Vragen week 3 – Methoden en Technieken 2016-2017 1. a. Welke eigenschappen dicht Stolker de natuurwetenschappen toe op p. 202-203? Welke eigenschappen herkent u uit het beeld dat Russell schetst van wetenschap? b. Het natuurwetenschappelijke beeld van wetenschap was lang dominant. Waarom veranderde dat volgens Stolker? En wat betekent die verandering voor de methode van de rechtswetenschap? c. Waarin doet hoe Stolker argumenteert op deze pagina’s u denken aan Hospers? 2. Wat is volgens Carel Stolker ‘the vital task’ van de rechtswetenschap, en waarom? 3. Volgens Stolker houden rechtswetenschappers zich niet alleen bezig met de vraag wat feitelijk het recht is, maar ook wat het recht zou moeten zijn omdat het recht zich, wil het zijn ordenende functie kunnen blijven vervullen in een moderne samenleving, voortdurend moet blijven vernieuwen en ontwikkelen. Wat maakt, gezien deze taak, de rechtswetenschap volgens Stolker in het bijzonder tot een moeilijke onderneming (‘hard enterprise’)? 4. Welke drie zwakke plekken in de rechtswetenschap identificeert Stolker (zie p. 206-211)? En wat weet hij daar tegen in te brengen? (zie daarvoor ook: p. 217-218) 5. “[Analytical] research has to be valued as an essential task for law schools everywhere.”, schrijft Carel Stolker (p. 213). Hoe karakteriseert Carel Stolker dergelijk analytisch rechtswetenschappelijk onderzoek? 6. Wetenschap ontwikkelt zich lineair (de wetenschappelijk kennis wordt vergroot, er wordt vooruitgang geboekt, geïnnoveerd), meestal met kleine stapjes, soms met paradigmawisselingen (zie p. 218). Waarom kan dit volgens Stolker ook van de rechtswetenschap gezegd worden? 7. Hoe kan de rechtswetenschap volgens Stolker wegblijven bij het beeld van ‘jurisprudentiejournalistiek’ (Schlag)? 8. Is de rechtsgeleerdheid volgens u een wetenschap? Geef aan waarom wel of niet. (En, zo ja, geef aan wat voor soort wetenschap het is.)