering. Dit is eigenlijk niet
verbazingwekkend gezien de hoge trainbaarheid van paarden wanneer deze principes toegepast
worden. Hiernaast zijn er ook onderzoeken gedaan die hebben laten blijken dat paarden ook zeer
gemakkelijk leren door stimulus generalisatie en discriminatie (Hanggi, 2005).
Hoe paarden leren.
2.4.1
Literatuurstudie
18
Geheugen
Het geheugen van het paard is een onderwerp dat al sinds lange tijd veel interesse opwekt binnen de
paardengemeenschap maar ook bij wetenschappers die onderzoek doen naar de cognitie van het
paard. Gedomesticeerde paarden leven in condities die in sterk contrast zijn met de natuurlijke
manier van leven van hun wilde voorouders. Zo worden paarden onderworpen aan trainings- en
management technieken die eigenlijk in strijd zijn met hun soorttypische biologische noden en
behoeften (Goodwin, 2007; Heitor en Vicente, 2007; McGreevy en McLean, 2007). De precieze
implicaties hiervan voor het leervermogen, cognitieve prestaties en het welzijn zijn dan ook nog
steeds enorm onbegrepen (Hausberger et al., 2008; McGreevy et al., 2009). De wetenschappelijke
kennis van de perceptuele wereld van het paard en van zijn cognitieve mogelijkheden, zou kunnen
helpen in het ontwikkelen van aangepaste trainingsmethoden en zorg systemen. Ook zouden deze
het welzijn van het paard zeer ten goede kunnen komen (Heitor en Vicente, 2007; Goodwin et al.,
2009).
Uit reeds gedane onderzoeken naar het lange termijn geheugen van het paard, is gebleken dat
paarden de mogelijkheid hebben om zich na een week nog steeds een aangeleerde respons te
herinneren (Mariner & Alexander, 1994). Ook is gebleken dat paarden in staat zijn om aangeleerde
dingen te onthouden voor meer dan 10 jaar (Hanggi en Ingersoll, 2009). Over het lange termijn
geheugen bij het paard is er in het algemeen eensgezindheid over de resultaten. Het korte termijn
geheugen is echter wat anders. Onderzoeken naar het korte termijn geheugen echter, geven
verschillende resultaten weer die elkaar een beetje tegenspreken. Er bestaat enige onenigheid over
het korte termijn geheugen van het paard. Uit een 'delayed-reaction' onderzoek waarbij paarden de
juiste (met graan gevulde) emmer moesten kiezen, bleek dat één paard na 6 seconden niet meer de
juiste emmer kon kiezen terwijl een ander paard na 60 seconden wel nog in staat was dit te doen
(Mal et al., 1993). Ander onderzoek toont dan weer aan dat paarden na 10 seconden niet meer in
staat zijn om een correcte keuze te maken van de locatie van bv. eten (McLean, 2004). Mclean (2004)
concludeerde hierbij ook dat paarden slecht een gelimiteerd korttermijn geheugen hebben en dat ze
niet in staat zijn om bepaalde gebeurtenissen op te slaan en zich deze achteraf te herinneren. Deze
conclusie werd onlangs echter weer tegengesproken door een onderzoek waaruit bleek dat de
onderzochte drachtige merries wel in staat waren om na 10 seconden nog steeds de correcte keuze
te maken tussen twee doelen (Murphy, 2009).
Hanggi (2010) heeft in haar onderzoek naar het korte termijn geheugen van het paard gebruik
gemaakt van een two-choice delayed response test’, ofwel een test waarbij het paard de keuze heeft
tussen twee objecten waarbij men een verlaat interval hanteert om het paard de keuze te laten
maken. Voor het onderzoek waren er twee bakken voorzien en het paard stond in een box met zicht
op beide bakken. Tijdens het onderzoek werd er 30g graan in één van beide bakken gedaan. Het
paard werd vervolgens ofwel meteen ofwel volgens een verlaat interval vrijgelaten om richting één
van de containers te gaan. De verlate intervallen bestonden uit 5, 10, 15, 20 en 30 seconden en uit
het onderzoek is gebleken dat de paarden niet enkel in staat waren om de juiste container uit te
kiezen wanneer ze onmiddellijk werden vrij gelaten, maar ook wanneer ze moesten wachten. De
vraag bij deze onderzoeken echter, is of dat het paard inderdaad de correcte keuze maakt omdat hij
zich de bak herinnert, of omdat ze gefocust bleven op de correcte bak?
Ook al zijn er reeds enkele onderzoeken gedaan naar het korte en lange termijn geheugen van het
paard, toch is er slechts weinig informatie beschikbaar en is er meer onderzoek nodig om de werking
van het geheugen volledig te leren begrijpen (Hanggi, 2010). Bij paarden is er namelijk zeven keer
minder onderzoek gedaan naar het geheugen dan bij ratten (Cooper, 2007).
Hoe paarden leren.
2.5
Literatuurstudie
19
TRAINING
Paarden worden voor meerdere doeleinden. Zo worden ze gebruikt voor de sport, als gezelschap en
voor verschillende werkdoeleinden. Gedomesticeerde paarden vullen een unieke niche in het
menselijke bestaan in en ondergaan hun hele leven een zekere vorm van een uitgebreide training
(Hausberger et al., 2008). Aangezien er een grote diversiteit is in de manier waarop wij als mensen
leven, is het ook vanzelfsprekend dat er ook een grote diversiteit is aan manieren waarop paarden
getraind worden. Ook is er een grote diversiteit in het geloof van waar paarden capabel toe zijn, wat
ze al dan niet kunnen en hoe bepaalde trainingsmethodes hun welzijn kan beïnvloeden. Ondanks dat
er zoveel diversiteit is, is het verbazingwekkend dat er nog maar zo weinig onderzoek gedaan is naar
de cognitie van het paard (Cooper, 2007).
2.5.1
Belang van een goede training
Het welzijn van het paard staat tegenwoordig hoog in het vaandel binnen de paardensport. Dit wordt
ook weerspiegeld door het FEI1 (Waran & Casey, 2005). Het FEI hanteert namelijk een gedragscode
voor het welzijn van het paard, dat stelt dat paarden enkel getraind mogen worden op een manier
die past bij hun fysieke mogelijkheden en het niveau van volwassenheid voor hun respectievelijke
disciplines (Górecka-Bruzda et al., 2014).
"Waarom is de juiste training nodig?" Dit is de eerste vraag die Jaki Bell (2005) stelt in haar boek '101
Schooling excercises for horse & rider.'. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat deelnemen aan
competities met psychologisch en/of fysiek onvoorbereide paarden, alsook het gebruik van
ongeschikte trainingsmaterialen en –methoden, kan leiden tot mentaal en fysiek ongemak bij het
paard (Odberg & Bouissou, 1999; Murphy, 2008; McLean & McGreevy, 2010a). Bell (2005) stelt dat
training een gebied is waar men in principe de grootste successen kan bereiken, mits de juiste
aanpak. Waarom enkel mits de juiste aanpak? Omdat je enorm veel schade kan aanrichten wanneer
je niet op de correcte manier te werk gaat. Een veel gemaakte fout bij het trainen van paarden is dat
men het paard niet leert wat hij moet doen, maar hem ertoe dwingt (Emerson, 2015). Ongepaste
training vaak zorgt voor onnodige ‘verspilling’ van talenten en het ‘elimineren’ van paarden uit de
paardensport. Hiermee wordt bedoeld dat paarden door een incorrecte training fysieke of mentale
hinder ondervinden waardoor ze niet meer kunnen deelnemen aan competities. Dit wordt aanzien
als één van de grootste problemen betreffende de paardensport en het berijden van paarden
(Heuschmann 2006; McGreevy, 2007; McLean & McGreevy, 2010b).
Het is daarom belangrijk om tijdens het trainen van paarden inzicht te hebben in wat je doet.
Theoretische kennis is de basis van veel zaken. Veel mensen springen van de ene op de andere
nieuwe methode gewoonweg omdat ze niet kunnen terugvallen op kennis, vaardigheden en
ervaring. Volgens McBane (2006) is het begrijpelijk dat mensen zonder de juiste kennis naar de
meest 'gepromote' trainingsmethode grijpen, maar dit lost helaas de problemen niet altijd op. Het
zomaar blindelings volgen van een methode zorgt ervoor dat je geen inzicht hebt en de
tekortkomingen niet ziet.
We kennen allemaal de uitspraak: "Hoe krijg je iemand die zou taal niet spreekt zover je toch te
begrijpen? Zeg het luider!". Dit is één van de meest gemaakte fouten bij ruiters en paardentrainers.
Wanneer een paard niet reageert op een signaal of een hulp, dan zijn we als trainer vaak geneigd om
het paard te bestempelen als 'ongehoorzaam' en herhalen we de hulp/signaal harder en harder om
ons hem toch 'gehoorzaam' te maken (Emerson, 2015).
1
Fédération Equestre Internationale
Hoe paarden leren.
Literatuurstudie
20
Paarden zijn zeer intelligente dieren, ze leren heel snel en zijn hierdoor vaak 'gemakkelijk' te trainen.
Hoe minder het paard kent, hoe gemakkelijker hij te trainen is. Paarden die echter al enige 'kennis'
hebben, zijn vaak veel moeilijker te trainen. Ondanks het feit dat ze snel leren, is het moeilijk om hen
ongewenst gedrag af te leren. Het is daarom zeer belangrijk dat je als trainer zeker bent dat je paard
juist datgene leert dat jij van hem verwacht (Widdicombe, 2008). "Het is niet de uitrusting die het
paard traint, maar de handen die de uitrusting hanteren" zo schreven Roger en Joanna Day (2006).
Zowel op de grond als in het zadel ben je als trainer het ideale trainingsgereedschap. Vooral het
lichaam is hierbij belangrijk. Net zoals paarden kunnen ook wij veel vertellen met ons lichaam, het is
bijna hetzelfde als het geven van gezichtsuitdrukkingen (Day, 2006).
Als trainer is er één belangrijk ding dat je moet weten wanneer je met paarden aan de slag gaat: een
paard heeft nooit de bedoeling ons te irriteren of te dwarsbomen wanneer hij niet doet wat we van
hem vragen (Schöning, 2006). Het is belangrijk dat je tijdens de training rekening houdt met de
behoeften en gemoedstoestand van je paard. Net zoals wij, kunnen ook paarden wel eens last
hebben van een 'mindere dag'. Het is zoals Sylvia Loch ooit adviseerde: "Doe niets te lang, zo blijft je
paard luisteren." (Bell, 2005).
Wanneer we spreken over training bij paarden, spreken we over het aanleren van bepaalde en heel
concrete handelswijzen na het geven van een specifiek signaal (Schöning, 2006). Een goede trainer
wordt niet gedefinieerd als iemand niet die zijn paard perfect te baas kan, of iemand die in alle
omstandigheden perfect in zijn zadel blijft zitten. Neen, een goede trainer wordt gedefinieerd als
iemand die zijn paard begrijpt en hem op een zo fijn mogelijke manier kan trainen met zo min
mogelijke miscommunicatie (Widdicombe, 2008). Elke goede trainingsmethode zou gebaseerd
moeten zijn op dezelfde principes, namelijk de manier van denken en leren van het paard (McBane,
2006). Volgens McBane (2006) moet een correcte trainingsmethode voldoen aan volgende vier
criteria:
1. De methode moet ervan uitgaan hoe een paard, en dus niet een mens, denkt en leert. Enkel
wanneer dit inzicht er is, is het mogelijk het paard zo min mogelijk in de war te brengen.
2. De methode moet een logische en progressieve opbouw bieden voor het leerproces.
3. De methode moet humaan zijn.
4. De methode moet positief zijn voor zowel paard als ruiter, maar evengoed voor
omstaanders.
In elke training is het ook belangrijk dat je eindigt met iets positief, dit hoort bij een goede timing.
Wanneer je net stopt op het moment waarop je paard de oefening perfect heeft uitgevoerd, dan
beloon je hem meteen met rust en ontspanning (Bell, 2005).
Tegenwoordig zijn veel (nieuwe) trainingsmethoden onderworpen voorafgaand wetenschappelijk
onderzoek. Enkele onderzoekers hebben recent geconcludeerd dat enkel de juiste
trainingsmethoden en het meest bekwame gebruikt van correcte en ‘gespecialiseerde’
trainingsapparatuur echt gunstig zijn voor het welzijn en de vooruitgaan van bereden paarden
(Murphy et al ., 2008; Hockenhull & Creighton, 2012; McBride & Mills, 2012).
Hoe paarden leren.
2.5.2
Literatuurstudie
21
Training doormiddel van operante conditionering
Zoals in hoofdstuk "2.3 Hoe paarden leren" reeds werd uitgelegd, leren paarden veel doormiddel van
operante conditionering. Tijdens de training kunnen we hier dan ook zeer goed gebruik van maken.
Operante conditionering is één van de meest gebruikte leerprincipes binnen de training van paarden,
daar paarden dieren zijn die druk willen ontwijken (McGreevy en McLean, 2010). Wanneer je een
dier iets aanleert en wanneer je traint volgens de principes van de operante conditionering, dan ga je
als het ware het gedrag van het paard manipuleren door gebruik te maken van die bekrachtiging of
correctie (Waring, 2003; Vervaecke, 2014). Bekrachtiging, of het nu positief of negatief is, zorgt er
altijd voor dat een bepaald gedrag in de toekomst zal toenemen. Correctie echter zal ongeacht of het
positief of negatief is, zorgen voor een afname van gesteld gedrag (Warren-Smith & McGreevy,
2008). Het belonen of bekrachtigen van gedrag is de ultieme motivatie voor een paard om te werken
voor zijn trainer (Voest, 2009). Wanneer je weet hoe paarden leren, kan je dit gebruiken om hem op
de correcte manier te belonen of corrigeren om ongewenst gedrag af te leren (Voest, 2009).
a
Bekrachtigen of belonen van gedrag
Bekrachtigen of belonen van gedrag tijdens het trainen is de waardering die je het paard geeft voor
het werk dat hij heeft verricht (Day & Day, 2006). Bekrachtiging heeft hierdoor het resultaat dat de
frequentie van het bekrachtigde gedrag zal toenemen in de toekomst (Vervaecke, 2014).
Het is belangrijk dat je elke kleine vooruitgang beloond. Wanneer je een paard iets nieuw aanleert is
het van belang dat je elke kleine stap in de juiste richting meteen beloont (Van Dierendonck, 2009;
Widdicombe, 2008). Het is essentieel dat je dit doet, om ervoor te zorgen dat je paard gefocust en
gemotiveerd blijft (Widdicombe, 2008). Na verloop van tijd kan je het paard op onvoorspelbare wijze
gaan belonen. Hiermee wil men zeggen dat je het paard niet meer elke keer beloond, maar slechts af
en toe. Wanneer je het paard niet meer elke keer gaat belonen, creëer je een soort 'jackpot effect'.
Het paard zal netjes blijven doen wat je van hem vraagt omdat hij weet dat er een beloning gaat
komen. Het is hierbij wel belangrijk dat je na een aantal keren ook effectief gaat belonen (Van
Dierendonck, 2009).
Je moet ervoor zorgen dat je de beloning zorgvuldig uitkiest. Een beloning wil niet meteen zeggen
'eten' (Day & Day, 2006). Vaak hoor je mensen zeggen: "Ja maar als ik elke keer moet belonen, dan
doet hij het uiteindelijk enkel nog om het eten dat hij krijgt. Daarbij wordt hij te snel dik wanneer ik
hem steeds maar moet belonen." Het belonen van gewenst gedrag kan op zoveel andere manieren
gebeuren dan met voedsel (Widdicombe, 2008). Een paard is soms gelukkiger met een kriebel in de
manen of een streel langs de hals. Ook het geven van rust is voor een paard de ideale beloning.
Wanneer hij iets goed gedaan heeft tijdens de training, kan je hem even enkele minuten rust geven.
Op deze manier maak je duidelijk aan het paard dat hij goed bezig is en kan je hierna de training
gewoon terug hervatten (Day & Day, 2006). De allerbeste en meest efficiënte manier om een paard
te belonen, is nog altijd het lossen van druk. Wanneer je bijvoorbeeld meteen na een overgang de
druk lost, dan zeg je eigenlijk meteen dat hij goed gedaan heeft wat je van hem vroeg (Widdicombe,
2008; Day & Day, 2006). Het is algemeen bekend, wanneer je paard iets goed doet, geef je hem een
paar goede klopjes op de schouder. Uit onderzoek is echter gebleken dat een paard kloppen
helemaal niet fijn vindt. Wij als trainer denken ons paard hier duidelijk mee te belonen, maar
eigenlijk verkiest hij eerder een lekker kriebel in zijn manen of een streel langs zijn hals (Day & Day,
2006).
Hoe paarden leren.
Literatuurstudie
22
Zoals reeds aangehaald moet je in het begin elke keer belonen wanneer je paard een stap in de
goede richting zet, maar dit moet ook weer worden afgebouwd. Waarom is het nu zo belangrijk om
het belonen weer af te bouwen? Wanneer je een paard voor elke kleine stap gaat blijven belonen,
dan loop je op een bepaald moment tijdens de training tegen een muur aan. Hiermee bedoelen we
dat je jezelf blokkeert en niet verder kan. Een paard dat elke keer opnieuw voor elke kleine
vooruitgang beloond wordt, zal na enige tijd zijn interesse verliezen. Op deze manier zorg je ervoor
dat je geen vooruitgang meer kan boeken. Het is belangrijk om de beloning af te bouwen zodat je de
grens steeds weer een beetje kan verleggen en zo de training steeds meer kan opbouwen (Van
Dierendonck, 2009).
b
Corrigeren van gedrag
Wanneer we het over corrigeren hebben, dan hebben we het in deze context over het rechtzetten,
herstellen of verbeteren van iets. Het gaat hier dus niet om straffen. Straffen kan altijd als negatief
aanzien worden en bij paarden is dit niet gewenst. Wanneer je een paard straft, behandel je hem op
een negatieve manier voor iets dat hij in jou ogen verkeerd heeft gedaan. Dit bestraffen gebeurt vaak
te laat en heeft eigenlijk geen enkel nut. Corrigeren echter kan zowel positief als negatief ervaren
worden. Corrigeren past ook veel beter binnen het onderwerp training dan het begrip straffen.
Corrigeren doen we wanneer het paard niet doet wat we van hem hebben gevraagd, of wanneer hij
de oefening niet juist uitvoert (Day & Day, 2006).
c
Positief versus negatief bekrachtigen of corrigeren
Hieronder zie je het schema van de bekrachtiging en correctie. Negatieve en positieve bekrachtiging
zorgen voor de toename van de gewenste respons. Positieve en negatieve correctie echter zorgen
dan weer voor de afname van een bepaalde response. Positieve bekrachtiging en negatieve correctie
zijn beiden een 'attractive stimuli' ofwel iets dat als 'aantrekkelijk' fijn wordt ervaren. Negatieve
bekrachtiging en positieve correct zijn eerder een vorm van een 'aversieve stimuli' dus een stimulus
die het paard liever ontwijkt (McGreevy & McLean, 2010).
Hoe paarden leren.
Literatuurstudie
23
Waarschijnlijke reactie
Negatieve
bekrachtiging
Positieve
bekrachtiging
Aversieve stimuli
Aantrekkelijke stimuli
Negatieve
Positieve
correctie
correctie
Onwaarschijnlijke reactie
Figuur 1: Bekrachtiging en correctie kunnen worden beschouwd als een deel van een continuüm
(McGreevy and McLean, 2010).
Positieve bekrachtiging houdt het toevoegen van een primaire bekrachtiger (eten, drinken, comfort,
gezelschap, …) in (McGreevy, 2007). Het is een aangename stimulus die toegediend wordt om
gewenst gedrag te belonen en stimuleren (Van Dierendonck, 2009; Mills et al., 2010). Deze vorm van
belonen kan gebeuren in de vorm van voer, maar evengoed in de vorm van een kriebel in de manen
of doormiddel van een stemcommando (Van Dierendocnk, 2009). We moeten hier wel voorzichtig
mee zijn. Positieve bekrachtiging alleen, leent zich echter niet zozeer tot veilig paardrijden of
effectieve training. Net zoals negatieve correctie, dat zorgt voor de vermindering van gestelde
reacties door het wegnemen van een aangename prikkel, wordt het in een degelijke training zelden
gebruikt (McGreevy, 2007). Ondanks al het onderzoek dat men reeds gedaan heeft naar het gebruik
van positieve bekrachtiging in de training van paarden, is het eigenlijk de negatieve bekrachtiging
waarop de meeste manieren van trainen berusten (Cooper, 2007; Murphy & Arkins, 2007). Een
voorbeeld van negatieve bekrachtiging is het belonen van je paard door de druk op de teugels te
lossen wanneer hij zoals gevraagd netjes stil staat. Voor het paard is dit een stimulans om de
volgende keer netjes te stoppen wanneer jij hem dit vraagt doormiddel van druk op de teugels (Van
Dierendonck, 2009).
In tegenstelling tot positieve bekrachtiging, wordt negatieve bekrachtiging dan juist weer wel
aangemoedigd. Het is ook de meest gebruikte manier van belonen binnen de training van het paard
(McGreevy,2007). Veel mensen gaan bij het woord 'negatief' meteen denken aan bestraffen, niets is
echter minder waar (Van Dierendonck, 2009). Negatieve bekrachtiging wil niet meer zeggen dan het
wegnemen van een onaangename prikkel. Het wegnemen van druk (van het been of op de teugel) is
zo een voorbeeld van negatieve bekrachtiging ofwel het belonen door het verwijderen van een
Hoe paarden leren.
Literatuurstudie
24
onaangename prikkel. Het is opmerkelijk dat getrainde paarden, een connectie vertonen tussen
negatief bekrachtigde reacties en licht voelbare signalen zoals minimale teugeldruk. We kunnen zo
stellen dat wanneer een paard zadelmak gemaakt is, de verdere (ideale) training een combinatie is
van operante en klassieke conditionering. De subtiliteit van negatieve bekrachtiging is nog steeds een
slecht begrepen element binnen de training. Dit niet zozeer door het gebrek aan onderzoek, maar
eerder aan het gebrek van correcte kennis bij de trainers zelf. Negatieve versterking onderbouwt
elke stap in het trainingsproces van het paard, maar (in het beste geval) het moet zo subtiel mogelijk
gebruikt worden en gebaseerd zijn op het onmiddellijk wegnemen van de druk zodat het paard
meteen beloond wordt. Wanneer je dit als trainer niet correct toepast, dan kan dit zorgen voor
conflict gedrag alsook voor een verminderde levensduur als gevolg van gedrags- en psychologisch
gerelateerde manifestaties (McGreevy, 2007).
Wanneer je aan het werk gaat met paarden, moet je weten dat een paard altijd druk zal vermijden.
Hij zoekt als het ware telkens naar verlichting of vermindering van druk. Deze druk kan gegeven
worden door de handen (druk op de teugels) of met de benen. Wanneer een paard steeds opnieuw
gedrag vertoont dat niet gewenst is, dan is het aangeraden om eerst na te gaan of het paard op deze
manier misschien verlichting vindt in de druk die jij hem geeft. Vaak wordt het paard gewoon
gestraft, terwijl hij eigenlijk niets verkeerd doet (Widdicombe, 2008).
Een veel voorkomend 'probleem' zijn paarden die met het hoofd in de lucht lopen, of juist helemaal
met hun neus tegen het bovenste van de borst. Paarden die hun hoofd in de lucht gooien, worden al
snel bestempeld als vervelende paarden die vechten tegen het bit. Niets is echter minder waar,
doordat het paard zijn hoofd in de lucht gooit, krijgt hij als reactie een verlichte druk op het bit. Bij
het omhoog gooien van het hoofd, valt de spanning op de teugels immers weg waardoor ook de druk
op het bit verlicht. Het paard zal dit gedrag dus steeds blijven herhalen omdat hij op deze manier
'beloond' wordt (Widdicombe, 2008).
2.5.3
Motivatie binnen de training
Zoals Dr. Andrew McLean in zijn boeken beschrijft maar ook zegt tijdens zijn clinics en lessen: "It is
the pressure that motivates and the release that trains." Met andere woorden, druk tijdens de
training motiveert het paard om op een correct manier te reageren. Zie 2.5.4 Training doormiddel
van operante conditionering.
2.5.4
Belang van timing tijdens de training
Je kunt wel zeggen dat het belangrijk is om je paard te belonen of indien nodig te corrigeren.
Wanneer dit echter niet op het juiste moment gebeurt, heeft het eigenlijk geen zin (Widdicombe,
2008). Het is doorheen dit werk al duidelijk geworden hoe belangrijk je als trainer bent, voor het
tempo waarin je paard leert. Je moet geen uitmuntende ruiter zijn om een goede trainer te kunnen
zijn. Je ervaring, kennis en houding als trainer zijn veel meer waard dan goede uitstekende rijkunsten.
Het zijn de ervaring, kennis en houding ervoor zorgen dat je effect hebt op de interactie tussen jezelf
en het paard (Day & Day, 2006). Niet elke trainingsmethode is hetzelfde. Er bestaan veel goede
trainingsmethoden, de ene al wat beter dan de andere. Niet elke methode kan gebruikt worden voor
elk paard, het ene paard is immers het andere niet. Wat wel geldt voor elk paard, ongeacht de
trainingsmethode, is het principe van timing (McBane, 2006). Timing is heel belangrijk bij het trainen
van paarden en eigenlijk bij het trainen van eender welk ander dier (Day & Day, 2006; Van
Dierendonck, 2009; Widdicombe, 2008). Wanneer je op het verkeerde moment loslaat of juist druk
geeft, dan leer je het paard de verkeerde respons aan (Day & Day, 2006).
Hoe paarden leren.
Literatuurstudie
25
Wanneer je een paard iets wil leren, dan is de timing cruciaal. Een paard is een dier dat in
tegenstelling tot sommige andere dieren zeer kort van geheugen is. In een onderzoek waarbij gebruik
gemaakt wordt van de "bucket test", werd aangetoond dat een paard zich na 10 seconden zo goed
als niet meer kan herinneren wat er daarvoor gebeurde. Hieruit kan men dus vaststellen dat het
belangrijk is dat een paard op het juiste moment beloond of gecorrigeerd wordt (Van Dierendonck,
2009). We kennen het allemaal wel, je bent aan het trainen en je paard zwiept zijn achterhand uit of
heeft plots "geen zin meer" om op de hoefslag te blijven lopen. Op momenten als deze is het
belangrijk dat je als ruiter meteen reageert en je paard corrigeert in wat hij doet. Je moet als ruiter
adequaat1 en consequent2 reageren, zodat je paard meteen begrijpt wat je van hem vraagt. Het is
belangrijk om de reactie te blijven aanhouden tot het paard reageert. Slechts wanneer je paard
reageert op wat je van hem vraagt dan stop je met bv. het geven van kuitdruk. Ook dit moet
consequent gebeuren wil je de juiste reactie verkrijgen. Hieruit kan men dus afleiden dat timing niet
enkel belangrijk is om iets te vragen of corrigeren, maar ook om je paard te belonen voor het geven
van de juiste reactie (Day & Day, 2006).
Ergens is het begrijpelijk dat een paard geen goed herinneringsvermogen heeft. In het wild krijgen ze
immers zelden te maken met situaties waarbij ze moeten 'nadenken'. Gras bijvoorbeeld loopt niet
weg, een paard hoeft zich dus ook niet te herinneren hoe het gras eruit ziet of waarom hij
erachteraan loopt (Van Dierendonck, 2009).
Timing is dus allesbepalend bij de training van het paard. Wanneer je een paard te laat beloont of
corrigeert, dan zal hij het ook niet linken aan het juiste gedrag. Wanneer je een paard wil aansporen
om beter af te zetten dan geef je hem benen bij voor de sprong. Wanneer je hem een tik geeft met
de zweep boven de sprong, dan straf je hem eigenlijk voor het springen zelf (Van Dierendonck, 2009).
Het is de timing van het punt waarop je 'loslaat' dat ervoor zorgt dat het instinct van het paard zegt:
'Dit is het!' (Lamm, 1997).
Een veel voorkomend probleem van slechte timing zijn paarden die niet meer reageren op
beenhulpen. Veel ruiters gebruiken sporen waar ze te pas en te onpas mee in de buik van hun paard
lopen te prikken (vaak doordat ze geen onafhankelijke zit hebben). In het begin zal het paard hier
telkens op reageren, vaak wordt hij dan ook meteen gecorrigeerd omdat hij iets doet wat niet
gevraagd is. Na verloop van tijd raakt het paard 'gewend' aan het prikken met de sporen. Het leverde
hem in het verleden namelijk niets op, dus gaat hij er ook niets meer achter zoeken. Wanneer je
paard dus niet meer reageert op de spoorhulpen, wil dit niet zeggen dat hij ongehoorzaam is. Wel wil
dit zeggen dat je er als ruiter beter moet gaan werken aan je communicatie met het paard en je
timing. Je paard is namelijk gewend geraakt aan een hulp door verkeerde communicatie van de ruiter
uit (Van Dierendonck,2009).
1
Adequaat: passend reageren, reageren precies zoals nodig is
2
Consequent: in overeenstemming met, steeds op dezelfde manier
Hoe paarden leren.
Literatuurstudie
26
Voorbeeld: Een eigenaar is sedert vier jaar in het bezit van een paard dat telkens opnieuw bijt. De
eigenaar geeft aan het paard telkens een klap tegen het hoofd te geven, toch leert het paard het
bijten niet af. Wat duidelijk is, is dat het paard bijt om een bepaalde reden. Deze reden achterhalen is
belangrijk om het bijtgedrag af te leren. De klap tegen het hoofd helpt niet, dit komt omdat de klap
telkens te laat komt. Wanneer het paard heeft kunnen bijten, is hij eigenlijk al beloond waardoor hij
telkens opnieuw zal bijten. Wanneer je hem een klap geeft wanneer hij reeds gebeten heeft, straf je
hem dus niet voor het bijten zelf maar voor hetgeen hij op dat moment doet. Het paard kan de link
niet meer leggen tussen de klap en het bijten. Doordat de klap te pas en te onpas te vroeg of te laat
gegeven wordt, leert het paard eigenlijk dat de mens een onvoorspelbaar wezen is dat zonder
aanleiding agressie kan tonen. Na verloop van tijd kan dit zelfs evolueren naar preventieve angst of
kopschuwheid. Het is dus belangrijk om te leren inzien wanneer het paard gaat bijten en hem vlak
voor hij bijt een tik te geven. Je moet hierbij wel echt zeker zijn dat hij effectief gaat bijten anders blijf
je met hetzelfde probleem zitten (Voest, 2009).
2.5.5
Duidelijkheid en doelgerichtheid
Paarden hebben duidelijkheid nodig. Ze kunnen niet praten dus is het voor hen een ja/neen spel om
erachter te komen wat er van hen verlangd wordt. Wanneer het paard vaker een ja krijgt (bv.
drukvermindering) dan een nee (bv meer druk of een slag met de zweep) dan zal hij enthousiaster
zijn, sneller leren en beter begrijpen wat er van hem verwacht wordt (Day, 2006). Ook is het zeer
belangrijk dat je doelgericht te werk gaat. Je moet op voorhand kunnen zeggen wat je wilt bereiken
met je training en hoe je dit wil aanpakken. Je kunt er namelijk niet vanuit gaan dat het paard
waarmee je aan het werk gaat zomaar ineens elke, al dan niet moeilijke, oefening begrijpt die jij hem
wil aanleren (Van Dierendonck, 2009).
Een paard zoekt in het algemeen altijd naar een zo min mogelijke weerstand. Hiermee wordt bedoeld
dat hij druk zal ontwijken. Het is als trainer daarom ook belangrijk dat je op de juiste manier druk
geeft zodat je de juiste manier van druk ontwijken en dus de juiste reactie krijgt van het paard. Door
zijn reactie van het ontwijken van de druk wordt hij op dat moment meteen beloond. Op deze
manier leert het paard wat er van hem gevraagd wordt wanneer juist die bepaalde druk gegeven
wordt. Het is hierbij echter wel belangrijk dat de druk steeds op dezelfde manier gegeven wordt en
de druk steeds bij dezelfde reactie weggenomen wordt, anders kan het paard in verwarring gebracht
worden (Day, 2006). Je moet er als trainer of eigenaar ook rekening mee houden dat alles stap voor
stap gedaan moet worden. Je mag niet te overhaast te werk gaan en teveel in één keer willen
verwachten (Van Dierendonck, 2009).
2.5.6
Consequentie
Het maakt niet uit welke methode je als trainer gebruikt, het is voornamelijk belangrijk dat je
consequent bent (Widdicombe, 2008; Van Dierendonck, 2009). Consequent handelen, houdt in dat je
het paard telkens op dezelfde manier beloond of corrigeert voor hetzelfde gedrag. Er is namelijk
niets waar een paard zo een hekel aan heeft als inconsequentie (Hill, 2006; Widdicombe, 2008).
Wanneer je een paard traint moet je zwart-wit denken, niet grijs want dan geef verwarrende
signalen (Widdicombe, 2008). Een paard is namelijk veel gelukkiger wanneer hij weet wat er exact
van hem verwacht wordt. Het is belangrijk voor een paard dat hij weet, wanneer hij zich op een
bepaalde manier gedraagt de reactie van de mens elke keer hetzelfde zal zijn. (Hill, 2006). Wanneer
een paard de ene keer iets wel mag doen en de andere keer niet, dan zal hij er na verloop van tijd
niets meer van begrijpen en zal hij ook verkeerd reageren (Widdicombe, 2008; Van Dierendonck,
2009). Je moet een paard elke keer op dezelfde manier behandelen, op dezelfde manier en op
Hoe paarden leren.
Literatuurstudie
27
datzelfde moment hulpen geven, op dezelfde manier reageren (Van Dierendocnk, 2009). Wanneer
dit niet gebeurd, kan dit zeer verwarrend en zelfs frustrerend worden voor het paard (Hill, 2006). Dit
zorgt voor situaties waarop het paard zich zowel mentaal als fysiek zal willen ontdoen van de situatie
(Widdicombe, 2008). Wanneer een paard iets niet (juist) doet, wil dit dus niet zeggen dat hij het niet
wil, maar dat hij het gewoon niet begrijpt (Van Dierendonck, 2009).
Consequentie is dus enorm belangrijk tijdens de training, maar ook bij de omgang met paarden is dit
van groot belang (Van Dierendonck, 2009).
We kunnen dus wel stellen dat je ervoor moet zorgen dat je niet meerdere betekenissen gaat geven
aan één gebaar. Dit kan namelijk enorm verwarrend zijn voor het paard en zorgen voor
miscommunicatie tussen jou als trainer en het paard. Het woordje "braaf" is het perfecte voorbeeld
van een gebaar waaraan meerdere betekenissen gegeven wordt. Wil je ermee aangeven dat het
paard iets goed gedaan heeft? Of wil je gewoon even aardig zijn? Misschien wilde je hem wel
gewoon kalmeren? Het kan heel tegenstrijdige betekenissen hebben, die het voor het paard alles
behalve beter begrijpbaar maken (Van Dierendonck, 2009).
2.5.7
Generalisatie
Wanneer je paarden traint, dan is het belangrijk dat je niet altijd op dezelfde plaats traint. Diversiteit
aan de trainingomgeving is zeer aangeraden. Paarden zijn namelijk gewoonte dieren. Afwisseling is
dus niet enkel fijn voor het paard, het is ook een uitstekende manier om hem te leren dat wat je van
hem vraagt, altijd hetzelfde beantwoord moet worden ongeacht de omgeving en de situatie waarin
hij verkeerd (Hanggi, 2001).
2.5.8
Herhaling
We kregen het allemaal wel vaker te horen wanneer we nog op school zaten: "Herhalen, herhalen,
herhalen". Alleen wanneer je voldoende herhaalt, onthoud je alles goed. Dit is ook zo bij paarden.
Paarden hebben veel herhaling nodig om iets echt te leren 'begrijpen' (Widdicombe, 2008). Wanneer
een paard iets blijft herhalen, zal het uiteindelijk een repetitieve gewoonte worden (Lamm, 1997).
Wanneer je voor de eerste keer iets vraagt, zal een paard allerlei dingen proberen tot hij
beantwoordt aan de vraag. Je paard weet echter niet meer welke handeling nu eigenlijk de juiste
was. Het is door de vraag steeds te blijven herhalen, dat het paard leert welke handeling nu van hem
verwacht wordt (Widdicombe, 2008).
Ondanks het feit dat herhaling zo belangrijk is, kan je er ook veel verkeerd mee doen. Het is
belangrijk dat je enkel datgene herhaalt wat leidt tot de gewenste respons. Wanneer je een paard
telkens opzij laat draaien wanneer je wilt opstappen, dan zal hij hier na verloop van tijd een
gewoonte van maken. Signalen zien en optijd corrigeren is dus de boodschap. Ook het telkens
belonen met voedsel is een herhaling waarmee je moet oppassen. Na verloop van tijd is je paard
eraan gewoon dat hij telkens iets krijgt wanneer hij op de correcte manier heeft gereageerd.
Wanneer hij de voedselbeloning niet meer krijgt zal hij ook niet snappen waarom en 'vervelend'
worden (Lamm, 1997).
Hoe paarden leren.
3
Onderzoeksvraag
28
ONDERZOEKSVRAAG
Via een experimenteel onderzoek ga ik het korte termijn geheugen van rijpaarden testen, om na te
gaan hoelang ze effectief informatie over de locatie van voedsel onthouden. Het onderzoek bestaat
er uit dat het paard de keuze heeft tussen twee emmers. In één van beide emmers wordt er voedsel
gedaan en het is aan het paard om nadien de correcte emmer te kiezen.
Voordat ik aan het experimenteel onderzoek begonnen ben, heb ik mezelf enkele onderzoeksvragen
opgesteld waar ik na het onderzoek graag antwoord op wilde hebben.
In eerste instantie wil ik voornamelijk nagaan hoelang een paard in staat is om te onthouden op
welke locatie er voedsel voor hem gelegd was. Dit wil ik uitwerken aan de hand van verschillende
intervallen:
 Immediate release ofwel het onmiddellijk vrijlaten van het paard nadat het eten in één van
beide emmers was gedaan. Is het paard in staat meteen naar de correcte emmer te gaan?
 Two-second delay trials ofwel het vrijlaten van het paard twee seconden nadat het eten in de
emmer werd gedaan. Is het paard in staat om na twee seconden nog steeds naar de correcte
emmer te gaan?
 Four-second delay trial ofwel het vrijlaten van het paard vier seconden nadat het eten in de
emmer werd gedaan. Is het paard in staat om na vier seconden nog steeds naar de correcte
emmer te gaan?
 Six-second delay trial ofwel het vrijlaten van het paard zes seconden nadat het eten in de
emmer werd gedaan. Is het paard in staat om na zes seconden nog steeds naar de correcte
emmer te gaan?
 Eight-second delay trial ofwel het vrijlaten van het paard acht seconden nadat het eten in de
emmer werd gedaan. Is het paard in staat om na acht seconden nog steeds naar de correcte
emmer te gaan?
Verder wilde ik bekijken of er een verschil was tussen geslachten. Behalen ruinen en hengsten een
betere score dan merries of net andersom, of behalen beide geslachten evenwaardige resultaten?
Ook het verschil bekijken tussen paard en pony lijkt mij interessant. Mensen zeggen namelijk al snel
dat pony's slimmer zijn dan paarden. Ik vraag me af of hier waarheid in zit of niet. Halen pony's echt
een betere score dan paarden, of zijn de resultaten gelijkwaardig?
Hoe paarden leren.
4
Materiaal en methoden
29
MATERIAAL EN METHODEN
Dit onderzoek werd uitgevoerd op de dressuur-/pensionstal QC Stables in Sint-Niklaas. Het
onderzoek heeft plaatsgevonden over een periode van 8 dagen in de maand november 2015.
4.1
STUDIEMATERIAAL
Voor het uitvoeren van het onderzoek heb ik 50 paarden getest van verschillende leeftijden,
geslachten en rassen. Al de geteste paarden waren in het bezit waren van QC Stables of eigenaren
die hun paard er gestald hebben.
Tabel 3: Lijst van geteste paarden.
Naam
Geslacht
Leeftijd
Ras
Paard/Pony
Samourai
Ruin
6 jaar
Oldenburger
Paard
Marylin Monroe
Merrie
4 jaar
Onbekend
Paard
QC Figaro
Ruin
4 jaar
Oldenburger
Paard
Bankett
Merrie
4 jaar
Onbekend
Paard
QC Diablo Hit
Ruin
4 jaar
Oldenburger
Paard
QC Freestyle
Ruin
4 jaar
Oldenburger
Paard
Don diego
Ruin
8 jaar
Onbekend
Paard
Full Option
Ruin
9 jaar
BWP
Paard
QC First Class
Ruin
4 jaar
Oldenburger
Paard
QC Fiderhit
Ruin
5 jaar
Oldenburger
Paard
Feldena
Merrie
2 jaar
Oldenburger
Paard
Flying Ruin
6 jaar
Oldeburger
Paard
QC Fidelity
Ruin
6 jaar
Oldenburger
Paard
Vitalis
Ruin
4 jaar
Holsteiner
Paard
Fire Bird
Ruin
5 jaar
Oldenburger
Paard
QC Dandy Man
Ruin
5 jaar
Oldenburger
Paard
QC Chicka Leena
Merrie
6 jaar
Oldenburger
Paard
QC Lissaros
Dream
Ruin
6 jaar
Oldenburger
Paard
QC Sir Royal
Ruin
3 jaar
Oldenburger
Paard
Mister Gold
Hengst
2,5 jaar
Duitse Rijpony
Pony
Itako
Ruin
8 jaar
KWPN
Paard
QC
Harverd
Hoe paarden leren.
Materiaal en methoden
Sky Walker
Ruin
9 jaar
BWP
Paard
Indian Pasha
Ruin
12 jaar
Pinto x Arabier
Paard
Roemer
Ruin
19 jaar
BWP
Paard
Cassi
Ruin
14 jaar
BWP
Paard
Winsurine
Merrie
13 jaar
Haflinger
Pony
Nice Day
Ruin
7 jaar
New Forest
Pony
Salinda
Merrie
15 jaar
New Forest
Pony
Catch Me
Ruin
10 jaar
Holsteiner
Paard
QC Fransezka
Merrie
2,5 jaar
Oldenburger
Paard
Sancho
Ruin
8 jaar
Onbekend
Paard
Billy
Ruin
5 jaar
Welsh
Pony
Flicka
Merrie
12 jaar
Onbekend
Pony
Q
Ruin
10 jaar
Franse draver
Paard
QC London
Ruin
8 jaar
Oldenburger
Paard
Furry
Ruin
9 jaar
Welsh
Pony
La Quinta
Merrie
6 jaar
Onbekend
Pony
Rico
Ruin
15 jaar
Welsh x Arabier
Pony
QC Fabulous
Ruin
1,5 jaar
Oldenburger
Paard
Rosegarden
Merrie
12 jaar
KWPN
Paard
Carlo
Ruin
14 jaar
NRPS
Pony
QC Desinger
Ruin
1,5 jaar
Olendburger
Paard
QC Rock & Roll
Ruin
1,5 jaar
Oldenburger
Paard
Bliksem
Ruin
8 jaar
Shetlandpony
Pony
Calvin
Ruin
14 jaar
New Forest
Pony
April
Merrie
21 jaar
BWP
Paard
Elmir
Ruin
9 jaar
Connemara
Pony
QC Delicious
Ruin
10 jaar
Oldenburger
Paard
Faust
Ruin
10 jaar
BWP
Paard
Sölti fra
Ruin
19 jaar
Ijslander
Paard
30
Hoe paarden leren.
Materiaal en methoden
31
Voor het uitvoeren van de testen, heb ik de hulp ingeroepen van twee extra personen. Eén persoon
(holder) hield het paard vast tijdens de test in afwachting om hem los te mogen laten. Ook was het
de taak van deze persoon om het paard terug bij hem te nemen om de test te vervolgen, of het
paard terug op stal te zetten. De houder moest het paard willekeurig aan zijn linker of rechterkant
vasthouden. Deze willekeur werd gehandhaafd om te voorkomen dat het paard beïnvloed zou
worden doordat hij telkens langs dezelfde kant losgelaten wordt. De tweede persoon (feeder) staat
tussen twee emmers. Hij kiest telkens willekeurig een emmer links of rechts om een schep eten in te
doen. Ook hier wordt er een willekeur gebruikt om vooringenomenheid in verband met de voorkeur
voor een bepaalde kant te voorkomen. De resultaten van de testen worden door een derde persoon
(ikzelf) opgenomen. Deze persoon bevindt zich net buiten de testruimte. Zowel de willekeur van de
zijde waar de persoon staat die het paard los laat, als de kant waar het eten in de emmer geschept
wordt, werden op voorhand volgens een willekeurig schema vastgelegd. Dit werd gedaan om te
voorkomen dat de holder of de feeder onbewust een bepaalde kant zou preferen en de test nog zou
kunnen beïnvloeden. Ook zorgt dit ervoor dat de test op dezelfde manier verloopt voor elk paard.
4.2
GEBRUIKTE APPARATUUR
De plaats waar de testen werden uitgevoerd was een roundpen of longeercirkel met een diameter
van 20m. De cirkel is voorzien van een homogeen zandoppervlak. Aan de ene kant van de cirkel
worden twee emmers (doelen) geplaatst. Aan de andere kant van de cirkel bevindt zich de plek waar
het geteste paard losgelaten wordt. Dit punt bevindt zich op 10m van de emmers. Deze emmers
hebben elk een diameter van 30cm en een hoogte van 40cm. De emmers zijn hoog genoeg zodat het
paard het eten in de emmer niet meer kan zien vanaf een afstand van 2m.
De "feeder"-persoon start de test door een schep eten in één van beide emmers te doen en meteen
terug op zijn plaats te gaan staan. Elke schep bevat 50g "recrea" (Lannoo - Martens nv krachtvoer).
Onder elke emmer is een extra emmer geplaatst met een bodem eten. Dit werd gedaan om de
olfactorische aanwezigheid van het eten in beide emmers gelijk te houden gedurende het
experiment. Het eten wordt telkens met een klein potje in de emmer gedaan zodat de hoeveelheid
eten elke keer hetzelfde is. Na elke proef is het belangrijk dat de emmer leeg- en schoongemaakt
wordt. Op deze manier voorkomen we ongewilde versterking van onjuiste keuzes door restjes eten.
Figuur 2: De test arena. X = de plaats waar het paard losgelaten wordt.
Hoe paarden leren.
4.3
Materiaal en methoden
32
ONDERZOEKSMETHODEN
Er werden vijf verschillende stadia gebruikt waarin de paarden werden getest: immediate-release
trial (IR), 8-s delay trial (ESD), 6-s delay trial (SSD), 4-s delay trial (FSD) en 2-s delay trial (TSD).
Al de testpaarden moeten elk stadium ondergaan. De test begint met een persoon die toekomt in de
longeercirkel met een paard. Het paard wordt in de cirkel overhandigd aan de "holder", die de
opdracht heeft het paard naast hem te houden op het startpunt (X). Het is belangrijk dat het paard
op deze "X" staat zodat hij recht tegenover de "feeder" staat. Op deze manier proberen we visuele
voorkeur voor één van beide doelen te voorkomen.
Tijdens de IR trials, werd elk testpaard meteen losgelaten wanneer de "feeder" terug op zijn plaats
stond (met de rug naar het paard toe). Bij de ESD, SSD, FSD en de TSD trials werd het paard pas 8, 6,
4 of 2 seconden nadat de "feeder" zich had omgedraaid losgelaten. De onderdelen van het
experiment bestonden uit een set van 3 trials die twee keer uitgevoerd werden. De uitvoering werd
gespreid over twee dagen om vroege extinctie1 te voorkomen. Het experiment begon telkens met
een IR gevolgd door een willekeurige volgorde van de overige twee IR trials en de andere 12 trials.
Elk paard moest dus per dag 15 trials uitvoeren voor het experiment. De volgorde van de paarden
bleef steeds hetzelfde, zodat elk testpaard evenveel rusttijd krijgt tussen de uitvoeringen door.
Een trial werd pas als 'succesvol' beschouwd, wanneer het paard meteen naar de correcte emmer
kon wandelen zonder te twijfelen. Wanneer het paard binnen een afstand van twee meter bij het
verkeerde doel kwam, werd de trial genoteerd als 'onsuccesvol'. Wanneer het paard niet meteen
naar één van beide doelen wandelde, werd de trial één keer herhaald. Wanneer duidelijk werd dat
het paard verzadigd was, werd deze terug naar zijn stal gebracht om de trials later opnieuw te
starten.
4.4
VERWERKING RESULTATEN
Gedurende het uitvoeren van al de trials werd het aantal correcte of incorrecte doel keuzes
genoteerd. Elk paard voerde twee keer de drie trials van zowel de IR, ESD, SSD, FSD en de TSD uit.
De resultaten werden samengevat als totale en gemiddelde percentages aan correcte keuzes, dit
over al de geteste paarden. Dit geldt voor elk onderdeel van de test. De resultaten werden
geanalyseerd aan de hand van een lineair mixed model met als uitkomst het percentage correct
uitgevoerde trials. Hierbij werden de volgende vier variabelen geëvalueerd:
1. De verschillende proeven werden onderling vergeleken (IR, TSD, FSD, SSD, ESD)
2. Het gemiddeld resultaat van dag één werd vergeleken met het gemiddelde resultaat van dag
twee
3. Het verschil in uitkomst tussen merries en ruinen werd vergeleken.
4. Het verschil in de uitkomst tussen paarden en pony's werd vergeleken.
1
Uitdoving
Hoe paarden leren.
Resultaten
33
5
RESULTATEN
5.1
VERGELIJKING TUSSEN DE VERSCHILLENDE TRIALS ONDERLING
In de onderstaande grafiek wordt het gemiddelde succespercentage van de uitgevoerde trials
weergegeven. Hierbij wordt het verschil gemaakt tussen de verschillende uitgevoerde trials. Er werd
gebruik gemaakt van immediate release, two-second delay, four-second delay, six-second delay en
eight-second delay trials.
Uit de grafiek valt af te leiden dat de immediate release en de two-second delay trials gemiddeld
gezien het beste succespercentage hadden. Zo behaalde de immediate release trials een gemiddeld
succespercentage van 64% en de two-second delay trials een gemiddeld succespercentage van 50%.
Voor de andere trials lag dit iets lager zo kunnen we zien dat de four-second delay trials een
gemiddeld succespercentage hadden van 20%, de six-second delay trials een percentage van 14% en
de eight-second delay trials 13%. We kunnen uit de grafiek ook afleiden dat er afname is in het
gemiddeld succespercentage. De afname begint geleidelijk aan tussen de immediate release en de
two-second delay trials, om dan een duik te nemen richting de four-second delay trials. Daarna
neemt het gemiddelde succespercentage weer geleidelijk aan af.
Wanneer we de p-waardes van de statistische analyse gaan bekijken, dan was er een significant
verschil van <0.0001 waarneembaar tussen de verschillende trials. Ook in de trials onderling waren er
hier en daar significante verschillen waarneembaar. Wanneer we de immediate release trials
vergelijken met, four-, six- en eight-second delay trials, dan was er telkens een significant verschil
met een p-waarde van <0.0001 waarneembaar. Bij de vergelijking van de immediate release met de
two-second delay trials, was dit een significant verschil met een p-waarde van 0,0072. Ook tussen de
two-second delay trials vergeleken met de four-, six-, en eight-second delay trials was er een
significant verschil met een p-waarde van 0,0001 waarneembaar. Wanneer we echter de six-second
delay trials vergeleken met de four-, en de eight-second delay trials dan kwamen we uit op pwaarden van 0,6068 en 0,9972 wat erop wijst dat er geen significant verschil was. Ook tussen de
four-second en de eight-second delay trials was er bij een p-waarde van 0,3926 geen significant
verschil.
Gemiddeld succespercentage
Gemiddeld succespercentage per uitgevoerde
trial
120
100
80
60
40
20
0
Gemiddeld succespercentage
IR
TSD
FSD
SSD
ESD
64,00
50,67
19,67
14,00
12,6667
Figuur 3: Verschil in gemiddeld succespercentage tussen de verschillende trials.
Hoe paarden leren.
5.2
Resultaten
34
VERSCHIL IN GEMIDDELDE SUCCESPERCENTAGE TUSSEN DAG 1
EN DAG 2
In de onderstaande grafiek wordt het gemiddelde succespercentage van de uitgevoerde trials
weergegeven. Hierbij wordt het verschil gemaakt tussen het gemiddelde succespercentage van dag 1
en het gemiddelde succespercentage van dag 2.
Uit de grafiek valt af te leiden dat er een klein verschil is in het gemiddeld aantal succesvol
uitgevoerde trials. Zo ligt het gemiddelde van dag 2 voor elke uitgevoerde trials net iets hoger dan
dat van dag 1. Het grootste verschil kan waargenomen worden bij de immediate release en de twosecond delay trials, waarbij het succespercentage 10 en 11% hoger lag voor dag 2 ten opzichte van
dag 1. Bij de six-second delay trials is een verschil te zien van 6% in het voordeel van dag 2 en slechts
1 en 2% voor de four- en eight-second delay trials.
Tussen dag 1 en dag 2 werd een p-waarde van 0.0169 gemeten, wat wijst op een duidelijk significant
verschil.
Gemiddelde succespercentage
Verschil in gemiddelde succespercentage
tussen dag 1 en 2
120
100
80
60
40
20
0
IR
TSD
FSD
Dag 1
SSD
ESD
IR
TSD
FSD
SSD
ESD
Dag 2
Gemiddeld succespercentage 58,67 45,33 18,67 11,33 12,00 69,33 56,00 20,67 16,67 13,33
Figuur 4: Weergave van het verschil in gemiddelde succespercentage tussen dag 1 en 2.
Hoe paarden leren.
5.3
Resultaten
35
VERSCHIL IN GEMIDDELDE SUCCESPERCENTAGE TUSSEN PAARD
EN PONY
In de onderstaande grafiek wordt het gemiddelde succespercentage van de uitgevoerde trials
weergegeven. Hierbij wordt het verschil gemaakt tussen het gemiddelde succespercentage voor
paarden en voor pony's.
Uit de grafiek valt af te leiden dat er voor de meeste trials een groot verschil is in het gemiddeld
aantal succesvol uitgevoerde trials. Zo ligt het gemiddelde voor elke uitgevoerde trials net iets hoger
bij de pony's dan bij de paarden. Voor de eerste drie trials is er een verschil waarneembaar van meer
dan 25%. Het gemiddeld succespercentage van de pony's ligt namelijk 36% hoger voor de immediate
release trials, 47% voor de two-second delay trials en 27% voor de four-second delay trials dan het
gemiddelde succespercentage bij de paarden.
Tussen de six-second delay en voornamelijk de eight-second delay trials is het verschil niet zo groot.
Hier spreken we van 15% voor de six-second delay trials en 6% voor de eight-second delay trials.
Wanneer we de p-waardes gaan bekijken voor het verschil in het gemiddeld succespercentage tussen
paard en pony, dan is er een significant verschil waarneembij met een p-waarde van 0,0006.
Gemiddelde succespercentage
Verschil in gemiddelde succespercentage
tussen paard en pony
120
100
80
60
40
20
0
IR
TSD
FSD
Paard
Gemiddeld succespercentage 12,61 11,26
9,91
ESD
SSD
IR
TSD
FSD
SSD
Pony
91,03 84,62 39,74 25,64 16,67 51,54
Figuur 5: Verschil in gemiddelde succespercentage tussen paard en pony betreffende de verschillende trials.
Hoe paarden leren.
5.4
Resultaten
36
VERSCHIL TUSSEN GESLACHTEN
In de onderstaande grafiek wordt het gemiddelde succespercentage van de uitgevoerde trials
weergegeven. Hierbij wordt het verschil gemaakt tussen het gemiddelde succespercentage voor
merries en voor ruinen of hengsten.
Uit de grafiek valt af te leiden dat er voor de eerste drie trials geen al te groot verschil waarneembaar
is. Voor de laatste twee trials is er een groter verschil waarneembaar, al valt dit ook te verwaarlozen.
We kunnen afleiden dat de merries beter scoorden dan de ruinen/hengsten daar het gemiddeld
succespercentage voor de merries in totaal 8% hoger ligt dan dat van de ruinen/hengsten.
Voor zowel de two-second delay als de four-second delay trials is het verschil het kleinst. Hier
hadden de merries maar een gemiddeld succespercentage dat 2-6% hoger lag dan dat van de
ruinen/hengsten.
Ondanks het feit dat merries in het algemeen beter scoorden, werd er bij de vergelijking van het
gemiddeld succespercentage van merries ten opzichte van dat bij de ruinen/hengsten een p-waarde
gemeten van 0.6803. Dit duidt erop dat we niet kunnen spreken van een significant verschil, daar de
p-waarde groter is dan 0,05.
Gemiddelde succespercentage
Verschil in gemiddelde succespercentage
tussen merrie en ruin/hengst
120
100
80
60
40
20
0
IR
TSD
FSD
SSD
Ruin/hengst
ESD
IR
TSD
FSD
SSD
ESD
Merrie
Gemiddeld succespercentage 59,83 49,15 19,23 11,54 10,26 78,79 56,06 21,21 22,73 21,21
Figuur 6: Verschil in gemiddelde succespercentage tussen merrie en ruin/hengst betreffende de
verschillende trials.
Hoe paarden leren.
6
Discussie
37
DISCUSSIE
Uit een onderzoek van Hanggi (2010) zou blijken dat paarden zich na 30 seconden nog steeds
herinneren wat er voorheen gebeurd is. Hanggi (2010) heeft onderzoek gedaan naar het korte
termijn geheugen en het herinneringsvermogen van paarden aan de hand van de bucket test. Hierbij
krijgt het paard de keuze tussen twee emmers. In één van beide emmers wordt een schep eten
gedaan ofwel wordt het paard meteen losgelaten ofwel wordt het losgelaten op bepaalde
intervallen. Hanggi heeft in haar onderzoek haar intervallen ingesteld op 5, 10, 15, 20 en 30
seconden. Uit de resultaten bleek dat de paarden na de 30 seconden nog steeds het correcte doel
konden 'kiezen'. Uit onderzoeken van McLean (2004) daarentegen, blijkt dat het merendeel van de
paarden na 10 seconden niet meer in staat is zich de juiste emmer te herinneren. Ook andere
onderzoeken toonden al aan dat een paard na 10 seconden meestal niet meer in staat is zich te
herinneren wat er voorheen gebeurd is. Wanneer we de resultaten uit dit werk bekijken, zouden we
kunnen stellen dat paarden inderdaad niet meer in staat zijn om na 10 seconden iets te onthouden.
McGreevy (2004) zegt in zijn boek dat je de regel van 3 seconden moet hanteren, wil je zeker zijn dat
je paard weet waarvoor hij beloond of bestraft wordt. Uit de testen in dit onderzoek is gebleken dat
slechts 64% in staat is om de immediate release trials correct uit te voeren en 51% de two seconddelay trials. Slechts enkele paarden waren in staat om ook enkele van de four second-delay (20%), six
second-delay (14%) en eight second-delay (13%) trials uit te voeren. Hieruit zouden we, zoals reeds
eerder aangehaald, kunnen stellen dat paarden inderdaad niet meer in staat zijn zich na 10 seconden
iets te herinneren en meer specifiek zelfs niet meer na vier seconden. Uiteraard zijn er altijd
uitzonderingen, ook in mijn onderzoek waren er enkele paarden die voor beide dagen elke trial
correct hebben uitgevoerd. Dit wijst erop dat zij wel na 8 seconden nog herinneren in welke emmer
het eten zat. Het gegeven of de paarden het zich echt herinneren zou echter in vraag gesteld kunnen
worden.
Ondanks dat de meeste paarden goed meegewerkt hebben en er rekening gehouden is met
olfactorische elementen en andere elementen die voor afleiding zouden kunnen zorgen, zijn er toch
enkele bedenkingen bij het hele onderzoek. McLean (2016) en Mariette van den Berg (2016) stellen
enkele bedenkingen betreffende de testen en de resultaten. Beiden vragen zich namelijk af of de
paarden echt konden onthouden in welke emmer het voedsel zat, of konden ze het onthouden
omdat ze hun oog op de emmer hielden en zo vertrouwden op hun zicht? Om dit na te gaan zouden
de testen opnieuw gedaan moeten worden, waarbij het zicht afgedekt wordt bij de delay trials. Dit is
een vraag die je jezelf inderdaad kan stellen, al vraag ik me af waarom dan niet al de paarden de
meeste trials juist hadden? Uit mijn literatuurstudie echter zou ook blijken dat paarden zich omwille
van evolutionaire elementen niet kunnen focussen op één enkel object. Is het dan wel mogelijk dat
het paard gefocust blijft op die ene emmer? In zowel het onderzoek van Hanggi (2010) als in mijn
onderzoek, waren er afleidingen in de omgeving die het paard ervan konden weerhouden gefocust te
blijven op de emmers. Bij Hanggi (2010) konden zo goed als al de paarden elke trial perfect
uitvoeren, bij het onderzoek van McLean (2004) en ook bij dat van mij dan weer niet. Er zijn tal van
onderzoeken gedaan en de meningen zijn verdeeld. Sommige onderzoeken tonen aan dat een paard
wel een goed herinneringsvermogen heeft, anderen spreken dit dan weer tegen. Het onderzoeken
van het herinneringsvermogen van het paard, is een onderzoek dat zeer context specifiek is en zeer
omgevingsafhankelijk. De omgeving en de manier waarop het onderzoek gedaan wordt, speelt een
zeer belangrijke rol in de resultaten.
Hoe paarden leren.
Discussie
38
De meeste onderzoeken die reeds gedaan zijn, werden allemaal op dezelfde manier uitgevoerd,
namelijk aan de hand van de bucket test of de maze test en allemaal met voedsel. Voedsel is echter
niet voor elk paard een even grote motivatie, dat is ook gebleken uit mijn testen. 13 Van de 50
geteste paarden hadden absoluut geen interesse in het eten en waren dan ook niet in staat om de
testen succesvol uit te voeren. Een deel van de geteste paarden kwam dagelijks buiten op de weide,
andere paarden dan weer niet. Zou dit een invloed kunnen hebben? Wat met paarden die 24u/24u
op een weide staan? Is hun motivatie even groot om naar de emmer met eten te gaan als die van
een paard dat dagelijks maar een uurtje of twee buiten komt? Ook dit zijn vragen die ik mezelf heb
gesteld en die de betrouwbaarheid van de resultaten in twijfel kunnen trekken.
Ondanks dat er veel vragen zijn en er veel in twijfel getrokken kan worden, waren er toch enkele
opmerkzame uitkomsten van de testen, dit wijst er naar mijn mening op dat er toch ergens een
betrouwbare waarheid inzit. Zo waren er 10 paarden die in staat waren om na 8 seconden nog
steeds de juiste emmer te kiezen, maar enkel wanneer dit de dezelfde kant was als de emmer waar
het eten in zat bij de immediate release trials. Veel paarden onthielden die eerste emmer en gingen
hier telkens weer terug naartoe. Paarden leren via trial and error, wanneer ze iets doen en dit levert
niets op of iets negatief dan zullen ze dit niet meer herhalen. Wanneer een paard een lege emmer
aantreft zou je dus verwachten dat hij de volgende keer de andere kant kiest omdat hij geleerd heeft
dat rechts bijvoorbeeld geen eten te vinden was. Deze paarden deden dit niet en bleven soms drie
keer na elkaar naar die eerste emmer terug gaan. In deze zin kan je dus stellen dat wanneer een
paard meteen beloond wordt, hij dit blijft onthouden. Het paard werd meteen beloond voor zijn
juiste keuze met het eten in de emmer, dit zorgde ervoor dat hij onthield dat in die eerste emmer
eten zat.
Om zeker te zijn dat ik betrouwbare resultaten zou bekomen, heb ik ervoor gekozen om de testen te
spreiden over twee dagen. Tussen elke dag zaten zeven dagen voor elk paard. Indien de resultaten
sterk zouden verschillen, zou je de geloofwaardigheid van de testen in twijfel kunnen trekken. Dit
was echter niet het geval. Sommige paarden behaalden op dag één een mindere score dan op dag
twee, maar dit lag voornamelijk aan omgevingsfactoren die voor wat afleiding zorgden. In het
algemeen had elk paard ongeveer dezelfde scores voor dag één en dag twee. Zo toonden de paarden
die de eerste dag geen interesse hadden in het eten, ook geen interesse op de tweede dag. Paarden
die in het algemeen goede scores haalden op al de testen, waren ook in staat dit een week later nog
steeds te herhalen. Wel waren er paarden die de eerste week goed meewerkten en de tweede week
niet meer, of omgekeerd. Dit zorgde dan ook voor een significant verschil met een p-waarde van
0.0169. Dit verschil kan in mijn ogen verwaarloost worden omdat dit enkel en alleen komt door
enkele paarden die slechts één van beide dagen de testen goed hebben uitgevoerd. Belangrijker voor
mij is het feit dat 76% van de paarden ongeveer gelijke scores had voor beide dagen. Zo behaalden
17 van de 37 paarden (46%), die de testen succesvol uitgevoerd hebben, voor beide dagen dezelfde
score. 11 van de 37 paarden (30%) behaalden gelijknamige scores voor beide dagen. Bij deze paarden
was er een verschil van 1 à 2 trials waarneembaar tussen de twee dagen. Dit gaat zowel over 1 of 2
trials beter of slechter. 9 van de 37 paarden (24%) vertoonden wel een groot verschil in correct
uitgevoerde testen, wanneer beide dagen vergeleken werden.
Indien ik dit onderzoek nog eens zou herhalen, zou ik meer tijd nemen om alles te plannen. Ik zou
meer onderzoek doen naar literatuur. Nu heb ik mijn literatuurstudie gemaakt tijdens het uitvoeren
van de testen en het verwerken van de resultaten. Dit heeft ervoor gezorgd dat ik nu met enkele
bedenkingen en vragen zit betreffende de resultaten. Moest dit onderzoek nog eens herhaald
worden, dan is het belangrijk om zeker na te gaan hoe het geheugen van het paard in elkaar zit. Ik
heb mezelf meer gefocust op het leervermogen en het herinneringsvermogen maar eigenlijk is het
belangrijker om na te gaan welk deel van de hersenen het paard gebruikt om een opdracht als deze
succesvol uit te kunnen voeren.
Hoe paarden leren.
Discussie
39
Net zoals bij onderzoek van de cognitie bij andere dieren, moet ook het onderzoek bij paarden
aangepakt worden vanuit verschillende standpunten en met verschillende methoden. Paarden die
gekweekt worden voor bepaalde doeleinden, bijvoorbeeld paarden gebruikt voor hippotherapie in
vergelijk met paarden die gebruikt worden voor het veedrijven, worden blootgesteld aan
verschillende factoren die hun gedrag en cognitie op een belangrijke manier kunnen beïnvloeden
(Brubaker en Udell, 2016). Goodwin (2007) suggereerde in zijn artikel dat deze variatie aan
inwerkende omgevingsfactoren kan leiden tot tegenstrijdigheden in de literatuur en dat het de
toegang tot goede wetenschappelijke informatie betreffende de cognitie en het geheugen van het
paard, moeilijk beschikbaar maakt. Hieruit kan afgeleid worden dat meer onderzoek naar het gedrag
en de cognitie van het paard nodig is om het scala van cognitieve vaardigheden en capaciteiten vast
te stellen.
Uit dit onderzoek kan dus wel geconcludeerd worden dat het niet uitmaakt welke trainingsmethode
je hanteert. Het is belangrijk dat je aandacht besteed aan een goede training van de hulpen,
bekrachtiging en correctie. Wanneer dit is zoals het hoort, dan train je op een correcte manier.
Vooraleer we met onze vinger naar onze paarden wijzen, zouden we dus beter eerst eens naar onze
eigen trainerskwaliteiten kijken. Zint eer u begint, denk goed na alvorens je iets gaat doen of alvorens
je iemand ergens van beschuldigt.
Hoe paarden leren.
7
Besluit
40
BESLUIT
Uit zowel de literatuurstudie als het onderzoek van dit werk is gebleken dat paarden echt wel nood
hebben aan een onmiddellijke bekrachtiging of correctie van hun gedrag. De timing van deze
bekrachtiging of correctie is cruciaal voor het leerproces van het paard. Een seconde te laat reageren,
kan ervoor zorgen dat je het verkeerde gedrag beloond of corrigeert. Een paard straffen vijf minuten
nadat hij je heeft gebeten heeft geen zin. Tegen de tijd dat je het paard straft is hij al iets ander aan
het doen en linkt hij de correctie aan wat hij op die moment aan het doen is. Om een paard op een
goede manier correct te trainen, is het belangrijk om meteen te reageren. Het beste is om hierbij de
regel van 3 seconden te hanteren. Binnen de 3 seconden reageren of helemaal niet meer reageren.
Ook mijn onderzoek staaft deze regel, daar het gemiddeld succespercentage van de four-second
delay trials slechts op 20% lag. Het korte termijn geheugen van het paard is niet zo goed als het onze,
dat is wel duidelijk. Wanneer je het paard echter meteen beloont of corrigeert, dan zal hij dit ook
meteen linken aan het gedrag dat hij op die moment stelt. Een paard heeft ook herhaling en
consequentie nodig. Hem één keer op het juiste moment corrigeren zal er niet voor zorgen dat hij
het gedrag nooit meer zal stellen. Je moet dit herhalen, telkens hij het gedrag stelt moet je meteen
en op dezelfde manier reageren. Na enkele herhalingen leert het paard dat hij dat gedrag niet of juist
wel mag stellen.
Timing is dus enorm belangrijk, je kunt bijna zeggen dat timing van hulpen en van de correctie of
bekrachtiging van gedrag het meest cruciale zijn binnen de training van het paard. Hoe beter de
timing, hoe efficiënter de training en hoe beter en sneller het paard leert. Een lak aan goede timing is
dan ook vaak de basis van de meeste problemen tussen paard en ruiter. Een slechte timing zorgt
voor slechte communicatie en misverstanden. Heel veel misverstanden kunnen opgelost worden
door een correcte en consequentie timing van de handelingen van de trainer. Eens de timing goed
zit, kan je op een correcte manier trainen en kunnen er heel wat problemen voorkomen en
verholpen worden.
Hoe paarden leren.
Lijst van tabellen en figuren
41
LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN
LIJST VAN TABELLEN
Tabel 1: Associatief versus niet-associatief leren (McGreevy, 2007). .................................................16
Tabel 2: Termen die gebruikt worden in de learning theory (McGreevy, 2004; McGreevy et al., 2005).
.........................................................................................................................................................16
Tabel 3: Lijst van geteste paarden. ....................................................................................................29
LIJST VAN FIGUREN
Figuur 1: Bekrachtiging en correctie kunnen worden beschouwd als een deel van een continuüm
(McGreevy and McLean, 2010)..........................................................................................................23
Figuur 2: De test arena. X = de plaats waar het paard losgelaten wordt. ............................................31
Figuur 5: Verschil in gemiddeld succespercentage tussen de verschillende trials. ..............................33
Figuur 3: Weergave van het verschil in gemiddelde succespercentage tussen dag 1 en 2. .................34
Figuur 4: Verschil in gemiddelde succespercentage tussen paard en pony betreffende de
verschillende trials. ...........................................................................................................................35
Figuur 6: Verschil in gemiddelde succespercentage tussen merrie en ruin/hengst betreffende de
verschillende trials. ...........................................................................................................................36
Hoe paarden leren.
Bronnenlijst
42
BRONNENLIJST
Barageli, P., Paoletti, E., Vitale, V., Sighieri, C. (2011). Looking in the correct location for hidden object:
brief note about the memorey of donkeys (Equus asinus).
Barrera, G., Jakovcevic, A., Mustaca, A., Bentosela, M. (2013). Learning interspecific communicative
responses in Pampas foxes (Lycalopex gymnocercus). Behavioral Processes. Volume 89 (1), p. 44-51.
Bell, C. (1982). The anatomy of expression. British Medical Journal. Volume 285 (3).
Bell, J. (2005). 101 Schooling Excercises for Horse & Rider. David & Charles Limited, Newton Abbot.
224 pagina's.
Berger, J. (1977). Organizational systems and dominace in feral horses in the Grand Canyon.
Behavioral Ecology and Sociobiology. Volume 2, p. 131-146.
Berger, J. (1986). Wild Horses of the Great Basin: Social competition and population size. Chicago,
University of Chicago.
Boyd, L., Keiper, R. (2005). Behavioural ecology of feral horses. In: D. Mills and S. McDonnell, editors,
The Domestic Horse: The evolution, Development and Management of its Behaviour. Cambridge
University Press. 326 pagina's.
Brandt, K. (2004). A language of their own: an interactionist approach to horse-human
communication. Society Animals. Volume 12 (4), p. 299-316.
Brubaker, L., Udell, M. (2016). Cognition and learning in horses (equus caballus): what we know and
why we should ask more. Behavioural Processes. Volume 126, p. 121-131.
Cooper, J.J. (2007). Equine learning behaviour: common knowledge and systematic research.
Behvioural Processes. Volume 76, p. 24-26.
Cooper, J., Albentosa, M. (2005). Behavioral adaptation in the domestic horse: potential role of
apparently abnormal responses including stereotypic behaviour. Livestock Production Science.
Volume 92 (2), p. 177-182.
Christensen, J.W., Ahredt, L.P., Lintrup, R., Gaillard, C., Palme, R., Malmkvist, J. (2012). Does learning
performance in horses relate to fearfulness, baseline stress hormone, and social rank? Applied Animal
Behaviour Science. Volume 140, p. 44-52.
Darwin, C. (1872). The expression of the Emotions in Man and Animals. John Murray, Ablemarle
Street.
Day, R. & J. (2006). The Fearless Horse. David & Charles Limited, Newton Abbot. 153 pagina's.
Dennet, D. (2013). Animal consiousness is to human consiousness as bird song is to language.
Symposium Delwart: Rhe emergence of Consiousness
Diehl, N.K., Egan, B., Toser, P. (2002). Intensive Early Handling of Neonatal Foals: Mare-Foal
Interactions. Dorothy Russel Havemeyer Foundation Workshop, Holar, Iceland.
Dixon, J. (1970). The horse: a dumb animal? Thoroughbred Records. Volume 192, p. 54-57.
Duncan, P. (1980). Time budgets of Camargue horses. Behaviour. Volume 72, p. 26-49.
Ekesbo, I. (2011). Farm Animal Behaviour Characteristis for Assessment of Health and Welfare.
Cambridge University Press UK.
Hoe paarden leren.
Bronnenlijst
43
Emerson, D. (2015). Training mistakes: Upping the volume. Gevonden op het internet op 22/11/2015
op: http://www.horsecollaborative.com/trainingmistakes/?utm_source=facebook&utm_medium=social&utm_campaign=training-mistakes
Evans, G.E. (1960). The Horse in the Furrow. Faber and Faber, London.
Feh, C. (1990). Long-term paternity data in relation to different aspects of rank for Camargue
stallions, Equus caballus. Animal Behviour. Volume 40, p. 995-996.
Feist, J.D., McCullough, D.R. (1976). Behavior patterns and communication in feral horses. Zeitschrift
für Tierpsychologie. Volume 41, p. 337-371.
Fisher, J.A. (1990). The myth of antropomorphism. In: Interpretation and Explanation in the Study of
Animal Behavior. Eds.: Bekoff, M. and Jamieson, D. Volume I, Interpretation, Intentionality and
Communication. Westvieuw Press, Boulder, Colorado USA.
Fraser, A. (1992). The behaviour of the horse. CAB International Wallinford UK.
Freud, S. (1930). Civilization and its Dicontents. Republished 1989. Norton, New York.
Gates, S. (1979). A study of the home ranges of free-ranging Exmoor ponies. Mammalian Review.
Volume 9, p. 3-18.
Goodwin, D. (1999). The importance of ethology in understanding the behaviours of the horse. Equine
Veterinary Journal Supplement. Volume 28, p. 15-19.
Goodwin, D. (2007). Equine learning behaviour: what we know, what we don't and future research
priorities. Behvioral Processes. Volume 76, p. 17-19.
Górecka-Bruzda, A., Kosinska, I., Jaworski, Z., Jezierski, T., Murphy, J. (2014). Conflict behavior in elite
show jumping and dressage horses. Journal of Veterinary Behavior: Clinical Applications and
Research. Volume 10 (2), p. 137-146
Griffith, T. (2015). Mind your aids and cues. Gevonden op het internet op 1/11/2015 op:
http://www.horsecollaborative.com/aids-cues-different-take/
Haanstra, L. & J. (2012). Training van ruiter en paard. Tirion Uitgevers, Utrecht. 141 pagina's.
Hanggi, E. (2005). The thinking horse: Cognition and Perception Reviewed. In-Depth Behavior. Volume
51, p. 246-265.
Hanggi, E.B. (2009). Long-term memory for categories and concepts in horses (Equus caballus).
Animal Cognition. Volume 12, p. 451-462.
Hanggi, E.B (2010). Short-term memory testing in domestic horses: experimental design plays a role.
Journal of Equine Veterinary Science. Volume 30 (11), p. 617-623.
Hanggi, E.B., Ingersoll, J.F. (2009). Long-term memory for categories and consepts in horses (Equus
caballus). Animal Cognition. Volume 12, p. 451-462.
Hansen, S. (2003). How horses learn and think. Gevonden op het internet op 1/11/2015 op:
http://www.equiworld.net/uk/training/features/horsethink.htm
Hausberger, M., Roch, H., Henry, S., Visser, E.K. (2008). A review of the human-horse relationship.
Applied Animal Behavioral Science. Volume 109, p. 1-24.
Heitor, F., Vincente, L. (2007). Learning about horses: what is equine learning all about? Behavioral
Prcesses. Volume 76, p. 24-26.
Hoe paarden leren.
Bronnenlijst
44
Heleski, C. (2010). How Horses Learn. Gevonden op het internet op 1/11/2015 op:
http://www.myhorseuniversity.com/resources/eTips/June_2010/DidYouKnow
Henry, S., Hemery, D., Richard, M.A., Hausberger, M. (2005). Human-mare relationschips and
behaviour of foals towards humans. Applied Animal Beahviour Science. Volume 93 (3-4), p. 341-362.
Hérnadi, A., Kis, A., Turcsan, B., Topal, J. (2012). Man's underground best friend: domestic ferrets,
unlike wild forms, show evidence of dog-like social-cognitive skills. Plos One. Volume 7 (8).
Heuschmann, G. (2006). Functional Anatomy in the horse as it relates to over brending (rollkur).
Report of FEI Veterinary and Dressage Committees' Workshop.
Heydemann, P., Grosbois, F. (2006). Marché du cheval de selle en France en 2005. Fiches techniques
économie et social.
Hill, C. (2006). How to think like a horse. Storey Publishing, LLC Unites States.
Hintz, H. (1995). Thoughts about the history of horses. Journal of Equine Veterinary Science. Volume
15 (8), p. 336-339.
Hockenhull, J., Creighton, E. (2012). Equipment and training risk factors associated with ridden
behaviour problems in UK leisure horses. Applied Animal Behavior Science. Volume 137, p. 36-42.
Hyland, A. (1990). Equus: The Horse in the Roman World. Yale University Press. 285 pagina's.
Hume, D. (1757). The Natural History of Religion. Republished 1956. Stanford University Press,
Stanford, Canada.
Jorgensen, G., Liestol, S., Boe, K. (2011). Effects of enrichment items on activity and social interactions
in domestic horses (Equus caballus). Applied Animal Behaviour Science. Volume 129, p. 100-110.
Kennedy, J.S. (1992). The New Anthropomorphism. Cambridge University Press, Cambrdigde. 195
pagina's.
Kiley-Worthington, M. (1997). The Behaviour of Horses in Relation to Management and Training. JA
Allen, London. 284 pagina's.
Klingel, H. (1975). Social organization of feral horses. Journal of Reproduction and Fertility. Volume
(23), p. 7-11.
Krueger, K., Flauger, B., Farmer, K., Maros, K. (2011). Horses (Equus caballus) use human local
enhancement cues and adjust to human attention. Animal Cognition. Volume 14, p. 187-201.
Lamm, W. &S. (1997). How horses learn. KBR Horse Training Information.
Lansdale, L., Bertrand, M., Bouissou, M.F. (2005). Effects of neonatal handling on subsequent
manageability, reactivity and learning ability in foals. Applied Animal Behavior Science. Volume 92
(1-2), p. 143-158.
Levine, M. (1999). Botai and the origins of horse domestication. Journal of Anthropological
Archeology. Volume 18, p. 29-78
Linklater, W.L., Cameron, E.Z., Minot, E.O., Stafford, K.J. (1999). Stallion harassment and the mating
system of horses. Animal Behaviour. Volume 58, p. 295-306.
Mal, M.E., McCall, C.A., Newland, C., Cummins, K.A. (1993). Evaluation of a onetrial learning
apparatus to test learning ability in weanling horses. Applied Animal Behavior Science. Volume 35, p.
305-311.
Mariner, S.I., Alexander, A.J. (1994). The use of a maze in testing learning and memory in horses.
Applied Animal Behavior Science. Volume 39, p. 177-182.
Hoe paarden leren.
Bronnenlijst
45
Maros, K., Gacsi, M., Miklosi, A. (2008). Comprehension of human pointing gestures in horses (Equus
caballus). Animal Cognition. Volume 11 (3), p. 457-466.
McBane, S. (2006). 100 Ways to improve your horse's schooling. David & Charles Limited, Newton
Abbot. 152 pagina's.
McBride, S., Mills, D. (2012). Psychological factors affecting equine performance. BMC Veterinary
Research. Volume 8, p. 180.
McCort, W.D. (1984). Behavior of feral horses and ponies. Journal of Animal Science. Volume 58 (2),
p. 493-499.
McGreevy, P. (2004). Equine behavior: A Guide for Veterinarians and Equine Scientists. Saunders,
Elsevier Limited. 369 pagina’s.
McGreevy, P. (2007). The advent of equitation science. Veterinary Journal. Volume 174, p. 492-500
McGreevy, P.D., Boakes, R.A. (2006). Carrots and Sticks: Principles of Animal Training. Cambridge
University Press, Cambridge
McGreevy, P., McLean, A., Warren-Smith, A., Waran, N., Goodwin, D. (2005). Defining the terms and
processes associated with equitation. Proceedings of the 1ste International Equitation Science
Symposium. Sydney Univeristy Press. p. 10-43.
McGreevy, P.D., Oddie, C., Burton, F.L., McLean, A.N. (2009). The horse-human dyad: can we align
horse training and handling activities with the equid social ethogram? Veterinary Journal. Volume
181, p. 12-18.
McLean, A. (2003). Short-term spatial memory in the domestic horse. Applied Animal Behaviour
Science. Volume 85 (1-2), p.93-105.
McLean, A.N. (2003). The truth about horses. Penguin Books, Australia.160 pagina's.
McLean, A., McGreevy, P. (2004). Training. Equine Behaviour. p, 291-312.
McLean, A., McGreevy, P. (2010a). Ethical equitation: capping the price horses pay for human glory.
Journal of Veterinary Behavior: Clinical Applications and Research. Volume 5, p. 203-209.
McLean, A., McGreevy, P. (2010b). Horse-training techniques that may defy the principles of learning
theory and compromise welfare. Journal of Veterinary Behavior: Clinical Applications and Research.
Volume 5, p. 187-195.
McKinley, J., Sambrook, T. (2000). Use of human given cues by domestic dogs (Canis familiaris) and
horses (Equus caballus). Animal Cognition. Volume 3 (1), p. 13-22.
McMillan, F., Rollin, B. (2001). The presence of mind: on reunifying the animal mind and body. Journal
of the American Veterinary Medical Association. Volume 218 (11), p. 1723-1727.
Miklosi, A., Pongracz, P., Lakatos, G., Topal J. en Csanyi V. (2005). A comparative study of the use of
visual communicative signals in interactions between dogs (Canis familiaris) and humans and cats
(Felis catus) and humans. Journal of Comparative Psychology. Volume 119 (2), p. 179-186.
Miklosi, A., Soproni, K. (2006). A comparative analysis of animals' understanding of the human
pointing gesture. Animal Cognition. Volume 9 (2), p. 81-93.
Miller, R., Denniston, R.H. (1979). Interband dominance in feral horses. Zeitschrift für
Tierpsychologie. Volume 51, p. 41-47.
Mills, D.S. (1998). Applying learning theory to the management of the horse: the difference between
getting it right and getting it wrong. Equine Veterinary Journal Supplement. Volume 27, p. 44-48.
Hoe paarden leren.
Bronnenlijst
46
Mills, D.S., Marchant-Forde, J.N., McGreevy, P.D., Morton, D.B., Nicol, C.J. Phillips, C.J. et al. (2010).
The Encyclopedia of Applied Animal Behaviour and Welfare. CABI Publishing International, UK. 704
pagina's.
Murphy, J. (2008). Boots on horses: limb protection or hyper-flexion training aids in the showjumping
horse. Journal of Applied Animal Welfare Science. Volume 11, p. 223-227.
Murphy, J. (2009). Assessing equine prospective memory in a Y-maze apparatus. Veterinary Journal.
Volume 85, p. 93-105.
Murphy, J., Arkins, S. (2007). Equine learning behavior. Behavioral Processes. Volume 76 (1), p. 1-13.
Murphy, J., McLean, A., McGreevy, P. (2008). The use of training aids (gadgets) within equitation:
Meritorious or detrimental? Proceedings of the 4th International Conference of International Society
for Equitation Science. p. 29.
Nicol, C. (2002). Equine learning: progress and suggestions for future research. Applied Animal
Behavior Science. Volume 78, p. 193-208.
Nijenhuis, F., Van Den Wijngaard, S., Hopster, H., (2013). Dierenwelzijn: voor een duurzame en
gewaardeerde dierhouderij. Jaarrapportage 2012, beleidsondersteunend onderzoek dierenwelzijn,
Wargeningen ur.
Ödberg, F., Bouissou, M. (1999). The development of equestrianism from the baroque period to the
present days and its consequences for the welfare of horses. Equine Veterinary Journal. Volume 28, p.
26-30.
Pacheco, M.A., Herrera, E.A. (1997). Social structure of feral horses in the llanos of Venezuela. Journal
of Mammalogy. Volume 78, p. 15-22.
Pack, A., Herman, L. (2004). Bottlenose dolphins (Tursiops truncatus) comprehend the refent of both
static and dynamic human gazing and pointing in an object-choice task. Journal of Comparative
Psychology. Volume 118 (2), p.160-171.
Pavlov, I.P. (1927). Conditioned Reflexes. Oxford University Press. 430 pagina's
Price, E. (1999). Behavioral development in animals undergoing domestication. Applied Animal
Behavior Science. Volume 65, p. 245-271.
Proops, L., Walton, M., McComb, K. (2010). The use of human-given cues by domestic horses, Equus
caballus, during an object choice task. Animal Behaviour. Volume 79.
Proops, L., Rayner, J., Taylor, A., McComb, K. (2013). The Responses of Young Domestic Horses to
Human-Given Cues. PLOS ONE. Volume 8 (6).
Ransom, J., Cade, B. (2009). Quantifying Equine Behavior - A Research Ethogram for Free-roaming
Feral Horses. U.S. Geological Survey Techniques and Methods.
Ristau, C.A. (1991). Cognitive Ethology: The minds of other animals. Lawrence Erblaum Hilsdale, New
Jersey.
Rubenstein, D.I. (1981). Behavioral ecology of island feral horses. Equine Veterinary Journal. Volume
13, p. 27-34.
Salter, R.E, Hudson, R.J. (1978). Distribution and management of feral horses in western Canada.
Rangeman’s Journal. Volume 5 (6), p. 190-192.
Schöning, B. (2006). Paarden beter begrijpen, beter opvoeden. Zuidnederlandse Uitgeverij N.V.,
Aartselaar.
Hoe paarden leren.
Bronnenlijst
47
Shettleworth, S. (2010). Cognition, Evolution and Behvior. Oxford University Press, 2nd Edition.
Skinner, B.F. (1938). The behavior of organisms. Appleton-Century, New York, USA. 486 pagina's.
Skinner, B.F. (1953). Science and human behavior. Macmillan, New York, USA. 461 pagina's.
Smet, A., Byrne, R. (2013). African elephants can use human pointing cues to find hidden food.
Current Biology. Volume 23 (20), p. 2033-2037.
Stevens, E.F. (1988). Contests between bands of feral horses for access to fresh water: resident wins.
Animal Behaviour. Volume 36, p. 851-853.
Stoffel-Williame, M., Stoffel-Williame, Y. (1999). Horses of the Namib. Africa, Environment & Wildlife.
Volume 7 (1), p. 58-67.
Tarpy, R.M. (1975). Basic Principles of learning. Foresmand and Co. Glenvieuw, Ireland.
Thorpe, W.H. (1963). Learning and Instinct in Animals. Methuen London, UK. 55 pagina's.
Tyler, S.J. (1972). The behavior and social organization of the New Forest ponies. Animal Behaviour
Monographs. Volume 5, p. 85-196.
Van Dierendonck, M., Goodwin, D. (2005). Social contact in horses: implications for human-horse
interactions. In: de Jong F., van den Bos, R.A. (Eds.). Human-Animal Relationship. Animal Philosophy
Science. p. 65-81
Van Dierendonck, M., Laarakker, E., Voest, E. (2009). Het tevreden paard: paardenwelzijn in de
praktijk. Fontaine Uitgevers BV, KC 's-Gravenland.
Viranyi, Z., Gacsi, M., Kuninyi, E., Topal, J., Belènyi, B., Ujfallusy, D. en Miklosi, A. (2008).
Comprehension of human pointing gestures in young human-reared wolves (Canis lupus) and dogs
(Canis familiaris). Animal Cognition. Volume 11 (3), p. 373-387.
Visser, K., Van Wijk-Jansen, E. (2012). Diversity in horse enthusiasts with respect to horse welfare: an
explorative study. Journal of Veterinary Behaviour: Clinical Applications and Research. Volume 7, p.
295-304.
Von Borstel, U., Duncan, I., Shoveller, A., Merkies, K., Keeling, L., Millman, S. (2009). Impact of riding
in a coercively obtained rollkur posture and fear of performance horses. Applied Animal Behavior
Science. Volume 16, p. 228-236.
Waran, N., Casey, R. (2005). Horse training. The Domstic Horse: The evolution, development and
management of its behavior. Cambridge University Press.
Welsh, D.A. (1975). Population, behavioural and grazing ecology of the horses of Sable Island, Nova
Scotia. Ph.D. dissertations, Dalhousie Univeristy, Halifax Nova Scotia.
Widdicombe, S. (2008). The BHS book of the natural horse. David & Charles Limited, Newton Abbot.
Wiepkema, P.R. (1987). Behvioural aspects of stress. In: Biology of Stress in Farm Animals: An
Integrative Aproach. p. 113-133. Eds.: Wiepkema and Van Adrichem, P.W.M.. Martinus Nijhoff,
Leiden, The Netherlands.
Wiliams, J.L., Friend, T.H., Toscano, M.J., Collins, M.N., Sisto-Burt, A., Vevill, C.H. (2002). The effect of
early training sessions on the reactions of foals at 1, 2 and 3 months of age. Applied Animal Behavior
Science. Volume 77 (2), p. 105-114.
Wiliams, J.L., Friend, T.H., Toscano, M.J., Collins, M.N., Sisto-Burt, A., Nevill, C.H. (2003). Effects of
imprint training at birth on the reactions of foals at 6 months of age. Equine Vetarinary Journal.
Volume 35 (2), p. 127-132.
Hoe paarden leren.
Bronnenlijst
Williams, L., Warren-Smith, A. (2010). Conflict responses exhibited by dressage horses during
competition. Journal for Veterinary Behavior: Clinical Applications and Research. Volume 5 (4), p.
215.
Wolff, A., Hausberger, M. (1996). Learning and memorisation of two different tasks in horses: the
effects of age, sex and sire. Applied Animal Behaviour Science. Volume 46 (3-4), p.137-143.
Zeitler-Feicht, M. (2004). Horse Behavior Explained: origins, treatment and prevention of problems.
Trafalgar Square Publishing, Vermont. 224 pagina’s.
48
Hoe paarden leren.
LIJST VAN BIJLAGEN
BIJLAGE 1: PERSARTIKEL
Lijst van bijlagen
49
Hoe paarden leren.
Bijlage 1
50
BIJLAGE 1
PERSARTIKEL
De perfecte timing is
allesbepalend voor de
training van je paard.
De paardensport maakt tegenwoordig weer
een sterke opmars en steeds meer worden
trainingsmethodes geanalyseerd en in vraag
gesteld. Zijn ze wel paardvriendelijk? Zijn we
wel juist bezig? Hoe kan het beter? Welke
methode is de beste? Hier is maar één kort en
bondig antwoord op: Elke trainingsmethode is
goed, zolang je gebruik maakt van correcte
hulpen, bekrachtiging en correctie.
Hoe paarden leren.
Paarden zijn dieren die heel goed en snel
kunnen leren, dat heeft hen ook zo
interessant gemaakt voor de domesticatie.
Een paard leert op tal van verschillende
manieren. De drie voornaamste manieren
waarop paarden leren zijn inprenting,
gewenning en leren door associatie.
Inprenting vindt voornamelijk plaats vlak na
de geboorte. Hierbij leert het veulen enkele
dingen die hij voor de rest van zijn leven zal
onthouden. Het zijn dan ook de andere twee
manieren van leren waar wij gebruik van
kunnen maken bij het trainen van paarden.
Het is zeer belangrijk dat je dit weet, wil je op
een paardvriendelijke manier aan het werk
gaan. Gewenning houdt in dat het paard
gewoon wordt aan een situatie, zoals een
trein die telkens luid bulderend langs zijn
weide rijdt. In het begin zal het paard zich een
hoedje verschieten en zal hij reageren door te
vluchten. Nadat de trein echter enkele keren
voorbij gereden is, raakt het paard eraan
gewend. Hij leert dat de trein geen gevaar
vormt en hij dus geen angst hoeft te tonen. Na
enige tijd zal het paard dan ook zelfs niet meer
opkijken wanneer de trein nadert. Leren
doormiddel van associatie betreft het leren
doormiddel van klassieke en operante
conditionering. Hierbij associeert het paard
bepaalde stimuli met elkaar en leert hij hier zo
gepast
op
te
reageren.
Klassieke
conditionering houdt in dat het paard een
onbekende of nieuwe stimulus gaat linken aan
een reeds gekende stimulus. Na enige tijd zal
het paard dan ook dezelfde reactie stellen
wanneer hij in contact komt met de voorheen
onbekende stimulus, ook al is er van de
voorheen reeds gekende stimulus geen sprake
meer. Operante conditionering houdt in dat
het paard de link legt tussen een gedrag dat
hij uitvoert en de uitkomst ervan. Zo leert een
paard bijvoorbeeld dat wanneer je druk op de
teugels zet, dat hij onder deze druk kan
uitkomen door te stoppen.
Geheugen van het paard.
Er is al veel onderzoek gedaan naar het
geheugen van het paard, toch is dit nog niet
genoeg al helemaal te begrijpen hoe het
geheugen van het paard juist in elkaar zit. Het
meeste onderzoek is gedaan naar het lange
termijn geheugen van het paard, hier bekomt
men ook telkens weer dezelfde resultaten:
paarden zijn in staat om zich na een langere
periode nog steeds aangeleerde dingen te
herinneren. Hun lange termijn geheugen is
dus een beetje zoals het onze. Het korte
termijn geheugen is echter andere koek. Hier
is minder onderzoek rond gedaan en binnen
de onderzoeken die reeds gedaan zijn, zijn er
veel tegenstrijdigheden. Er bestaat serieuze
onenigheid en er dringend nood aan verder
onderzoek. Dit is zeer belangrijk voor de
verdere toekomst van onze paarden. Hoe
meer kennis we vergaren over de werking van
hun korte termijn geheugen, hoe beter we
kunnen inspelen op hoe paarden leren en
onthouden en hoe beter we onze
trainingsmethoden hierop kunnen afstellen.
Hoe paarden leren.
Herhaling en consequentie.
Je paard één keer belonen of corrigeren voor
iets zal er helaas niet voor zorgen dat hij voor
de rest van zijn leven blijft onthouden of dit
gedrag al dan niet gewenst was. Herhaling is
hier enorm belangrijk. Je moet hem namelijk
meerdere keren belonen of corrigeren voor
dat bepaalde gedrag of een bepaalde reactie.
Meestal hanteert men de regel van drie. Drie
keer iets herhalen en je paard zal het
onthouden. Echter is dit enkel mogelijk
wanneer je ook consequent bent. Het heeft
geen zin om je paard te belonen of corrigeren
voor iets om de keer daarop dan helemaal
niets te doen of net het omgekeerde (door
bijvoorbeeld een slechte timing). Het is enorm
belangrijk dat je steeds consequent bent, dat
je elke keer opnieuw op dezelfde manier en
op datzelfde moment beloont of corrigeert.
Voornamelijk onder het zadel is dit zeer
belangrijk voor zowel de veiligheid van jezelf
als ruiter, maar ook voor de veiligheid van je
paard. Inconsequent gedrag van de ruiter kan
namelijk lijden tot onbegrip bij het paard dat
zich zal uiten in conflicten en zelfs gevaarlijke
situaties.
Belang van timing.
Uit het onderzoek voor dit artikel is gebleken
dat paarden nood hebben een onmiddellijke
bekrachtiging of correctie van hun gedrag.
Zoals voorheen reeds aangegeven, is het korte
termijn geheugen van het paard niet zo goed
ontwikkeld als het onze. De timing van
bekrachtig of correctie is dus cruciaal voor het
leerproces van het paard. Wanneer je als
trainer een seconde te laat reageert, dan kan
dit gevolgen hebben voor de verdere training.
Waarom? Omdat je op deze manier de kans
loopt het verkeerde gedrag te belonen of
corrigeren. Wanneer je echter meteen
reageert, dan zal het paard de link leggen
tussen jou reactie en het gedrag dat hij net
stelde.
Onderzoek
Naar aanleiding van mijn bachelorproef heb ik
een experimenteel onderzoek uitgewerkt rond
het herinneringsvermogen van paarden. Via
Bijlage 1
51
deze weg wilde ik nagaan hoelang een paard
effectief informatie over de locatie van
voedsel kan onthouden en aan de hand van de
resultaten hoopte ik enkele suggesties te
kunnen geven betreffende het belang van
timing binnen de training van paarden.
Bij het onderzoek zijn interessante resultaten
naar voren gekomen. Zo is het merendeel van
de paarden in staat om na onmiddellijke
vrijlating nog steeds de correcte emmer met
voedsel te kiezen. Wanneer we het paard 2
seconden lieten wachten, was nog maar net
de helft in staat de correcte emmer te kiezen.
Vanaf het moment dat het paard 4, 6 of 8
seconden moest wachten, slonk het aantal
succesvol uitgevoerde trials. Ook was er een
waarneembaar verschil tussen merries en
ruinen of hengsten en een verschil tussen
paarden en pony's. Zo behaalden de merries
en de pony's een betere score.
Conclusie.
Het is duidelijk dat timing enorm belangrijk is
wanneer je aan het werk gaat met paarden.
Meer specifiek is voornamelijk de timing van
de hulpen, maar ook de bekrachtiging of
correctie van gesteld gedrag zeer belangrijk.
Hoe beter je timemanagement, hoe efficiënter
de training is en hoe sneller je paard zal leren.
Elke trainingsmethode past dan ook in dit
plaatje. Er bestaan geen goede of slechte
methodes, zolang je een goede timing
hanteert. Een lak hieraan zorgt namelijk voor
de meeste problemen tussen paard en ruiter,
omdat het zorgt voor misverstanden door een
slechte communicatie. Heb je dus een paard
dat 'ontdeugend' of 'stout' is? Kijk dan eerst
eens of je timing goed is. Zo niet, werk hieraan
en eens je timing goed zit kan je de training
opnieuw oppakken. Je zult zien dat de meeste
problemen hierbij als sneeuw voor de zon
verdwijnen.
Elishia Hellinx
Bachelor in Agro- en biotechnologie
Hogeschool Odisee
Hospitaalstraat
23,
9100
Sint-Niklaas
Hoe paarden leren.
Bijlage 1
52
Download